Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 oktober 2012
Op 1 augustus 2010 is een wijziging van de Wet op het Voortgezet Onderwijs van kracht
geworden waardoor een uitbreiding van de mogelijkheden ontstond om tot leraar in het
voortgezet onderwijs te kunnen worden benoemd. Sinds deze datum zijn studenten die
een relevante wetenschappelijke bacheloropleiding met daarbinnen de educatieve minor
van 30 studiepunten afronden bevoegd om les te geven in de eerste drie leerjaren van
havo/vwo en in vmbo-tl. In het startjaar 2010 volgden 275 studenten de minor, in het
studiejaar 2011–2012 waren dit er al ruim 450. Ongeveer één op de vijftien bachelorstudenten
in het wetenschappelijk onderwijs die een minor volgt, heeft gekozen voor de educatieve
minor. Er valt dus nog een wereld te winnen.
Bij de behandeling van het wetsvoorstel op 25 maart 2010 is toegezegd twee jaar na
inwerkingtreding van deze wetswijziging een evaluatie uit te voeren om te onderzoeken
in hoeverre de gestelde doelen worden gehaald. Uw Kamer heeft expliciet verzocht in
deze evaluatie aandacht te besteden aan de begeleiding van beginnende leraren met
bevoegdheid op basis van een wo-bachelor en deze educatieve minor.
Hierbij stuur ik u het evaluatieonderzoek toe dat is uitgevoerd door Ecorys en ResearchNed.*)
De algemene conclusie is dat dit traject inderdaad nieuwe groepen studenten lijkt
te interesseren voor een carrière in het onderwijs. Het evaluatierapport wijst er
op dat het percentage studenten dat de minor kiest zonder van tevoren van plan te zijn voor het leraarschap te kiezen fors is gestegen, van
43% in het studiejaar 2010–2011 naar 50% in het studiejaar 2011–2012 van het totaal
aantal studenten dat kiest voor de educatieve minor. Van deze groep zei na afloop
van het studiejaar 2011–2012 42% toch voor het leraarschap te kiezen. De educatieve minor blijkt daarvoor de grootste factor
(89%) te zijn. Als deze studenten daadwerkelijk in het onderwijs gaan werken, betekent
dit een toename van het aantal wetenschappelijk opgeleide leraren in het onderwijs.
Over de educatieve minor als opstap naar de eerstegraads lerarenopleiding zijn zowel
studenten als scholen zeer positief. Het is aantrekkelijk voor de masterstudent om
al een leraarsbevoegdheid op basis van zijn bachelorgetuigschrift op zak te hebben.
Uit het rapport blijkt ook dat studenten en scholen vinden dat de educatieve minor
een goede voorbereiding biedt voor het lesgeven in de eerste drie leerjaren van havo
en vwo en in iets mindere mate in vmbo-tl. Vooral de vakkennis en de zelfstandigheid
van de aanstaande leraar vallen positief op. Een aandachtspunt is dat de voorbereiding
op de pedagogisch-didactische aspecten van het leraarschap via deze route als beperkt
wordt ervaren.
Omdat de meeste studenten die hun wo-bachelor inclusief educatieve minor hebben afgerond
momenteel een (in veel gevallen educatieve) master volgen, valt nu nog geen harde
conclusie te geven over de begeleiding van deze beginnende leraren. Scholen wijzen
echter op de bestaande inductieprogramma’s voor docenten. Tegelijkertijd erkennen
scholen de noodzaak van extra begeleiding die deze startende docenten nodig hebben,
aangezien de docenten die net klaar zijn met de minor niet worden beschouwd als startbekwaam
op hetzelfde niveau als afgestudeerden van de tweedegraads lerarenopleiding. Scholen
kunnen daarvoor de middelen gebruiken die ze in de rijksbijdrage structureel beschikbaar
hebben1.
Het blijkt dat met de invoering er van een aantrekkelijke en kwalitatief goede nieuwe
route naar het leraarschap voor studenten in het wetenschappelijk onderwijs is ontstaan.
Via regulier toezicht op het leraarschap door de Inspectie van het Onderwijs zal de
kwaliteit van de leraar, dus ook van de leraar die zijn bevoegdheid via de route van
de educatieve minor wo heeft behaald, verder worden bewaakt.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra
*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer