Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28165 nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28165 nr. 10 |
Vastgesteld 10 april 2003
De vaste commissie voor Financiën1 en de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben op 13 maart 2003 overleg gevoerd met minister Hoogervorst van Financiën en van Economische Zaken over:
– de brief van de minister van Financiën van 10 februari 2003 over het gouden aandeel in overheidsdeelnemingen (28 165, nr. 7);
– het historisch overzicht KPN (28 000-IXB en -XII, nr. 20).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Giskes (D66) vraagt zich af waarom de Europese Commissie niet op de hoogte is van het feit dat Nederland inmiddels geen overheidscommissarissen meer heeft bij KPN en TPG. Kan Nederland hard maken bij de Commissie dat er nog steeds aanleiding is om een gouden aandeel te hebben? Zij is van mening dat de overheid helemaal geen gouden aandeel in overheidsdeelnemingen zou moeten willen bezitten. In welk opzicht zou het publieke belang geschaad worden als de overheid op dit moment het gouden aandeel in TPG zou afstoten en snel een goed toezicht zou regelen op de postbezorgingsactiviteiten van TPG? De Nederlandse Staat heeft momenteel 34% van de aandelen in KPN en TPG. Het hebben van een gouden aandeel zou vanwege veronderstelde voorkennis een belemmering kunnen vormen bij de verkoop van aandelen door de Nederlandse Staat.
De minister schrijft in zijn brief dat hij van plan is het gouden aandeel in KPN af te stoten zodra de situatie dit toelaat. Wanneer zal deze situatie bereikt worden? Welke eisen stelt de minister hieraan? Hoe kan naar deze situatie worden toegewerkt?
De heer Blok (VVD) is het met de minister eens dat het hebben van een gouden aandeel uiteindelijk niet wenselijk is, maar is er niet van overtuigd dat het op dit moment nog wel wenselijk is. Hij vraagt zich af wat de Nederlandse stellingname over het gouden aandeel tegenover de Europese Commissie betekent voor de Nederlandse onderhandelingspositie in Europa. Nederland is op Europees niveau een voorvechter van een vrije markt. Beschermingsconstructies, gekoppeld aan de Staat, zijn voor een concurrerende en dynamische Europese economie niet bevorderlijk. Nederland plaatst zichzelf in een kwetsbare positie als het bij het Europese Hof een zaak aanspant over het gouden aandeel. Daarnaast is het de vraag in hoeverre het hebben van een gouden aandeel van invloed is op de leveringszekerheid en het financiële belang dat de overheid heeft bij KPN. Een prioriteitsaandeel van de overheid legt mogelijk een ondergrens in de waarde van het aandeel. Aan de andere kant geeft de geschiedschrijving over KPN aan dat de Nederlandse Staat permanent voorkennis heeft gehad, wat bij afstoting van de aandelen nadelig kan zijn.
De brief van de minister heeft hem niet overtuigd dat de leveringszekerheid goed geregeld is, evenmin als de brief van de OPTA waaruit blijkt dat er bij een faillissement van KPN een gat in de wetgeving zit dat niet wordt afgedekt door het hebben van een gouden aandeel. Een tijdelijke onderbreking van de levering na faillissement is niet denkbeeldig.
Hij is het ermee eens dat de leveringszekerheid van telecommunicatie en post uiteindelijk niet via een gouden aandeel maar via regelgeving moet worden afgedwongen. De minister zegt meer tijd nodig te hebben om dit te verwezenlijken. Waarom wordt niet gekozen voor spoed bij het tot stand brengen van een separate wetgeving over leveringszekerheid voor telecommunicatie en post in plaats van voor een gang naar het Europese Hof?
De heer Van Dam (PvdA) refereert aan het historisch overzicht, waarin twee investeringen relevant zijn, de overname van E-plus en de acquisitie van de UMTS-frequenties. Bij de overname van E-plus heeft de KPN tijdig toestemming gevraagd aan de Staat en deze ook gekregen. In het historisch overzicht wordt een uitvoerige onderbouwing gegeven van de redenen om destijds toestemming te verlenen. Het is vreemd dat bij de aanschaf van de UMTS-licenties nauwelijks een onderbouwing wordt gegeven van de redenen om goedkeuring te verlenen, terwijl de investering van 6,5 mld euro KPN duidelijk in financiële problemen heeft gebracht. Het is verder opvallend dat KPN in geval van de aanschaf van de UMTS-licenties ondanks de afspraak om vooraf toestemming aan de Staat te vragen voor deze transactie, deze toestemming pas achteraf heeft gevraagd. Heeft de minister als houder van het bijzonder aandeel zelf tijdig aan de bel getrokken? Wat vindt hij van het feit dat KPN pas achteraf toestemming heeft gevraagd?
Het verbaast de heer Van Dam dat de minister uitdrukkelijk stelt bij de aanschaf van de UMTS-licenties niet te zijn getreden in de aard van de investeringen, terwijl hij in zijn brief van 10 maart 2003 aangeeft dat de bevoegdheid van het bijzonder aandeel vooral gebruikt wordt om de soliditeit van de onderneming te waarborgen. Het was te voorzien dat de acquisitie van de UMTS-frequenties KPN financieel in de problemen zou brengen. Welke afweging heeft geleid tot het verlenen van goedkeuring aan deze investering?
Er heeft in het najaar van 2001 een aandelenemissie plaatsgevonden omdat KPN 5 mld euro extra vermogen moest aantrekken om het hoofd boven water te houden. De Staat heeft hiervan 1,7 mld euro gefinancierd. Er was blijkbaar 1,7 mld euro van de Staat nodig om het algemeen belang, het voortbestaan van het vaste net, te waarborgen. Volgens NRC Handelsblad zou de minister in deze tijd overwogen hebben het overheidsbelang in KPN uit te breiden. Is deze berichtgeving juist? Zo ja, welke overwegingen lagen hieraan ten grondslag? Waarom ontbreekt deze informatie in het historisch overzicht?
De KPN heeft zonder de benodigde toestemming van de Staat een dusdanig grote en onzekere investering gedaan dat hierdoor het voortbestaan van KPN en het vaste net op het spel hebben gestaan. Hoe komt het dat KPN de Staat met 33% van de aandelen en houder van een bijzonder aandeel daarin niet betrokken heeft? Heeft de minister naar aanleiding van deze gang van zaken maatregelen genomen om te voorkomen dat een dergelijke situatie zich in de toekomst opnieuw kan voordoen?
De minister is ervan overtuigd dat de vaste telefonie in Nederland het beste gewaarborgd kan worden door toe te zien op de soliditeit van KPN. Hij steunt de minister in zijn opstelling tegenover de Europese Commissie. Als de Europese Commissie de Nederlandse Staat dwingt het bijzonder aandeel in KPN op te geven, heeft de minister dan een alternatief om de vaste telefonie in Nederland te waarborgen?
Denkt de minister na over mogelijkheden om de universele dienst in de toekomst uit te breiden, zodat deze meer omvat dan alleen het bieden van vaste telefonie, bijvoorbeeld de penetratie van breedbandinternet op het platteland?
De heer Vendrik (GroenLinks) merkt op dat dit algemeen overleg enigszins als mosterd na de maaltijd komt vanwege het feit dat het om politieke redenen een groot aantal malen is uitgesteld. De vraag die nog steeds aan de orde is, is waarom de Nederlandse Staat indertijd expliciet heeft ingestemd met de investeringsbeslissingen die KPN later zwaar in de problemen hebben gebracht en waarbij de zekerstelling van het publieke belang van de universele dienst die aan KPN is opgedragen, in gevaar dreigde te komen. Bij de twee bewuste investeringsbeslissingen was expliciet toestemming nodig van de raad van commissarissen. Waarom heeft de Staat geaccepteerd dat bij de aankoop van de Duitse UMTS-licentie de solvabiliteitsgrens overschreden werd?
Ook de heer Vendrik heeft uit NRC Handelsblad begrepen dat de minister van Financiën niet alleen zou hebben overwogen om het aandeel van de Staat op peil te houden door voor 1,7 mld euro mee te doen in de aandelenemissie, maar ook om bij onvoldoende belangstelling uit de markt nog eens voor 750 mln euro extra mee te doen. De Comptabiliteitswet maakt het mogelijk dat een minister van Financiën achteraf toestemming vraagt voor het participeren in een emissie waarbij het aandeel op niveau blijft. Wat de 1,7 mld euro betreft heeft de minister van Financiën dus correct gehandeld. Als de minister echter van plan was geweest om het belang in KPN te verhogen, dan had hij hiervoor vooraf toestemming moeten vragen aan de Kamer. Waarom heeft de minister de Kamer hierover destijds niet geïnformeerd?
Verder gaat deze beslissing lijnrecht in tegen de lijn die het kabinet destijds volgde om het belang van overheidsdeelnemingen te verkleinen. Daarnaast gaat het om een zeer groot bedrag aan overheidsgeld.
Een ander aandachtspunt is de zekerheidsstelling van de universele dienst die is opgedragen aan KPN en relateert aan het beheer en eigendom van het vaste net. De OPTA heeft op 28 november 2001 in een brief duidelijk gemaakt dat de overheid in geval van een faillissement van KPN het nakijken heeft. Als KPN failliet gaat en de curator de regie gaat voeren, dan is het volgens de OPTA «na de faillissementsdatum niet meer mogelijk de rechtspersoon KPN te dwingen verplichtingen uit de telecommunicatiewet na te doen leven, omdat de rechtspersoon KPN niet meer beschikkings- en beheersbevoegd is. De curator zal deze bevoegdheden hebben overgenomen als het gaat om de boedel van KPN. Maar deze boedel is geen zelfstandige drager van rechten en verplichtingen doch een bundeling van verhaalsobjecten.» Achteraf is gebleken dat het faillissement van KPN indertijd zeer dichtbij was. Dit roept de vraag op hoe dient te worden omgegaan met een universele dienst die vastzit aan een vast netwerk dat in eigendom en beheer is van een bedrijf dat opereert in een private markt. Het publieke belang van een kraakvrij functioneren van een vast netwerk moet onder alle omstandigheden geborgd zijn. Dit probleem speelt ook op het terrein van de energiesector. Wanneer worden de resultaten van het onderzoek verwacht dat ex-minister Heinsbroek van Economische Zaken in het najaar van 2002 heeft toegezegd naar de gevolgen van discontinuïteit van maatschappelijk vitale netwerksectoren?
De heer Vendrik heeft begrepen dat het kabinet zich nader zal beraden op zijn reactie aan de Europese Commissie met betrekking tot het gouden aandeel. Volgens hem heeft de toenmalige minister van Financiën indertijd al besloten om de bijzondere bepalingen die bij het aandeelhouderschap van de Staat behoorden, zoals de overheidscommissarissen en het bijzonder aandeel, af te bouwen. Hij leest nu in de brief dat men in de richting van Brussel even wil aanhouden hoe hierop gereageerd moet worden. Is de minister van Financiën toch van mening dat de bijzondere positie van de overheid als aandeelhouder in KPN nog enige tijd gehandhaafd dient te worden, nu is gebleken dat het publieke belang niet in alle omstandigheden via de publieke regelgeving van de Telecomwet en de OPTA gewaarborgd kan worden?
De minister wijt het aan het feit dat de Europese Commissie zich slecht geïnformeerd heeft dat zij er niet van op de hoogte was dat de Nederlandse Staat de overheidscommissarissen ondertussen heeft afgeschaft. Hij wil in dit verband meteen een misverstand rechtzetten met betrekking tot het functioneren van de overheidscommissarissen en de vraag waarom zij de gang van zaken bij KPN niet nauwlettender in de gaten hebben gehouden. De overheidscommissarissen moeten wettelijk het belang van de onderneming dienen en niet dat van de overheid. Er is geen contact tussen de overheid en de overheidscommissarissen. Om die reden heeft de Staat de overheidscommissarissen teruggetrokken. De overheidscommissarissen wekken de schijn dat de overheid invloed zou hebben op een bedrijf, terwijl dit in feite niet het geval is.
De overheid heeft het vaste voornemen om op termijn alle aandelen in KPN en TPG af te stoten, ook het gouden aandeel. De overheid holt bij bedrijven die in de markt opereren voortdurend achter de feiten aan. Zij heeft als niet-ondernemer geen kennis van de wijze waarop in de markt geopereerd moet worden. Er was tijdens de beursgang van KPN onvoldoende regulering om de publieke belangen veilig te stellen. De overheid heeft daarom geprobeerd dit via een prioriteitsaandeel af te dwingen. Inmiddels is het inzicht gegroeid dat een prioriteitsaandeel als waarborg voor het publieke belang weinig effectief is. Een dergelijke borging kan het beste worden geregeld via wet- en regelgeving. Dit is bij KPN inmiddels op een goede wijze gebeurd.
De Staat heeft met ongeveer 33% van de aandelen en een gouden aandeel een groot financieel belang in KPN. Het afstoten van de gehele overheidsdeelneming in KPN in een keer zou grote markteffecten hebben. De overheid heeft daarom het prioriteitsaandeel in KPN nog tijdelijk nodig om de financiële belangen veilig te stellen. Hoe eerder de overheid echter haar belang in KPN weet terug te brengen, hoe eerder zij ook het prioriteitsaandeel zal kunnen afstoten. Het afstoten van de aandelen zal dus geleidelijk moeten gebeuren. De bewegingsvrijheid van de overheid zou ook zonder het hebben van een prioriteitsaandeel zeer beperkt zijn. Het zou voor de markt niet aannemelijk zijn dat de overheid met ongeveer 33% van de aandelen niet over voorkennis beschikt. Het prioriteitsaandeel geeft de overheid iets meer grip op het bedrijf. Overigens is de constructie van het prioriteitsaandeel een typisch Nederlandse constructie. Het eindstreven van de overheid is echter om uiteindelijk alle aandelen inclusief het gouden aandeel weg te doen. Er zijn in de afgelopen jaren door de enerverende gebeurtenissen weinig gelegenheden geweest om aandelen te verkopen, maar het zal uiteindelijk mogelijk zijn om gevolg te geven aan de wens om alle aandelen af te stoten. Ook de Kamer is indertijd met deze beslissing akkoord gegaan.
De minister wijst erop dat niet de Nederlandse Staat van plan is om een procedure aan te spannen bij het Europese Hof over de constructie van het gouden aandeel maar dat de Europese Commissie Nederland voor het Hof wil brengen. Het is op zich een vreemde zaak dat tegen Nederland dat het meest geliberaliseerde land van Europa is op postgebied, een procedure aangespannen wordt. Alle andere Europese landen hebben nog een genationaliseerde post. De Commissie zou haar energie beter kunnen gebruiken.
De situatie bij TPG ligt wat gecompliceerder dan die bij KPN. TPG is op het grootste gedeelte van de binnenlandse markt een monopolist. Er is geen ander bedrijf dat de werkzaamheden van TPG op postgebied in geval van een faillissement kan overnemen, omdat de postbedrijven in andere landen staatsbedrijven zijn. Ook de wet- en regelgeving geeft in dit geval niet voldoende basis om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen. De overheid heeft dus niet alleen vanwege financiële reden een prioriteitsaandeel, maar ook om grip op het bedrijf te houden.
KPN opereert in een internationale marktomgeving met verschillende private bedrijven, die elkaar stevig beconcurreren. Het toezicht en de wetgeving op het gebied van de telecommunicatie is veel verder ontwikkeld dan bij de post. Verder staan er veel andere bedrijven klaar om het vaste net van KPN over te nemen in geval van een faillissement. De minister acht de kans niet reëel dat de universele dienst niet geleverd zou kunnen worden in geval van een faillissement van KPN. Het vaste net is een cash cow met een enorme kasstroom. Er zal altijd een eigenaar zijn. Ook een curator zal de verplichting hebben om de universele dienst te leveren. De minister ziet geen reden om te veronderstellen dat het vaste net niet heel snel in handen van een ander bedrijf zal geraken. Een goed praktijkvoorbeeld is KPN Qwest, dat failliet ging maar waarbij het glasvezelkabelnet door andere partijen is overgenomen en de dienstverlening nooit stil is komen te liggen.
De minister is van mening dat de interpretatie die de OPTA geeft in zijn brief van 12 maart 2003 (Fin-03-105) over de situatie in geval van een faillissement van KPN, niet juist is. Hij zal deze brief van commentaar laten voorzien en dit commentaar binnen twee weken aan de Kamer doen toekomen.
De overheid heeft indertijd ingestemd met de verwerving van E-plus, waarmee 20 mld gulden gemoeid was. Deze beslissing van KPN werd allerwegen toegejuicht. KPN kwam toen tijdelijk onder de solvabiliteitsgrens terecht, maar heeft kans gezien hier weer boven te komen. Vervolgens was de gedachte dat KPN zonder de beschikking over de UMTS-frequenties niet veel had aan E-plus. De Staat heeft toen bewilligd in de aanschaf van de UMTS-frequenties. De grote investeringen die KPN heeft moeten doen om de UMTS-frequenties te verwerven, hebben gemaakt dat het bedrijf daarbij tijdelijk opnieuw onder de solvabiliteitsgrens terecht is gekomen.
Het is altijd gemakkelijk om achteraf kritiek te leveren op de gang van zaken en het gedrag van de overheid. De overheid is nooit in de aard van de investeringen van KPN getreden. Zij is hiertoe in feite ook niet uitgerust. Als de Nederlandse Staat in zijn functie als bijzonder aandeelhouder van tevoren vraagtekens had geplaatst bij de investeringsplannen van KPN, dan had hij belangrijke strategische beslissingen van het bedrijf moeten gaan blokkeren. Hij zou daarmee het optreden van het bedrijf in de markt onmogelijk hebben gemaakt. Ook het bijvoorbeeld samen met KPN bepalen van een bovengrens voor de aanschaf van de UMTS-frequenties, zou serieuze consequenties voor het bedrijf hebben gehad. Ondanks het feit dat de bedragen voor het verwerven van een UMTS-licentie op de veiling in Engeland hoog waren geweest, kon niemand vermoeden dat de bedragen in Duitsland nog vier maal zo hoog zouden worden. Wereldwijd zijn alle grote telecombedrijven bij de ineenstorting van de markt in de problemen gekomen. Het bedrijf is er overigens altijd weer in geslaagd om achteraf aan de solvabiliteitseisen te gaan voldoen, al heeft de Staat KPN na de verwerving van de UMTS-frequenties wel een injectie van 1,7 mld moeten geven.
De gang van zaken rond de UMTS-frequenties heeft tot de conclusie geleid dat de overheid geen verantwoordelijkheid kan nemen voor beslissingen van een dergelijke omvang van een bedrijf als KPN dat op de wereldmarkt opereert. Er is nooit overwogen om te kiezen voor een wezenlijke verandering in de constructie van de overheidsdeelneming in KPN, omdat toen al de beslissing was gevallen dat de overheid op termijn alle aandelen af zou stoten. Die beslissing geldt nog steeds. De overheid verkeert met het bedrijf in een onmogelijke positie. De doelstelling is om eruit te treden, maar dat kan niet van vandaag op morgen. Ook het kopen van het vaste net van KPN door de Nederlandse Staat zou geen oplossing bieden voor de problemen.
Het onderzoek van ex-minister Heinsbroek van Economische Zaken naar de gevolgen van discontinuïteit van maatschappelijk vitale telecomdiensten loopt nog. De dienstverlening van KPN is behoorlijk dichtgereguleerd. De overheid zal haar handen niet zomaar van het bedrijf aftrekken. KPN zal de regels die er zijn moeten naleven, ook als de overheid geen aandelen meer zal bezitten. Overigens maakt het bedrijf nu weer winst.
De overheid heeft de beslissing genomen om 1,7 mld euro in KPN te investeren. De toenmalige minister van Financiën is inderdaad bereid geweest, indien nodig, een hoger bedrag in KPN te steken. Dat is niet in strijd met de Comptabiliteitswet. In de Machtigingswet KPN 1988 is een bepaling opgenomen dat de minister gemachtigd is namens de Staat deel te nemen in verdere plaatsing van kapitaal door KPN. De Machtigingswet gaat boven de Comptabiliteitswet. De minister van Financiën zou de Kamer hierover achteraf geïnformeerd hebben, als dit scenario tot uitvoering was gekomen. De gang van zaken is volgens hem geheel legitiem geweest. Het zou niet nodig geweest zijn om vooraf aan de Kamer toestemming te vragen voor deze mogelijke extra injectie. Zoals gezegd, is uiteindelijk niet tot dit scenario besloten. Overigens zou voor een extra injectie van 750 mln euro de goedkeuring van de EC in Brussel nodig zijn geweest en het is de vraag of deze toestemming door de EC verleend zou zijn. De minister zal nog eens naar de gang van zaken rond de Machtigingswet en de Comptabiliteitswet laten kijken en de Kamer hierover bij brief berichten. Bij zijn weten is er geen sprake van dat de Machtigingswet is ingetrokken. Deze bestaat nog steeds. Als de Kamer van mening is dat de gang van zaken niet juist is, zal zij de Machtigingswet moeten wijzigen De universele dienst is Europees geharmoniseerd. Het is niet mogelijk om andere diensten dan de door de Europese Unie voorgeschreven diensten in de universele dienst op te nemen. De overheid zou op eigen kosten breedband in dorpen kunnen gaan aanleggen, maar ook de markt ziet hier veel brood in.
Mevrouw Giskes (D66) wacht graag het antwoord af van de minister over de gang van zaken bij KPN met betrekking tot de Comptabiliteitswet en de Machtigingswet.
De heer Blok (VVD) begrijpt dat niet de Nederlandse Staat maar de Europese Commissie de zaak van het gouden aandeel aanhangig wil maken bij het Europese Hof. Hij blijft van mening dat Nederland met de verdediging van het gouden aandeel in Europa zijn positie als voorvechter van eerlijke marktwerking ondergraaft.
De heer Van Dam (PvdA) verbaast zich gaandeweg steeds meer over het feit dat KPN eigenstandig kan besluiten om een grote investering te doen zonder vooraf toestemming te vragen aan de Nederlandse Staat als houder van het bijzonder aandeel, ook al komt hierdoor bijna de continuïteit van het vaste net in gevaar. Als de Staat vervolgens moet bijspringen om KPN overeind te houden, zou de minister ook nog bevoegd zijn om eigenstandig te besluiten om extra geld in KPN te investeren boven het afgesproken percentage. Hij is benieuwd naar de brief van de minister hierover.
Het bijzonder aandeel is in zijn optiek in de eerste plaats bedoeld om het algemeen belang te hoeden, het zekerstellen van de vaste telefonie in Nederland, maar de minister kijkt in zijn argumentatie voornamelijk naar het financiële belang.
De heer Vendrik (GroenLinks) vraagt opnieuw hoe het staat met het Heinsbroek-onderzoek. Hij is benieuwd naar een reactie op de brief van de OPTA. Hij blijft van mening dat er geen partij is die binnen enkele dagen de exploitatie, het beheer en de verdere ontwikkeling van het vaste net ter hand kan nemen in geval van een faillissement van KPN. De borging van het publieke belang van de universele dienst die gekoppeld is aan het eigendom en beheer van het vaste net, blijft een probleem, ook wanneer de aandelen in KPN inclusief de bijzondere stemrechten, zijn opgeruimd.
Het is duidelijk dat de gekozen constructie van een bedrijf dat een monopolie in huis heeft, het vaste net, dat opereert in de markt en wordt gecontroleerd door de Staat via een bijzonder aandeel, vanaf 1995 niet heeft gewerkt. Aan deze situatie dient dringend iets te gebeuren.
De minister is het niet eens met de stelling dat de hele constructie met betrekking tot KPN niet deugt. Er is een adequate regelgeving om de universele dienst met betrekking tot het vaste net te kunnen afdwingen. Hiervoor heeft de Staat geen prioriteitsaandeel nodig. De overheid heeft als aandeelhouder verder op een aantal momenten wel degelijk invloed kunnen uitoefenen op de beslissingen van KPN. Zo heeft zij bijvoorbeeld op een aantal momenten afgedwongen dat KPN weer aan de solvabiliteitseisen moest gaan voldoen. Het is voor de overheid alleen niet goed mogelijk om mee te kijken met alle investeringsbeslissingen in de markt. In het geval van de aanschaf van de UMTS-frequenties heeft de overheid wel degelijk solvabiliteitseisen gesteld. Dat de markt later totaal ineen zou storten heeft niemand van tevoren kunnen bevroeden. Om die reden zou de overheid beter haar aandelenbelang tot nul kunnen reduceren. Het toezicht van de overheid moet betrekking hebben op de regelgeving en de tarieven en niet op de investeringsbeslissingen van een bedrijf. De ideale situatie zou zijn dat KPN zich zonder overheidsaandelen als volledig privaat bedrijf in de markt beweegt. De overheid heeft dit standpunt al een aantal jaren geleden ingenomen en een Kamermeerderheid is daarmee toen akkoord gegaan.
De minister acht het nogmaals ondenkbaar dat de uitoefening van de universele dienst op het vaste net bij een faillissement zou blijven liggen. Een cash cow met dergelijke opbrengsten en gereguleerde tarieven die nooit onder winstgevend niveau zullen worden vastgesteld, blijft niet liggen. Hij zal in zijn brief specifiek ingaan op de mogelijkheid dat bij faillissement tijdelijk een korte onderbreking in de universele dienst ontstaat en de wijze waarop de overheid dit zou kunnen voorkomen.
Hij is het niet eens met de opmerking dat de Nederlandse Staat door het verdedigen van de constructie van het gouden aandeel bij het Hof zijn geloofwaardigheid verspeelt op het gebied van marktwerking. Er is tijd nodig om de prioriteitsaandelen af te bouwen. Nederland kan daarom de aanbeveling van de Commissie niet onmiddellijk opvolgen. Verder gaat het bij TPG om de meest vergaande vorm van privatisering van de postmarkt in Europa. Nederland hoeft zich wat dat betreft nergens voor te schamen tegenover de Europese Commissie.
Het onderzoek van Economische Zaken zal binnen twee maanden de Kamer bereiken.
De voorzitter herhaalt de gedane toezeggingen.
– Er zal binnen twee weken commentaar volgen van de minister op de meest recente brief van de OPTA, mede gelet op de waarborg van het publieke belang.
– Er komt een brief met betrekking tot de verhouding Comptabiliteitswet en Machtigingswet.
– Het onderzoek eerder door ex-minister Heinsbroek van Economische Zaken aangekondigd, zal binnen twee maanden verschijnen.
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Giskes (D66), Crone (PvdA), De Vries (VVD), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Atsma (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Hoogervorst (VVD), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA) en Heemskerk (PvdA).
Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Rutte (VVD), Kortenhorst (CDA), Nijs (VVD), Mosterd (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Duyvendak (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), De Ruiter (SP), Hofstra (VVD), Nicolaï (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Ferrier (CDA), Eerdmans (LPF), Van Geel (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Bommel (SP), Jan de Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Stuurman (PvdA), De Grave (VVD), Kalsbeek (PvdA) en Douma (PvdA).
Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), De Grave (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Remkes (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Vendrik (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Van Velzen (SP), Gerkens (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA) en Van Dam (PvdA).
Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Van Beek (VVD), Van der Hoeven (CDA), Örgü (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Mastwijk (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Van Miltenburg (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Lazrak (SP), Eerdmans (LPF), De Pater-van der Meer (CDA), Nicolaï (VVD), Smeets (PvdA), Van Heteren (PvdA), Hofstra (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Dijken (PvdA) en Waalkens (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28165-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.