27 830 Materieelprojecten

Nr. 125 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2014

INLEIDING

Defensie beschikt over bergingscapaciteit om voertuigen te bergen die tijdens een operatie niet meer kunnen rijden. Uitgevallen voertuigen worden, na berging, zo snel mogelijk afgevoerd om op een veilige plek te worden hersteld. Een gebrek aan goed beschermde bergingscapaciteit leidt tot risico’s voor het bergingspersoneel, het niet kunnen bevrijden van personeel dat in een voertuig bekneld is geraakt en het noodgedwongen achterlaten of vernietigen van kostbaar en gevoelig materieel dat anders had kunnen worden geborgen.

Er is bergingscapaciteit voor lichte en zware voertuigen. Dit document beschrijft de behoefte aan bergingscapaciteit voor zware voertuigen. Defensie beschikt in dat kader alleen nog over de Leopard-2 Pantser Rups Berging (LEO 2 PRB), nadat in 2012 is besloten de Leopard-1 berging zo snel mogelijk uit te faseren.

Het einde van de levensduur van de LEO 2 PRB wordt geschat op 2021. Defensie kan echter niet tot 2021 wachten om de zware bergingscapaciteit aan te passen. Uit operationele inzet blijkt namelijk dat de huidige generatie (gepantserde) voertuigen, waaronder het bergingsvoertuig, onvoldoende beschermd is tegen de veelvuldig gebruikte Improvised Explosive Devices (IEDs), mijnen en Rocket Propelled Grenades (RPGs). Analyses tonen aan dat deze dreiging zich wereldwijd verspreidt en dat inzet van dergelijke systemen bij toekomstige conflicten reëel is.

Vanwege deze operationele redenen en met het oog op doelmatigheid, is daarom besloten het project in twee fases uit te voeren. In de eerste fase wordt invulling gegeven aan de meest urgente operationele behoefte. In de tweede fase wordt vervolgens besloten over de modificatie van het verdere bestand.

KWALITATIEVE BEHOEFTE

De opwaardering van de LEO 2 PRB bestaat uit een technische en een operationele component. De technische component heeft te maken met de algehele veroudering van het voertuig (einde van de levensduur). De operationele component heeft te maken met ervaringen die zijn opgedaan in operaties en betreft de opwaardering van de bescherming van het personeel, aanpassingen van de commandovoeringsystemen, de installatie van een verminderd zichtsysteem en airconditioning, en aanpassingen aan het achterdek om extra materiaal te kunnen meenemen.

KWANTITATIEVE BEHOEFTE

Deze behoeftestelling beschrijft alleen fase 1 van de levensduurverlenging van het zware bergingsvoertuig. In deze fase (2014–2017) worden vier bergingsvoertuigen opgewaardeerd. Hiermee kan de inzet van een eenheid van bataljonsgrootte worden ondersteund, die bij inzet over drie zware bergingsvoertuigen moet beschikken. Een vierde bergingsvoertuig wordt in Nederland gebruikt voor de rijopleiding en de gereedstelling (het opwerkprogramma). Indien kortstondig een tweede eenheid wordt ingezet en opgewaardeerde zware bergingssteun nodig is, wordt die behoefte door internationale samenwerking, multinationale ondersteuning of prioriteitstelling gerealiseerd.

Rond 2018 wordt een besluit genomen over de levensduurverlenging voor fase 2 van het project. De ervaringen uit fase 1 worden daarbij meegenomen.

FINANCIELE ASPECTEN

Het financiële volume van het totale project wordt geraamd tussen de € 25 en € 50 miljoen. Voor fase 1, die nu voorligt, ligt de raming onder de € 25 miljoen. In de commercieel-vertrouwelijke bijlage ontvangt u de verdere financiële informatie1.

PROJECTORGANISATIE EN -PLANNING

Voor dit project wordt een projectgroep ingericht. Het project wordt uitgevoerd in de periode 2014–2017. Het project «Levensduurverlenging zwaar bergingsvoertuig» is in het huidige Materieelprojectenoverzicht (MPO) opgenomen onder de naam «Vervanging zware bergingscapaciteit». De benaming wordt in het volgende MPO aangepast.

PROJECTRISICO’S

Canada en Duitsland hebben bergingsvoertuigen laten modificeren voor inzet in Afghanistan. Deze programma’s, die gelden als basis voor de opwaardering van de Nederlandse bergingsvoertuigen, tonen aan dat levensduurverlenging technisch mogelijk is. Vanwege de reeds opgedane ervaringen door Duitsland en Canada, worden de risico’s op product, tijd en geld beheersbaar geacht. De ervaringen van deze landen zijn positief en de geleerde lessen worden door Defensie meegenomen in de projectaanpak.

OVERIGE CONSEQUENTIES

Personeel en organisatie

Het personeel beschikt na modificatie over bergingscapaciteit die weer is afgestemd op de operationele eisen. Er zijn geen organisatorische aanpassingen nodig. De voertuigen worden één op één aangepast.

Arbo, infra, milieu

De Arbo-, infra- en milieuconsequenties zijn beperkt omdat het – slechts vier – bestaande systemen betreft. De voorziene aanpassingen van het compartiment en het achterdek (laadplatform) leveren een Arbo-technische verbetering op.

Relatie met andere projecten

Deze behoeftestelling heeft een relatie met de overige voertuigen op een Leopard-2 onderstel die nog bij het Commando Landstrijdkrachten in gebruik zijn (Kodiak genietank, lesvoertuigen). Verder heeft het project een relatie met het project «CE (actieve bescherming) pakketten CV90», het project «Battlefield Management Systeem/ Datacommunicatie Mobiel Optreden» (BMC/DCMO) en het project «Instandhouding Landsystemen» (PIL).

Verwervingsstrategie en industriële aspecten

Het uitgangspunt voor dit project is dat het systeem van de plank wordt aangeschaft.

Internationale en interdepartementale samenwerking

De ervaringen met de door Duitsland en Canada gemodificeerde bergingsvoertuigen worden meegenomen in de Nederlandse opwaardering. Hierdoor ontstaat een maximale uitwisselbaarheid en synergie in de samenwerking met strategische partner Duitsland.

Opleiding en Training

Het personeel moet met bijscholingscursussen worden opgeleid en getraind. Deze conversiecursussen kunnen binnen Defensie worden verzorgd.

Bedrijfsvoering

Omdat de behoefte wordt vervuld door levensduurverlenging van bestaande voertuigen, worden geen ingrijpende consequenties voor de bedrijfsvoering verwacht.

Mogelijkheden tot inschakelen Nederlandse industrie

De hoogte van het projectbudget en het type behoeftestelling (levensduurverlenging) maken een sourcingafweging niet noodzakelijk. Waar mogelijk zal de Nederlandse industrie worden betrokken. In de volgende fasen van het DMP-proces zal daarnaar nader onderzoek worden gedaan.

VOORTZETTING VAN HET PROJECT

Het Defensie Materieel Proces blijft van toepassing op de uitvoering van het project. De Kamer zal over dit project worden geïnformeerd via het MPO. Ik ben voornemens de directeur DMO te mandateren om het project uit te voeren.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven