27 625 Waterbeleid

Nr. 315 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2014

In antwoord op het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken om een reactie op berichtgeving in Trouw inzake onderzoek door de Radboud Universiteit naar het effect van de kwikemissie door de RWE kolencentrale in het Waddengebied d.d. 29 januari 2014, kan ik u het volgende melden.

De normstelling voor de emissie van kwik door de RWE kolencentrale is primair vastgelegd in de vergunningen op grond van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (nu Waterwet). De kwikemissie is uitvoerig aan de orde geweest in de beroepsprocedures van deze vergunningen. In de uitspraken van 30 november 2011 in deze procedures heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld dat de centrale niet leidt tot een significante toename van de achtergrondconcentratie van kwik die zelf ruim onder het maximaal toelaatbaar risico ligt.

In de passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) is de emissie van kwik daarnaast getoetst aan de instandhoudingsdoelen van de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Geconcludeerd is dat de depositie van kwik door RWE, ook cumulatief, nergens kritische waarden overschrijdt, en dat significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van nabijgelegen Natura 2000-gebieden niet zullen optreden. Op grond hiervan zijn aan RWE Nb-wet vergunningen verleend.

Op 3 februari 2014 diende de hoorzitting van de Afdeling in de beroepsprocedure tegen de aan RWE verleende Nb-wet vergunningen. Het onderwerp kwikdepositie maakt deel uit van de ingediende beroepsgronden.

Naar verwachting zal de Afdeling binnen afzienbare termijn uitspraak doen in deze zaak. Op de inhoud van deze uitspraak kan ik uiteraard niet vooruitlopen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven