27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 508 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 oktober 2014

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Veiligheid en Justitie over de brief van 24 september 2014 inzake de Artikel 100 brief over deelneming aan internationale strijd tegen ISIS (Kamerstuk 27 925, nr. 506).

De Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie hebben deze vragen beantwoord bij brief van 1 oktober 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Welke landen hebben inmiddels in Syrië gebombardeerd of toegezegd daar te gaan bombarderen?

Antwoord op vraag 1:

Bahrein, Jordanië, Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en de Verenigde Staten hebben bombardementen in Syrië uitgevoerd. Verdere toezeggingen zijn niet bekend.

Vraag 2

Waar zijn de bombardementen van de Amerikaanse coalitie in Syrië op gericht, op welke groepen en landsdelen? Wat is het doel van de bombardementen in Syrië?

Antwoord op vraag 2:

Naast de aanvallen op ISIS-doelen in Irak, voert een aantal coalitiepartners ook aanvallen uit op ISIS-doelen in Syrië. Deze doelen bevinden zich voornamelijk in het noorden en oosten van Syrië. Ook deze bombardementen zijn gericht tegen de commandostructuur en het voortzettingsvermogen van ISIS.

De Verenigde Staten voeren nationaal ook aanvallen uit op de Khorasan-groep in Syrië. De aanduiding verwijst naar een groep personen die tot al-Qaida behoren en al enige tijd in Syrië verblijven. Zij zouden aanslagen tegen het westen en westerse doelwitten plannen.

Vraag 3

Is er door een aan deze coalitie deelnemend land afspraken gemaakt met het Assad-regime?

Antwoord op vraag 3:

Irak onderhoudt bilateraal contact met de Syrische autoriteiten over de strijd tegen ISIS. Andere landen in de coalitie doen dit voor zover bekend niet.

Zie ook vraag 58.

Vraag 4

Delen leden van de coalitie inlichtingen over de (terug)reisbewegingen van jihadisten en over hun plannen?

Antwoord op vraag 4:

Het belang van internationale samenwerking in de strijd tegen terrorisme en jihadisme is groot. In dit kader delen landen multilateraal en bilateraal relevante informatie en inlichtingen, bijvoorbeeld in de Counter Terrorist Group, een samenwerkingsverband van Europese veiligheidsdiensten. Over wie wat met elkaar deelt, kan in het openbaar geen informatie worden verstrekt.

Vraag 5

Hoe moet de uitspraak van de Directeur-Generaal Politieke Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken tijdens de technische briefing van 29 september jl. dat het «piept en kraakt» bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, worden uitgelegd?

Antwoord op vraag 5:

Deze uitspraak doelt op het feit dat er spanning bestaat tussen de internationale uitdagingen die de ring van instabiliteit rond Europa met zich meebrengt en de middelen die het Ministerie van Buitenlandse Zaken daarvoor ter beschikking heeft.

Vraag 6

Om welke redenen wordt soms gesproken van IS en soms van ISIS? Waaraan geeft het kabinet de voorkeur en waarom?

Antwoord op vraag 6:

Het kabinet geeft de voorkeur aan ISIS. De aanduiding Islamitische Staat claimt ten onrechte een statelijke identiteit waarin het kabinet niet kan volgen.

Vraag 7

In hoeverre deelt het kabinet de gedachte dat Defensie er rekening mee moet houden dat deze missie veel langer dan een jaar gaat duren?

Antwoord op vragen 7, 36, 135, 142, 179, 183, 184, 185:

Het doel van de missie is om de militaire slagkracht van ISIS te breken. Volgens schattingen van het internationale planningsteam in Tampa (Florida, Verenigde Staten) zal deze eerste fase zes tot twaalf maanden duren. Het is met name aan de Iraakse overheid om ISIS definitief te verslaan. Daar wordt Irak onder meer bij geholpen door de inzet van trainers onder wie Nederlanders.

De Nederlandse bijdrage komt ten einde als de opmars van ISIS duurzaam is gestopt en de strijd met andere middelen kan worden voortgezet of na een vooraf afgesproken tijdsduur, waarna aflossing door een partner moet plaatsvinden. Daarbij wordt uitgegaan van een periode van twaalf maanden.

Vraag 8

«Op de korte termijn is de strategie van de Verenigde Staten gericht op het stoppen van de opmars van ISIS evenals het ondersteunen van de Iraakse en Koerdische strijdkrachten en de gematigde Syrische oppositie teneinde de militaire kracht van ISIS te breken.» Kunt u dieper ingaan op de strategie voor de lange termijn?

Antwoord op vragen 8, 21, 22:

De langetermijnstrategie van de coalitie is erop gericht de zelfredzaamheid van Irak te vergroten. Dit moet onder andere worden bereikt door de gronden van instabiliteit in Irak zelf weg te nemen. Hierbij is vooral de inclusiviteit van het Iraakse bestuur, zowel langs religieuze als etnische lijnen, een belangrijke voorwaarde. Dit geldt zeer zeker voor het Iraakse veiligheidsapparaat. De verantwoordelijkheid voor het bereiken van resultaten op de langere termijn, waaronder het verslaan van ISIS, ligt in eerste instantie bij de Iraakse regering. Deze moet zorgen voor de noodzakelijke sociaaleconomische en bestuurlijke hervormingen (zie ook het antwoord op vraag 53). De Iraakse overheid wordt daarbij op verschillende manieren ondersteund, onder meer bilateraal, door de EU en UNAMI (zie het antwoord op de vragen 49, 190 en 195).

Vraag 9

Welke andere staten doen mee aan de coalitie en wat is hun bijdrage?

Antwoord op vraag 9:

Veel landen zijn terughoudend met het verstrekken van informatie over de (voorgenomen) bijdragen, omdat besluitvormingsprocedures nog lopen. Derhalve is op dit moment geen volledig overzicht te geven.

Vraag 10

Op welke wijze wordt in bilateraal en multilateraal verband samengewerkt met de Iraakse regering voor een lange termijn strategie voor (politieke) stabiliteit in Irak?

Antwoord op vraag 10:

Zie het antwoord op vraag 8.

Vraag 11

Wordt er in Europees en VN-verband gewerkt aan een nieuwe Irak strategie gericht op de (middel)lange termijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de speerpunten en prioriteiten?

Antwoord op vragen 11 en 204:

EU

Zowel op het niveau van Ministers van Buitenlandse Zaken van de EU als op het niveau van regeringsleiders en staatshoofden is tijdens bijeenkomsten in augustus jl. verklaard dat Europa zal samenwerken met Irak om terrorisme te bestrijden. Ook sprak de EU haar steun uit voor de noodzakelijke hervormingen, ten behoeve van een duurzaam politiek proces, die de regering van Irak moet nemen. In EU-verband wordt nu gewerkt aan een geïntegreerde strategie voor Irak en Syrië over contraterrorisme en de aanpak van buitenlandse strijders. Er zullen acties worden uitgewerkt op de volgende gebieden: het voorkómen van terrorisme (aandacht voor voedingsbodem, communicatie, capaciteitsopbouw in Irak en Syrië), het vervolgen van terroristen (financiering, grensbewaking, samenwerking inlichtingen), de bescherming tegen terroristische aanslagen en militaire steun (waaronder het belang van een inclusief Irakees leger). Daarbij moet worden samengewerkt met partners, waaronder de Iraakse regering en gematigde krachten in Syrië, regionale partners in het Midden-Oosten, Turkije en internationale partners zoals Australië, Canada, de Verenigde Staten en VN-organisaties.

De EU heeft voorts haar financiële bijdrage verhoogd naar 17 miljoen euro in 2014. De EU heeft reeds steun toegezegd ter waarde van 78 miljoen euro voor de periode 2014–2020 voor versterking van de rechtsstaat, toegang tot elektriciteit voor allen en onderwijs. Zie verder het antwoord op vraag 198.

VN

Voor het adresseren van alle gevolgen van de humanitaire crisis in Syrië voor de buurlanden zijn twee regionale strategieën gepresenteerd. Aangezien Irak één van de buurlanden is waarin vluchtelingen worden opgevangen wordt ook aandacht besteed aan de noden van de Iraakse gemeenschap en de noodzaak tot het versterking van de Iraakse publieke dienstverlening. Het Syria Regional Refugee Response Plan van UNHCR besteedt aandacht aan het versterken van de humanitaire respons in Irak op de korte termijn. De strategie in het RRRP is gericht op het redden van mensenlevens. Het Comprehensive Regional Strategic Framework for the Syrian Crisis is door OCHA gepubliceerd en beslaat de periode 2014–2016. Naast de directe humanitaire respons wordt hierin ook aandacht besteed aan de noodzaak om het gezondheidsstelsel, de onderwijssector en dienstverlening op lokaal niveau te versterken.

Vraag 12

Welke stappen hebben landen in de regio gezet om het sektarisch geweld te dempen en 1) financiële, 2) materiële en 3) personele toevoerlijnen naar ISIS af te snijden? Wat zijn hier de resultaten van? Welke aanvullende maatregelen zijn nodig en hoe kan de internationale gemeenschap deze initiatieven steunen?

Antwoord op vragen 12 en 33:

In 2013 is ISIS op de VN-sanctielijst geplaatst, waarmee de internationale gemeenschap een duidelijk signaal heeft gegeven. Het is alle VN lidstaten verboden financiële middelen en tegoeden beschikbaar te stellen aan personen en/of organisaties die ISIS steunen. Daarnaast is het individuen, organisaties en staten verboden direct en indirect middelen en andere activiteiten af te nemen die ten goede kunnen komen aan ISIS. De VN werkt samen met de EU, de OVSE en Interpol om deze sancties te monitoren. Onlangs heeft Australië als voorzitter van het VN-sanctiecomité een verzoek gedaan om in de VN na te gaan hoe de werking van de VN-sancties kan worden bevorderd. Nederland neemt deel aan deze discussie. In diverse multilaterale en bilaterale bijeenkomsten staan terrorismefinanciering en het tegengaan daarvan hoog op de agenda. Zoals herhaaldelijk verklaard, stellen staten dat zij ISIS niet financieel steunen. In diverse fora blijft Nederland aandacht vragen voor het afsnijden van toevoerlijnen naar ISIS, ook op individueel niveau. Op de naleving wordt nauw toegezien aangezien het een dwingend instrument is.

Vraag 13

Welke organisaties zijn in Irak gelieerd aan ISIS en hoe invloedrijk zijn deze?

Antwoord op vraag 13:

ISIS werkt in Irak samen met een aantal soennitische groepen en stammen. Het niet inclusieve beleid van de regering-Maliki verklaart waarom soennitische stammen uit gepercipieerd gebrek aan alternatief aansluiting bij ISIS hebben gezocht. De strategie van ISIS en de hulp van Soennitische stammen en oud-Baath-partijen, in combinatie met middelen die zijn buitgemaakt, maakten het mogelijk om met relatief kleine aantallen een groot deel van Noord-Irak te bezetten.

Vraag 14

Welke landen hebben, naast de VS, tot nu toe militair opgetreden in Irak en welke landen in Syrië?

Antwoord op vraag 14:

In Irak hebben tot nu toe Canada en Duitsland special operations forces (SOF) training en wapentraining uitgevoerd. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben luchtaanvallen in Irak uitgevoerd. Bahrein, Jordanië, Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en de Verenigde Staten hebben bombardementen in Syrië uitgevoerd.

Vraag 15

Welke gematigde Syrische oppositiegroepen zullen door de VS ondersteund gaan worden met wapens? Hoe worden deze groepen vooraf gecheckt? Welke groepen worden nu al gesteund met wapens? Zijn deze groepen onderdeel van of gelieerd aan de Syrische Oppositie Coalitie?

Antwoord op vragen 15, 43, 72, 176:

De Verenigde Staten leveren momenteel niet-lethale middelen aan het Vrije Syrische Leger (FSA) en gematigde strijdgroepen die zich daaraan hebben verbonden. Een aantal strijdgroepen ontvangt ook wapens, waaronder de Syria Revolutionary Front en Harakat al-Hazm.

De Verenigde Staten zullen in eerste instantie 5.000, mogelijk oplopend tot 12.000–15.000 strijders trainen. Het gaat om geselecteerde strijders uit de FSA en verwante strijdgroepen, Koerden en lokale stammen. Mogelijk komen ook overgelopen militairen uit het leger van Assad hiervoor in aanmerking. De selectie volgt op een uitgebreide procedure om de achtergrond van de strijders te controleren.

Het kabinet onderschrijft de noodzaak van steun aan de gematigde Syrische oppositie, inclusief strijdgroepen, om hen in staat te stellen de strijd met ISIS aan te binden en om te voorkomen dat Assad het machtsvacuüm vult in gebieden waar ISIS is verdreven. Het kabinet heeft tot op heden, naast de activiteiten genoemd in het antwoord op vraag 61, in samenwerking met de Verenigde Staten, medicijnen en medisch materiaal verschaft ter waarde van 50.000 Euro aan ziekenhuizen waar FSA-strijders worden behandeld. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden om steun aan de gematigde oppositie uit te breiden.

Vraag 16

Is het bewapenen van groepen in Syrië door de VS in lijn met het internationaal recht? Zo ja, hoe?

Antwoord op vraag 16:

Of het bewapenen van groepen voor de Verenigde Staten in Syrië conform het internationaal recht gebeurt, is een verantwoordelijkheid van de Verenigde Staten. Het kabinet is niet op de hoogte van de details van deze leveranties.

Vraag 17

Wanneer is de verwachting dat de door de VS (en andere landen) getrainde en bewapende rebellen de strijd kunnen aangaan en winnen van zowel ISIS als het Assad-regime?

Antwoord op vraag 17:

De militaire campagne richt zich in eerste instantie op het stoppen van de opmars van ISIS door middel van luchtaanvallen en het opleiden en trainen van lokale Iraakse en Koerdische strijdkrachten om zelfstandig een tegenoffensief tegen ISIS uit te voeren. Dit train, advise and assist programma zal op korte termijn van start gaan. Details over de aard en omvang van het tegenoffensief worden om veiligheidsredenen niet vrijgegeven.

Vraag 18

In welke mate bestaat er eenheid onder gematigde oppositiegroepen in Syrië?

Antwoord op vragen 18, 26, 27, 28, 29:

De gematigde Syrische oppositie heeft zich verenigd in de Syrische Oppositie Coalitie (SOC). De militaire tak van de SOC wordt gevormd door enkele gematigde strijdgroepen onder het banier van het Vrije Syrische Leger (FSA). Daarnaast zijn er strijdgroepen die een formele band afwijzen, maar wel contact onderhouden met de SOC. Ondanks de rivaliteiten, die doorgaans voortvloeien uit onenigheid over de verdeling van de beperkte beschikbare middelen, vinden zij elkaar in de strijd tegen het Syrische bewind en tegen ISIS. De meeste van hen hebben in het voorjaar van dit jaar een erecode ondertekend, die beginselen omvat van democratie, respect voor mensenrechten en pluralisme. Voor het verkrijgen van steun van de Verenigde Staten worden strijders uit deze groepen bovendien onderworpen aan uitgebreide controles. Dat geldt ook voor groeperingen die de Shari’a zeggen te willen invoeren. Overigens wordt in veel landen de Shari’a toegepast in het familierecht.

Vraag 19

Is het waar dat de Free Syrian Army (FSA) heeft aangegeven geen onderdeel van de anti-ISIS coalitie uit te willen maken, omdat het Assad-regime niet het doelwit van de luchtaanvallen is?

Antwoord op vragen 19 en 20:

De Syrische Oppositie Coalitie en haar militaire tak (FSA) hebben steun uitgesproken voor de activiteiten van de coalitie tegen ISIS. Wel hebben beide verklaard dat voorkomen moet worden dat het machtsvacuüm na vertrek van ISIS wordt opgevuld door Assad. Nederland ondersteunt deze visie van de SOC/FSA en overlegt met partners over steun aan de gematigde Syrische oppositie om dit scenario te voorkomen.

Vraag 20

Is het waar dat de FSA heeft aangegeven geen aanvallen uit te willen voeren tegen ISIS, omdat de prioriteit ligt bij de strijd tegen het regime van Assad?

Antwoord op vraag 20:

Zie het antwoord op vraag 19.

Vraag 21

Welke vergaande bestuurlijke en sociaaleconomische hervormingen zullen door Irak doorgevoerd moeten worden zodat op lange termijn ISIS effectief bestreden kan worden? Wordt er druk uitgeoefend op Irak om in deze richting te bewegen?

Antwoord op vraag 21:

Zie het antwoord op de vragen 8 en 53.

Vraag 22

Wat is de lange termijnstrategie voor de internationale anti-ISIS coalitie?

Antwoord op vraag 22:

Zie het antwoord op de vragen 8 en 53.

Vraag 23

Is het een doel van de internationale anti-ISIS coalitie om eraan bij te dragen dat de Iraakse strijdkrachten opnieuw de controle krijgen over het gebied in Irak dat nu in handen van IS is?

Antwoord op vraag 23:

Ja.

Vraag 24

Kunt u een overzicht geven van organisaties die gelieerd zijn aan ISIS?

Antwoord op vraag 24:

De meest gevestigde terroristische organisaties zijn loyaal gebleven aan kern al Qaeda. In deze organisaties heerst verdeeldheid. Zo heeft een fractie van AQIM (Al Qaeda in de Islamitische Magreb) steun betuigd aan ISIS. Enkele andere organisaties hebben zich loyaal verklaard aan ISIS, zoals de Zuidoost-Aziatische organisatie Abu Sayyaf en de Algerijnse groepering Jund al-Khilafah die onder meer verantwoordelijk is voor de onthoofding van een Fransman.

Vraag 25

Kunt u een inschatting geven van het aantal strijders en het aantal strijdgroepen die door het westen zijn getraind en gefinancierd, en die vervolgens zijn overgelopen naar ISIS of andere terreurbewegingen?

Antwoord op vraag 25:

Het kabinet beschikt niet over informatie over strijdgroepen die zijn getraind door Westerse landen en daarna zijn overgelopen.

Vraag 26

Wie beschouwen de Verenigde Staten nu als de «gematigde» Syrische oppositie?

Antwoord op vraag 26:

Zie het antwoord op vraag 18.

Vraag 27

Wie beschouwt u als de «gematigde» Syrische oppositie? Wat zijn volgens u de kenmerken van een gematigde oppositiegroepering

Antwoord op vraag 27:

Zie het antwoord op vraag 18.

Vraag 28

Welke specifieke bewapende (strijdende) groeperingen in Syrië beschouwt u als «gematigd»?

Antwoord op vraag 28:

Zie het antwoord op vraag 18.

Vraag 29

Bent u van mening dat groeperingen die de sharia willen invoeren per definitie niet gekenmerkt mogen worden als gematigd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 29:

Zie het antwoord op vraag 18.

Vraag 30

«ISIS is hoogst waarschijnlijk verantwoordelijk voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals misdaden tegen de menselijkheid en genocide». Welke objectieve indicatoren gebruikt het kabinet om vast te stellen of hier daadwerkelijk sprake van is? Kan het kabinet bovendien aangeven wanneer zij dit met zekerheid kan vaststellen?

Antwoord op vraag 30:

Het kabinet baseert zich onder andere op informatie van de onafhankelijke Commission of Inquiry voor Syrië, van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens en van gezaghebbende NGO’s zoals Human Rights Watch en Amnesty International. Zij hebben alle zeer ernstige misdrijven door ISIS gedocumenteerd. Het is van groot belang dat de verantwoordelijken worden gestraft. Een uiteindelijk oordeel of er sprake is van misdrijven tegen de menselijkheid en genocide is aan de rechter.

Vraag 31

Op welke wijze wordt getracht om Rusland op constructieve wijze te betrekken bij de strijd tegen IS?

Antwoord op vraag 31:

Rusland maakt deel uit van de diverse diplomatieke overleggen over de strijd tegen ISIS. Ook Rusland heeft zich geschaard achter het gemeenschappelijke doel van bestrijding van ISIS. Rusland ziet daarvoor echter een grote rol weggelegd voor het regime van president Assad in Syrië, en verschilt daarmee fundamenteel van mening met coalitielanden.

Vraag 32

Op welke wijze draagt deze missie ook op de langere termijn bij aan de verbetering van de veiligheidssituatie van minderheden als christenen en Yezidi's?

Antwoord op vraag 32:

Het doel van de coalitie is op korte termijn onder meer de bescherming van de burgerbevolking. Dit is gericht op alle Irakezen, dus inclusief minderheden. De precaire positie van bijvoorbeeld Yezidi’s eerder dit jaar vormde een katalysator in het besluitvormingsproces over internationaal ingrijpen. Voor de lange termijn is het van belang dat de positie van minderheden ook in het politieke proces voldoende aandacht krijgt. Het kabinet stelt dit onderwerp, zowel bilateraal als via EU en VN, regelmatig aan de orde bij de Iraakse autoriteiten. Daarnaast steunt de VN-missie in het land, UNAMI, Irak bij dit politieke transitieproces.

Vraag 33

Er wordt gesteld dat de internationale gemeenschap buurlanden moet aanspreken op een aantal zaken, zoals het afsnijden van toevoerlijnen naar ISIS. Hoe gaat dit gebeuren? Wat zijn maatregelen wanneer dit niet voldoende gebeurt?

Antwoord vraag 33:

Zie het antwoord op vraag 12.

Vraag 34

Kunt u een inschatting geven van hoeveel mensen door het geweld van ISIS om het leven zijn gekomen, hoeveel erdoor gewond zijn geraakt en hoeveel ervoor op de vlucht zijn geslagen?

Antwoord op vraag 34:

Er zijn geen exacte cijfers bekend, maar aangenomen kan worden dat het om duizenden slachtoffers gaat. Er zijn circa 1,1 miljoen ontheemden in Irak en 160.000 Koerden die vanuit Syrië naar Turkije zijn gevlucht als gevolg van de opmars van ISIS. Daarnaast wordt geschat dat er 200.000 mensen zijn gevlucht vanuit Irak naar Turkije. Van het aantal ontheemden in Syrië als gevolg van de opmars van ISIS is geen betrouwbare schatting bekend.

Vraag 35

Met welke toename van de vluchtelingenstroom door optreden van de anti-IS coalitie wordt rekening gehouden?

Antwoord op vragen 35, 212 en 214:

Dat hangt af van diverse factoren, waaronder het verloop van de strijd. Als de Koerdische strijders en het Iraakse leger, met westerse steun, snel terreinwinst maken, kan dit als positief effect hebben dat ontheemden hierdoor naar huis kunnen. Het is echter ook mogelijk dat op korte termijn (nog) grotere vluchtelingenstromen op gang komen. De coalitie, hulporganisaties en betrokken landen zijn alle alert op aanzienlijke toenames van vluchtelingenaantallen.

Vraag 36

Wat is het einddoel van de missie?

Antwoord op vraag 36:

Zie het antwoord op vraag 7.

Vraag 37

In hoeverre hebben private investeerders uit de golfstaten bijgedragen aan de financiële slagkracht van ISIS?

Antwoord op vraag 37:

Het is al langer bekend dat ISIS financiële slagkracht haalt uit de oliehandel. Ook heeft ISIS bij de verovering van steden zoals Mosul veel geld buitgemaakt. Daarnaast krijgt de terroristische groepering geld binnen door afpersing, uit belastingen in bezette gebieden en van private donoren. Er is veel onduidelijkheid over de herkomst van deze private fondsen en over de omvang ervan. De Golfregio wordt in dit kader weliswaar vaak genoemd, maar financieringsstromen afkomstig van individuen uit andere landen zijn niet uit te sluiten.

Vraag 38

Op welke termijn informeert u – al dan niet vertrouwelijk- de Kamer nadat het definitieve campagne plan bekend is?

Antwoord op vraag 38:

De Kamer wordt geïnformeerd op het moment dat het definitieve campagneplan beschikbaar is.

Vraag 39

Hoe ziet het campagneplan er op het moment uit?

Antwoord op vraag 39:

Het concept van het campagneplan is op 26 september 2014 door het planningsteam van de coalitie opgeleverd. De coalitieleden zijn nu in de gelegenheid om commentaar op het plan in te dienen. Het plan beschrijft de huidige situatie, het lange termijn (strategische) einddoel van de coalitie, de tussenstappen om tot dat einddoel te komen en militaire aspecten zoals de structuur van de commandovoering.

Vraag 40

Welke landen doen momenteel mee aan het campagneplan?

Antwoord op vraag 40:

In totaal 32 landen doen mee aan de ontwikkeling van het campagneplan. Dit betekent niet automatisch dat al die landen een militaire bijdrage leveren.

Vraag 41

Wat bedoelt het kabinet met de opmerking dat IS weinig van doen heeft met de islam? Aan de hand van welke inhoudelijke criteria heeft het kabinet dit vastgesteld?

Antwoord op vragen 41, 42 en 57:

Het kabinet treedt niet in strikt religieuze kwesties. Het kabinet constateert evenwel dat het overgrote deel van de Islamitische wereld de acties van ISIS veroordeelt. Dikwijls wordt dit gemotiveerd door te zeggen dat ISIS vanwege het gebruikte geweld en de wreedheden niet een islamitisch karakter kan hebben. Daarbij moet worden bedacht dat het overgrote deel van de slachtoffers van ISIS moslims betreft.

Vraag 42

Hoe verhoudt zich de stelling dat ISIS niet islamitisch is, met het AIVD-rapport «Transformatie jihadisme in Nederland» van juni 2014, waarin de AIVD schrijft dat «Om te begrijpen waarom radicale moslims uit Nederland en de rest van Europa naar Syrië reizen om deel te nemen aan de strijd, dient het conflict in een ideologische context te worden geplaatst. Syrië heeft voor veel jihadisten een bijzondere betekenis omdat het al in vroege islamitische geschriften als het kernland van de islam wordt beschouwd. De regio waar Syrië in ligt, de Levant, omvat ook Jeruzalem. Jihadisten dromen ervan om uiteindelijk Jeruzalem te bevrijden uit handen van het «vijandige» Israël. Zij zien de strijd in Syrië als een strijd die daadwerkelijk te winnen is en die ook een langetermijndoel dient, namelijk de vestiging van een islamitische staat met de sharia. Het kalifaat staat centraal bij de motivatie van de meeste jihadisten om naar Syrië te komen. Jihadisten die omkomen worden geprezen als martelaren die uiteindelijk zullen bijdragen aan de islamitische staat. De propaganda van ISIS speelt in op deze heilsverwachting over het kalifaat in opbouw.»?

Antwoord op vraag 42:

Zie het antwoord op vraag 41.

Vraag 43

Hoe anticipeert Nederland, in haar (vooralsnog politieke) steun aan bewapening van het Vrije Syrische Leger, op radicalisering van de rebellen, aangezien in een Westers land als Nederland al sprake is van snelle doorradicalisering volgens de AIVD?

Antwoord op vraag 43:

Zie het antwoord op vraag 15.

Vraag 44

Kloppen de berichten dat ISIS en aan Al-Qaida gelieerde groeperingen aan de poorten van Bagdad staan? Bent u nog steeds van mening dat de inname van Bagdad onwaarschijnlijk is?

Antwoord op de vragen 44 en 155:

Er zijn gevechten op circa 40 kilometer van Bagdad. Gelet op de actuele situatie met een sterke militaire presentie van de Iraakse strijdkrachten in en rondom de hoofdstad, en de aanwezigheid van sjiitische milities in die stad, is de bezetting van Bagdad door ISIS onwaarschijnlijk.

Vraag 45

Wat zijn de plannen en hoe loopt het proces voor een politieke oplossing van de conflicten in Irak en Syrië?

Antwoord op vraag 45:

Duidelijk is dat in Irak eerst en vooral voortgang moet worden gemaakt met de vorming van een inclusieve regering. Zie daarvoor ook het antwoord op vraag 52. Wat een politieke oplossing in Syrië betreft geldt dat er een zware verantwoordelijkheid op de schouders van VN-Gezant Staffan de Mistura ligt, die het politieke proces nieuw leven moet inblazen. Het is duidelijk dat de partijen in het conflict nog ver van elkaar verwijderd zijn.

Vraag 46

Hoe beoordeelt u de uitspraken van president Obama dat de VS de kracht van ISIS onderschat hebben en die van het Iraakse leger overschat? Hoe groot is het risico van verdere ineenstorting van het Iraakse leger?

Antwoord op vraag 46:

Het kabinet heeft kennis genomen van het bericht dat President Obama heeft beaamd wat de directeur van de National Intelligence, James Clapper, eerder heeft gezegd, namelijk dat de Verenigde Staten de kracht van ISIS hebben onderschat en die van het Iraakse leger heeft overschat. Inmiddels hebben de Iraakse strijdkrachten zich herpakt, mede door de buitenlandse steun. Maar er resteren problemen bij sommige eenheden, zoals met de bevelvoering. Een belangrijk onderdeel van de strategie tegen ISIS is de versterking van het Iraakse leger door middel van training, onder andere op het terrein van commandovoering.

Vraag 47

Volgens het kabinet is de steun voor ISIS door soenitische groepen in Irak vooral pragmatisch. Waar is dit op gebaseerd?

Antwoord op vraag 47:

Deze waarneming berust op gesprekken met Irakezen, ervaringen van de Nederlandse diplomatieke missies in Irak en analyses van partners. De soennitische groepen in Irak, vaak met een tribale achtergrond, delen de ideologische opvattingen van ISIS niet. Zij hebben de opmars van ISIS gesteund vanwege hun afkeer jegens de regering al-Maliki. Met het aantreden van de nieuwe Iraakse regering groeit de mogelijkheid om, net als eerder in 2007, deze groepen aan het centrale bestuur te binden en gezamenlijk op te treden tegen ISIS.

Vraag 48

Waar is de voorwaardelijke steun van de Koerden aan de Iraakse regering van afhankelijk?

Antwoord op vraag 48:

Koerdische steun is van groot belang en kan een dealbreaker zijn voor een nieuwe, inclusieve regering. Koerden hebben een deadline van drie maanden gesteld voor een aantal hervormingen. De belangrijkste wensen van de Koerden zijn goedkeuring van het nationaal budget (met 17 procent voor Koerdische Autonome regering), betaling van de ambtenarensalarissen voor de Koerdische Autonome Regio en betaling van de salarissen van de Peshmerga. Een positieve stap is gezet met de benoeming van een Koerdische Minister van Financiën in Bagdad. Het kabinet dringt erop aan dat deze bemoedigende stap een vervolg krijgt.

Vraag 49

Op welke wijze kunnen de gematigde krachten, zowel in bilateraal als multilateraal verband, worden ondersteund? Welk partnerland en/of organisatie doet hiertoe welke investering en op welke wijze worden deze bijdragen op elkaar afgestemd?

Antwoord op vraag 49:

Nederland levert aanzienlijke bilaterale inspanningen ter ondersteuning van gematigde krachten in Syrië (zie antwoord op vraag 61). Nederland staat daarover, onder meer via de Friends of Syria, in nauw contact met partnerlanden om coördinatie en complementariteit zoveel mogelijk te garanderen. In Irak zijn de bilaterale inspanningen minder ambitieus. Wel levert het kabinet in Irak via de EU en de VN (UNAMI) steun aan een inclusief politiek transitieproces.

Vraag 50

Op welke wijze steunt het kabinet VN-gezant De Mistura? Zijn hierover internationaal afspraken gemaakt?

Antwoord op vraag 50:

Het kabinet heeft reeds bij diens benoeming van Speciaal gezant De Mistura politieke steun voor hem uitgesproken. Het kabinet acht het positief dat er na het vertrek van oud-gezant Brahimi een nieuwe poging wordt ondernomen om het vastgelopen vredesproces nieuw leven in te blazen. Het kabinet hecht hierbij bijzondere waarde aan de positie van vrouwen in dit proces, iets wat de nieuwe Speciaal gezant aangegeven heeft eveneens te doen. Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft het kabinet een directe dialoog tussen De Mistura en vertegenwoordigers van Syrische vrouwen georganiseerd, om deelname van vrouwen in het vredesproces verder te faciliteren. Ook onderhoudt het kabinet contacten met De Mistura om te bekijken in welke behoeften kan worden voorzien met ondersteuning.

Vraag 51

Wat is de stand van zaken aangaande de onderhandelingen voor een politieke oplossing

onder leiding van VN-gezant De Mistura?

Antwoord op vraag 51:

Speciaal gezant De Mistura is recent begonnen met verkennende gesprekken met alle partijen in het conflict in Syrië en zal daar naar verwachting de komende tijd mee verdergaan. Het kabinet bekijkt in contact met De Mistura hoe het hierbij het beste ondersteuning kan bieden.

Vraag 52

Welke voorstellen heeft de nieuwe regering in Irak gedaan om het gevoel van marginalisatie door de centrale autoriteiten, het gebrekkig toekomstperspectief en het diep gewortelde wantrouwen onder soennieten jegens de centrale autoriteiten weg te nemen? Welke stappen zijn gezet om deze plannen in de praktijk te brengen?

Antwoord op vraag 52:

De nieuwe regering onder leiding van premier Al-Abadi heeft hoopgevende eerste stappen gezet op weg naar een meer inclusieve regering die behalve de sjiitische ook de soennitische en de Koerdische bevolking vertegenwoordigt. Daarom bestaat het nieuwe kabinet uit Ministers van sjiitische, soennitische en Koerdische huize. De Koerden leveren bijvoorbeeld onder andere een Minister voor de belangrijke post Financiën. Premier Al-Abadi heeft bovendien moedige stappen gezet om de veiligheidssector te hervormen waarbij inmiddels twee hooggeplaatste vertrouwelingen van oud-premier Maliki hun functie verloren hebben. Zowel soennieten als Koerden worden nadrukkelijk betrokken bij de vorming van een nieuwe nationale veiligheidsraad om de tijdens Maliki opgebouwde sjiitische dominantie over de veiligheidssector te verminderen en de overheidsmacht beter tussen de verschillende bevolkingsgroepen te delen.

Vraag 53

Welk zicht is er op dit moment op de van de Iraakse regering vereiste vergaande politieke en sociaaleconomische hervormingen zodat alle Irakezen een redelijk en geloofwaardig perspectief kan worden geboden?

Antwoord op vraag 53:

In het regeringsprogramma en de politieke overeenkomst die ten grondslag ligt aan de vorming van de huidige regering wordt onder meer gesproken over versterking van de nationale eenheid, verzoening met ondersteunende wetgeving, de wederopbouw van conflictgebieden en de naleving van mensenrechten. Ook wordt gesproken over verbetering van basisvoorzieningen en infrastructuur voor alle Irakezen en ontwikkeling van de private sector. Ondanks deze goede voornemens, zal zichtbare voortgang op al deze terreinen nog enige tijd kunnen duren, omdat prioriteiten zoals de strijd tegen ISIS, voltooiing van de regering (Koerdische deelneming), hervorming van de strijdkrachten en de relatie van de Iraakse regering met de Koerdische Regionale Autoriteiten (KRA) momenteel voorrang krijgen. Sociaaleconomische hervormingen zijn direct afhankelijk van de vaststelling van een nationale begroting, die nog steeds niet is aangenomen. Daardoor kunnen de provincies op dit moment niet meer dan basisuitgaven doen (salarissen e.d.) en zelfs daar zijn achterstanden in opgelopen.

Vraag 54

Hoe hoog zijn de jaarlijkse inkomsten voor Irak uit de export van olie?

Antwoord op vraag 54:

De inkomsten van Irak uit de olie-export bedroegen afgelopen jaar 118.6 miljard US dollar. Deze inkomsten zijn onderhevig aan vele factoren, waaronder de olieprijzen op de wereldmarkten en interne ontwikkelingen, zoals de opkomst van ISIS, en fluctueren daardoor jaarlijks.

Vraag 55

Is er een goed beeld van hoe de export van olie uit ISIS-gebied loopt? Naar welke landen of regio’s wordt dit geëxporteerd? Hoe belangrijk is de export naar Turkije? Welke andere inkomstenbronnen zijn voor ISIS belangrijk?

Antwoord op vraag 55:

Het is onduidelijk hoe de handel van olie uit ISIS-gebied precies loopt. Wel is duidelijk dat een groot deel van de olie in ISIS-gebied voor intern gebruik wordt gewonnen en verhandeld en daardoor niet wordt geëxporteerd naar andere landen. De verkoop van olie verloopt veelal tussen handelaren. Hierdoor is het vaak moeilijk, zo niet onmogelijk om de exacte herkomst van olie te traceren. Onder het VN-sanctieregime is het alle VN-lidstaten overigens verboden om direct en indirect olie af te nemen van ISIS. Andere inkomstenbronnen van ISIS bestaan, voor zover bekend, uit opbrengsten van plunderingen van banken, verkregen losgeld voor gijzelaars en lokaal geheven belastingen, over onder andere de oliehandel.

Vraag 56

In hoeverre is tot nu toe voldaan aan de door de Koerdische Regionale Autoriteiten (KRA) gestelde voorwaarden voor deelname aan de regering? Wat zijn deze voorwaarden?

Antwoord op vraag 56:

De Koerdische Regionale Autoriteiten aangegeven een serieuze rol in de nieuwe regering te verwachten met een aantal hervormingen, waarvoor een deadline van drie maanden gesteld is. De belangrijkste eisen van de Koerden zijn: de goedkeuring van het nationaal budget, waarvan 17% voor de KRA bestemd wordt; de betaling van ambtenarensalarissen van de KRA en de betaling van de salarissen van de Peshmerga. De benoeming van de nieuwe Koerdische Minister van Financiën is op dit vlak een positieve ontwikkeling. Verdere constructieve samenwerking tussen de KRA en Bagdad zal cruciaal zijn voor de uiteindelijke oplossing van het conflict. Recente berichten over de op handen zijnde overboeking van salarisgelden voor augustus en september door Bagdad aan de KRA lijken de positieve signalen te versterken.

Vraag 57

Waarop baseert u de conclusie dat ISIS niets met de islam te maken heeft? Door welke ideologie is de opmars van ISIS dan te wijten volgens u?

Antwoord op vraag 57:

Zie het antwoord op vraag 41.

Vraag 58

Hoe verhoudt zich het feit dat Nederland Syrië niet langer erkent zich tot het feit dat Nederland wel diplomatieke betrekkingen heeft met Syrië?

Antwoord op vragen 58, 59, 60, 80 en 81:

Nederland erkent alleen staten en geen regeringen. De uitspraak dat Nederland Syrië niet langer zou erkennen is onjuist. In volkenrechtelijke zin beschouwt het kabinet het regime Assad nog steeds als vertegenwoordiger van de staat Syrië. De diplomatieke banden met het regime zijn evenwel bevroren. De Syrische oppositie (SOC) wordt gezien als legitieme vertegenwoordiger van het Syrische volk; dit is politiek relevant maar heeft geen volkenrechtelijke gevolgen.

Vraag 59

Wat is volgens het kabinet in volkenrechtelijke zin de regering van Syrië?

Antwoord op vraag 59:

Zie het antwoord op vraag 58.

Vraag 60

Welke formele banden onderhoudt Nederland met de Syrische oppositie in Istanbul?

Antwoord op vraag 60:

Zie het antwoord op vraag 58.

Vraag 61

Welke steun (financieel, militair, training of anderszins) heeft Nederland de afgelopen vier jaar gegeven aan actoren die nu actief zijn in Syrië? Graag een volledig overzicht.

Antwoord op vraag 61:

Het kabinet steunt de Syrische oppositie op verschillende niveaus: de Syrische Oppositie Coalitie (SOC) in Istanbul en met trainingen in Nederland, via lokale raden, politie en justitieactoren in Syrië zelf en door steun te bieden aan het maatschappelijk middenveld en (niet-lethaal) aan het Vrije Syrische Leger. De totale omvang van deze steun bedraagt, uitgegeven en toegezegd, ongeveer 15 miljoen Euro sinds het begin van de crisis.

Vraag 62

Kunt u uiteenzetten wat de aard en omvang is van de investeringen in de Syrische Oppositie Coalitie? Kunt u aangeven hoe breed de Syrische Oppositie Coalitie nog wordt gedragen onder de Syrische bevolking?

Antwoord op vraag 62:

Het kabinet geeft diplomatieke steun aan de Syrische Oppositie Coalitie (SOC). In dit kader hebben verschillende groepen SOC-diplomaten aan het Clingendael instituut trainingen gevolgd. De SOC heeft door investeringen in lokale politie en bestuursstructuren in door gematigde groepen gecontroleerde gebieden het draagvlak onder de Syrische bevolking significant vergroot. Tegelijkertijd is door de opmars van ISIS de bewegingsruimte van de SOC ingeperkt en haar slagkracht verminderd. Het kabinet neemt deze en alle andere relevante factoren mee in het bepalen van haar steun aan de SOC. Verder wordt verwezen naar het antwoord op vraag 61.

Vraag 63

Welke effecten kan het bestrijden van ISIS hebben voor de positie van Assad in Syrië?

Antwoord op vraag 63:

Het bestrijden van ISIS is er in de eerste plaats op gericht de acute dreiging van deze groepering voor de burgerbevolking in Irak en Syrië te verminderen. Het is van belang ervoor te zorgen dat het machtsvacuüm in de gebieden waaruit ISIS is verjaagd, niet wordt opgevuld door de troepen van Assad. Deze laatste is immers hoofdverantwoordelijke voor de crisis in Syrië. De steun die de Verenigde Staten en partners (gaan) geven aan de gematigde Syrische oppositie moet voorkomen dat Assad profiteert van de strijd tegen ISIS.

Vraag 64

Kan bevestigd worden dat luchtaanvallen tot meer eenheid onder jihadistische groepen in Syrië leidt?

Antwoord op vraag 64:

Nee, dat kan niet worden bevestigd. De luchtaanvallen hebben mede tot doel de aantrekkingskracht die uitgaat van de militaire successen van ISIS te verminderen.

Vraag 65

Kan bevestigd worden dat sinds de luchtaanvallen ISIS duizenden nieuwe mensen heeft kunnen rekruteren?

Antwoord op vraag 65:

Nee.

Vraag 66

Is, door Nederland, de EU, de NAVO of andere landen of organisaties, overwogen om een grensmissie naar Turkije te sturen om te helpen met het sluiten van de grens voor jihadstrijders?

Antwoord op vraag 66:

Nee. Nederland werkt overigens op veel vlakken samen met Turkije om personen tegen te houden die via Turkije reizen om zich in Syrië en Irak aan te sluiten bij terroristische groeperingen zoals ISIS, onder meer door informatie-uitwisseling.

Vraag 67

Is de positie van Turkije sinds het verschijnen van de Artikel-100 brief gewijzigd? Op welke wijze verwacht het kabinet dat Turkije een bijdrage zal leveren aan de coalitie?

Antwoord op vraag 67:

Nee. Op 23 september jl. heeft de Turkse president Erdogan in New York reeds kenbaar gemaakt dat Turkije bereid is de coalitie militair of logistiek te steunen. Welke bijdrage Turkije gaat leveren, is thans nog niet met zekerheid te zeggen. Een mogelijke Turkse bijdrage heeft in beginsel geen gevolgen voor het kabinetsbesluit om deel te nemen aan de strijd tegen ISIS. In het Turkse parlement zal morgen een debat en stemming plaatsvinden over een hernieuwd mandaat voor het Turkse leger om in Irak en Syrië te opereren, alsmede een mandaat voor het toestaan van militaire troepen op Turks grondgebied.

Vraag 68

Wat is de stand van zaken aangaande de door Turkije voorgestelde save zone aan de grens met Syrië? Hoe beoordeelt u het pleidooi van Turkije voor het instellen van een «bufferzone» met grondtroepen in Syrië (http://www.ibtimes.com/turkey-switches-rhetoric-fight-against-isis-calls-no-fly-zone-1696110)? Past dit in de strategie «no boots on the ground»?

Antwoord op vragen 68 en 70:

Turkije grenst aan de conflictgebieden in Syrië en Irak, met een grens van meer dan 1.100 kilometer lang die gedeeltelijk door ontoegankelijk bergachtig gebied loopt. Dat betekent dat Turkije ook de gevolgen ondervindt van de huidige crises. Inmiddels bevinden zich ruim 1 miljoen vluchtelingen in Turkije, waarvan 160.000 zeer recente vluchtelingen uit het Koerdische gedeelte van Syrië naar aanleiding van de opmars van ISIS zijn. De poreuze grenzen worden misbruikt door Jihadisten en voor de smokkel van wapens en olie. De strijd tussen de Koerden en ISIS om de Noord-Syrische stad Kobani vindt bovendien dermate dicht tegen de Turks-Syrische grens plaats, dat granaten regelmatig op Turks grondgebied terechtkomen. Turkije heeft er derhalve alle belang bij de grenzen effectief te sluiten. Het instellen van een bufferzone of no-flyzone is vooralsnog niet meer dan één van de vele opties waarover door Turkije wordt nagedacht. Daarnaast wijst Turkije erop dat een bufferzone of no-flyzone ter ondersteuning van de gematigde Syrische oppositie zou kunnen voorkomen dat het Assad-regime het machtsvacuüm zal opvullen waaruit ISIS verdreven is. Het is te vroeg hierover een oordeel te vellen.

Vraag 69

Bent u bereid de schriftelijke vragen van het lid Omtzigt (2014D32959) over de steun van Turkije aan Al Qaeda en ISIS vóór donderdag 2 oktober a.s. te beantwoorden?

Antwoord op vraag 69:

Ja.

Vraag 70

Hoe beoordeelt u het pleidooi van Turkije om een no fly zone in te stellen boven (delen van) Syrië? Is zo’n maatregel bedoeld tegen ISIS, dat geen luchtmacht heeft, of het regime Assad en/of de anti-ISIS coalitie?

Antwoord op vraag 70:

Zie het antwoord op vraag 68.

Vraag 71

Hoe beoordeelt de beschuldigingen van de Koerden dat Turkije steun heeft verleend aan ISIS bij de aanval op Kobani (http://www.bbc.com/news/world-europe-29403550?ocid=socialflow_twitter)? Bent u naar aanleiding van deze beschuldigingen, die ondersteund worden met getuigenverkaringen, foto's en video's, bereid contact op te nemen met Koerdische organisaties?

Antwoord op vraag 71:

Het kabinet beschikt niet over informatie die deze beweringen kan bevestigen.

Vraag 72

Hoe beoordeelt u de plannen van de Verenigde Staten om «gematigde» Syrische rebellen te trainen en bewapenen?

Antwoord op vraag 72:

Zie het antwoord op vraag 15.

Vraag 73

De zogenaamde Coalition of the Willing bestookt ook doelen in Syrië, waarvoor het kabinet begrip toont. Eén van deze doelen betreft de zogenaamde Khurasan-groep die volgens de VS een acute dreiging zou vormen voor de VS en/of haar bondgenoten. Wie is deze groep en wat is de aard van deze dreiging?

Antwoord op vraag 73:

De zogeheten Khorasan-groep bestaat uit al Qaeda-leden uit het Midden-Oosten, Noord-Afrika en Zuid-Azië en heeft onderdak gevonden bij JaN (Jabat Al Nusra) in Syrië. Leden van de groep zouden aanslagen tegen het Westen en Westerse doelwitten plannen.

Deze specifieke aanval is nationaal uitgevoerd door de Verenigde Staten, niet als onderdeel van de coalitie-inzet.

Vraag 74

Kan het kabinet nader ingaan op de rol van Iran in de strijd tegen ISIS en de mogelijke risico's die hiermee gepaard gaan?

Antwoord op vraag 74:

Het kabinet meent dat een duurzame oplossing voor het conflict in Syrië en voor de opkomst van ISIS in Syrië en Irak in de regio gevonden zal moeten worden. Iran is een belangrijk land in de regionale machtsverhoudingen en een eventuele rol van Iran in de internationale strijd tegen ISIS is dan ook onderwerp van gesprek binnen de coalitie. Het is echter van belang te onderstrepen dat de rol van Iran in de strijd tegen ISIS los gezien wordt, en dient te worden, van de nucleaire onderhandelingen tussen Iran en de E3+3 (FRA, DUI, VK, VS, RF en CHI), die voor 24 november tot een alomvattend akkoord moeten leiden.

Vraag 75

Is er tijdens de recente Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York gesproken over de opvang van vluchtelingen uit Irak en Syrië in de regio? Zo ja, wat waren de uitkomsten van het overleg? Wat zijn de grootste zorgpunten aangaande de opvang van vluchtelingen?

Antwoord op vraag 75:

Er is tijdens de recente Algemene Vergadering in verschillende fora gesproken over de problematiek van opvang van vluchtelingen. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft in haar gesprekken met Valerie Amos (OCHA) en Antonio Gutteres (UNHCR) het nieuwe Nederlandse noodhulpfonds toegelicht en is daarbij ook ingegaan op het belang van opvang van vluchtelingen in de regio. Zij heeft ook gesproken met Pierre Krähenbühl (UNWRA). De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben ook gesproken met de Iraakse Minister van Buitenlandse Zaken al-Jafaari over de Nederlandse humanitaire hulp in Irak. Minister al-Jafaari sprak zijn dank uit voor deze hulp.

Een zorgpunt is de oplopende spanning tussen gastgemeenschappen en vluchtelingen. Als er sprake is van grote aantallen vluchtelingen, waardoor de druk (op vaak toch al niet optimale) gezondheidszorg, onderwijs, nutsvoorzieningen en (de onderkant van de) arbeidsmarkt enorm toeneemt. Daarom is voor Nederland, naast zelfredzaamheid en het genereren van inkomens door de vluchtelingen, ook meer aandacht voor een betere balans tussen hulp aan de vluchtelingen en aan de gastgemeenschap een prioriteit in het nieuwe humanitaire hulp beleid van belang.

Vraag 76

Welke krachten op de grond in Syrië zijn het beste in staat de machtsvacuüms die door luchtaanvallen op ISIS en andere groepen ontstaan, in te vullen? Welke krachten vullen deze tot op heden in? Zijn dat gematigde rebellengroepen?

Antwoord op vraag 76:

De Syrian Opposition Council (SOC) wordt gesteund om eventuele machtsvacuüms in te vullen, met behulp van gematigde strijdgroepen waarmee SOC een relatie onderhoudt. In Syrië is de luchtcampagne echter net begonnen en het is te vroeg hier nu al uitspraken over te doen.

Vraag 77

Komen de gruweldaden (onthoofdingen) die plaatsvinden in Saoedi-Arabië voort uit de islam en worden deze daden door de islam ondersteund? Zo nee, waar komen deze gruweldaden dan wel uit voort?

Antwoord op vraag 77:

Saoedi-Arabië zegt dat zijn rechtssysteem, waaronder de doodstraf per onthoofding, is gebaseerd op de Shari’a. In het algemeen kan worden gezegd dat verschillende interpretaties van Shari’a worden gehanteerd. Het is niet aan het kabinet om te treden in strikt religieuze kwesties.

Vraag 78

«Het kabinet heeft begrip voor de Amerikaanse inspanningen». Kan het kabinet dit begrip nader toelichten? Toont het kabinet vanuit volkenrechtelijk perspectief begrip voor deze actie of is hier sprake van het uitspreken van politieke steun?

Antwoord op vraag 78:

Het kabinet heeft begrip geuit voor de inspanningen van de door de Verenigde Staten geleide coalitie, die beoogt de bredere dreiging die uitgaat van de groepering ISIS aan te pakken. Gezien het menselijk lijden in de regio is het moeilijk geen begrip te hebben hiervoor. Zoals gesteld door de Commissie Davids vereist het geven van politieke steun een volkenrechtelijk mandaat.

Vraag 79

Het kabinet stelt dat de juridische status van de Nederlandse militairen – voortvloeiend uit de statusafspraken – nog moet worden geregeld. Is de juridische status van de Nederlandse militairen die worden uitgezonden reeds geregeld? Wanneer komt er een Status of Forces Agreement (SOFA)? Wanneer denkt het kabinet hier meer over te weten?

Antwoord op vraag 79:

Nederland heeft met vertegenwoordigers van het gastland van de F16’s een akkoord bereikt over een Status of Forces Agreement (SOFA). Het verdrag, dat voor één jaar zal gelden, zal direct na ondertekening door beide partijen in werking treden. Het akkoord regelt de status van Nederlands militair en burgerpersoneel aanwezig op het grondgebied van het gastland. Met Irak wordt nog gesproken over een statusovereenkomst.

Vraag 80

Erkent het kabinet de regering Assad als regering van Syrië, ook al heeft het regime geen politieke legitimiteit meer volgens het kabinet? Klopt het dat Nederland nog steeds diplomatieke betrekkingen met de Syrische regering onderhoudt?

Antwoord op vraag 80:

Zie het antwoord op vraag 58.

Vraag 81

Klopt het dat de regering van Irak betrekkingen onderhoudt met het regime-Assad en dit regime wel erkent als regering van Syrië?

Antwoord op vraag 81:

Zie het antwoord op vraag 3 en 58.

Vraag 82

In hoeverre vindt tussen de regeringen van beide landen afstemming plaats over de strijd tegen ISIS?

Antwoord op vraag 82:

Irak maakt er in het algemeen geen geheim van dat het coördinatie met het Syrische regime met betrekking tot bestrijding ISIS noodzakelijk acht en dat dit gebeurt. De exacte inhoud of vorm van coördinatie is niet bekend. De Iraakse nationale veiligheidsadviseur, Faleh al-Fayad, bracht recentelijk nog twee openlijke bezoeken (laatste op 16 september) aan Damascus, waar hij onder andere gesprekken voerde met President Assad en de Syrische inlichtingendiensten.

Vraag 83

Vindt u de aanval van ISIS op de Koerden bij Kobani, waar sprake is van etnische zuiveringen en oorlogsmisdaden en mogelijk genocide, een humanitaire noodsituatie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 83:

De situatie de afgelopen dagen in Kobani is uitermate zorgelijk en de humanitaire nood van de vluchtelingen en achterblijvers hoog. Zie verder antwoord op vraag 91.

Vraag 84

Hoe wordt omgegaan met humanitaire noodsituaties net buiten de grens met Irak? Mag er dan onder geen omstandigheden worden ingegrepen door Nederlandse F-16’s, zelfs niet bij genocide?

Antwoord op vraag 84:

Het bestaan van een humanitaire noodsituatie vormt niet zonder meer een rechtsgrondslag voor het gebruik van geweld. In het regeerakkoord wordt beoogd om de mogelijkheid te bieden voor de deelneming aan een internationale crisisbeheersingsoperatie zonder volkenrechtelijk mandaat in geval van een humanitaire noodsituatie, als ultimum remedium en onder strikte voorwaarden. Zie ook het antwoord op vraag 91.

Vraag 85

«Nederland zoekt voor de inzet van de F16’s bij voorkeur samenwerking met een partner die over hetzelfde vliegtuigtype beschikt. Ook voor de inzet van trainers wordt gekeken naar internationale samenwerking om daarmee de ondersteuning en logistieke footprint zo klein mogelijk te houden.» Welke samenwerkingspartners voldoen aan deze kwalificatie en welke locaties zijn in beeld? Met andere woorden: «Wat is het keuzepalet?» Is er reeds een geschikte partner ten behoeve van de inzet van F-16’s?

Antwoord op vragen 85 en 131:

Bij de inzet van de F-16’s wordt in eerste instantie gezocht naar samenwerking met partners binnen de zogeheten F-16 European Participating Air Forces. Naast Nederland betreft het hier België en Denemarken. Tevens wordt samengewerkt met de Verenigde Staten die eveneens F-16’s aan de coalitie hebben toegezegd. Het gezamenlijk stationeren van F-16’s uit verschillende landen op dezelfde basis versterkt de samenwerking.

Voor de inzet van trainers wordt momenteel gekeken naar verschillende geschikte trainingslocaties. Deze locaties bevinden zich alle buiten door ISIS gecontroleerd gebied. Waar de Nederlandse trainers zullen worden ingezet is op dit moment nog niet vastgesteld en wordt in overleg met de coalitiepartners nader bepaald. Nederland onderzoekt momenteel met wie eventueel kan worden samengewerkt.

Vraag 86

Waarom is er op dit moment niet met stelligheid te zeggen of er sprake is van zelfverdediging als volkenrechtelijk mandaat in Syrië? Wanneer zou dit volgens het kabinet wel het geval zijn?

Antwoord op vragen 86 en 87:

Voor zelfverdediging tegen een gewapende groep gelden in beginsel dezelfde voorwaarden als voor zelfverdediging tegen een staat. Deze zijn beschreven in notities uit 2007 en 2013 (Kamerstukken 29 521, nr. 41 en 32 623, nr. 110). In het geval van een gewapende groep geldt dat er ook rekening moet worden gehouden met de positie van de staat waar vandaan de gewapende aanval plaatsvindt. Hoewel deze staat zelf een verplichting heeft om aanvallen vanuit zijn grondgebied tegen te gaan, vormt ingrijpen op het grondgebied van die staat in beginsel een inbreuk op de rechten van die staat. Om deze reden is vereist dat van tevoren wordt vastgesteld of deze staat zelf in staat en bereid is (able and willing) om de aanval te voorkomen of te stoppen. Op dit moment valt niet met stelligheid te zeggen of is voldaan aan deze voorwaarden voor een beroep op collectieve zelfverdediging als volkenrechtelijk mandaat. Het kabinet blijft de ontwikkelingen op dit punt nauwgezet volgen.

Vraag 87

Welke specifieke strikte voorwaarden hangen samen met het uitoefenen van het recht op zelfverdediging in het geval van een (dreigende) aanval «afkomstig van een gewapende groep als ISIS»?

Antwoord op vraag 87:

Zie het antwoord op vraag 86.

Vraag 88

Voor welke periode zal militaire inzet radicalisering en sektarische onrust in de regio in de hand werken? Wat is hier de verwachting?

Antwoord op vraag 88:

De militaire inzet in Irak is er juist op gericht de interne stabiliteit van Irak te vergroten en de Iraakse regering in staat te stellen de bestaande sektarische tegenstellingen in dat land te verminderen. Dit laatste zal niet eenvoudig zijn, het zal tijd vergen en met tegenslagen gepaard gaan.

Vraag 89

Hoe beoordeelt u de mogelijkheid dat de regering van Irak aan de regering van Syrië toestemming vraagt voor de luchtaanvallen van de anti ISIS-coalitie op Syrisch grondgebied, aangezien deze handelt op basis van collectieve zelfverdediging van Irak?

Antwoord op vraag 89:

De regering van Irak zou de regering van Syrië om toestemming kunnen vragen voor luchtaanvallen door de coalitie. Het kabinet heeft vooralsnog geen aanwijzingen dat de Iraakse regering voornemens is dit te doen. De Verenigde Staten, als leider van de coalitie, hebben duidelijk verklaard niet bereid te zijn om met het regime van Assad zullen samen te werken.

Vraag 90

Kunt u aangeven waarom u het beroep van de Verenigde Staten op collectieve zelfverdediging als rechtsgrond voor optreden in Syrië «niet stellig» genoeg vindt?

Antwoord op vraag 90:

Er gelden strikte voorwaarden voor de uitoefening van het recht op collectieve zelfverdediging. Zo moet er sprake zijn van een (onmiddellijk dreigende) gewapende aanval. Wanneer een gewapende aanval afkomstig is van een gewapende groep zoals ISIS is ook bepalend of de staat van waaruit deze aanval plaatsvindt deze kan of wil bestrijden. Op dit moment valt niet met stelligheid te zeggen of aan deze voorwaarden voldaan is.

Vraag 91

Is er in Syrië sprake van een humanitaire noodsituatie zoals bedoeld in het regeerakkoord? Waarom is «humanitaire noodsituatie» zoals in het regeerakkoord omschreven, volgens u kennelijk niet van toepassing op de situatie in Syrië?

Antwoord op vraag 91:

Het staat niet vast dat sprake is van het soort humanitaire noodsituatie dat de basis zou kunnen vormen voor militair ingrijpen op basis van humanitaire interventie. De situatie in Syrië is zeer zorgwekkend, maar is dat al enige tijd. Het ontbreken van een duidelijke juridische basis neemt niet weg dat humanitaire interventie in uitzonderlijke gevallen, onder strikte voorwaarden en bij wijze van ultimum remedium toelaatbaar kan zijn. In dergelijke situaties moet tevoren een uiterste inspanning zijn geleverd om in de Veiligheidsraad overeenstemming te bereiken over de noodzaak van militair optreden. Bovendien blijft ook in deze situaties gelden dat militair optreden moet berusten op algemeen aanvaarde beginselen uit het volkenrecht. De Verenigde Staten beroepen zich niet op humanitaire interventie als rechtsgrond voor de luchtaanvallen in Syrië.

Vraag 92

Is het altijd nodig dat er «met stelligheid» te zeggen is of er sprake is van een volkenrechtelijk mandaat? Zijn militaire interventies niet bijna per definitie omstreden, en daarmee ook de volkenrechtelijke rechtsgronden die aangevoerd worden?

Antwoord op vraag 92:

Militair ingrijpen is een maatregel met grote consequenties voor staten en individuen. Het is daarom van belang dat de rechtsgrond die wordt aangevoerd voor dergelijk ingrijpen gedegen kan worden onderbouwd.

Vraag 93

Vindt u de luchtaanvallen van de anti-ISIS coalitie in Syrië illegaal?

Antwoord op vraag 93:

De Verenigde Staten beroepen zich op het recht op (collectieve) zelfverdediging. Niet met stelligheid kan worden geconcludeerd dat sprake is van een volkenrechtelijk mandaat voor deze luchtaanvallen, aangezien op dit moment onvoldoende feitelijk vaststaat of aan de voorwaarden voor de uitoefening van het recht op zelfverdediging is voldaan.

Vraag 94

Kunt de volgende passage in het regeerakkoord nader toelichten: «Voor een bijdrage aan internationale crisisbeheersingsoperaties is een volkenrechtelijk mandaat vereist of dient sprake zijn van een humanitaire noodsituatie.»? Erkent de regering hiermee dat militaire inzet in een crisisbeheersingsoperatie ook mogelijk is zonder volkenrechtelijk mandaat, namelijk als sprake is van een humanitaire noodsituatie?

Antwoord op vraag 94:

In het geval van een humanitaire noodsituatie is de regering bereid te overwegen of een bijdrage kan worden geleverd aan het lenigen van de humanitaire nood. Met bovengenoemde zin uit het regeerakkoord wordt inderdaad beoogd om de mogelijkheid te bieden voor de deelneming aan een internationale crisisbeheersingsoperatie zonder volkenrechtelijk mandaat in geval van een humanitaire noodsituatie, als ultimum remedium en onder strikte voorwaarden. Zie ook antwoord op vraag 91.

Vraag 95

«Voor een bijdrage aan internationale crisisbeheersingsoperaties is een volkenrechtelijk mandaat vereist of dient sprake zijn van een humanitaire noodsituatie.» Geldt deze passage uit het regeerakkoord ook voor het uitspreken van politieke steun aan een militaire interventie? Of stelt het kabinet strengere voorwaarden aan politieke steun dan aan politieke én militaire steun?

Antwoord op vraag 95:

Hoewel politieke steunverlening van een andere orde is dan deelneming aan een militaire missie, is het bestaan van een volkenrechtelijke rechtsgrondslag ook daarvoor een vereiste.

Vraag 96

Kan de uitspraak van de Minister van Buitenlandse Zaken op 25 september jl: «Maar het klopt: het feit dat een land zegt: «Ik heb er geen bezwaar tegen dat in mijn land wordt opgetreden» kan ook implicaties hebben voor de discussies over het volkenrechtelijk mandaat», nader worden toegelicht? Ook in het licht van het feit dat de Syrische regering geen bezwaar geuit heeft?

Antwoord op vraag 96:

De uitingen van vertegenwoordigers van het Syrische regime kunnen een rol spelen bij de beoordeling of sprake is van een geldige toestemming van het regime Assad voor de luchtaanvallen op Syrisch grondgebied. Volkenrechtelijk gelden echter specifieke eisen voor een dergelijke toestemming.

Vraag 97

Hoe lang is het mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS, gebaseerd op het verzoek door de Iraakse regering, geldig?

Antwoord op vragen 97 en 98:

De rechtsgrond voor de Nederlandse bijdrage aan de strijd wordt gevormd door de toestemming van Irak met deze bijdrage. Deze rechtsgrond is geldig totdat Irak de toestemming intrekt.

Vraag 98

Wat zouden de rechtsgrondelijke implicaties zijn als de Iraakse regering een deel van de internationale inzet niet langer steunt?

Antwoord op vraag 98:

Zie het antwoord op vraag 97.

Vraag 99

In hoeverre wordt met het ingrijpen in Syrië door de VS de regering in Syrië omzeild?

Antwoord op vragen 99 en 100:

De Verenigde Staten hebben de Syrische regering genotificeerd alvorens in te grijpen in Syrië, toestemming is niet gevraagd.

Vraag 100

In hoeverre heeft de VS geprobeerd toestemming te krijgen van de Syrische regering voor het ingrijpen in Syrië?

Antwoord op vraag 100:

Zie het antwoord op vraag 99.

Vraag 101

Klopt het dat «humanitaire noodzaak» niet door de VS in aangevoerd ter legitimatie van het ingrijpen in Syrië?

Antwoord op vraag 101:

Dat klopt, de Verenigde Staten beroepen zich primair op het recht op (collectieve) zelfverdediging.

Vraag 102

Klopt het dat een terroristische dreiging door een niet-statelijke actor als ISIS geen volkenrechtelijke legitimatie vormt voor het ingrijpen in een andere staat?

Antwoord op vraag 102:

Als een terroristische dreiging door een niet-statelijke actor niet kan worden beschouwd als een gewapende aanval die het recht op zelfverdediging doet ontstaan, en evenmin sprake is van een mandaat op basis van een resolutie van de VN Veiligheidsraad op basis van hoofdstuk VII van het Handvest, bestaat in beginsel geen volkenrechtelijk mandaat voor geweldgebruik op het grondgebied van een andere staat. Wel zou een rechtsgrond kunnen worden gevormd door toestemming van de staat op wiens grondgebied de niet-statelijke actor actief is.

Vraag 103

Klopt het dat het kabinet heeft besloten tot een bijdrage aan de strijd tegen ISIS zoals beschreven in de artikel 100 brief, voordat de externe volkenrechtelijke adviseur zijn advies uitbracht?

Antwoord op vraag 103:

In de aanloop naar de besluitvorming over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS is uitgebreid intern volkenrechtelijk advies ontvangen. De extern volkenrechtelijk adviseur heeft eveneens advies uitgebracht. Het vragen van een advies aan de extern volkenrechtelijk adviseur is overigens niet verplicht. Deze adviseur heeft ook de bevoegdheid op eigen initiatief te adviseren zo hij meent dat daartoe een noodzaak bestaat. In deze belangrijke kwestie fungeerde zijn advies als een double check op de analyse van de interne juristen.

Vraag 104

In hoeverre zijn de uitingen en oproep van Hadi Al-Bahra als president van de Syrische Nationale Coalitie om in te grijpen in Syrië een rechtsgrond voor een mandaat tot ingrijpen?

Antwoord op vraag 104:

De uitingen van de vertegenwoordiger van de Syrische oppositie vormen geen rechtsgrond voor het gebruik van geweld, aangezien de oppositie niet wordt beschouwd als vertegenwoordiger van de staat Syrië.

Vraag 105

Kan het kabinet aangeven waarom er geen resolutie is voorgelegd aan de VN-Veiligheidsraad teneinde het handelen van de Coalitie in Syrië goed te keuren? Acht het kabinet een dergelijke resolutie noodzakelijk?

Antwoord op vraag 105:

Er is geen resolutie voorgelegd aan de VN-Veiligheidsraad, omdat deze naar alle waarschijnlijkheid geconfronteerd zou worden met een veto. Een resolutie van de VN Veiligheidsraad onder hoofdstuk VII van het Handvest zou een dergelijke rechtsgrond kunnen vormen, evenals het recht op (collectieve) zelfverdediging wanneer aan de voorwaarden voor het inroepen daarvan is voldaan.

Vraag 106

Zal er gebruik gemaakt worden van tolken? En zo ja, hoeveel tolken denkt u nodig te hebben voor de missie?

Antwoord op vraag 106:

Ja, er zal gebruik worden gemaakt van tolken. De behoefte aan tolken is op dit moment nog niet vastgesteld.

Vraag 107

Hoe zullen de (eventuele) voor deze missie benodigde tolken opgeleid worden? Waar gaat u de (eventueel) voor deze missie benodigde tolken werven?

Antwoord op vraag 107:

Zo mogelijk worden Nederlandse militairen of reservisten als tolk ingezet. Deze worden op dezelfde wijze voorbereid als de andere in te zetten militairen. Indien er onvoldoende tolken zijn, zal lokaal moeten worden ingehuurd. Bij voorkeur gebeurt dit door zorg van de uitnodigende landen, waarbij heldere afspraken zullen worden gemaakt.

Vraag 108

Welke afspraken zullen er met de (eventueel) voor deze missie benodigde tolken gemaakt worden? Waar of bij wie komen de (eventueel) voor deze missie benodigde tolken in dienst?

Antwoord op vraag 108:

Zie het antwoord op vraag 107.

Vraag 109

Onder wiens directe leiding staat de (eventueel) voor deze missie benodigde tolken? Welke bescherming genieten de (eventueel) voor deze missie benodigde tolken? Wie is hiervoor verantwoordelijk? En welk mediabeleid geldt er?

Antwoord op vraag 109:

De tolken staan onder leiding van de detachementscommandant. Tolken genieten dezelfde bescherming als de andere militairen en zijn volledig in het detachement opgenomen. Tolken worden uit de media gehouden.

Vraag 110

Is de bescherming van tolken, na van hun diensten gebruik te hebben gemaakt, op voorhand geregeld?

Antwoord op vraag 110:

Op korte termijn ontvangt u een brief over de bescherming van tolken.

Vraag 111

In welke fase verkeren de geldende regelingen rondom de zorg voor uitzending zoals onder meer inentingen en het verstrekken van kleding?

Antwoord op vraag 111:

Voor vertrek wordt onder meer de vaccinatiestatus en het gebit gecontroleerd. Indien nodig wordt de militair aanvullend ingeënt en/of behandeld. In verband met de korte voorbereidingstijd is het niet altijd mogelijk om aan iedere militair het volledige desert kledingpakket te verstrekken. Ontbrekende onderdelen worden dan alsnog naar het inzetgebied gebracht.

Vraag 112

Zijn alle benodigde reservedelen, kleding, uitrustig (scherfwerende vesten) voldoende voorradig of zijn hier nog knelpunten? En hoe gaat u eventuele knelpunten oplossen en op welke termijn?

Antwoord op vraag 112:

Naar verwachting zijn voldoende kleding, uitrusting en daarbij behorende reservedelen beschikbaar.

Vraag 113

Hoeveel van de 250 militairen die bij de inzet van de zes F-16 toestellen zijn betrokken zijn vliegers?

Antwoord op vraag 113:

Het detachement omvat een aantal militaire functionaliteiten. Hierbij moet worden gedacht aan een kern van vliegers, technisch personeel, ondersteunend personeel (wapentechnici, missieplanning en verbindingen) en force protection personeel. De exacte samenstelling van het detachement is onderhevig aan verandering als gevolg van taakstelling, locatie en samenwerkingsafspraken met de Host Nation en/of partners.

Vraag 114

Hoeveel van de 250 militairen die bij de inzet van de zes F-16 toestellen zijn betrokken is technische personeel?

Antwoord op vraag 114:

Uit operationele overwegingen worden hierover geen uitspraken gedaan.

Vraag 115

Hoeveel van de 250 militairen die bij de inzet van de zes F-16 toestellen zijn betrokken zijn respectievelijk operationele missieplanner, bewapeningspersoneel, verbindingspersoneel en overig personeel?

Antwoord op vraag 115:

Zie het antwoord op vraag 113.

Vraag 116

Hoe ziet het rotatieschema voor de F-16 vliegers er uit?

Antwoord op vraag 116:

Vanwege de noodzaak geoefend te blijven, zullen piloten frequenter roteren dan het overige personeel van het detachement.

Vraag 117

Waaruit bestaat de overige (logistieke) ondersteuning?

Antwoord op vraag 117:

Deze bestaat uit specialisten voor het gereedstellen en onderhoud van F-16’s en capaciteit voor het assembleren van vliegtuigbewapening. Daarnaast is er personeel ingedeeld voor taken zoals bevoorrading, transport en handling, en onderhoud aan algemene middelen.

Vraag 118

Hoe ziet het overzicht van de uitzendtoelage er uit, uitgesplitst naar de afzonderlijke functies?

Antwoord op vraag 118:

Voor deze operatie is het normale vergoedingenregime uit de «Regeling voorzieningen bij vredes- en humanitaire operaties» (VVHO) van toepassing. De vergoeding bestaat uit twee componenten, te weten een tegemoetkoming in de onkosten en een vergoeding voor de bij de operatie ondervonden extra werkdruk. Daarnaast heeft de militair aanspraak op huisvesting en voeding vanwege en voor rekening van het Rijk.

Vraag 119

Hoeveel en welke gevechtsvliegtuigen en ander militair materieel heeft de anti-ISIS coalitie op dit moment tot haar beschikking?

Antwoord op vraag 119:

Zie het antwoord op vraag 9.

Vraag 120

Gelden er beperkingen voor de inzet van de (Nederlandse) gevechtsvliegtuigen in bewoond dan wel stedelijk gebied? Zo ja, welke beperkingen betreft dit?

Antwoord op vraag 120:

Voor iedere inzet van Nederlandse gevechtsvliegtuigen geldt dat het risico op burgerslachtoffers tot een minimum moet worden beperkt.

Vraag 121

Waarom zijn er guardian angels nodig om het eigen personeel op kazernes te beschermen? Hoe reëel is de dreiging?

Antwoord op vraag 121:

Ervaringen in Afghanistan hebben aangetoond dat militairen die zich richten op hun taak als trainer en begeleider, minder oog hebben voor hun omgeving. Guardian angels beschermen de trainers bij de uitvoering van hun primaire taak. Daarnaast is het niet per definitie zo dat de trainers alleen op of binnen kazerne muren zullen trainen. Trainingslocaties, zoals bijvoorbeeld een kazerne, kunnen op enige afstand liggen van de locatie waar de trainers zijn gehuisvest. Verplaatsingen worden zoveel mogelijk vermeden.

De dreiging in Irak verschilt per regio en wordt nauwlettend gemonitord. Op dit moment is nog geen keuze gemaakt voor de locaties waarop de Nederlandse trainingsactiviteiten zullen worden uitgevoerd.

Vraag 122

Waarom is er niet voor gekozen om alleen Iraakse strijdkrachten, of alleen Koerdische strijdkrachten te trainen?

Antwoord op vraag 122

De strijd tegen ISIS is een gezamenlijk inspanning waarin zowel de Koerdische als de Iraakse strijdkrachten in verschillende gebieden een rol spelen. Derhalve worden beide groepen getraind in het kader van de strijd tegen ISIS. Nederlandse militairen dragen daaraan bij.

Vraag 123

Klopt het dat de inzet van onze F-16’s zich ook richt op konvooien?

Antwoord op vraag 123:

De inzet van de F-16’s kent geen specifieke beperkingen ten aanzien van konvooien.

Vraag 124

Hoe kunt u nu al zeggen – zoals werd gesteld tijdens de technische briefing – dat konvooien van jihadi’s die in het zicht van F16’s zijn, geen tijd meer hebben om over de grens naar Syrië te vluchten?

Antwoord op vraag 124:

Tijdens de technische briefing is aangegeven dat op het moment dat een doel de aanwezigheid van een F-16 onderkent, er geen tijd meer is om een grens over te vluchten. Dit komt door de snelheid waarmee de F-16 wapens kan inzetten.

Vraag 125

Hoe kunt u nu uitsluiten, dat er grensbunkers zullen worden opgesteld, precies op de Iraaks-Syrische grens?

Antwoord op vraag 125:

Dat kan niet worden uitgesloten.

Vraag 126

Wat zijn de risico’s van het bewapenen en trainen van Peshmerga?

Antwoord op vragen 126 en 127:

De risico’s van het bewapenen van de Peshmerga (de Koerdische strijdkrachten) zijn beschreven in Kamerstuk 27 925, nr. 495, van 21 augustus 2014. Dezelfde risico’s zijn aanwezig voor het trainen van de Peshmerga door de coalitie. De kans bestaat dat geleverde militaire goederen of door de coalitie getrainde strijders te zijner tijd worden ingezet voor andere doeleinden, zoals steun aan hun bondgenoten in Turkije of tegen de Iraakse regering. Dit risico is aanvaardbaar gezien het acute en ernstiger geachte gevaar van ISIS. Veel zal afhangen van de mate van inclusiviteit die de Iraakse regering bewerkstelligt.

Vraag 127

Wat zijn de risico’s van het bewapenen en trainen van Koerdische strijdkrachten?

Antwoord op vraag 127:

Zie het antwoord op vraag 126.

Vraag 128

Kunt u nadere informatie geven over de aantallen en eenheden van de trainingsteams?

Antwoord op vragen 128 en 134:

De Nederlandse trainingsbijdrage richt zich op de training van reguliere Iraakse brigades en de training van Iraakse Special Operations Forces (SOF) en Koerdische Peshmerga. Nederland gaat met maximaal 130 militairen een bijdrage leveren aan deze training. Het exacte aantal militairen is afhankelijk van de ondersteuning door partners, vooral op het gebied van logistiek en beveiliging. Deze details zijn op dit moment nog niet bekend. De trainingsteams zullen worden gevormd door personeel uit de gehele Nederlandse krijgsmacht.

Vraag 129

Wat wordt de precieze taakopdracht van de Special Operations Forces?

Antwoord op vraag 129:

De taakopdracht zal bestaan uit het trainen en adviseren van bestaande Iraakse SOF en/of Koerdische Peshmerga - eenheden.

Vraag 130

Kunt u uitsluiten dat de Special Operations Forces worden ingezet voor andere doeleinden dan training van Iraakse en Koerdische strijdkrachten?

Antwoord op vraag 130:

Nederland heeft altijd de mogelijkheid een opdracht voor de Nederlandse militairen te blokkeren. Deze mogelijkheid is in de commandolijn ingebouwd om te voorkomen dat Nederlandse militairen worden ingezet voor taken die niet binnen het mandaat vallen.

Vraag 131

Wanneer wordt duidelijk waar Nederland gaat trainen? Hoe ver zijn de gesprekken daarover?

Antwoord op vraag 131:

Zie het antwoord op vraag 85.

Vraag 132

Hoe kunt u, in de fluïde situatie, de risico’s van onze militairen bewaken, terwijl u nog niet weet waar de trainingen op de grond precies zullen plaatsvinden?

Antwoord op vraag 132:

De keuze van de trainingslocaties is onderwerp van de huidige planning en is afhankelijk van diverse factoren. De factor veiligheid speelt daarbij een prominente rol. Uitgangspunt is dat trainingslocaties in gebieden liggen waar ISIS geen bedreiging vormt.

Vraag 133

«Het exacte aantal militairen is afhankelijk van de ondersteuning door partners, vooral op het gebied van logistiek en beveiliging». In hoeverre zijn de Nederlandse trainers zelf in staat defensief robuust op te treden? In hoeverre zijn de Nederlandse trainers, voor hun veiligheid, afhankelijk van Iraakse en/of Koerdische beveiliging?

Antwoord op vragen 133 en 175:

Onze aanwezigheid in Irak is gebaseerd op een verzoek van de Iraakse overheid. De Iraakse overheid is primair verantwoordelijk voor de veiligheid van de coalitietroepen. Daarnaast zullen Nederlandse militairen worden uitgerust met een persoonlijk wapen voor zelfverdediging. In de trainingsteams zullen ook zogenaamde guardian angels worden opgenomen; dit zijn militairen belast met de veiligheid van de trainers. Bij de keuze van Westerse coalitiepartners worden afspraken over veiligheid van het personeel meegenomen.

Vraag 134

Wat zal precies de rol zijn van de Nederlandse Special Operations Forces (SOF) in het trainingsproces? Hoeveel van de 130 militairen zullen naar alle waarschijnlijkheid vanuit de SOF komen?

Antwoord op vraag 134:

Zie het antwoord op vraag 128 en 129.

Vraag 135

De bijdrage van Nederland aan de strijd tegen ISIS wordt geschat op 6 tot 12 maanden. Nederland zal ook troepen trainen. Uit de briefing blijkt dat dit een project is voor de lange termijn. Waarom heeft Nederland ervoor gekozen de trainers ook voor maximaal 12 maanden te committeren? Kan deze periode desgewenst worden verlengd?

Antwoord op vraag 135:

Zie het antwoord op vraag 7.

Vraag 136

Hoe verschillen de risico’s voor de inzet van F-16’s in Irak en in Syrië?

Antwoord op vraag 136:

Vliegoperaties boven Syrië zijn risicovoller, vooral in het (westelijke) deel dat door het Syrische bewind wordt beheerst. In het (noord)oostelijke deel van Syrië, waar ISIS dominant is, geldt dezelfde dreiging als in Irak, behoudens enkele geïsoleerde locaties waar de capabelere systemen van het Syrische bewind aanwezig zijn.

Vraag 137

Kunt u bevestigen dat Combat Search & Rescue volledig door de Amerikanen wordt verzorgd, omdat zij over de eenheden en helikopters beschikken die daarvoor noodzakelijk zijn, of wordt ook hiervoor Nederlands personeel / materieel ingezet? Zijn hier reeds afspraken over gemaakt?

Antwoord op vragen 137 en 150:

Combat Search and Rescue wordt verzorgd door coalitiepartners. Uit operationele overwegingen worden hier verder geen mededelingen over gedaan. Hiervoor wordt geen Nederlands personeel of materieel ingezet.

Vraag 138

Zit in het standaardmandaat dat kan worden geswitched van een hard target naar een soft target (bijvoorbeeld wegrijdende ISIS-troepen) zonder dat de Red Card Holder daar tussen komt?

Antwoord op vraag 138:

Dit valt onder de Rules of Engagement (ROE). Er worden in het openbaar geen uitspraken over de ROE’s gedaan.

Vraag 139

Welke zelfbeschermingsmiddelen zijn op de Nederlandse jachtvliegtuigen beschikbaar? Door wie en hoe wordt een piloot opgehaald uit door ISIS bezet gebied? Welke afspraken zijn daarover gemaakt of worden daarover gemaakt?

Antwoord op vraag 139:

De Nederlandse F-16’s zijn uitgerust met detectie en storingsapparatuur tegen radargeleide en infraroodgeleide luchtverdedigingssystemen. Combat Search and Rescue wordt verzorgd door coalitiepartners en vaste procedures worden gehanteerd (zie het antwoord op vraag 137). Uit veiligheidsoverwegingen worden hier verder geen mededelingen over gedaan.

Vraag 140

Wat zijn de instructies aan het personeel dat mogelijk in handen valt van ISIS? Op welke wijze kunnen piloten en ander personeel zich zelf verdedigen? Op welke wijze wordt het personeel op een dergelijke situatie voorbereid?

Antwoord op vraag 140:

Over instructies aan personeel dat in handen valt van ISIS worden om veiligheidsredenen geen mededelingen gedaan. Piloten en ander personeel kunnen zich eventueel verdedigen met hun persoonlijk wapen. De voorbereiding op dergelijke situaties is onderdeel van de training en voorbereiding van het personeel.

Vraag 141

Is er voldoende inlichtingencapaciteit toegezegd door landen uit de coalitie? Zo nee, hoe groot zijn de tekorten en hoe groot wordt de kans geacht dat deze tijdig worden opgelost?

Antwoord op vraag 141:

Er is overleg met coalitiepartners over de ondersteuning van de operatie met inlichtingencapaciteit. Nederland zal deelnemen aan de uitwisseling van inlichtingen.

Vraag 142

Is de verwachting dat met de combinatie van training en luchtsteun de Iraakse troepen genoeg geholpen zullen zijn om het gebied dat nu in handen van ISIS is onder controle te krijgen?

Antwoord op vraag 142:

Zie het antwoord op vraag 7.

Vraag 143

Wil de Iraakse regering soennitisch gebied dat nu in handen van ISIS is weer onder eigen controle krijgen?

Antwoord op vraag 143:

Ja.

Vraag 144

Kan worden verduidelijkt in hoeverre ISIS nu al is overgegaan op irreguliere tactieken, waaronder het opgaan in de bevolking?

Antwoord op vraag 144:

In de afgelopen weken heeft ISIS geprobeerd door voorzorgsmaatregelen, zoals het verplaatsen van personeel en materieel, de verliezen door luchtaanvallen te minimaliseren. Het is nog onduidelijk in hoeverre dat is gelukt, maar het heeft vermoedelijk een negatief effect op de bewegingsvrijheid. Of en in welke mate ISIS opgaat in de bevolking is in dit stadium niet te zeggen. Hiermee zal in de uitvoering van de operaties rekening worden gehouden.

Vraag 145

Hoeveel burgers zijn er reeds omgekomen door toedoen van aanvallen van de anti-IS coalitie?

Antwoord op vraag 145:

Het kabinet beschikt niet over informatie over aantallen (lucht)aanvallen en aantallen slachtoffers. Het beleid van de Iraakse regering om (lucht)aanvallen op bevolkt gebied te vermijden is erop gericht burgerslachtoffers te voorkomen.

Vraag 146

Zijn (lucht)aanvallen door het Iraakse leger op gebieden waar burgers wonen inderdaad gestopt? Wat houdt dit beleid precies in? Hoeveel burgerslachtoffers zijn er gevallen bij (lucht)aanvallen door het Iraakse leger in de afgelopen maanden?

Antwoord op vraag 146:

Zie het antwoord op vraag 145.

Vraag 147

Wat is de stand van zaken op dit moment aangaande de situatie in Kobani? Hoeveel luchtaanvallen heeft de coalitie er uitgevoerd met als doel de bedreigde Koerden te hulp te schieten?

Antwoord op vraag 147:

Zie het antwoord op vraag 145.

Vraag 148

Hoeveel van de luchtaanvallen van de coalitie waren gericht op het ontzetten van met massamoord bedreigde groepen? Hoeveel is dit van het totaal aantal luchtaanvallen?

Antwoord op vraag 148:

Zie het antwoord op vraag 145.

Vraag 149

Hoeveel van het totaal aan luchtaanvallen is uitgevoerd door andere landen dan de VS?

Antwoord op vraag 149:

Zie het antwoord op vraag 145.

Vraag 150

Wat is er concreet met de Amerikanen afgesproken over het mogelijk ophalen van personeel dat in vijandig gebied is beland?

Antwoord op vraag 150:

Zie het antwoord op vraag 137.

Vraag 151

Kan nader worden toegelicht wat wordt bedoeld met de zin dat sjiitische milities die een langere of permanente westerse militaire presentie als een ongewenste inmenging afwijzen, op langere termijn een potentiële dreiging vormen? Hoe beoordelen deze milities de militaire betrokkenheid van de anti-ISIS coalitie? Kunt u aangeven welke Sjiitische milities westerse inmenging afwijzen? Hoe ver reikt de invloed van Iran op deze Sjiitische milities?

