27 863 Betalingsverkeer

Nr. 94 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2021

Het betalingsverkeer stelt ons in staat om deel te nemen aan de maatschappij. Ik vind het daarom belangrijk dat het betalingsverkeer, zowel chartaal als giraal, voor iedereen toegankelijk is.

De afgelopen jaren is het aandeel contante betalingen aan de kassa sterk gedaald. Tegelijkertijd krimpen ook de chartale dienstverlening en infrastructuur. Dit zien we bijvoorbeeld terug in het lager aantal geldautomaten ten gevolge van de samenvoeging van geldautomaten van de drie grootbanken naar Geldmaat-automaten en in het sluiten van bankkantoren. Om ervoor te zorgen dat het chartale betalingsverkeer ook in de toekomst nog goed kan functioneren, heeft DNB de afgelopen maanden onderzoek laten doen naar hoe de chartale infrastructuur er in de toekomst uit moet zien bij een structureel laag gebruik van contant geld. Zoals eerder toegezegd bied ik u hierbij het resultaat van dit onderzoek aan, het rapport «De toekomst van de chartale infrastructuur in Nederland», alsmede de reactie daarop door DNB1.

Het onderzoek concludeert onder andere dat het gebruik van contant geld verder zal afnemen en beschrijft welke eisen er gesteld moeten worden aan de chartale infrastructuur om contant geld beschikbaar te houden in de verschillende fases die de komende jaren doorlopen zullen worden. Momenteel bevinden we ons in de fase waarin contant geld, naast onmisbaar betaalmiddel voor cashafhankelijke groepen en publiek betaalmiddel, als terugvaloptie dient. Een van de belangrijkste aanbevelingen uit het rapport is dat er de komende tijd geïnvesteerd moet worden in digitale alternatieven om een of meer volwaardige terugvaloptie(s) voor pinnen te hebben. Het rapport geeft ook inzicht in de kosten van de chartale infrastructuur, hoe de kosten nu verdeeld zijn over de keten en welke aanpassingen mogelijk zijn. Hoe de chartale infrastructuur in de verschillende fases bekostigd wordt, is een discussie die nog gevoerd moet worden.

De afgelopen weken heeft een aantal banken aangekondigd dat zij hun tarieven voor de dienstverlening rond het opnemen en storten van contant geld gaan verhogen. DNB stelt in haar brief dat de tarifering aan individuele banken zelf is, maar dat deze zodanig moet worden vormgegeven dat de tarieven niet specifiek de gebruikers van contant geld raken. Dit deel ik. Zoals ook uit het onderzoek van McKinsey blijkt zijn er in onze samenleving nog verschillende groepen mensen die afhankelijk zijn van contant geld, zoals sommige ouderen, mensen met een beperking of mensen die gebruik maken van budgetbeheer. Dit kunnen mensen zijn waarvoor extra kosten moeilijker te dragen zijn.

Het rapport laat bovendien zien dat het belangrijk is om maatregelen te treffen en geeft de opties hiervoor aan, variërend van vrijwillige afspraken tussen de belangrijkste stakeholders (waaronder banken, winkeliers, DNB, waardevervoerders, consumentenorganisaties) tot wetgeving. DNB spreekt in haar aanbiedingsbrief de voorkeur uit voor onderlinge afspraken vastgelegd in een convenant. Gezien de inherente nadelen van wetgeving, zoals de inrichting van handhaving, de lange doorlooptijd van invoering en de kans dat de wetgeving door maatschappelijke ontwikkelingen achterhaald wordt, deel ik de voorkeur van DNB om in eerste instantie in te zetten op een convenant. Ik roep alle betrokken partijen dan ook nadrukkelijk op om hieraan mee te werken. Mijn inzet is dat bij de afspraken in het convenant waar DNB over in gesprek gaat rekening wordt gehouden met de positie van klanten die van contant geld afhankelijk zijn. Gezien de Nederlandse traditie in het betalingsverkeer om goed werkende afspraken te maken met alle betrokken stakeholders, heb ik er vertrouwen in dat DNB en de belangrijkste stakeholders samen tot een convenant kunnen komen. Als dat onverhoopt niet lukt, dan overweeg ik wetgeving, ook op het terrein van de verdeling van de kosten, ten einde de toegang tot contant geld te waarborgen.

Na de zomer informeer ik uw Kamer over de vervolgstappen naar aanleiding van dit onderzoek.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven