27 830 Materieelprojecten

Nr. 147 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2015

In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Defensie (VCD) van 20 januari jl. ga ik in deze brief nader in op de stand van zaken van de evaluatie van het Defensie Materieel Proces (DMP). Tevens verstrek ik nadere informatie over het beoogde gesprek met de VCD inzake de DMP-evaluatie, conform het verzoek van 4 februari jl.

In mijn brief van 2 oktober jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 136) heb ik u geïnformeerd over de aangepaste opzet van de evaluatie en herziening. In deze opzet worden twee activiteiten parallel uitgevoerd. Bottom-up wordt er, vanuit de ervaringen in de praktijk en met het oog op de veranderde omstandigheden, gewerkt aan een herontwerp van de procesgang bij materieelprojecten. Het herontwerp moet passen bij de gewijzigde bedrijfsvoering van Defensie. Volgens de richtlijnen uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) is voorts een evaluatie gaande van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het actuele DMP. In de begroting 2015 is deze evaluatie aangemerkt als een beleidsdoorlichting. Deze combinatie, dus het bottom-up herontwerp en de inzichten verkregen uit de evaluatie, zal uiteindelijk uitmonden in een voorstel tot aanpassing van het DMP.

In de bijlage wordt nader ingegaan op de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting DMP. Hiermee geef ik voor deze beleidsdoorlichting tevens gevolg aan de uitwerking van de motie-Harbers (Kamerstuk 34 000, nr. 52). De Minister van Financiën heeft in dezen toegezegd dat u per departement wordt geïnformeerd over de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichtingen die in 2015 aan uw Kamer worden aangeboden.

Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het bottom-up herontwerp. Bij de evaluatie is er echter enige vertraging ontstaan, onder meer bij het vinden van een geschikte en beschikbare externe deskundige. De externe deskundige is inmiddels gevonden in de persoon van prof. dr. Jouke de Vries, hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit Leiden. Ook de, in de brief van 2 oktober jl. aangekondigde, interviewronde met leden van de VCD moet nog plaatsvinden. Aangezien een van de beleidsdoelstellingen van het DMP de informatievoorziening ten behoeve van de Tweede Kamer betreft, worden deze gesprekken noodzakelijk geacht. Om tot een gedegen oordeel over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het DMP te komen, is het immers van belang te vernemen hoe de Kamer deze informatievoorziening heeft ervaren, en welke verbeteringen de Kamer wellicht ziet. In haar procedurevergadering van 3 februari jl. heeft de VCD te kennen gegeven een gezamenlijk gesprek te prefereren. In dat gesprek staat de vraagstelling zoals verwoord in de bijlage centraal. De nadruk zal liggen op de vragen over de informatievoorziening. Het gesprek is bedoeld om het projectteam inzicht te verschaffen in de ervaringen met het DMP vanuit het perspectief van de VCD. Het projectteam komt dus vooral luisteren.

Een andere relevante ontwikkeling is het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) naar wapensystemen (zie Kamerstuk 34 000 X, nr. 2, blz. 21). Hierin worden mogelijkheden onderzocht om verwerving, beheer en onderhoud van wapensystemen efficiënter te organiseren, door middel van internationale samenwerking en geïntegreerde contracten. Recent is vanuit het IBO gemeld dat de bevindingen naar alle waarschijnlijkheid raakvlakken zullen hebben met het DMP. In dat geval wil ik die betrekken bij de evaluatie en herziening.

Ik streef ernaar uw Kamer het eindresultaat van de evaluatie en het herontwerp zo spoedig mogelijk na het verschijnen van het IBO-rapport aan te bieden. Het IBO-rapport verschijnt, naar verwachting, begin tweede kwartaal 2015.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Bijlage: Opzet beleidsdoorlichting Defensie Materieel Proces

Koppeling met begroting

Een beleidsdoorlichting is een onderzoek naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid dat wordt gevoerd op grond van een of meer beleidsartikelen van de Rijksbegroting. De beleidsdoorlichting DMP is indirect gericht op artikel 6 van de defensiebegroting.

Het huidige DMP voorziet in de politieke besluitvorming op belangrijke keuzemomenten en voorziet in de ambtelijke en politieke sturing van (grote) investeringsprojecten. Hiermee staat het DMP als informatie- en besluitvormingsproces los van het onderliggende projectmanagement dat na de evaluatie in 2006 is losgekoppeld van de DMP-werkwijze. De beleidsdoorlichting doet geen onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid1 van de directe uitgaven aan het proces. Deze uitgaven worden namelijk niet apart bijgehouden in de administratie en een schatting van de directe uitgaven zou teveel op aannames berusten. Indirect vloeit uit de DMP-werkwijze wel de aanschaf van grote investeringen voort (art. 6 van de defensiebegroting) en heeft het grote invloed op de exploitatielasten (meerdere beleidsartikelen van de defensiebegroting).

Indien uit de beleidsdoorlichting blijkt dat bepaalde aspecten in het DMP kunnen worden verbeterd, zal dat waarschijnlijk de kwaliteit van de besluitvorming over investeringen verbeteren.

Hoofdonderzoeksvragen

  • 1. Wat zijn de doelstellingen van het DMP?

  • 2. Op welke punten is aan de doelstellingen voldaan en op welke niet?

  • 3. Wat zijn de gevolgen van het niet voldoen aan de doelstellingen?

  • 4. Welke aangrijpingspunten voor verbetering van het DMP zijn er?

Deelvragen

  • 1. Is het DMP effectief?

  • 2. Wat zijn de geleerde lessen?

  • 3. Hoe wordt de door Defensie verstrekte informatie over materieelprojecten door de Kamer beoordeeld?

  • 4. Voorziet het DMP in politieke besluitvorming op belangrijke keuzemomenten en voorziet het in ambtelijke en politieke sturing gedurende de gehele doorlooptijd van (grote) investeringsprojecten?

  • 5. Welke gevolgen heeft de in 2006 doorgevoerde scheiding van projectmanagement en DMP?

  • 6. Worden kwaliteitseisen gesteld aan de informatievoorziening aan de Kamer en zo ja, welke?

  • 7. Wat is de kwaliteit van de verstrekte informatie over materieelprojecten geweest?

  • 8. Hoe wordt de verstrekte informatie over materieelprojecten door de bewindslieden van Defensie beoordeeld?

  • 9. Wat is de bureaucratie (controle en regeldruk) die vanuit het DMP intern Defensie wordt ervaren?

  • 10. Wie is er zowel intern als extern Defensie bij het DMP betrokken, en kan deze capaciteit (nog) beter worden benut?

  • 11. Welke beleidsontwikkelingen c.q. veranderingen in regelgeving hebben er sinds het laatst vastgestelde DMP plaatsgevonden en welke invloed heeft dit op het huidige DMP?

Belangrijkste thema’s

  • 1. Effect richtlijn 2009/81 en Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid (ADV) op het DMP.

  • 2. Effect toetsingskader «Verwerven van de plank» (Kamerstuk 32 733, nr. 77 van 11 juli 2012) op het DMP.

  • 3. Toepassing van Life Cycle Costing (LCC) bij de weging van alternatieven in materieelprojecten.

  • 4. De toepassing van het ontwikkelde instrumentarium voor sourcing binnen het DMP.

  • 5. Het effect van de toenemende internationale samenwerking op het DMP.

  • 6. Mogelijke toepassing DMP op vastgoedprojecten (motie-Hachchi/Knops, Kamerstuk 32 733, nr. 115 van 14 februari 2013).

  • 7. Risico’s en risicomanagement (zoals aanbevolen door de Algemene Rekenkamer in haar validatierapport bij de nota «In het belang van Nederland»).

  • 8. DMP-evaluaties (DMP-E).


X Noot
1

De doelmatigheid van uitgaven voor individuele materieelprojecten wordt als onderdeel van het voorafgaand toezicht beoordeeld door Defensie en Financiën.

Naar boven