Antwoord op vragen 151 en 152

Er zijn meerdere sjiitische milities die soms met elkaar rivaliseren en waarvan sommige contacten hebben met Iran. De totale omvang van de sjiitische milities ligt waarschijnlijk rond enkele duizenden leden, die zich vooral in de sjiitische woongebieden ophouden. In de afgelopen maanden hebben zij samengewerkt met de Iraakse strijdkrachten bij de verdediging van gebieden die bedreigd werden (en worden) door ISIS. Zij beschouwen een permanente Westerse militaire presentie als een ongewenste buitenlandse inmenging die de belangen van de sjiitische meerderheid kunnen schaden.

Vraag 152

Hoe omvangrijk zijn de sjiitische milities, hoe verhoudt hun macht zich tot die van het Iraakse leger en in welke mate heeft de Iraakse overheid controle over deze milities? In hoeverre zijn de Sjiitische milities, die als een risico worden gezien voor onze militairen, verweven met de Iraakse strijdkrachten?

Antwoord op vraag 152:

Zie het antwoord op vraag 151.

Vraag 153

In hoeverre vormen ook soennieten onderdeel van het Iraakse leger? Hebben zij voldoende belangrijke posten in handen?

Antwoord op vraag 153

Er zijn soennieten en Koerden in de Iraakse strijdkrachten, ook in leidinggevende functies. Zie ook antwoord op vraag 52.

Vraag 154

Kan uitgesloten worden dat de VS gebruik maken of gaan maken van verarmd uranium bij luchtaanvallen in Irak en/of Syrië?

Antwoord op vraag 154:

Nee, dit kan niet worden uitgesloten.

Vraag 155

Hoe beoordeelt u de berichtgeving (http://www.dailymail.co.uk/news/article-2773268/ISIS-militants-fighting-Iraqi-government-forces-just-six-miles-Baghdad-despite-Western-airstrikes-against-terror-group.html) dat ISIS aan de poorten van Bagdad staat, terroristen buitenwijken binnenstromen en de luchtaanvallen weinig uithalen? Welke gevolgen heeft een aanval van ISIS op Bagdad voor de Nederlandse inzet van trainers voor het Iraakse leger? Dreigt ineenstorting? Moet worden uitgeweken naar locaties buiten Bagdad?

Antwoord op vraag 155:

Zie het antwoord op vraag 44.

Vraag 156

Zal Nederland naast de F-16’s inlichtingencapaciteit en ISR-middelen inzetten ten behoeve van de coalitie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 156:

Ja, zie het antwoord op vraag 141.

Vraag 157

Wat zal de strategie zijn van Nederland indien ISIS overgaat tot «irreguliere tactieken»? Is het kabinet van mening dat de huidige inzet dan voldoende is om ISIS te bestrijden?

Antwoord op vraag 157:

De inzet van het luchtwapen is voldoende flexibel om zich hieraan aan te passen. Bij de training, assistentie en advies aan de Iraakse en Koerdische eenheden kan Nederland met de lessen die geleerd zijn in Afghanistan en Mali deze troepen goed voorbereiden op deze andere wijze van opereren door ISIS.

Vraag 158

Bent u bereid om tijdens de Nederlandse inzet de Kamer voortdurend, zo mogelijk eens per twee maanden, op de hoogte te houden van ontwikkelingen ten aanzien van risico’s en dreigingsanalyses die relevant zijn voor onze militairen?

Antwoord op vraag 158:

De Kamer zal elk kwartaal – en indien relevant vaker – op de hoogte worden gebracht van de relevante ontwikkelingen.

Vraag 159

Over welk zwaar materieel beschikt ISIS op dit moment voor zover u weet?

Antwoord op vraag 159:

ISIS heeft bij gevechten in Syrië en Irak zwaar materieel buitgemaakt. Daarbij gaat het mogelijk om enkele tientallen tanks van Russische makelij en om artillerie van Amerikaanse makelij.

Vraag 160

Zijn er coalitie-brede afspraken over hoe om te gaan met ontvoeringen door ISIS?

Antwoord op vraag 160:

Afspraken met betrekking tot eventuele ontvoeringen door ISIS zijn onderdeel van het totale planningsproces. Over deze afspraken worden geen mededelingen gedaan.

Vraag 161

In welke situaties zou mogelijk een Red-card holder voor reguliere- en SOF-trainers nodig zijn?

Antwoord op vraag 161:

Zie het antwoord op vraag 130.

Vraag 162

Klopt het dat de Nederlandse F-16’s niet bestand zijn tegen luchtafweergeschut in Syrië? Klopt het dat Nederlandse F-16’s grote risico’s zouden lopen bij optreden in Syrië? En dat dit voor het kabinet een belangrijke reden is om af te zien van inzet boven Syrië? Zo, ja waarom staat dit dan niet vermeld in de artikel 100-brief?

Antwoord op vraag 162:

Vliegoperaties boven Syrië zijn risicovoller, vooral in het (westelijke) deel dat door het Syrische bewind wordt beheerst. In het (noord)oostelijke deel van Syrië, waar ISIS dominant is, geldt dezelfde dreiging als in Irak, behoudens enkele geïsoleerde locaties waar de capabelere systemen van het Syrische bewind aanwezig zijn. Inzet van F-16’s boven Syrië is niet opgenomen in de artikel 100-brief omdat er momenteel geen eensluidende conclusies zijn te trekken over de vraag of er sprake is van een volkenrechtelijk mandaat voor militaire inzet in Syrië. Eventuele risico’s ten aanzien van de inzet van F-16’s boven Syrië spelen bij deze afweging geen rol.

Vraag 163

In hoeverre wordt de F-16 vloot meer dan voorzien belast? En heeft deze missie gevolgen voor het dossier «Langer doorvliegen F16»?

Antwoord op vraag 163:

Het aantal vlieguren blijft binnen het geplande vliegurenplafond. Deze operatie heeft derhalve geen gevolgen voor het dossier «Langer doorvliegen F-16».

Vraag 164

«De voorziene eenheden zijn geschikt en beschikbaar. Daarvoor moet de toegezegde bijdrage van acht Nederlandse F-16’s aan de NATO Responce Force (NRF) worden opgeschort.» Wat betekent dit? Wat voor invloed heeft deze opschorting voor de invulling van de NRF? Hoe is er vanuit de NAVO op dit voornemen gereageerd? Hoe wordt de NRF weer op niveau gebracht? Wat betekent dit voor de NAVO gereedheid tegen dreiging aan de oostgrens; van Noorwegen tot aan de Zwarte Zee? Is er voldoende reserve beschikbaar?

Antwoord op vraag 164:

De inzet van F-16’s ter ondersteuning van de coalitie tegen ISIS brengt het aantal operationeel ingezette F-16’s op een hoger getal dan gepland voor 2014. Dit wordt veroorzaakt door gelijktijdige verplichtingen/inzet in het kader van de Quick Reaction Alert (QRA)-taak in Nederland en de Baltic Air Policing-missie in Malborg (Polen) tot eind 2014. Zodra de F-16’s terug zijn uit Polen, valt de voorziene inzet van F-16’s voor QRA en Irak wel weer binnen de minimaal opgedragen taakstelling van Defensie. Het opschorten van de bijdrage van Nederlandse F-16’s in het kader NRF (2014 en 2015) is met de NAVO besproken.

Vraag 165

Hoe wordt binnen de NAVO gereageerd op de voorgenomen terugtrekking van door Nederland toegezegde F-16’s aan de NRF, ook in het licht van de Oekraïne crisis?

Antwoord op vraag 165:

Zie het antwoord op vraag 164.

Vraag 166

Aan welke en hoeveel «onvoorziene operaties» kan na deelname aan de coalitie in Irak nog een bijdrage worden geleverd door Nederland? Hoe zou die bijdrage er uit kunnen zien en voor welke periode is deze bijdrage mogelijk?

Antwoord op vraag 166:

Nederland beschikt over een grote diversiteit aan middelen (land, zee en lucht) voor inzet en ondersteuning daarvan. De inzet van F-16’s maakt daar deel van uit, net als de inzet van helikopters en grondeenheden in Mali, Patriot-eenheden in Turkije en antipiraterijmissies met schepen van het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) rondom Somalië. De totale capaciteit van Defensie voor inzet is echter begrensd. Elke eventuele inzet moet worden beoordeeld op haalbaarheid en moet worden gespiegeld aan de inzetbaarheidsdoelstellingen.

Vraag 167

Wat is het aantal gemaakte vlieguren van de F-16’s voor 2014 op dit moment?

Antwoord op vraag 167:

Tot en met september zijn 8.755 uren gevlogen, inclusief de toestellen die in de Verenigde Staten staan.

Vraag 168

Kunt u een overzicht geven van het totaal aantal operationele (dat wil zeggen per direct inzetbare) F-16 toestellen? Welke staartnummers betreft het? Kunt u een overzicht geven van de reeds gemaakte vlieguren van deze toestellen?

Antwoord op vraag 168:

Uit operationele overwegingen worden hierover geen uitspraken gedaan.

Vraag 169

Hoe worden de te vliegen uren voor deze missie verrekend binnen het totaal aantal geplande vlieguren van de F-16’s voor 2014?

Antwoord op vraag 169:

Voor deze missie houdt de Commandant der Strijdkrachten (CDS) vooralsnog rekening met 600 vlieguren per maand. Dit kan binnen de voor 2014 geplande vlieguren worden gerealiseerd. Daarnaast moeten de vliegers worden getraind en moeten de Quick Reaction Alert (QRA) en de Baltic Air Policing worden uitgevoerd. Binnen de planning zijn daarvoor voldoende uren beschikbaar, waarbij er rekening mee moet worden gehouden dat niet alle taken volledig kunnen worden getraind.

Vraag 170

Indien het aantal benodigde vlieguren voor deze missie hoger ligt het nu geplande aantal vlieguren, op welke wijze en hoe zullen deze gecompenseerd worden als het totaal aantal vlieguren voor de F-16’s niet hoger zal zijn dan het aantal geplande vlieguren voor 2014?

Antwoord op vraag 170:

Zie het antwoord op vraag 169.

Vraag 171

Op welke termijn verwacht u duidelijkheid over de stationering van de 130 militairen die een bijdrage leveren aan de training van Iraakse en Koerdische strijdkrachten, inclusief Peshmerga? Binnen welke termijn informeert u – al dan niet vertrouwelijk- de Kamer nadat dit bekend is?

Antwoord op vraag 171:

De planning met de coalitiepartners wordt op dit moment uitgevoerd. Een Nederlandse verkenningsmissie onderzoekt nu in Irak welke locaties geschikt zijn voor de uitvoering van de Nederlandse taken. Eind deze week gaan Nederlandse planners naar Baghdad en Koeweit om daar in meer detail invulling te geven aan de Nederlandse en coalitie inzet. Het kabinet verwacht de Kamer hierover binnen enkele weken te kunnen informeren.

Vraag 172

Hoe ziet het rotatieschema van de militaire trainers er uit? Hoeveel trainers zijn er in totaal nodig voor deze missie uitgaande van een periode van 12 maanden?

Antwoord op vraag 172:

Het rotatieschema is mede afhankelijk van de coalitieplanning en de inzet van andere partners. Het is gebruikelijk om rotaties te hanteren van tussen de vier en zes maanden. De exacte hoeveelheid trainers is afhankelijk van de lengte van de voorziene trainingsprogramma’s en de gekozen rotatielengte.

Vraag 173

Op welke wijze en waar zijn er aanpassingen in logistiek- en bedrijfsvoering capaciteiten nodig, nu de krijgsmacht voor een jaar deelneemt aan deze missie?

Antwoord op vraag 173:

De benodigde logistieke capaciteit wordt gedurende deze periode afwisselend geleverd door de vliegbasis Leeuwarden en Volkel. Het logistieke concept is conform de inzet in Afghanistan. Tijdens de inzetperiode zullen er steeds meer goederenassortimenten naar SAP migreren. Dit betekent dat er met twee grote beheersystemen (legacy en SAP) moet worden gewerkt.

Vraag 174

Zitten er functies bij die als gevolg van de Nederlandse bijdrage aan deze missie en uitzending van de betreffende personen, in Nederland niet opgevuld kunnen worden? En zo ja, om hoeveel functies gaat het? En op welke wijze zal dit opgevangen worden?

Antwoord op vraag 174:

Uit te zenden personeel komt altijd vanuit de organieke organisatie. De voor deze operatie benodigde functies worden gevuld door personeelsleden van diverse onderdelen. Het merendeel, meer dan 200 functies, wordt gevuld door personeel van vliegbasis Leeuwarden. De werkzaamheden van deze functionarissen verhuizen mee naar het inzetgebied. De werklast op de vliegbasis Leeuwaarden wordt hierdoor verminderd.

Vraag 175

Waarom staat er in de brief dat «de verwachting» is dat de Iraakse (en Koerdische) autoriteiten alles in het werk zullen stellen om de veiligheid van de betrokken Nederlandse militairen te garanderen? Wat is hierover afgesproken?

Antwoord op vraag 175:

Zie het antwoord op vraag 133.

Vraag 176

Heeft Nederland al dan niet dodelijk (potentieel) militair materieel geleverd aan oppositiegroepen in Syrië, zoals onder andere communicatieapparatuur, nachtkijkers, scherfvesten en helmen? Kan hier een overzicht van gegeven worden? Aan welke groepen is dit geleverd?

Antwoord op vraag 176:

Zie het antwoord op vraag 15.

Vraag 177

Beschikt Nederland over voldoende precisiemunitie voor de F-16’s voor de volledige operatieduur van een jaar?

Antwoord op vraag 177:

Nee, gelet op de op dit moment aangenomen inzetopties en het geschatte munitieverbruik, is dit jaar nog aanschaf noodzakelijk.

Vraag 178

Voorziet u gereedstellingsproblemen bij de resterende F-16's gedurende de periode van een jaar, alsmede achterstanden op het gebied van geoefendheid van vliegers, als gevolg van de inzet boven Irak?

Antwoord op vraag 178:

Defensie beschikt over voldoende capaciteit om de coalitie tegen ISIS voor 12 maanden te ondersteunen. Door zes toestellen voor twaalf maanden in te zetten, zijn minder uren en vliegtuigen in Nederland beschikbaar om alle missietypes volledig te kunnen trainen. Hier is vanwege het belang van de operatie bewust voor gekozen.

Vraag 179

Waarom is gekozen voor een maximale duur van de missie van één jaar? Sluit u een militaire bijdrage aan de bestrijding van ISIS in Irak nadien uit?

Antwoord op vraag 179:

Zie het antwoord op vraag 7.

Vraag 180

Over hoeveel voortzettingsvermogen beschikt Nederland als het gaat om inzet van F-16’s? Is inzet van F-16’s na de duur van één jaar nog mogelijk en zo ja, in welke omvang?

Antwoord op vraag 180:

Zie het antwoord op vraag 178. Bij een regulier trainingsprogramma zal het naar verwachting maximaal 1 jaar duren om de training van de vliegers weer op het gewenste niveau te brengen.

Vraag 181

Is er een medevac en casevac-capaciteit beschikbaar?

Antwoord op vraag 181:

In Irak is dit nog afhankelijk van de te kiezen trainingslocaties. Bij deze keuze wordt uiteraard gekeken naar de beschikbaarheid van deze capaciteiten. Dit geldt ook voor de overige locaties.

Vraag 182

Is de zogenaamde «golden hour» gegarandeerd?

Antwoord op vraag 182:

Ja, zie ook het antwoord op vraag 181.

Vraag 183

Klopt het dat de doelstelling voor de missie op gespannen voet staat met een hard geformuleerde einddatum?

Antwoord vraag 183:

Zie het antwoord op vraag 7.

Vraag 184

Klopt het dat het noemen van een einddatum een kunstmatige handeling is, die vooral van toepassing is op procedures, niet op de geopolitieke situatie en de situatie op de grond?

Antwoord vraag 184:

Zie het antwoord op vraag 7.

Vraag 185

Klopt het dat het qua realisme en draagvlak creëren onder de bevolking in Irak en Syrië wenselijker is om nu al aan te geven dat de focus ligt op een «end-state» in plaats van een «end-date»?

Antwoord vraag 185:

Zie het antwoord op vraag 7.

Vraag 186

Heeft u er zicht op hoeveel en welke Nederlanders, zoals journalisten, zich bevinden in de risicogebieden in Irak en Syrië?

Antwoord op vraag 186:

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft alleen zicht op de Nederlanders die zich bij ambassades hebben geregistreerd. In Irak zijn dat er 191. In Syrië zijn dat er vier. Registratie is vrijwillig.

Vraag 187

Is er een plan van aanpak of strategie beschikbaar indien een van de Nederlandse niet-militairen aanwezig in de risicogebieden in Irak en Syrië in handen valt van ISIS?

Antwoord op vraag 187:

Over inzet bij ontvoeringen doet Nederland in belang van (mogelijke) betrokkenen geen enkele mededeling. De reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geven advies aan Nederlanders in het buitenland en toelichting op de mogelijkheden van de Nederlandse ambassades in die landen. Voor wat betreft Irak adviseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken Nederlanders niet naar een aantal gebieden te reizen en deze dringend te verlaten, mits dit op een veilige manier kan. De Nederlandse ambassade in Bagdad en het liaisonkantoor in Erbil kunnen alleen zeer beperkte consulaire hulp bieden. De Nederlandse ambassade in Damascus is sinds maart 2012 dicht. Er kan dus geen consulaire hulp worden verleend in Syrië. Het dringende advies voor Nederlanders in Syrië is om het land te verlaten.

Vraag 188

Nederland wil regionale steun geven op het gebied van good governance aan gematigde krachten in de regio, om alternatieven te bieden voor repressieve regimes. In hoeverre denkt u dat de timing hiervan goed is, aangezien er nog weinig sprake kan zijn van wederopbouw? Op welke termijn wilt u resultaten zien? In andere landen is dit een traject van jaren, met zeer onzekere effecten. Met welke andere donoren bundelt Nederland de krachten? Hoe vindt afstemming plaats met aanbieders van andere good governance trajecten? Hoe verloopt de afstemming met het militaire traject in het kader van de integrale aanpak?

Antwoord vraag 188:

De Nederlandse inspanningen en die van partners richten zich op verschillende elementen die moeten bijdragen aan stabiliteit in de regio. Waar het humanitaire en militaire traject tot redelijk snelle resultaten kan leiden, vergen processen van wederopbouw, werken aan alternatieven voor repressieve regimes en good governance een beduidend langere adem. Het kabinet stemt inspanningen op dit terrein af met andere bilaterale donoren, onder meer via de Friends of Syria en het diplomatieke traject dat is gestart rond de geplande activiteiten van de coalitie. Daarnaast coördineert het kabinet Nederlandse inspanningen in EU- en VN-verband.

Vraag 189

Kleinschaligheid mag geen op zichzelf staand doel zijn. Wat is het nut van kleinschalige quick impact projecten, wanneer een heel land in puin ligt? Hoe passen deze in het groter geheel?

Antwoord op vraag 189:

Kleinschaligheid van projecten is geen doel op zich. De situatie in Irak en Syrië is echter dusdanig complex, de onveiligheid zo groot en het speelveld zo gefragmenteerd, dat kleinschaligheid vaak een vereiste is voor effectiviteit. Strategische steun op kleinschalig niveau, zoals herstel van cruciale lokale infrastructuur, kan bovendien een katalyserende werking hebben. Kleinschalige projecten dragen bij aan de overkoepelende doelstelling van vrede, stabiliteit en rechtsorde in de regio.

Vraag 190

Kunt u in een opsomming aangeven welke extra inzet – buiten het staande beleid – Nederland in de regio zal leveren ten aanzien van Ontwikkelingssamenwerking en het politieke proces, gezien onze militaire betrokkenheid?

Antwoord op vragen 190 en 197:

Ondersteuning van het politieke proces in Syrië is een staande prioriteit van het kabinetsbeleid en wordt gehandhaafd. Het kabinet moet ten aanzien van bevordering en ondersteuning van het politieke proces in Irak op bilateraal niveau een bescheiden rol spelen. Zoals in de technische briefing werd gemeld ziet het kabinet op dit vlak vooral een rol weggelegd voor de daartoe beter toegeruste multilaterale instituties, zoals de EU en de United Nations Assistance Mission in Iraq (UNAMI). De voorziene, beperkte uitbreiding van de Nederlandse diplomatieke presentie dient er onder andere toe, betrokkenheid bij de multilaterale inspanningen van EU en VN te vergroten.

Ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking wil het kabinet in ieder geval bijdragen aan een toekomstig programma van UNAMI, gericht op hervorming van het Iraakse politie- en justitiestelsel, en is het voornemens extra steun te geven aan ontmijning in Irak (naast de lopende bijdrage van 5 miljoen euro). Daarnaast is het kabinet voornemens om op basis van een gedegen conflictanalyse oplossingsrichtingen op korte termijn in kaart te brengen. Op basis daarvan zal worden besloten tot eventuele aanvullende bilaterale inspanningen, dan wel bijdragen aan de inspanningen van de EU- of VN in Irak en de regio.

Vraag 191

«Zo is 6 miljoen euro vrijgemaakt ter ondersteuning van de Syrische politie- en justitiesector in gebieden onder controle van de gematigde oppositie». Zijn sommige van deze gebieden inmiddels onder controle van ISIS of worden zij hierdoor concreet bedreigd? Welke (gewapende) oppositiegroepen zijn in deze gebieden voorts actief?

Antwoord op vragen 191 en 197:

Deze gebieden staan niet onder controle van ISIS, maar onder controle van gematigde oppositiegroeperingen. De Nederlandse steun is erop gericht om deze controle te bestendigen door het politie- en justitieapparaat op lokaal niveau te versterken en daarmee het eventuele draagvlak voor radicalere groepen te verkleinen. Het programma voorziet er bovendien in dat veiligheidsmaatregelen worden getroffen zodra concrete dreiging ontstaat. In de gebieden waar het programma wordt uitgevoerd zijn groeperingen actief die onder de vlag van het Vrije Syrische Leger of aanverwante gematigde strijdgroepen opereren. Zie ook het antwoord op vraag 18.

Vraag 192

Hoe werkt Nederland, naast rechtsstaatontwikkeling, mee aan het bewerkstelligen van alternatieven voor het gezag van repressieve regimes of extremistische groeperingen in Irak?

Antwoord op vraag 192:

Nederland dringt er – bilateraal, maar voornamelijk via multilaterale kanalen (zie ook antwoord op vraag 190) – op aan dat er inclusiviteit in Irak wordt betracht, en dat daartoe betekenisvolle hervormingen worden doorgevoerd. Daarnaast kijkt het kabinet in samenwerking met partners naar de mogelijkheid bij te dragen aan projecten gericht op het delegitimeren van ISIS.

Vraag 193

Hoe worden via «Friends of Syria» de taken verdeeld op gebied van hulpverlening voor stabiliteit en vredesopbouw? Wie doet wat en in hoeverre is de taakverdeling al operationeel gemaakt?

Antwoord vraag 193:

Friends of Syria is de internationale contactgroep van landen die begaan zijn met de Syrische bevolking en streven naar een stabiele oplossing van het conflict. De contactgroep heeft enkele specialistische werkgroepen gemandateerd, waaronder de Working Group on Sanctions en de Working Group on Economic Recovery and Development. In deze werkgroepen werken specialisten uit de verschillende donorlanden samen met experts van uitvoerende organisaties.

De Working Group on Economic Recovery and Development wordt ondersteund door een secretariaat onder leiding van de Nederlandse oud-ambassadeur Stefan van Wersch. Doel van de werkgroep is om een start te maken met wederopbouw, door het identificeren van immediate impact measures, ondersteunen van het (nog onderontwikkelde) donorcoördinatiemechanisme van de Syrische Oppositie Coalitie, de Assistance Coordination Unit (ACU), en het voorbereiden van beleidshervormingen op verschillende terreinen. Om directe maatregelen te kunnen nemen en de voorgestelde wederopbouwprogramma’s te financieren is in het voorjaar van 2014 het Syrian Recovery Trustfund opgericht, onder beheer van de ACU.

Momenteel wordt de slag gemaakt van beleidsplanning naar het identificeren van concrete projecten, middels samenwerking tussen de Syrische oppositie, experts uit donorlanden en implementerende partners. Dit is bijvoorbeeld het geval op het beleidsterrein Water en Sanitatie management. Nederland levert zowel een personele als financiële bijdrage aan dit onderdeel van de werkgroep. Daar worden momenteel projecten geïdentificeerd voor herstel van de drinkwatervoorziening en irrigatiestructuren in de bevrijde gebieden. De instabiele veiligheidssituatie belemmert echter een efficiënt verloop van dit proces.

Vraag 194

Hoe wordt de inzet in Syrië door de Wereldbank, de VN en de EU gecoördineerd vanuit de verschillende organisaties?

Antwoord op vraag 194:

In Syrië levert de internationale gemeenschap hoofdzakelijk humanitaire hulp, die door OCHA wordt gecoördineerd; zie voor meer details het antwoord op vraag 207. De EU coördineert haar inzet onder andere via het «Iraqi Partners Forum», dat wordt voorgezeten door de VN en de Wereldbank. Zie verder vraag 11.

Vraag 195

Hoe wordt de inzet in Irak door de Wereldbank, de VN en de EU gecoördineerd vanuit de verschillende organisaties?

Antwoord op vraag 195:

Conform hun mandaat, trachten de United Nations Assistance Mission in Iraq (UNAMI) en de Speciale Vertegenwoordiger van de SGVN in Irak een coördinerende rol te spelen, bijvoorbeeld bij de implementatie van het International Compact with Iraq of de International Reconstruction Fund Facility for Iraq (IRFFI). OCHA coördineert de inzet op het gebied van humanitaire hulp; zie voor meer details het antwoord op vraag 207.

Vraag 196

Krijgt UNAMI in reactie op recente ontwikkelingen nieuwe taken in Irak? Zijn er voldoende middelen toegezegd aan UNAMI om effectief te zijn? Hoe is de betrokkenheid van en samenwerking met de Iraakse regering bij deze missie? Zijn er al aansprekende resultaten behaald door UNAMI?

Antwoord op vraag 196:

UNAMI is naar aanleiding van de VNVR-resolutie over ISIS opgedragen regelmatig aan de Veiligheidsraad te rapporteren. UNAMI beschikt momenteel over voldoende middelen, zowel financieel als wat betreft personeel. UNAMI stelt dat het op dit moment geen capaciteitsproblemen heeft. De recent geuite behoefte aan meer militaire capaciteit voor analyse van ontwikkelingen in het conflict met ISIS is opgelost door de toezegging van Australië om twee militaire adviseurs te sturen.

Sinds de aanwijzing van premier Al Abadi en de vorming van een nieuwe regering is de samenwerking tussen UNAMI en de Iraakse regering versterkt. UNAMI heeft in korte tijd een hechte samenwerkingsrelatie opgebouwd met deze regering. Vooral de relaties met Parlementsvoorzitter Salim al-Jibouri en President Fouad Massoud zijn intensief. Speciaal Vertegenwoordiger voor Irak Mladenov is van dichtbij betrokken bij politieke beslissingen en zijn adviezen hebben een zichtbare invloed op deze Iraakse regering.

UNAMI ondersteunde direct in de onderhandelingen over de vorming van de nieuwe regering en zorgde er onder andere voor dat de grondwettelijke termijnen voor vorming van de regering (grotendeels) zijn gerespecteerd. Daarnaast heeft UNAMI geadviseerd en bemiddeld in de onderhandelingen tussen Bagdad en Erbil over bestaande problemen tussen beide partijen en over de voorwaarden voor toetreding van de Koerden tot de huidige regering.

Vraag 197

Een effectieve bestrijding van ISIS vereist een andere manier van besturen in Irak. Zal het kabinet, naast de bijdrage aan UNAMI en het ontmijningsprogramma, nog capaciteit vrijmaken om het politieke proces in Irak te ondersteunen en inclusiever te maken?

Antwoord op vraag 197:

Zie de antwoorden op vragen 190, 192 en 213.

Vraag 198

Hoe verloopt het overleg binnen de Europese Unie over ondersteuning aan Irak en Syrië op (middel)lange termijn? Welke beslissingen zijn hiertoe genomen? Wat is de inzet van Nederland?

Antwoord op vragen 198 en 204:

De inzet van het kabinet ten aanzien van de rol van de EU is op de volgende sporen gericht:

  • 1. Duurzaam, inclusief politiek proces in Irak: de EU speelt een ondersteunende rol t.a.v. de Iraakse regering in dat proces. Het kabinet ondersteunt dit en zal de EU aansporen dit voort te zetten. Het Parnership and Cooperation Agreement, dat in mei 2012 werd getekend, biedt een goed raamwerk hiervoor. Het biedt aanknopingspunten voor een gecoördineerde EU-inzet

  • 2. Diplomatiek: het kabinet moedigt de EU aan, door middel van inzet van onder meer de Hoge Vertegenwoordiger, financieringsstromen (incl. oliesmokkel) aan te kaarten in strategische dialogen met landen in de regio, als ook om messaging EU-lidstaten voor zover mogelijk te coördineren.

  • 3. Contraterrorisme: het kabinet hecht groot belang aan het waarborgen van de link tussen interne EU-acties gericht op contraterrorisme en de bestrijding van buitenlandse strijders en externe EU-acties zoals beschreven in vraag 11.

  • 4. Hervorming veiligheidssector en rechtstaat in Irak: het kabinet zal onderzoeken of de EU een grotere rol zou kunnen spelen op het gebied van genoemde onderwerpen. De Europese Commissie besteedt in haar programma voor Irak, mede als follow-up van de EUJUST LEX missie die eind 2013 werd afgesloten, specifiek aandacht voor rechtstaatontwikkeling.

  • 5. Wederopbouw: voor de middellange termijn zal het kabinet de EU (met name de Europese Commissie) aanmoedigen om technische assistentie te verlenen ten behoeve van de wederopbouw, waarbij in teruggewonnen gebieden wordt gefocust op de basisbehoeften van de bevolking en met het oog op het bewerkstelligen van inclusiviteit.

Zie verder antwoord op vraag 11.

Vraag 199

Ondersteuning vrouwenorganisaties: hoe wordt aangehaakt bij het groter geheel, om te voorkomen dat vrouwen «in splendid isolation» worden gesteund?

Antwoord op vraag 199:

De Minister van Buitenlandse Zaken sprak en marge van de AVVN met vertegenwoordigers van vrouwenorganisaties, Irak en relevante VN-instellingen. Nederland streeft naar integrale verankering van 1325 en vrouwenrechten in de politieke strategie. In het geval van Syrië is de aanpak steeds integraal: steun aan Syrische vrouwen om zich te organiseren, en tegelijk diplomatieke inzet om deze vrouwen in gesprek te brengen met de relevante Syrische en internationale actoren rond het Geneve-proces. In Irak worden vrouwenorganisaties al geruime tijd gesteund. Deze steun wordt voortgezet. De Iraakse regering bracht eerder dit jaar een nationaal actieplan 1325 uit. Uitvoering van dat plan moet nog ter hand genomen worden. De door Nederland gesteunde maatschappelijke organisaties pleiten daarvoor bij de Iraakse regering en claimen een stem bij de politieke hervormingen die de toekomstige inrichting van hun land zullen bepalen. Het kabinet zal met de partners, Irak en de VN bezien welke verdere steun aan dat proces gegeven kan worden.

Vraag 200

Het bevorderen van de betrokkenheid van vrouwen bij vredesprocessen heeft alleen zin als het breed gedragen wordt en ook mannen worden betrokken. Hoe verloopt de afstemming met andere spelers in het veld?

Antwoord op vraag 200:

Bij de inzet om vrouwen bij het Syrische vredesproces te betrekken wordt samengewerkt met de relevante partijen, juist om ervoor te zorgen dat het geen geïsoleerd project is en breed gedragen wordt. Tijdens de afgelopen AVVN faciliteerde Nederland bijvoorbeeld een gesprek tussen een delegatie van Syrische vrouwen en de VN. Vrouwenorganisaties in Syrië en Irak die worden gesteund zijn verankerd in hun lokale gemeenschappen en werken daarbij vanzelfsprekend samen met mannen. In Irak zoeken zij ook actief de dialoog op met de overheid. Het kabinet vraagt in verschillende fora steeds integrale aandacht voor de inzet van seksueel geweld als instrument van terreur en oorlogsvoering: ten behoeve van bescherming van vrouwen, het aanpakken van straffeloosheid en bevorderen van veiligheid en stabiliteit.

Vraag 201

Om spill-over effecten naar andere landen in de regio te voorkomen, is Nederland ook actief in Libanon en Jordanië. Is dit alleen in geld of wordt dit uitgevoerd door Nederlandse militairen?

Antwoord op vragen 201 en 203:

De Nederlandse bijdrage is voornamelijk financieel van aard. Zo draagt Nederland 3 miljoen euro bij aan een programma van de EU voor publieke diensten die onder druk staan, zoals de onderwijssector. Met bijdragen van in totaal 9,5 miljoen euro draagt Nederland via het Wereldbank Trust Fund en via UNICEF bij aan onder andere onderwijsprojecten en gezondheidszorg in Libanon en Jordanië.

De komende drie jaar investeert Nederland 1,8 miljoen euro in de Libanese veiligheidssector. Dat geld is onder meer bedoeld voor trainingen op het gebied van civiel-militaire samenwerking en grensmanagement.

Op dit moment loopt in Libanon een door de EU gefinancierd programma dat zich richt op het vergroten van de Libanese capaciteiten rond grens-management. Dit programma heet «Developing national Capabilty for Integrated Border Management», kortweg IBM. De uitvoeringsorganisatie voor IBM is «the International Centre for Migration Policy Development» (ICMPD). Zij organiseren en coördineren trainingen voor de instanties binnen Libanon die verantwoordelijk zijn voor Border management. Op verzoek van de ICMPD heeft de Marechaussee een aantal kleinschalige trainingen verzorgd, als bijdrage in de capaciteitsopbouw. Momenteel wordt onderzocht of de KMAR bijdrage aan het ICMPD uitgebreid kan worden.

Vraag 202

Waarom is er wel een paragraaf over «gender» opgenomen in de brief, maar niet over mensenrechten in het algemeen of godsdienstvrijheid in het bijzonder?

Antwoord op vraag 202:

De artikel 100-procedure schrijft voor dat de elementen die genoemd worden in het Toetsingskader terugkomen in de artikel 100-brief. Een van die elementen is gender.

Geweld tegen vrouwen is een bewuste oorlogstactiek van ISIS en moet daarom in de visie van het kabinet ook onderdeel uitmaken van de Nederlandse respons. Bovendien maken vrouwen 50 procent van de Iraakse samenleving uit en moet hun stem om draagvlak voor politieke hervormingen te creëren meegewogen worden. Het helpen voorkomen en beëindigen van ernstige schendingen van fundamentele mensenrechten door ISIS is een belangrijke grond voor de Nederlandse militaire bijdrage. Dat wordt ook als zodanig in de artikel 100-brief benoemd.

Vraag 203

«In Libanon gaat Nederland de Lebanese Armed Forces helpen bij het verbeteren van de grensbewaking en de civiel-militaire samenwerking». Is het kabinet voornemens om – op termijn – ook militairen naar Libanon te sturen?

Antwoord op vraag 203:

Zie het antwoord op vraag 201.

Vraag 204

Op welke manier zal verdergaande civiele ondersteuning op (middel)lange termijn vorm krijgen via de EU? Hoe gaat Nederland daar een actieve rol vervullen?

Antwoord op vraag 204:

Zie het antwoord op de vragen 11 en 198.

Vraag 205

Welke Nederlandse NGO’s werken in Syrië en wat doen ze precies?

Antwoord op vraag 205:

In Syrië zijn voor zover bekend geen Nederlandse NGO’s actief. Wel wordt crossborderhulp geleverd door Nederlandse NGO’s. Dit betreft uit het humanitaire hulpbudget gefinancierde activiteiten door World Vision (gezondheidszorg, water en sanitatie, noodhulpgoederen), Stichting Vluchtelingen/IRC (gezondheidszorg, water en sanitatie en protectie vrouwen en kinderen) en Save the Children (aandacht voor m.n. kinderen). Daarnaast is Artsen Zonder Grenzen actief met crossborderhulp op het gebied van gezondheidszorg, waarbij o.a. ziekenhuizen in de buurlanden bij de grenzen zijn gevestigd.

Vraag 206

Welke activiteiten voert het Rode Kruis uit in Syrië?

Antwoord op vraag 206:

Het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) voert haar gebruikelijke activiteiten uit, zoals protectie, bescherming van vrouwen, rehabilitatie van ziekenhuizen en klinieken, inclusief training van staf, bevorderen van implementatie van Internationaal Humanitair Recht, bezoeken van gedetineerden en noodhulp via de Syrian Arab Red Crescent Society. De zusterorganisatie van het Nederlandse Rode Kruis, de Syrian Arab Red Crescent Society (SARC), is met enkele honderden stafleden en ca. 3.000 vrijwilligers de belangrijkste organisatie voor humanitaire hulp in Syrië, niet alleen voor het ICRC, maar ook voor VN-organisaties, zoals WFP. Het SARC is actief in zowel door het regime gecontroleerd gebied als in door de oppositie gecontroleerd gebied. Inmiddels zijn 37 medewerkers van SARC hierbij om het leven gekomen.

Vraag 207

Hoe worden via OCHA de taken verdeeld op gebied van humanitaire hulp? Wie doet wat en in hoeverre is de taakverdeling al operationeel gemaakt?

Antwoord op vraag 207:

OCHA voert de algehele coördinatie uit, maar voor de specifieke terreinen vindt coördinatie plaats via thematische clusters. Ook in Irak is het clustersysteem operationeel. Belangrijkste clusters zijn:

  • Kampmanagement & Kamp coördinatie onder leiding van UNHCR

  • Onderdak & noodhulpgoederen onder leiding van UNHCR

  • Gezondheidszorg onder leiding van WHO

  • Onderwijs onder leiding van UNICEF

  • WASH (water & sanitatie) onder leiding van UNICEF

  • Voedselveiligheid onder leiding van WFP.

Voorts zijn er de clusters Coördinatie en Ondersteunende Diensten en Logistiek.

Het cluster Vroege Wederopbouw («Early recovery») is nog niet operationeel.

Binnen Syrië is het clustersysteem al ten minste sinds 2012 actief. Clusters zijn onder andere Coördinatie, Vroege Wederopbouw en Inkomensgenerering, Onderwijs, Voedsel & Landbouw, Gezondheidszorg, Logistiek, Noodhulpgoederen & Onderdak, Bijvoeding, WASH (water & sanitatie), Bescherming & Dienstverlening aan de Gemeenschap, Noodtelecommunicatie en Veiligheid Medewerkers. Algehele coördinatie van hulp aan Syrische vluchtelingen in de buurlanden geschiedt, conform haar mandaat en afspraken binnen de Verenigde Naties, door UNHCR. In de verschillende getroffen landen is de hierboven beschreven clusterbenadering doorgevoerd.

Vraag 208

Nederland levert terecht veel humanitaire hulp aan Syrië en Irak. Hoe staat het met andere donoren? Vooral ook met donoren uit de Arabische regio, behoudens de bijdrage van 0,5 miljard door Saudi-Arabië?

Antwoord op vraag 208:

SYRIE (per 1/10/14).

 

EC/ECHO

1.074 mln USD (plus 175 mln USD toegezegd)

VK

849 mln USD (plus 66 mln USD toegezegd)

Duitsland

618 mln USD (plus 7 mln USD toegezegd)

Denemarken

105 mln USD (plus 2 mln USD toegezegd)

Zweden

119 mln USD (plus 2 mln USD toegezegd)

Koeweit

633 mln USD (plus 200 mln USD toegezegd)

Saoedi-Arabië

516 mln USD (plus 43 mln USD toegezegd)

V.A.R.

194 mln USD (plus 244 mln USD toegezegd)

Qatar

150 mln USD (plus 51 mln USD toegezegd)

USA

2,9 miljard USD

Japan

300 mln USD

Canada

353 mln USD

Noorwegen

185 mln USD (plus 21 mln USD toegezegd)

Australië

131 mln USD

IRAK

Humanitaire hulpbijdragen belangrijkste donoren aan huidige crisis (per 01/10/14):

USA

USD 186 mln

VK

GBP 23 mln (USD 37,5 mln)

EC-ECHO

EUR 19 mln

Canada

C$ 18,8 mln (USD 17 mln)

Saoedi-Arabië

USD 500 mln

Koeweit

USD 25 mln

V.A.E.

USD 9 mln

Qatar

USD 2 mln

Vraag 209

Wordt de capaciteit van de nationale inlichtingen en veiligheidsdiensten uitgebreid van wege een mogelijk verhoogd profiel van Nederland onder jihadisten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 209:

Het kabinet heeft eind juni 2014 het budget van de AIVD met 25 miljoen euro verhoogd. Dit bedrag wordt voor een belangrijk deel gebruikt voor de intensivering van het onderzoek naar terroristische dreiging. De 100 miljoen euro die Defensie vanaf 2015 extra ontvangt, zal deels worden aangewend voor versterking van de MIVD.

Vraag 210

Om welke redenen leidt Nederlandse deelname aan de anti-ISIS coalitie tot een verhoogd profiel van Nederland onder jihadisten?

Antwoord op vraag 210:

ISIS en andere jihadistische groepen hebben opgeroepen tot strijd tegen alle landen die zich bij de internationale coalitie hebben aangesloten. Hierdoor kan Nederlandse deelname aan de coalitie onder meer leiden tot een hogere terroristische dreiging tegen Nederland vanuit deze groeperingen, en tot een hoger risico van aanslagen in en tegen Nederland.

Vraag 211

Op welke termijn verwacht u dat de Nederlandse deelname aan de anti-ISIS coalitie leidt tot een lagere terroristische dreiging tegen Nederland en een lager risico van aanslagen in en tegen Nederland?

Antwoord op vraag 211:

De strijd tegen ISIS zal niet op zeer korte termijn beslecht zijn. De Amerikaanse president Obama heeft gesproken van een kwestie van jaren. De internationale coalitie is erop gericht de dreiging van ISIS en het jihadisme te verminderen in het buitenland. In Nederland is het actieplan tegen jihadisme gericht op een robuuste en consequente aanpak van de jihadistische dreiging in Nederland. Deze aanpak zal het Kabinet volhouden zolang het nodig is. Alle betrokken partners doen er alles aan om deze dreiging het hoofd te bieden.

Vraag 212

Zal militaire actie een negatieve of positieve impact hebben op de humanitaire situatie?

Antwoord op vraag 212:

Zie het antwoord op vraag 35.

Vraag 213

Met hoeveel mensen en welke functies en in welke plaats wordt de Nederlandse diplomatieke presentie in Irak en de regio versterkt?

Antwoord op de vragen 213 en 197:

Dat is onderwerp van gesprek en wordt bepaald op basis van de meeste toegevoegde waarde.

Vraag 214

Wordt er ook rekening gehouden met het scenario dat veroveringen door het Iraakse leger in soennitisch gebied dat nu onder controle van IS staat, leidt tot nieuwe vluchtelingenstromen, dit maal van soennitische groepen? Hoe hoog wordt deze kans ingeschat?

Antwoord op vraag 214:

Zie het antwoord op vraag 35.

Vraag 215

Hoe zit het met de financiering van de missie? In hoeverre worden de kosten van de zorg en de nazorg gedekt vanuit BIV en HGIS? En op welke wijze wordt in deze missie uitvoering gegeven aan de motie Aasted-Madsen-van Stiphout/Ten Broeke (Kamerstuknummer 30 139, nr. 69) die gaat over de zorgkosten van uitgezonden defensiepersoneel?

Antwoord op vraag 215:

De uitgaven voor aan missies verbonden (na)zorgkosten voor uitgezonden defensiepersoneel worden gedeeltelijk gefinancierd vanuit het BIV. Dit betreft de uitgaven voor zorg in het missiegebied en voor de adaptatieperiode tijdens de thuisreis. Het deel dat door Defensie wordt gefinancierd, heeft betrekking op uitgaven die vast onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering vanwege het permanente karakter van de zorg die Defensie militairen en veteranen biedt, waardoor de kosten daarvan niet in direct verband kunnen worden gebracht met een specifieke missie.

Om invulling te geven aan de motie Aasted-Madsen-van Stiphout/Ten Broeke (Kamerstuknummer 30 139, nr. 69) die gaat over de zorgkosten van uitgezonden defensiepersoneel wordt door Defensie gewerkt met een (na)zorgtarief per uitgezonden militair, dat ten laste van het BIV zal worden gebracht. In dat tarief zitten dan alle additionele uitgaven, die toe te rekenen zijn aan missies. Dit zijn de uitgaven voor de missiespecifieke vaccinaties, de medische screening voorafgaand aan uitzending, de nazorgvragenlijst en het terugkeergesprek bij bedrijfsmaatschappelijk werk, de kosten voor de adaptatieperiode, een deel van de extra vergoeding die Defensie betaalt aan de ziektekostenverzekeraar vanwege het verhoogde risico en uitgaven op lange termijn voor invaliditeitsuitkeringen.

Vraag 216

Is gewaarborgd dat de kosten die verbonden zijn aan de Nederlandse militaire inzet in Irak niet ten koste gaan van het extra geld dat de komende jaren voor Defensie is vrijgemaakt?

Antwoord op vraag 216:

De kosten voor de missie in Irak worden gedekt uit vrijval in het BIV in 2014 (EUR 30 miljoen euro) en door middelen uit HGIS-onvoorzien uit de jaren 2017 t/m 2019 naar voren te halen middels een kasschuif (naar verwachting ruim EUR 120 miljoen euro).

Vraag 217

Is het munitieverbruik begroot? Is in de raming van de 150 miljoen ook de munitie meegenomen? In Afghanistan werd incidenteel geweld gebruikt. Hier betreft de inzet van geweld de kern van de missie. Algemeen bekend is dat precisiemunitie kostbaar is. Is de benodigde munitie voorradig en beschikbaar? Wordt gebruikte munitie onmiddellijk aangevuld? Hoe zijn de kosten van aanvulling gedekt? Wat zijn de levertijden?

Antwoord op vraag 217:

In de raming zijn additionele kosten voor het verbruik van munitie meegenomen. Hierbij wordt rekening gehouden met de aard van de inzet. De kosten van de aanvulling worden gefinancierd vanuit het budget dat op basis van het verbruik hiervoor in de raming van de operatie is gereserveerd.

Vraag 218

Kunt u de harde garantie geven dat aan de missie gerelateerde kosten, zoals slijtage en reservedelen, niet ten laste zullen komen van de reguliere defensiebegroting? Worden de afspraken naar aanleiding van de motie Knops/Ten Broeke (Kamerstuk 32 733, nr. 12) volledig nagekomen?

Antwoord op vraag 218:

Slijtage- en vervangingskosten van materieel vormen een onderdeel van de missieramingen.

In de raming van de Nederlandse bijdrage aan de bestrijding van ISIS zijn alle missie gerelateerde kosten conform de afspraken naar aanleiding van de motie Knops/Ten Broeke, onder andere vlieguren tegen slijtagetarief, verbruik van inzetvoorraden, vaccinatie, reset van materieel, meegenomen. Deze kosten worden gedekt vanuit het BIV en de brede HGIS en zullen dientengevolge niet ten laste komen van de reguliere defensiebegroting.

Vraag 219

Op welke wijze worden meerkosten van de missie gefinancierd?

Antwoord op vraag 219:

In de missieramingen wordt standaard rekening gehouden met mogelijke tegenvallers door een post onvoorzien op te nemen. Mocht deze niet toereikend zijn, dan zullen, in het geval van overschrijding van de meerkosten, de Ministers van BZ, DEF en BH&OS in gezamenlijkheid besluiten over de financiering.

Vraag 220

Hoe worden materiële verliezen tijdens de missie gefinancierd? Klopt het dat er een afspraak is dat deze vanuit het BIV gefinancierd zullen worden? Hoeveel ruimte is daarvoor binnen het BIV beschikbaar?

Antwoord op vraag 220:

De materiële verliezen worden niet uit het Budget Internationale veiligheid gefinancierd.

Vraag 221

Klopt het dat het aannemelijk is dat de kosten voor deelname hoger uitvallen, aangezien in de huidige planning wordt uitgegaan van een «minimale logistieke footprint»?

Antwoord op vraag 221:

Bij het maken van de raming is uitgegaan van het meest waarschijnlijke scenario, waaronder de minimale footprint, er zijn momenteel geen redenen om aan te nemen dat de gekozen uitgangspunten gaan wijzigen.

Vraag 222

Klopt het dat er feitelijk nauwelijks geld beschikbaar is voor deze missie?

Antwoord op vraag 222 en 225:

Het BIV is voor 2014 en 2015 nagenoeg gecommitteerd met:

  • militaire missies (bv. MINUSMA, Atalanta, UNMISS),

  • activiteiten voor training en capaciteitsopbouw (bv. ACOTA, CMI commando),

  • enablers (luchttransport, nazorg),

  • internationale criminaliteitsbestrijding (VPDs) en

  • veiligheidssectorhervorming en vredesopbouw (bv. SSD Burundi, Capaciteitsopbouw Somalië anti-piraterij)

In 2014 is er door vrijval nog circa EUR 30 miljoen beschikbaar in het BIV voor de Irak missie.

Derhalve wordt het restant van de missie (naar verwachting ruim 120 miljoen euro) gedekt uit de HGIS door middelen uit latere jaren naar voren te halen middels een kasschuif. De post «HGIS- onvoorzien» wordt gebruikt voor uitgaven die niet elders binnen de HGIS kunnen worden opgevangen. Zo is de afgelopen jaren budget beschikbaar gesteld voor de MINUSMA-missie in Mali, de nucleaire top in Den Haag (NSS), de Global Conference on Cyber Space en het aanstaande EU-voorzitterschap. Dit is ook de reden dat de ruimte in de HGIS in de jaren 2014 t/m 2016 ontoereikend is om de Irak missie te dekken en de benodigde middelen via een kasschuif uit 2017 t/m 2019 naar voren zijn gehaald.

Vraag 223

Wat zijn de consequenties voor eventuele deelname aan missies in de toekomst als nu al geld wordt uitgegeven dat bestemd is voor de jaren 2017–2019?

Antwoord op vraag 223:

Het BIV is in 2014 en 2015 nagenoeg gecommitteerd (zie ook het gecombineerde antwoord op vraag 222 en 225). Voor deze missie wordt het BIV-budget in 2015 en 2016 aangevuld vanuit de HGIS met een kasschuif. Het BIV budget voor de jaren erna blijft beschikbaar voor nieuwe operaties.

Mocht deelname aan eventuele missies in de toekomst aan de orde zijn, dan zal het kabinet besluiten over de financiering.

Vraag 224

Kunt u uitsluiten dat de Nederlandse bijdrage aan bestrijding van ISIS wordt gefinancierd uit onderbestedingen op de Defensiebegroting of uit geplande investeringen en/of exploitatie voor latere jaren?

Antwoord op vraag 224:

De Nederlandse bijdrage aan de missie wordt voor 30 miljoen euro gefinancierd uit vrijval in het BIV in 2014. Het restant (naar verwachting ruim 120 miljoen euro) wordt gefinancierd uit HGIS-onvoorzien door middelen uit 2017 t/m 2019 middels een kasschuif naar voren te halen. Hiermee gaat de dekking niet ten laste van geplande investeringen en/of exploitatie voor latere jaren.

Vraag 225

«Derhalve wordt het restant van de missie gedekt uit de HGIS door middelen uit latere jaren naar voren te halen middels een kasschuif». Kan het kabinet aangeven of deze financieringsconstructie in latere jaren niet tot onvoorziene problemen kan leiden? Waarom is ervoor gekozen om de missie te financieren met HGIS-middelen uit de toekomst, in de jaren 2017, 2018 en 2019? Waarom belast u een volgend kabinet met deze kosten? Wordt er door de gekozen financiering voor deelname aan deze missie niet een probleem gecreëerd voor de toekomst?

Antwoord op vraag 225:

Zie het antwoord op vraag 222.

Naar boven