27 863 Betalingsverkeer

Nr. 86 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2020

Hierbij bied ik u de occasional study van De Nederlandsche Bank (DNB) aan over digitaal centralebankgeld (central bank digital currency, CBDC)1. Dit onderzoek is mede op verzoek van het kabinet uitgevoerd, onder andere naar aanleiding van het WRR-rapport «Geld en Schuld"2 en de initiatiefnota «100% veilig sparen en betalen»3 van het lid Alkaya (SP). In deze brief reageer ik op de belangrijkste bevindingen van DNB en ga ik in op de vervolgstappen die DNB en ik voornemens zijn te zetten.

Digitaal publiek geld

Digitaal centralebankgeld is een digitale vorm van publiek geld uitgegeven door de centrale bank, in tegenstelling tot digitaal privaat geld, zoals geld op een rekening bij een commerciële bank (ook wel giraal geld genoemd). Het concept van digitaal centralebankgeld bestaat al, aangezien commerciële banken en overheden al geld kunnen aanhouden op een digitale reserverekening bij de centrale bank. Een nieuwer idee is om digitaal centralebankgeld breder beschikbaar te maken en huishoudens en/of (niet-bancaire) bedrijven hiertoe toegang te geven. Zij hebben in de huidige situatie alleen de mogelijkheid om publiek geld aan te houden in chartale vorm (munten en bankbiljetten). Het gebruik van chartaal geld, en daarmee het gebruik van publiek geld door huishoudens, neemt in Nederland echter al lange tijd af. Dit is een van de redenen dat in Nederland een maatschappelijke discussie is ontstaan over een, in de woorden van de WRR, «publiek verankerd alternatief voor betalen en sparen». DNB onderschrijft dat het wenselijk is dat een publieke vorm van geld in gebruik blijft, omdat de inwisselbaarheid tussen privaat en publiek geld bijdraagt aan de weerbaarheid en het vertrouwen in het geldstelsel. Het behouden van een publieke vorm van geld is dan ook de belangrijkste reden voor DNB om een positieve grondhouding te hebben ten aanzien van digitaal centralebankgeld. Ik deel deze positieve grondhouding ten aanzien van digitaal centralebankgeld. Digitaal centralebankgeld kan, als aanvulling op chartaal geld, belangrijk zijn om in Nederland de toegankelijkheid van publiek geld ook in de toekomst te waarborgen.

Doelstellingen

Het blijven waarborgen van een publieke vorm van geld is echter niet de enige mogelijke doelstelling van digitaal centralebankgeld. In het rapport verkent DNB verschillende andere mogelijke doelstellingen voor het introduceren van digitale centralebankgeld. Zo kan digitaal centralebankgeld, afhankelijk van het ontwerp, een achtervang zijn voor vitale (private) betalingsverkeerinfrastructuur en biedt het kansen voor technologische innovaties, zoals programmeerbaar geld. Ook kan digitaal centralebankgeld wellicht de efficiëntie van grensoverschrijdend betalingsverkeer verbeteren, bijvoorbeeld als het aantal schakels in de keten van internationale betalingen kan worden verminderd. Verder stelt digitaal centralebankgeld andere eisen aan de beveiliging dan chartaal geld (minder fysieke beveiliging nodig, meer digitaal) en is het waarschijnlijk goedkoper in distributie, rekening houdend met de geografie van een land. Dit illustreert dat de relevantie van de doelstellingen verschilt, afhankelijk van het uitgangspunt van landen en economieën. Niet alle doelstellingen zijn dus voor Nederland van belang.

Voor Nederland zie ik, naast het behouden van publiek geld, net als DNB vooral kansen in de nieuwe technologische mogelijkheden die de invoering van digitaal centralebankgeld met zich meebrengt. Dit kan een stimulans zijn voor de innovatie en diversiteit in de financiële sector. Ook kan de invoering van digitaal centralebankgeld het (internationale) betalingsverkeer robuuster en efficiënter maken, al moeten we niet vergeten dat Nederland al een robuuste en efficiënte infrastructuur voor betalingsverkeer heeft.

Publieke verantwoordelijkheden

Invoering van digitaal centralebankgeld zou een structurele hervorming zijn waarvan nog niet alle effecten op voorhand duidelijk zijn. Uit het DNB-rapport blijkt dat invoering van een nieuwe vorm van publiek geld een brede en forse invloed heeft op het monetaire en financiële stelsel en daarmee op de publieke taken en verantwoordelijkheden van centrale banken en overheden. Zo heeft het implicaties voor het monetaire beleid, het betalingsverkeer, de financiële stabiliteit en het toezicht op de financiële sector – in het ontwerp dienen hier passende waarborgen voor gevonden te worden. Ook zijn er nog de nodige juridische vraagstukken die nadere uitwerking behoeven. DNB doet hier in haar studie een eerste aanzet toe.

Vervolgstappen

Met de publicatie van dit onderzoek laat DNB zien dat Nederland voorop loopt in deze discussie. In nog geen enkel ander euroland heeft de centrale bank al zo duidelijk aangegeven positief te staan tegenover digitaal centralebankgeld gericht op het brede publiek. Ik vind het goed dat Nederland voorop loopt in deze discussie en ik wil mij committeren aan het verder vooruitbrengen van dit dossier. Ik denk dat het goed is dat we hierbij de juiste volgorde van stappen aanhouden.

Allereerst ligt de bal nu bij het Eurosysteem. Het primaat voor het uitgeven van digitaal centralebankgeld ligt immers daar: Nederland kan dit niet afzonderlijk van het Eurosysteem besluiten. De ECB heeft een high level task force 4 opgezet, die zich zal moeten uitspreken over de (on)mogelijkheden wat betreft invoering van digitaal centralebankgeld. DNB neemt hieraan deel. DNB zal deze studie en de ontwerpkeuzes die daarin gemaakt worden inbrengen en is voornemens een actieve en leidende rol te spelen in de discussie.

Het is belangrijk dat de experts binnen het Eurosysteem duidelijk hebben wat de huidige mogelijkheden zijn van digitaal centralebankgeld en wat er eventueel nog in de weg staat van invoering. Vervolgens zal ik mij er voor inzetten dat we als ministers van Financiën van de eurolanden hier over met elkaar in gesprek gaan. Waarbij we de politieke en maatschappelijke discussie over de doelstellingen, ontwerpkeuzes en regelgevende aspecten ervan moeten voeren. Het onderzoek van DNB is wat mij betreft een goed startpunt om de discussie in eurozoneverband te voeren.

Ten slotte geeft DNB aan dat Nederland bij uitstek een land is waar eventuele experimenten uitgevoerd kunnen worden. Dit onder meer omdat we in Nederland vrij ver gevorderd zijn met de maatschappelijke discussie over publiek geld, maar ook vanwege de grote mate van digitalisering in Nederland. Ik deel deze analyse. Ik zal mij samen met DNB dan ook inzetten om Nederland te betrekken bij een mogelijk experiment met digitaal centralebankgeld. DNB verwacht rond de zomer meer inzicht te kunnen geven in de voortgang van de task force. Ik zal u hierover na de zomer informeren en zal op basis daarvan concreter de vervolgstappen schetsen die ik zelf neem.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Geld en schuld, de publieke rol van banken, Den Haag 2019

X Noot
3

Kamerstuk 35 107, nr. 2

X Noot
4

Introductie bij de persconferentie van de president van de ECB, 12 december 2019, https://www.ecb.europa.eu/press/pressconf/2019/html/ecb.is191212~c9e1a6ab3e.en.html

Naar boven