Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2013
In het ordedebat van 24 september jl. (Handelingen II 2013/14, nr. 4, Regeling van
Werkzaamheden) heeft de heer Smaling verzocht om nadere informatie over de financiële
positie van gemeentelijke grondbedrijven. De heer Smaling vraagt om een actueel overzicht
van de verliezen die gemeenten tot nu toe op grondposities hebben genomen, de nog
te nemen verliezen en de stand van het weerstandsvermogen. Aanleiding voor het verzoek
van de heer Smaling zijn berichten in de pers over verliezen op de exploitatie van
bouwgrond in de gemeente Lansingerland. Mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties bericht ik u het volgende.
In de afgelopen drie jaar heb ik samen met de Minister van BZK en de VNG onderzoek
laten doen naar de financiële effecten van de crisis bij de gemeentelijke grondbedrijven.
De meest recente rapportage heb ik in oktober 2012 aan uw Kamer doen toekomen (Kamerstuk
27 581, nr. 43 d.d. 29 oktober 2012). Uit die rapportage bleek dat gemeenten tussen 2009 en 2011
een verlies op bouwgrond hebben genomen van € 2,9 miljard en dat zij naar verwachting
nog een verlies moeten nemen van € 1 à 1,5 miljard. Mede door de verliesnemingen op
bouwgrond is de totale algemene reserve van alle gemeenten in Nederland tezamen sinds
het begin van de crisis met naar schatting € 1,1 miljard gedaald. Het merendeel van
de gemeenten blijkt dat goed op te kunnen vangen en slaagt er jaar op jaar in een
sluitende begroting te presenteren. In de aanbiedingsbrief bij de rapportage kon ik
dan ook concluderen dat gemeenten de opgave om af te boeken, voorzieningen te treffen
en te herprioriteren serieus nemen en in het algemeen ook financieel blijken te kunnen
dragen. Deze conclusie vindt ondersteuning in het Toezichtverslag van de Minister
van Binnenlandse Zaken, dat in mei van dit jaar aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstuk
33 400 B, nr. 17). Daaruit blijkt dat op dit moment (2013) 9 van de 408 gemeenten onder verscherpt
provinciaal toezicht staan (inclusief 2 artikel 12 gemeenten). Bij 6 van deze gemeenten
is de zorgelijke financiële situatie voornamelijk een gevolg van het verwerken in
de begroting en meerjarenraming van verliesverwachting op de grondexploitatie. Er
is tot nu toe geen sprake van toename van het aantal artikel 12 gemeenten.
Het onderzoek naar de financiële effecten van de crisis bij de gemeentelijke grondbedrijven
wordt dit jaar herhaald. Dit nieuwe onderzoek biedt de gelegenheid de vinger aan de
pols te houden. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van Ministeries van I&M
en BZK, het IPO en het Vakberaad Gemeentefinanciën en de VNG en heeft betrekking op
de jaarrekeningen 2012. In afwijking van eerdere jaren zal het onderzoek dit maal
niet op een steekproef zijn gebaseerd, maar op gegevens van alle gemeenten in Nederland.
De resultaten van het onderzoek zullen vóór de jaarwisseling aan uw Kamer worden aangeboden.
Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor gebiedsontwikkeling en hun grondbeleid.
Met name gemeenten die een actief grondbeleid gevoerd hebben in het verleden worden
nu met verliezen en risico’s geconfronteerd. De provincie is verantwoordelijk voor
het financieel toezicht op de gemeenten en het Rijk houdt financieel toezicht op de
provincies.
De financiële problemen bij de gemeente Lansingerland als gevolg van verliezen op
bouwgrond zijn reeds geruime tijd bekend. De gemeente heeft tot en met 2013 een verlies
van € 123 miljoen genomen op de grondexploitaties. De gemeente verwacht op basis van
een pakket van maatregelen nog wel een sluitende begroting voor 2014 te kunnen presenteren.
De meerjarenbegroting voor de jaren 2015–2017 is echter niet sluitend. Bovendien is
er nog geen sprake van aanzuivering van het negatieve eigen vermogen van circa € 30
miljoen. Omdat de gemeente hiertoe ook binnen de meerjarenbegroting geen mogelijkheden
ziet, zal zij zo goed als zeker onder preventief toezicht van de provincie worden
gesteld.
Op basis van de aanbevelingen uit de begrotingsscan, die de provincie Zuid-Holland
en het Ministerie van BZK op verzoek van Lansingerland hebben opgesteld, zal de gemeente
met nadere maatregelen moeten komen om de financiële positie te verbeteren. De provincie
zal als toezichthouder deze maatregelen toetsen om vast te stellen of die zullen leiden
tot structureel en reëel evenwicht en een aanzuivering van het negatieve eigen vermogen.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus