Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 februari 2015
Hierbij informeer ik u over de registratie van personen die in de Basisregistratie
Personen (BRP) geregistreerd staan als uitgesloten van het kiesrecht.
Aanleiding
In het kader van de voorbereiding van een advies over de toepassing van strafbepalingen
inzake het kiesrecht en de verkiezingen, heeft de Kiesraad het Agentschap Basisadministratie
en Persoonsgegevens (BPR) gevraagd in de BRP na te gaan hoeveel mensen zijn uitgesloten
van het kiesrecht. Het Agentschap constateerde dat 746 mensen zijn uitgesloten. Dit
relatief hoge aantal heeft mij aanleiding gegeven om onmiddellijk door de 200 betrokken
gemeenten na te laten gaan of deze registratie terecht is. Immers, ontzetting uit
het kiesrecht kan alleen worden opgelegd als bijkomende straf bij een select aantal
misdrijven (bijvoorbeeld misdrijven tegen de veiligheid van de staat, ambtsmisdrijven
en bepaalde kiesrechtdelicten, waarbij een onherroepelijke vrijheidsstraf van ten
minste één jaar is opgelegd). Bij nader onderzoek bleek de registratie inderdaad vaak
niet meer terecht en is het aantal personen dat is uitgesloten van het kiesrecht teruggebracht
tot 197, verdeeld over 63 gemeenten. Momenteel wordt nog onderzoek gedaan door de
betreffende gemeenten of deze personen al dan niet terecht zijn uitgesloten. Naar
verwachting zal het aantal personen dat is geregistreerd als uitgesloten van het kiesrecht
verder afnemen.
De onjuiste registratie betekent overigens niet dat de betreffende kiezers niet zouden
hebben kunnen deelnemen aan de komende verkiezingen. Op grond van artikel D 5 van
de Kieswet kan iedere kiezer, of zijn of haar wettelijk vertegenwoordiger, verzoeken
de registratie te doen herzien door de gemeente, indien hij of zij van mening was
dat deze onjuist is. Zo’n verzoek tot herziening van de registratie kan ook worden
gedaan door degene die geen oproep hebben gekregen voor deelname aan de afgelopen
verkiezingen
Mogelijke oorzaken
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de registratie van de uitsluiting van het kiesrecht.
Uit reacties van betrokken gemeenten blijkt dat twee wetswijzigingen met betrekking
tot de ontzetting uit het kiesrecht mogelijk niet goed zijn verwerkt. Het gaat hier
ten eerste om het automatisch ontzetten uit het kiesrecht bij een veroordeling tot
een gevangenisstraf van meer dan een jaar (vervallen bij de Grondwetswijziging van
1983) en ten tweede de uitsluiting van onder curatele gestelde wilsonbekwamen (vervallen
bij de Grondwetswijziging van 2008). Uit de reacties van gemeenten blijkt dat met
name deze laatste wijziging niet overal goed is doorgevoerd.
Oplossingsrichting
Betreffende gemeenten moeten voor de aanstaande verkiezingen van zoveel mogelijk geregistreerden
zekerheid krijgen of de uitsluiting terecht is. De gemeenten worden hierin ondersteund
door het Agentschap BPR. Daarnaast heb ik de gemeenten geïnstrueerd om de personen
waarbij dit onverhoopt niet tijdig lukt, toe te laten tot de verkiezingen van 18 maart
2015. Ten eerste, omdat is gebleken dat het merendeel van de geregistreerden onterecht
was uitgesloten. Ten tweede, omdat het zeer bezwaarlijk is als kiezers wegens een
administratieve fout ten onrechte niet kunnen deelnemen aan de verkiezingen van de
provinciale staten en de waterschappen. Daarbij acht ik het overigens aangewezen om
in ieder geval een uitzondering te maken voor personen die op 5 mei 1945 18 jaar of
ouder waren. Hiervan moeten gemeenten zich zonder meer actief vergewissen dat het
hier geen personen betreft die vanwege gedrag in de Tweede Wereldoorlog van het kiesrecht
zijn uitgesloten. Voornoemde lijn is afgestemd met de Kiesraad. Ook heb ik de gemeenten
verzocht betreffende personen te informeren over hun (mogelijk) onterechte ontzetting
uit het kiesrecht.
Indien het niet lukt in alle gevallen zekerheid te krijgen, zal met het oog op de
verkiezingen na 18 maart 2015 met betrokken gemeenten worden overlegd om hiervoor tot een oplossing
te komen.
In de evaluatie van de verkiezingen zal ik u nader over het bovenstaande informeren
en de alsdan over deze kwestie beschikbare gegevens met u delen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk