27 859
Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA)

nr. 26
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2009

Tijdens het algemeen overleg over het bestuurlijk akkoord rond de modernisering van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op 13 mei jl. (27 859, nr. 23) heb ik aangekondigd u te informeren over mijn voornemen om gegevens van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen op te nemen.

Niet-ingezetenen zijn personen die niet in Nederland wonen1. Sommige van deze personen hebben een relatie met de Nederlandse overheid. Ten behoeve daarvan worden in diverse overheidsregistraties gegevens over deze personen bijgehouden. Het doel is om enkele algemene gegevens van niet-ingezetenen op één plaats bijeen te brengen zodat er een gemeenschappelijke, uniforme en eenduidige registratie ontstaat. Dat maakt het mogelijk deze gegevens in te zetten bij de uitvoering van meerdere overheidstaken. Dit past binnen het beleid van de dienstbare publieke sector en van een doelmatige overheid. In deze brief ga ik in op de opzet en inrichting van de gemeenschappelijke registratie van niet-ingezetenen (RNI), de wijze waarop deze tot stand komt en de relatie met de modernisering van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA), waarover ik u in mijn brief van 9 maart 2009 informeerde2.

1. Inleiding: een gemeenschappelijke registratie niet-ingezetenen

Van ingezetenen die een relatie met Nederlandse overheidsorganen hebben, worden enkele algemene gegevens in een gemeenschappelijke registratie vastgelegd en bijgehouden. De gemeenschappelijke registratie van niet-ingezetenen wordt vormgegeven als een uitbreiding van de GBA en vormt samen met de GBA de basisregistratie personen. Overheidsorganen kunnen deze gegevens gebruiken bij de uitvoering van hun taken net zoals dat nu gebeurt met de gegevens van ingezetenen.

Voorbeelden van niet-ingezetenen zijn buitenlandse seizoenarbeiders die korter dan vier maanden in Nederland3 komen werken, grenswerkers, scholieren en -studenten en personen die al dan niet tijdelijk naar het buitenland zijn verhuisd.

Ten opzichte van de ingezetenen wordt van niet-ingezetenen een beperkte gegevensset bijgehouden in de basisregistratie personen. De algemene gegevens die gemeenschappelijk worden geregistreerd zijn onder meer de naam, de geboortedatum en -plaats, de nationaliteit en het woonadres. De actualisering van de gegevens gebeurt door (daartoe aangewezen) bestuursorganen die gegevens over niet-ingezetenen waarmee zij uit hoofde van hun taak contacten onderhouden, aanleveren aan de basisregistratie personen.

2. Voordelen van de registratie van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen

Als een persoon als niet-ingezetene in de basisregistratie personen wordt ingeschreven, worden (de daarvoor geautoriseerde) overheidsorganen van die inschrijving op de hoogte gesteld.

Ook wijzigingen in de gegevens die door een (daartoe aangewezen) bestuursorgaan worden doorgegeven aan de basisregistratie personen, worden verstrekt aan alle (daarvoor geautoriseerde) overheidsorganen.

Als eerste nemen daarmee de kosten voor inschrijving en actualisering bij de overheidsorganen af. Ten behoeve van de uitvoering van hun taken hebben verschillende overheidsorganen vaak dezelfde gegevens nodig van niet-ingezetenen. Door gebruik te maken van de gemeenschappelijke registratie van gegevens van niet-ingezetenen kunnen zij zich meer concentreren op het verzamelen van de taakgebonden gegevens.

Als tweede neemt de kwaliteit van de gegevens over niet-ingezetenen toe. Doordat de gegevens van niet-ingezetenen gemeenschappelijk worden bijgehouden en verschillende overheidsorganen daarvan gebruik kunnen maken, worden fouten eerder ontdekt waardoor verbeteringen sneller geëffectueerd worden. De overheidsorganen hoeven minder corrigerende acties te ondernemen.

Als derde leidt de registratie van niet-ingezetenen tot mogelijkheden doelmatiger te gaan werken. Overheidsorganen hebben relaties met zowel ingezetenen als niet-ingezetenen. De verstrekkingen van gegevens over niet-ingezetenen vinden volgens hetzelfde regime als ingezetenen plaats. Hierdoor zijn de gegevens van niet-ingezetenen snel en eenvoudig beschikbaar. De overheidsorganen hoeven geen aparte voorzieningen te treffen om gebruik te maken van de gegevens van niet-ingezetenen.

Verder verbetert de informatievoorziening binnen de overheid door eenmalige registratie en meervoudig gebruik van gegevens. Als gevolg hiervan kan de kwaliteit van het beleid en de uitvoering daarvan verbeteren. Te denken valt aan het pro-actief benaderen van specifieke doelgroepen zoals gepensioneerden1 en kiesgerechtigden in het buitenland.

Tot slot wordt met de gemeenschappelijke registratie tegengegaan dat een persoon zich ten opzichte van verschillende overheidsorganen verschillend presenteert.

Voorbeeld: gegevens vastleggen bij AOW-aanvraag Van een AOW-gerechtigde die in het buitenland woont en AOW ontvangt, worden door meerdere organisaties inspanningen verricht voor het vaststellen en bijhouden van de algemene gegevens van niet-ingezetenen. In de eerste plaats bij de Sociale Verzekeringsbank die de gegevens nodig heeft om het recht op de uitkering en de hoogte ervan vast te stellen en de uitkering over te maken. In de tweede plaats bij het College voor zorgverzekeringen ten behoeve van de afdracht van de nominale premie zorgverzekeringen van de uitkeringsgerechtigde en eventuele meeverzekerden. In de derde plaats de Belastingdienst voor de heffing van loon- en inkomstenbelasting en in verband met een eventuele zorgtoeslag de Belastingdienst/Toeslagen. Doordat algemene gegevens van een niet-ingezetene bij de aanvraag van een AOW-uitkering in de RNI door één van de partijen worden vastgesteld en doorgegeven aan de registratiehouder, kunnen de andere partijen van deze informatie gebruik maken.

3. Taken en verantwoordelijkheden

Het voornemen om enkele gemeenschappelijke gegevens van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen op te nemen, impliceert dat de inschrijving, actualisering en de verstrekking van algemene gegevens van niet-ingezetenen binnen de overheid een herordening ondergaat.

Binnen het huidige GBA-stelsel zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de bijhouding van algemene gegevens van ingezetenen. Het bijhouden van gegevens van niet-ingezetenen is echter geen gemeentelijke taak. Niet-ingezetenen wonen niet in een gemeente in Nederland maar hebben hun woonadres in het buitenland. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal zorg dragen voor de registratie van de gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie personen. Daarbij moet bedacht worden dat de gegevens die nodig zijn voor de bijhouding van de registratie, voor een belangrijk deel samenhangen met feiten die zich in het buitenland afspelen. De betrokkenen verblijven immers of maar kort of niet in Nederland. Daarom zal voor de bijhouding in belangrijke mate gebruik gemaakt worden van de aanlevering van gegevens door (daartoe aangewezen) bestuursorganen die in de uitvoering van hun taak contact onderhouden met de betrokkenen, zoals de hiervoor genoemde Sociale Verzekeringsbank en de Belastingdienst.

De hierboven beschreven werkwijze heeft als voordeel dat wordt aangesloten bij de werkprocessen van het betrokken bestuursorgaan. De aanpassingen en kosten die dit met zich meebrengt zijn gering, terwijl de efficiencyvoordelen voor de niet-ingezetenen en de overheidsorganen groot zijn. Het is mijn bedoeling om bij algemene maatregel van bestuur bestuursorganen aan te wijzen die kunnen verzoeken om gegevens van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen op te nemen. In eerste instantie zullen dat de Belastingdienst, UWV, SVB en CvZ zijn, gezien de contacten die zij met niet-ingezetenen hebben.

Het inschrijven in de basisregistratie personen van niet-ingezetenen die in Nederland verblijven, kan wel geschieden zonder tussenkomst van de hiervoor bedoelde bestuursorganen. Ten behoeve van de inschrijving worden in Nederland op verschillende plaatsen loketten ingericht.

3.1 Inschrijving

Naar schatting worden nu jaarlijks bijna 200 000 niet-ingezetenen in een of meer overheidsregistraties ingeschreven. Het merendeel hiervan meldt zich momenteel bij een van de loketten die de Belastingdienst in Nederland heeft ingericht. Met de invoering van de registratie van niet-ingezetenen kan deze taak van de Belastingdienst vervallen. De betrokkenen kunnen zich ten behoeve van de inschrijving in de basisregistratie personen melden bij de nieuwe loketten. Bij het inrichten van de loketten wordt samengewerkt met de gemeenten en de Belastingdienst.

Een klein deel niet-ingezetenen komt nooit in Nederland. Jaarlijks worden ongeveer 10 000 niet-ingezetenen die permanent in het buitenland verblijven, ingeschreven, voornamelijk omdat zij recht hebben op AOW en/of een zorgtoeslag. Deze groep wordt in de basisregistratie personen ingeschreven door tussenkomst van het (daartoe aangewezen) bestuursorgaan dat contact heeft met de niet-ingezetene in het buitenland en dat in staat is om de juistheid van de gegevens te beoordelen.

Voorbeeld: aanvragen van AOW-uitkering

De SVB behandelt uitkeringsaanvragen van niet-ingezetenen. De gegevens van de betrokkene worden geverifieerd en als blijkt dat de aanvrager recht heeft op een uitkering, stelt de SVB een beschikking op en gaat over tot uitkering. De registratie van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen laat dit proces intact en voegt er een stap aan toe, namelijk het doorgeleiden van de nu gevalideerde gegevens van de SVB naar de basisregistratie.

3.2 Verstrekkingen

Veel van de huidige GBA-afnemers hebben relaties met zowel ingezetenen als niet-ingezetenen. Het huidige aantal in de RNI in te schrijven niet-ingezetenen bedraagt circa drie miljoen. De wijze van verstrekken zal op gelijke wijze plaatsvinden als bij de huidige GBA. De verstrekking bevat informatie waaruit blijkt of de persoon als ingezetene of als niet-ingezetene is opgenomen in de basisregistratie personen.

3.3. Actualisering

Het actualiseren van de gegevens over niet-ingezetenen, gebeurt doordat de aangewezen bestuursorganen gegevens over niet-ingezetenen aanleveren. De niet-ingezetene is vaak verplicht bepaalde feiten zoals verhuizen en overlijden aan Nederlandse overheidsorganen door te geven. Zo is bijvoorbeeld een AOW-gerechtigde in het buitenland verplicht een keer per jaar een bewijs van in leven zijn (attestatie de vita) aan de SVB te verstrekken. Wanneer de SVB aan de basisregistratie personen doorgeeft dat van een niet-ingezetene een bewijs van leven is ontvangen, kunnen andere overheidsorganisaties hiervan ook bericht krijgen.

Deze werkwijze bevordert de doelmatigheid binnen de overheid, sluit aan op de bedrijfsprocessen van de overheidsorganen die contacten onderhouden met de niet-ingezetenen en is in het belang van de niet-ingezetenen zelf.

3.4 Kwaliteit

Wijzigingen in de gegevens van de niet-ingezetenen die in de basisregistratie personen worden opgenomen kunnen door alle daartoe geautoriseerde overheidsorganen worden gebruikt. Hierdoor ontstaat een kwalitatief betere registratie van niet-ingezetenen dan de afzonderlijke registraties. Verder wordt bijgehouden wanneer de gegevens in de basisregistratie personen zijn gewijzigd, welke organisatie de gegevens heeft aangeleverd en welke bronnen hieraan ten grondslag liggen. Op grond van deze informatie kan ieder overheidsorgaan bepalen of het in een concrete situatie de gegevens kan gebruiken.

4. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer

De RNI wordt samen met de GBA de Basisregistratie Personen. De maatregelen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer die gelden voor de gegevens van de ingezetenen, zoals inzage- en correctierecht, gelden ook voor de gegevens van de niet-ingezetenen. Zo vindt de geautomatiseerde verstrekking van gegevens over niet-ingezetenen, net zoals bij de GBA, plaats op basis van een autorisatiebesluit.

5. Financiering

In een kosten-batenanalyse zijn de kosten en baten van de RNI in kaart gebracht. Daaruit blijkt dat de maatschappelijke baten de kosten ruimschoots overtreffen. Om dit te realiseren moeten investeringskosten worden gemaakt. In de dekking hiervan zal het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorzien. In dekking van de structurele kosten die jaarlijks moeten worden gemaakt, wordt voorzien door herschikking van middelen die tot dusverre werden aangewend voor deelregistraties van niet-ingezetenen en door toepassing van de systematiek van de financiering van basisregistraties en basisvoorzieningen voor de elektronische overheid. De besluitvorming over de verdelingssystematiek wordt geagendeerd in de bestuurlijke regiegroep van het Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en e-overheid (NUP).

6. Vervolgtraject

De realisatie en implementatie van de RNI is een complex bestuurlijk-organisatorisch proces dat een zorgvuldig afgestemde en gedegen aanpak vereist. Er is een groot aantal organisaties bij betrokken met uiteenlopende belangen en verwachtingen. Gelijktijdig moet aandacht worden besteed aan organisatie-ontwikkeling, de ontwikkeling van systemen en het overbrengen van de bestaande gegevens naar de nieuwe situatie. Voorts moet de wettelijke basis voor de registratie van ingezetenen en niet-ingezetenen in de basisregistratie personen worden gecreëerd.

Bij een aantal overheidsorganen zullen organisatorische en technische veranderingen plaatsvinden omdat zij gegevens over niet-ingezetenen gaan aanleveren. Bij de Belastingdienst komen taken zoals het inschrijven van niet-ingezetenen in het Beheer van Relaties en het verstrekken van sofinummers te vervallen. Voor de inschrijving van de niet-ingezetenen wordt een beheerorganisatie ingericht bij het agentschap BPR en zal in samenspraak met een aantal gemeenten een loketfunctie voor de inschrijving van niet-ingezetenen worden gerealiseerd. Alle afnemers en gemeenten krijgen te maken met één basisregistratie personen, waarin ook gegevens van niet-ingezetenen zijn opgenomen.

Tegelijkertijd met de organisatieontwikkeling bij de betrokken organisaties wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de (technische) systemen. Deze zijn nodig voor de ondersteuning van de loketten en de gegevensopslag en -uitwisseling met de bestuursorganen die gegevens aanleveren aan de basisregistratie personen.

Voor de overgang van de huidige situatie naar de situatie waarin sprake is van een gemeenschappelijke registratie met gegevens van niet-ingezetenen, moeten bestaande gegevens worden geconverteerd naar het nieuwe systeem. Daarbij moet worden verzekerd dat de gegevens voldoen aan het vereiste kwaliteitsniveau.

Om dit alles zorgvuldig te laten plaats vinden is een projectorganisatie ingericht en worden implementatieplannen opgesteld waarin de kwaliteit van de gegevens en de betrouwbaarheid van de processen centraal staan. Met het oog daarop zal de overgang gefaseerd plaatsvinden. In de eerste fase worden de gegevens van SVB, UWV, Belastingdienst en CvZ opgenomen in de registratie.

Met het programma modernisering GBA wordt intensief samengewerkt zodat voor de verstrekking en het beheer van de gegevens van niet-ingezetenen adequaat gebruik kan worden gemaakt van de centrale voorzieningen die door het programma modernisering GBA worden ontwikkeld.

De uitbreiding van de GBA tot een registratie van persoonsgegevens van ingezetenen en niet-ingezetenen moet zijn grondslag vinden in wetgeving. Ik streef ernaar om u het betreffende wetsontwerp in de loop van dit jaar aan te bieden.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XNoot
1

Inclusief personen die korter dan vier maanden in Nederland verblijven.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2008/09, 27 859, nr. 17.

XNoot
3

Personen die naar verwachting korter dan vier maanden in Nederland zijn, worden niet in de GBA ingeschreven.

XNoot
1

Gepensioneerden in het buitenland weten vaak niet dat ze recht hebben op AOW en hoe ze AOW kunnen aanvragen.

Naar boven