27 925
Bestrijding internationaal terrorisme

19 637
Vreemdelingenbeleid

nr. 363
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2009

In mei 2008 publiceerde UNHCR de «Note on the Structure and Operation of the KhAD/Wad in Afghanistan 1978–1992» (hierna: de Notitie, zie bijlage 1 bij deze brief)1 waarin bevindingen staan die op punten afwijken van hetgeen wordt vermeld in het ambtsbericht «Veiligheidsdiensten in communistisch Afghanistan (1978–1992)» van 2000 (hierna: het ambtsbericht). Met name de voor de asielpraktijk cruciale informatie in dit ambtsbericht over het bestaan van een roulatiesysteem bij de KhAD/WAD dat alle (onder)officieren bij deze dienst verantwoordelijk maakt voor mensenrechtenschendingen, wordt in de Notitie niet bevestigd.

Gezien het vluchtelingenrechtelijke en maatschappelijke belang van de 1F-discussie en gelet op de verantwoordelijkheid van UNHCR als hoeder van het Vluchtelingenverdrag van 1951 en de toepassing daarvan, heb ik na het verschijnen van de Notitie toegezegd met UNHCR in overleg te treden over deze Notitie en hiervan vervolgens aan de Tweede Kamer verslag te doen2. Het overleg met UNHCR had mede tot doel inzicht te krijgen in de wijze waarop de Notitie tot stand is gekomen. Over de uitkomsten van dit overleg bericht ik u als volgt:

Sinds juni 2008 is overleg gevoerd met UNHCR Nederland, UNHCR Brussel en UNHCR Kaboel. Uit dit overleg kon een indruk worden gekregen van het soort bronnen dat aan de Notitie ten grondslag heeft gelegen, alsmede van de deskundigheid en betrouwbaarheid van deze bronnen. Nadat aan UNHCR nog aanvullende vragen waren gesteld, gaf UNHCR op 9 juli 2009 aan er niet in geslaagd te zijn om nieuwe informatie betreffende een mogelijk roulatiesysteem te vinden, zoals eerder in het vooruitzicht was gesteld (zie bijlage 2)1. Wel lijkt UNHCR in deze brief haar standpunt aangescherpt te hebben. Waar de Notitie nog stelde het bestaan van een roulatiesysteem niet te kunnen bevestigen, noemt UNHCR in de brief de informatie uit het ambtsbericht aangaande het roulatiesysteem «ongegrond».

Tijdens het overleg in Kaboel werd door UNHCR aangegeven dat de Notitie een bundeling is van jarenlange kennisaccumulatie (sinds 1990) bij UNHCR. Deze kennis is afkomstig van professionele contacten van UNHCR-medewerkers met (voormalige) KhAD/WAD-medewerkers gedurende de laatste jaren van het communistische bewind in Afghanistan en daarna, toen voormalige medewerkers van de KhAD/WAD functies bekleedden in de nieuwe regering van Afghanistan. Hierdoor ontstond een beeld van de organisatiestructuur van de KhAD/WAD. Daarnaast baseert UNHCR zich op een groot aantal formele «intake»-gesprekken met KhAD/WAD-(onder)officieren die door de jaren heen in meerdere landen asiel aanvroegen en wier aanvraag door de lokale UNHCR-vertegenwoordiging moest worden beoordeeld. Hiertoe kwamen geregeld verzoeken van UNHCR-kantoren wereldwijd aan UNHCR-Kaboel om achtergrondinformatie over KhAD/WAD. Ook deze onderzoeken naar achtergrondinformatie droegen bij aan de kennisaccumulatie. Tot slot zijn door UNHCR gesprekken gevoerd met experts inzake KhAD/WAD (voormalige KhAD/WAD-medewerkers – onder wie hooggeplaatste officieren –, wetenschappers en Russische adviseurs die de KhAD/WAD hadden helpen opzetten), op meerdere momenten sinds 1990. Uit het overleg bleek dat het hierbij om interviews ging die niet tot doel hadden het roulatiesysteem te bespreken.

De kennis van UNHCR inzake de organisatiestructuur van KhAd/WAD groeide organisch en over een lange periode. UNHCR gaf aan dat geen van haar bronnen informatie had verstrekt die zou kunnen duiden op een roulatiesysteem en dat haar bronnen elkaar op dit punt niet tegenspraken. Tegelijkertijd stelde UNHCR desgevraagd niet gericht te hebben onderzocht of er sprake was van een roulatiesysteem, maar dat zij een roulatiesysteem eenvoudigweg niet was tegengekomen in haar contacten met de KhAD/WAD. De Notitie is daarmee eerder een bundeling van beschikbare informatie gebleken dan het resultaat van gericht onderzoek.

In de loop der jaren heeft UNHCR – in het kader van het Nederlandse hervestigingbeleid – aan Nederland hervestigingvoordrachten gedaan van door UNHCR als vluchteling erkende medewerkers van KhAD/WAD, ook na het verschijnen van het ambtsbericht. Daar UNHCR zich bij de totstandkoming van de Notitie in belangrijke mate baseert op de interviews met Afghaanse asielzoekers, zijn ook de KhAD/WAD hervestigingvoordrachten van UNHCR van na 1999 bestudeerd, die zich nog in het archief van het ministerie van Buitenlandse Zaken bevinden. Daarbij is opgevallen dat UNHCR in de verslagen van gehoor in de Resettlement Registration Forms (RRF) nauwelijks of niet ingaat op de organisatiestructuur van de KhAD/WAD. Daarom zijn deze hervestigingvoordrachten voorgelegd aan het ministerie van Justitie met het verzoek te komen tot een appreciatie van de kwaliteit van de verslagen van gehoor in de RRF. Daarbij is met name verzocht aandacht te besteden aan de kwaliteit van de interviewtechniek en de onderbouwing van het besluit een status te verlenen c.q. artikel 1F niet tegen te werpen. De reactie van het ministerie van Justitie komt er op neer, dat er belangrijke verschillen blijken te bestaan tussen de interviewtechnieken en daarmee de waarheidsvinding door UNHCR en het ministerie van Justitie (zie bijlage 3).1

Volgens openbare en gedocumenteerde bronnen werd bij de KhAD/WAD op grote en systematische schaal gemarteld en gemoord. Naar schatting hebben 50 000 Afghanen het leven verloren in de cellen van een van de Afghaanse veiligheidsdiensten tijdens het communistische bewind. UNHCR heeft in het overleg aangegeven sinds 2000 wereldwijd bij vijf Afghaanse asielverzoeken betrokkenheid bij misdaden tegen de menselijkheid te hebben tegengeworpen. Betrokkenen zijn om deze reden door UNHCR niet als vluchteling erkend. Dit aantal uitsluitingen op grond van artikel 1F lijkt relatief laag.

Gelijktijdig met het overleg met UNHCR is vertrouwelijk onderzoek naar reeds bestaande aanvullende bronnen gedaan met betrekking tot de organisatiestructuur van de KhAD/WAD. Daarbij is geen aanvullende concrete informatie over het roulatiesysteem aan het licht gekomen.

Alles overwegend laten het overleg met UNHCR, de bestudering van door UNHCR aan Nederland voorgelegde verzoeken om hervestiging van door UNHCR als vluchteling erkende KhAD/WAD-medewerkers en het aanvullend bronnenonderzoek twijfel bestaan over de inhoud van de Notitie van mei 2008. Tegenover het in stellige bewoordingen geformuleerde, maar op bronnen gebaseerde ambtsbericht uit 2000, heeft UNHCR een Notitie uitgebracht, die – acht jaar later – op cruciale punten geen concrete onderbouwing geeft.

Ik ben er mij van bewust dat het ambtsbericht tot maatschappelijke discussie heeft geleid. In die context plaats ik ook de bijdrage van UNHCR aan dit debat in de vorm van de Notitie van 2008 en de brief van UNHCR van 9 juli 2009. Echter, betrouwbare aanvullende informatie over het roulatiesysteem binnen de KhAD/WAD is door UNHCR, noch door mij gevonden. De vraag is of dergelijke betrouwbare informatie anno 2009 nog verkregen kan worden. Vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken moet ik deze vraag negatief beantwoorden.

Gelet op bovenstaande kan ik niet anders dan de tekst van het ambtsbericht handhaven.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Antwoord van 29 juli 2008 op Kamervragen van het lid De Wit (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Justitie over de «Note on the Structure and Operation of the KhAD/Wad in Afghanistan 1978–1992» van de United Nations High Commissioner for Refugees, ingezonden op 20 mei 2008.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven