Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2013
In het overleg van 1 juli 2013 inzake de tweede nota duurzame gewasbescherming (Kamerstuk
27 858, nr. 146), heb ik uw Kamer gemeld dat ik een besluit zal nemen over een mogelijk alternatief
voor het gewasbeschermingsplan (Kamerstuk 27 858, nr. 210). Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft in de evaluatie van de Nota duurzame
Gewasbescherming (gepubliceerd in 2012) vastgesteld dat het gewasbeschermingsplan
niet functioneert zoals beoogd. Bij het onderzoek naar een alternatief is overleg
gevoerd met Agrodis en LTO als meest betrokken stakeholders. Als randvoorwaarde heb
ik tijdens het debat aangegeven dat een alternatief moet passen in de EU regelgeving
en moet leiden tot vermindering van administratieve lasten. Om die reden is het alternatief
dat ik hier presenteer in Brussel getoetst. Op deze ambtelijke toets is positief gereageerd
door de Europese Commissie.
Op basis van de inbreng van het bedrijfsleven ben ik tot een alternatief gekomen dat
bestaat uit twee onderdelen, namelijk een verplichte gewasbeschermingsmonitor van
het afgelopen teeltseizoen en het vergroten van het kennisniveau van teler en adviseur
via de vakbekwaamheidsbewijzen (spuitlicenties).
Toelichting op het alternatief
In een gewasbeschermingsmonitor wordt achteraf het feitelijke verloop van de gewasbeschermingsactiviteiten van de
teler in een bepaald jaar vastgelegd. Daarbij wordt aangesloten bij de reeds verplichte
registratie van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen, maar worden ook
alle andere (niet-chemische) maatregelen die gedurende het teeltseizoen genomen zijn
ter voorkoming of bestrijding van ziekten en plagen bedoeld, bijvoorbeeld het gebruik
van resistente rassen of mechanische bestrijdingsmaatregelen. Kortom maatregelen die
gezamenlijk als geïntegreerde gewasbescherming omschreven kunnen worden. Op die manier
kan ook worden vastgesteld of voldaan is aan de Europese verplichting om geïntegreerde
gewasbescherming op het bedrijf toe te passen.
Op basis van de resultaten van de monitor kan de teler, in samenspraak met zijn teeltadviseur,
gemotiveerde keuzes maken voor het volgende teeltseizoen.
De monitor zal in het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden (verder: het Besluit)
worden vastgelegd. Uitgangspunt hierbij is vermindering van de administratieve lasten.
Om die reden zal de monitor vormvrij zijn. Wel zullen in het Besluit een limitatieve
lijst van aspecten worden opgenomen waaraan in de monitor aandacht besteedt moet worden,
zoals teeltfrequentie en vruchtwisselingsplan, rassenkeuze (uitgangsmateriaal), gebruikte
toedieningstechnieken, toegepaste waarschuwings- en adviessystemen, toegepaste biologische
en mechanische gewasbeschermingsmaatregelen, resistentiemanagement e.d. Een deel hiervan
kan onderdeel uitmaken van de certificeringssytemen van de teler. Desgewenst kan voor
de gewasbeschermingsmonitor daarbij aangesloten worden.
Veehouders met een areaal maïs en grasland van maximaal 2 ha zullen worden vrijgesteld
van de monitorverplichting, omdat de administratieve last niet proportioneel is voor
dergelijke kleine arealen.
Het kennisniveau van geïntegreerde gewasbescherming van telers en adviseurs zal voorts worden vergroot.
Voor de telers zullen minimaal twee van de vier verplichte bijscholingsbijeenkomsten
voor het verlengen van het vakbekwaamheidsbewijs het thema geïntegreerde gewasbescherming
als onderwerp moeten hebben. Hiermee wordt beoogd de teler nog meer bewust te maken
van de noodzaak van geïntegreerde gewasbescherming.
Voor alle adviseurs (zowel handelaren die ook adviseur zijn, als andere adviseurs)
zullen specifieke vakbekwaamheidseisen worden geformuleerd. Ik zal een nieuw vakbekwaamheidsbewijs
voor adviseurs opnemen in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Hiertoe
zal het bestaande vakbekwaamheidsbewijs «bedrijfsvoeren» worden uitgebreid met extra
bijscholing op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming en didactische vaardigheden.
Gelet op de noodzakelijke aanpassingen van de regelgeving en de tijd die dat vergt,
zal deze aanpak niet eerder dan voor het teeltseizoen 2015 van kracht kunnen zijn.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma