Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 november 2018
Uw Kamer heeft de Onderwijsraad advies gevraagd over hoe de opleidings- en arbeidsstructuur
in het onderwijs vormgegeven moeten worden, zodat ze op termijn bijdragen aan zowel
voldoende als goede leraren (Kamerstuk 27 923, nr. 266). Met veel genoegen bieden wij u hierbij het advies Ruim baan voor leraren aan1. Het advies betreft leraren in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar
beroepsonderwijs. Ook de voorschoolse educatie is in het advies betrokken.
De raad richt zich met dit strategische advies op de lange termijn en geeft een nieuw
perspectief op het leraarschap. Dit perspectief ligt ten grondslag aan een integrale
herziening van de opleidings- en arbeidsstructuur. De kern van het beroep in alle
onderwijssectoren en vakken is volgens de raad het ontwikkelen en vormgeven van onderwijs,
het geven van onderwijs en het toetsen en evalueren van onderwijs. Dit betekent dat
voor iedere leraar didactische en pedagogische vaardigheden de basis van het beroep
vormen, met daarnaast de noodzakelijke inhoudelijke kennis die nodig is voor de specifieke
onderwijscontext (zoals schoolvakken).
De raad adviseert het loopbaan- en ontwikkelperspectief van leraren te verruimen.
Hij bepleit een integrale herziening van de opleidings- en arbeidsstructuur: ruimere
onderwijsbevoegdheden in combinatie met een ontwikkelmodel. Hierdoor kan de inzetbaarheid
van leraren groter worden en ontstaan meer mogelijkheden tot mobiliteit (binnen en
tussen onderwijssectoren) en variatie in de loopbaan. Daarnaast draagt verruiming
van het loopbaan- en ontwikkelperspectief bij aan keuzevrijheid, differentiatie en
professionalisering in het leraarschap.
Om ruimere onderwijsbevoegdheden van leraren te realiseren, adviseert de raad om in
de opleidingsstructuur schotten tussen onderwijsbevoegdheden weg te halen en beveelt
hij clusters van onderwijsbevoegdheden aan in combinatie met specialisaties. De clustering
betreft onderwijssectoren en vakken. Verruiming van het loopbaan- en ontwikkelperspectief
van leraren vraagt ook om een extra inzet op en ruimte voor de ontwikkeling van leraren.
Daarom beveelt de raad aan om in de arbeidsstructuur een ontwikkelmodel voor loopbaan
en professionalisering te hanteren. Startende leraren en leraren met een nieuw gekozen
specialisatie moeten hun kennis en vaardigheden verder kunnen verdiepen door goede
begeleiding, ook in lerarenteams.
Tot slot moeten de (financiële) consequenties van de verruiming van het loopbaan-
en ontwikkelperspectief integraal bezien worden en hun weerslag vinden in toekomstig
onderwijsbeleid en in de cao’s voor de verschillende sectoren.
Met beleefde groet,
H. Maassen van den Brink Voorzitter
C. van ’t Veen Secretaris ad interim