Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2020
Hierbij stuur ik u mijn reactie op het verzoek van de commissie inzake de beleidsregel
andere dag- en weekindeling in het kader van de noodmaatregelen voor het lerarentekort
in het primair onderwijs in de G5. U verzoekt mij om een toelichting te geven op de
beleidsregel en te reageren op de kanttekeningen van de AOb.
In de G5 (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere) zijn op korte termijn
extra maatregelen nodig om bij het oplopende personeelstekort de kwaliteit, continuïteit
en kansengelijkheid van het onderwijs te waarborgen. Daarom hebben de schoolbesturen
en gemeenten in de G5 noodplannen voor de aanpak van het lerarentekort gemaakt, zoals
ik in december met u heb gedeeld.1 Daarbij zijn leraren en schoolleiders betrokken geweest via inspraaksessies. De gemeenschappelijke
medezeggenschapsraden (GMR) van de schoolbesturen hebben met de plannen ingestemd.
In de noodplannen wordt onder andere gevraagd om meer ruimte voor een andere dag-
en weekindeling. Dit is samen met de besturen en gemeenten uitgewerkt in een beleidsregel.
De partijen voor het primair onderwijs aan de landelijke tafel tekorten zijn hier
ook bij betrokken geweest. De beleidsregel biedt – tijdelijk en onder voorwaarden
– ruimte aan scholen met een lerarentekort om maximaal 22 uur in de maand (een dag
per week) andere professionals dan bevoegde leraren in te zetten. Voor aankomend schooljaar
hebben 25 schoolbesturen een aanvraag ingediend.
Ik wil voorop stellen dat het, net als de AOb, mijn voorkeur heeft dat leerlingen
de hele week les krijgen van bevoegde leraren. Dat is en blijft ook het uitgangspunt.
Tegelijkertijd moeten we realistisch zijn dat dit op dit moment door het lerarentekort
niet altijd mogelijk is in de G5. De bedoeling van de ruimte die met de beleidsregel
wordt geboden is juist om de kwaliteit, continuïteit en kansengelijkheid in dergelijke
situaties te waarborgen. De inzet van andere professionals helpt te voorkomen dat
kinderen naar huis gestuurd moeten worden.
Uiteraard stel ik wel voorwaarden aan de inzet van andere professionals. Het mag alleen
op scholen met een lerarentekort, voor maximaal 22 uur in de maand en niet voor de
vakken Nederlandse taal, rekenen en het bewegingsonderwijs. Het schoolbestuur is verantwoordelijkheid
voor de bekwaamheid van de professionals, goede begeleiding en controleert of de professional
over een VOG beschikt. Bovendien moet er op schoolniveau een plan worden gemaakt waaruit
blijkt hoe er op school invulling wordt gegeven aan de ruimte. Anders dan de AOb meldt,
is het noodzakelijk dat de medezeggenschapsraad van de school – en dus niet de GMR
– instemt met het plan.
Ik laat de ruimte die scholen krijgen vier jaar lang monitoren door een onderzoeksbureau
en zal uw Kamer tussentijds informeren over de resultaten van de monitoring.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob