27 549
Regels met betrekking tot de positionering van de reïntegratiediensten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (Wet verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie)

nr. 11
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG

Ontvangen 17 oktober 2001

1. Inleiding

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het nader verslag van de vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 12 oktober 2001. Het is verheugend vast te stellen dat de leden van oordeel zijn dat een snelle verzelfstandiging van het reïntegratiebedrijf KLIQ gewenst is. Het streven van de regering is er op gericht de verzelfstandiging van KLIQ zo vroeg mogelijk doch uiterlijk per 1-1-2002 te realiseren. Aangezien de SUWI-wetgeving naar verwachting per 1 januari 2002 van kracht zal worden, is een nota van wijziging voor het wetsvoorstel verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie noodzakelijk. De nota van wijziging wordt gelijktijdig met de nota naar aanleiding van het nader verslag aan de Kamer toegezonden.

De leden van de VVD-fractie waarderen de inzet van de bestuurders van de NV KLIQ. Dat er verschillende werkmaatschappijen zijn opgericht achten deze leden verstandig. Het maakt de KLIQ-groep minder kwetsbaar temeer daar deze werkmaatschappijen dichter bij de klantgroepen gepositioneerd kunnen worden en het management daarbij per groep resultaatverantwoordelijkheid zal dragen. Deze leden achten het oprichten van werkmaatschappijen bovendien verstandig omdat hierdoor wellicht in de toekomst onderdelen van deze KLIQ-Groep voor andere vormen van samenwerking c.q. fusies en/of overname door anderen makkelijker mogelijk lijkt te worden. Zij vragen of het kabinet deze visie deelt?

Het kabinet neemt zich voor KLIQ zodanig op de reïntegratieen employabilitymarkt te plaatsen dat het bedrijf slagvaardig kan inspelen op geboden kansen. Het onderbrengen van verschillende activiteiten in afzonderlijke werkmaatschappijen past binnen een duidelijke strategische doelstelling: namelijk marktleider worden of blijven in verschillende segmenten. Daar waar KLIQ in samenwerking met andere partijen een concurrerende positie kan verwerven, sporen de in de brief van 5 oktober (TK, 27 549/27 296, nr. 9) beschreven initiatieven met de verzelfstandiging van KLIQ.

Meer in het algemeen geldt dat marktwerking binnen de door het kabinet in het Wetsvoorstel SUWI neergelegde kaders en binnen de kaders van de mededingingswet zijn werk moet doen. Binnen deze kaders kunnen private partijen op de markt vormen van samenwerking kiezen die de doelmatigheid en kwaliteit van de aangeboden dienstverlening ten goede komen.

De leden van GroenLinks-fractie hebben gevraagd of er al enig inzicht te geven is op de prestaties van het binnen Arbeidsvoorziening verzelfstandigde reïntegratiebedrijf in de zin van aantallen en doelgroepen.

De gegevens zoals gevraagd door de leden van de GoenLinks-fractie vinden hun grondslag in de Informatieregeling Arbeidsvoorziening 2001. Deze regeling schrijft voor dat deze gegevens per kwartaal dienen worden te verstrekt. De rapportages over de eerste twee kwartalen 2001 worden binnenkort verwacht.

Als gevolg van de interne ontvlechting van de bedrijfseenheden dienen, om een gefundeerd antwoord op de gevraagde gegevens te kunnen verstrekken, de gegevens van KLIQ te worden verrijkt met gegevens vanuit andere onderdelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, met name vanuit Arbeidsbureau Nederland. De kwartaalrapportages van de bedrijfsonderdelen worden geconsolideerd door de bestuurder CBA en dienen in hun onderlinge samenhang te worden bezien. De rapportages die de bestuurders van de bedrijfseenheden elke maand aanbieden zijn hiertoe niet toereikend.

2. Het proces van verzelfstandiging

De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet nog steeds uitgaat van afvloeiing van 700 fte's. Deze leden vragen voorts welke voorzieningen in dit kader zijn getroffen en of het advies van de voorlopige ondernemingsraad van 15 juni 2001 hierbij kan worden betrokken.

De afvloeiing heeft inmiddels per 1 september jl. plaatsgevonden. De omvang van KLIQ is daarbij vastgesteld op 2250 FTE, een reductie van ruim 700 FTE. Omdat de personele bezetting van KLIQ reeds voor september 2001 was gedaald onder meer als gevolg van vacaturestops, is de feitelijke afvloeiing van KLIQ-medewerkers naar het mobiliteitsbureau van Arbeidsvoorziening uiteindelijk beperkt gebleven tot ruim 500 medewerkers. Voor de afvloeiing zijn op de definitieve openingsbalans van KLIQ geen voorzieningen genomen omdat de kosten van afvloeiing conform het principe van «schoon over» gedragen worden door Arbeidsvoorziening. Bij de effectuering van de uitvoering van de startformatie heeft de directie van de KLIQ-groep het (positieve) advies van de ondernemingsraad betrokken.

De leden van de VVD-fractie vragen of het juist is dat de huidige bestuurders zelf geen invloed konden uitoefenen op de omvang en samenstelling van het personeelsbestand van KLIQ. Deze leden vragen of het kabinet de gehanteerde criteria zoals voorkeur personeel, afstand woon–werkverkeer en functionele anciënniteit een goed uitgangspunt vond om een bedrijf mee te starten.

Het personeel van Arbeidsvoorziening is bij de ontvlechting van Arbeidsvoorziening per 1 oktober 2000 aan de verschillende bedrijfsonderdelen toegedeeld. Dit betekent dat de pas later aangestelde bestuurders geen invloed hebben gehad op de toedeling van het personeel. De gehanteerde criteria vloeien voort uit het Sociaal Plan Arbeidsvoorziening dat met de vakbonden is overeengekomen. Het kabinet kan niet beoordelen in hoeverre andere toedelingscriteria tot een beter uitgangspunt voor KLIQ zouden hebben geleid. Voor het welslagen van het nieuwe bedrijf is de motivatie van het personeel van groot belang, zodat het meenemen van voorkeuren van het personeel een goed uitgangspunt is.

Denkt het kabinet met de leden van de VVD dat het transformatieproces zodanig vlot kan verlopen dat hiermee geen extra kosten gemoeid zullen zijn? Als de omzetten nog meer gaan tegenvallen zal toch ook het personeelsbestand verder moeten worden gereduceerd? Overweegt het kabinet hiervoor nog andere maatregelen naast de in de balans opgenomen posten?

Zoals ook in de brief van 5 oktober 2001 is aangegeven is snelheid in het verzelfstandigingsproces geboden gezien de wijze waarop de reïntegratie- en employabilitymarkt zich ontwikkelt en het belang van een goede positie van KLIQ hierin. De bijgestelde indicatieve balans gaat uit van verzelfstandiging per 1-1-2002. De bestuurders van KLIQ verwachten mede met de voorgenomen allianties/samenwerkingsverbanden een omzet- en resultaatontwikkeling die past bij de voorgenomen startformatie. Daarnaast zullen de bestuurders een flexibele schil in hun personeelsbestand in bouwen, zodat op schommelingen kan worden ingespeeld.

3. Positionering van het reïntegratie bedrijf en financiële aspecten

Wat is de reactie van het kabinet op het KPMG-rapport als geheel en wat is de reactie van het kabinet specifiek op de conclusies en aanbevelingen in paragraaf 1.4.2 vragen de leden van de PvdA-fractie.

Het kabinet is van mening dat het rapport een kwalitatief goede, genuanceerde weergave van de onderzoeksbevindingen betreft. Het geschetste beeld is op hoofdlijnen herkenbaar en de aanbevelingen van de onderzoekers worden onderschreven.

Wat waren de oorzaken van het ontbreken van gegevens als een slotbalans van Arbeidsvoorziening, de splitsingsbalans en een full-scope due diligence? Wanneer zijn deze gegevens wel beschikbaar? De leden van de VVD-fractie vragen wanneer een full-scope due diligence op de openingsbalans precies zal plaatsvinden.

Bij brieven van 13 maart en 19 juni jl. bent u geïnformeerd over de planning rond het balanstraject. In de laatstgenoemde brief is u gemeld dat met de bestuurder Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening, is afgesproken dat gelet op de complexiteit van de materie, de jaarrekening integraal zal worden opgenomen in de op te stellen boedelbeschrijving. Deze boedelbeschrijving wordt voor het einde van het jaar verwacht. Het betreft de jaarrekening van Arbeidsvoorziening over het jaar 2000, waarvan KLIQ onderdeel uitmaakt. De jaarrekening van Arbeidsvoorziening over 2001 zal vanzelfsprekend pas enig tijd na afloop van het jaar worden vastgesteld. De openingsbalans van een nieuwe organisatie (NV KLIQ in dit geval) kan pas enige tijd na verzelfstandiging worden vastgesteld en beoordeeld door accountants van rijkswege. Pas dan kan vastgesteld worden wat de precieze omvang van de meer technische balansposten op de peildatum van de verzelfstandiging is. Dit is een gebruikelijke procedure.

Heeft het kabinet inmiddels inzicht in de omvang van de mogelijke pensioenkosten en de kosten samenhangend met de afvloeiing vragen de leden van de PvdA-fractie. Graag een reactie van het kabinet op het feit dat voor vier van de zeven posten op het transformatiekostenoverzicht geen specificatie te geven is.

Zoals nu verwacht wordt zal KLIQ voorlopig op basis van vrijwillige aansluiting bij het ABP aangesloten kunnen blijven. Indien KLIQ in de toekomst alsnog uit zou moeten treden bij het ABP kunnen daar kosten aan zijn verbonden, ook in geval van identieke rechten. In het kader van de gemaakte afspraken over het schoon opleveren is het uitgangspunt dat deze eventuele kosten (uitgaande van identieke rechten) dan niet ten laste van het bedrijf zullen hoeven worden gebracht. Afgesproken is dat in dat geval in overleg tussen KLIQ en het rijk zal worden gezocht naar een zo doelmatig mogelijke oplossing, waarbij de dan onvermijdelijk blijkende kosten ten laste zullen komen van het rijk. De kosten die samenhangen met de afvloeiing van personeel om te komen tot de gewenste startformatie zullen opgenomen worden in de boedelbeschrijving van de bestuurder CBA, die eind van het jaar verwacht wordt. Wel is de verwachting dat het aantal FTE dat via het sociaal plan van Arbeidsvoorziening afvloeit lager is uitgekomen dan de genoemde 700 FTE. Dit is mede het gevolg van het reeds gememoreerde feit dat KLIQ een vacaturestop heeft ingevoerd en personeel via natuurlijk verloop is uitgestroomd.

De afspraken over de transformatiekosten zijn gebaseerd op onderbouwingen van KLIQ, voor zover op dat moment beschikbaar. Van mijn zijde zijn de onderbouwingen kritisch bezien en, waar mogelijk, neerwaarts bijgesteld.

De leden van de PvdA hebben verzocht om bij de bovenstaande vraag de toezegging aan de onderzoekers te betrekken dat de controle van de jaarrekening 2000/2001 van Arbeidsvoorziening de rechtmatigheid/doelmatigheid van de besteding van middelen in verband met de oprichting van NV KLIQ object van onderzoek zal zijn.

Volgens de Arbeidsvoorzieningswet 1996 is de Arbeidsvoorzieningsorganisatie op dit moment nog één organisatie. Transformatiekosten die worden verstrekt ten behoeve van het te verzelfstandigen onderdeel KLIQ worden volgens de wet dan ook vergoed aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Deze gelden maken derhalve onderdeel uit van de jaarrekening van deze organisatie. Volgens artikel 61 van de Arbeidsvoorzieningswet moet de jaarrekening door de accountant worden voorzien van een verklaring omtrent de rechtmatigheid en de doelmatigheid.

Hoe beoordeelt het kabinet de hoogte van de transformatiekosten in relatie tot bijvoorbeeld de verwachte exploitatie of de personeelslasten vragen de leden van de PvdA-fractie. Waaraan toetst het kabinet de hoogte van de transformatiekosten? Deelt het kabinet de analyse uit het rapport dat het transformatiebudget gerelateerd aan personeel laag is ingeschat vragen dezelfde leden.

Het toetsingskader van het rijk voor de transformatiekosten bevat op hoofdlijnen de volgende aspecten; noodzaak voor het maken van de kosten, het verband met de ontvlechting, voorkomen van dubbeltellingen (en rekening houden met mogelijke opbrengsten), de aannemelijkheid van de hoogte van de posten, traceerbaarheid van de realisatie. Het kabinet onderschrijft de conclusie van KPMG dat het transformatiebudget gerelateerd aan het personeel laag is afgesproken.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet bereid is toe te zeggen dat bij de vaststelling van de definitieve openingsbalans een finaal oordeel en beslissing over de financiële inbreng van het Rijk aan de Kamer wordt voorgelegd.

De definitieve openingsbalans zal pas na de datum van verzelfstandiging van KLIQ kunnen worden opgesteld, zodat het kabinet pas achteraf verantwoording zal afleggen over de definitieve openingsbalans. De geactualiseerde openingsbalans biedt evenwel naar het oordeel van het kabinet voldoende inzicht in de financiële startpositie van KLIQ om daar een gefundeerd oordeel over te kunnen geven. Het uitgangspunt van het kabinet is om het thans vastgestelde kader van de financiële startpositie niet te wijzigen. De eventueel noodzakelijke aanpassingen van de verschillende (technische) balansposten in de loop van de tijd tot aan de definitieve openingsbalans, zullen derhalve binnen het vastgestelde kader worden aangebracht.

De leden van de PvdA-fractie hebben gevraagd om een toelichting van het kabinet op de vraag in hoeverre privatisering leidt tot doelmatige en rechtmatige besteding van publieke middelen.

Na de verzelfstandiging is KLIQ een privaat bedrijf dat zelf de verantwoordelijkheid draagt voor de rechtmatige en doelmatige besteding van de middelen die hierbinnen omgaan en legt verantwoording af aan de Staat als aandeelhouder. Het kabinet gaat er van uit dat de SUWI operatie en dus ook de privatisering van de reïntegratiemarkt leidt tot een effectievere en efficiëntere besteding van publieke middelen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de planning nog steeds is dat op 1 december 2001 de definitieve openingsbalans van KLIQ gereed is.

De planning van de openingsbalans van KLIQ is afhankelijk van het moment van feitelijke verzelfstandiging van KLIQ. Dit moment is afhankelijk van het parlementaire traject.

Het kabinet hecht sterk aan de privatisering van KLIQ uiterlijk per 1-1-2002, zodat een snelle parlementaire behandeling van deze wet wenselijk is. Indien de wet per 1-1-2002 inwerking kan treden kan de openingsbalans voor deze balansdatum worden opgesteld.

Deze openingsbalans per 1 januari 2002 kan pas enige tijd na de balansdatum worden vastgesteld.

Begrijpen de leden van de PvdA-fractie het goed als zij op basis van de gepresenteerde openingsbalans vaststellen dat er geen sprake zal zijn van open-end financiering in de bijdragen van het ministerie aan de transformatiekosten, pensioen- en afvloeiingskosten? De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook of de facto geen sprake is van open-end-financiering, aangezien het principe van «schoon opleveren» inhoudt dat allerlei nakomende kosten door het rijk gedragen moeten worden. De leden van de CDA-fractie vragen of de minister kan aangeven waarom er nog geen duidelijkheid is over de kosten die er in de toekomst zullen zijn? Tevens vragen zij of de minister kan aangeven welke kosten hij nog verwacht en hoe hoog deze zullen zijn? De CDA-fractie denkt hierbij met name aan de kosten van pensioenlasten en afvloeiing van personeel.

Zoals ook hiervoor is toegelicht is de omvang van de kosten die samenhangen met een mogelijke overstap naar een ander pensioenfonds en van de kosten die samenhangen met de afvloeiing van personeel nu nog niet aan te geven. Dit betekent niet dat sprake is van open-end-financiering. Het betekent alleen dat op dit moment de specificatie nog niet beschikbaar is. Voor deze posten geldt, net als voor de transformatiekosten, dat budgetten beschikbaar worden gesteld op basis van specificaties.

Kan op basis van het kader op pag 17 van het KPMG-rapport aangegeven worden hoe de bijstelling van de post «overige liquide middelen» is opgebouwd vragen de leden van de PvdA-fractie.

De post «overige liquide middelen» dient ter financiering van de voorziening voor transformatiekosten. In de bijgestelde indicatieve balans in de brief van 5 oktober 2001 is de omvang van de voorziening voor transformatiekosten naar beneden bijgesteld naar 70 mln en derhalve is ook de post «overige liquide middelen» bijgesteld naar 70 mln. De bijstelling van de indicatieve balans is gebaseerd op de laatste inzichten. De bijstelling van de transformatiekosten is mede gebaseerd op de verwachte verschuiving van het verzelfstandigingsmoment en de inschatting van de te realiseren transformatiekosten vóór het moment van de verzelfstandiging.

Wat zijn de overwegingen geweest om bij de geactualiseerde indicatieve balans in de brief van 5 oktober 2001 het Eigen Vermogen niet zodanig te verlagen dat de solvabiliteit eind 2003 het beoogde niveau heeft vragen de leden van de PvdA-fractie. Kan in het antwoord de discussie over de omzetgarantie betrokken worden?

De indicatieve balans in de brief van 5 oktober 2001 is zodanig bepaald dat de verschillende balansposten de noodzakelijke startsituatie, naar de inschatting van de bestuurders van KLIQ, weergeven die nodig is voor een structureel voldoende niveau, passend bij de te verwachten omzet- en resultaatontwikkelingen en gangbare balansverhoudingen. Het Eigen Vermogen is gehandhaafd op 180 mln, ervan uitgaande dat de solvabiliteit in de komende 2 tot 4 jaar niet onder de gewenste norm van 30% daalt. Zeker gezien het wegvallen van het overgangsregime is het, naar de mening van de bestuurders van KLIQ, noodzakelijk de omvang van het Eigen Vermogen bij de start te handhaven op de oorspronkelijke omvang.

De leden van de PvdA hebben signalen gekregen dat KLIQ regelmatig wordt ingeschakeld als onderaannemer van bedrijven die opdrachten gegund zijn. Deze leden vragen of er een verklaring is voor een omzet van nul uit onderaanneming.

Op het terrein van reïntegratie heeft KLIQ met enkele marktpartijen gesprekken gevoerd over het uitvoeren van opdrachten in onderaanneming. Dit heeft evenwel nog niet geresulteerd in omzet voor KLIQ uit onderaanneming.

Welk bedrag heeft het kabinet de bestuurders aan aanvullende financiering toegezegd voor het aangaan van acquisities, onder welke voorwaarden en is deze toezegging in de aan de Kamer verstrekte balans opgenomen vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de D66-fractie willen graag weten om hoeveel aanvullende financiering voor de acquisities het gaat. Zij vragen of het om een één op één compensatie voor de eerder geplande omzetgarantie gaat.

Het benodigde bedrag aan aanvullende financiering zal op basis van nadere onderbouwing bij de desbetreffende acquisitie worden beoordeeld. De citeria en randvoorwaarden die gehanteerd worden bij de allianties/samenwerkingsverbanden zijn in de brief van 5 oktober 2001 toegelicht. De aanvullende financiering voor acquisities is niet opgenomen in de indicatieve balans uit de brief van 5 oktober 2001. De verwachting is dat KLIQ door het aangaan van de acquisities de marktkansen kan verbeteren. Het rijk zal de kosten die nodig zijn voor het aangaan van de acquisities financieren. Er is echter geen sprake van bedragen in de omvang van het eerder voorgenomen overgangsregime.

Is er inmiddels duidelijkheid m.b.t. de PM-post die voor pensioenen werd opgenomen? Kan het bedrijf aangesloten blijven bij het ABP? Valt hiervoor al een concreet bedrag te melden vragen de leden van de VVD-fractie.

KLIQ zal voorlopig op basis van vrijwillige aansluiting bij het ABP aangesloten kunnen blijven. Daaraan zijn geen kosten verbonden. Indien KLIQ in de toekomst alsnog uit zou moeten treden bij het ABP kunnen daar kosten aan zijn verbonden, ook in geval van identieke rechten. In het kader van de gemaakte afspraken over het schoon opleveren is het uitgangspunt dat deze eventuele kosten (uitgaande van identieke rechten) dan niet ten laste van het bedrijf zullen hoeven worden gebracht. Een inschatting van mogelijke kosten is op dit moment niet te geven.

De leden van de VVD-fractie verzoeken een zodanige inrichting van het wetsvoorstel, dat de Kamer weliswaar akkoord kan gaan met de verzelfstandiging, maar onder het voorbehoud ten aanzien van de totale financiële kosten. Zij denken bij voorbeeld aan een nota van wijziging waarbij het tijdstip van inwerkingtreding nader wordt bepaald. Voorts vragen zij het voorliggende wetsvoorstel zodanig in te richten dat er met de instemming over de verzelfstandiging over de exacte financiële onderbouwing nog een nader besluitvormingsmoment zal zijn.

Tegelijk met deze nota wordt een nota van wijziging op het wetsvoorstel aangeboden. Het doel van die nota van wijziging is die bepalingen die betrekking hebben op de voortzetting van activiteiten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en besteding van de prestatiemiddelen (de zogenaamde omzetgarantie) te schrappen. Deze constructie (via een relatie met de Arbeidsvoorzieningsorganisatie) heeft met het aanvaarden van de SUWI-wetgeving geen betekenis meer. Het gaat dan om de directe relatie tussen de Staat en de NV. Het wetsvoorstel is na de nota van wijziging nog steeds zo ingericht, dat het op een nader te bepalen tijdstip in werking kan treden, waarbij voor verschillende onderdelen een verschillend tijdstip kan worden bepaald. Met voorzieningen in nadere regelgeving (op grond van de SUWI-wetgeving) kan dit tijdstip ook na de inwerkingtreding van de Wet SUWI komen te liggen.

Het kabinet stelt vast dat deze leden de verzelfstandiging (de ontvlechting van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie) ook snel willen afronden. De inwerkingtreding van dit wetsvoorstel betekent, dat de NV met een inbreng van de Staat als aandeelhouder kan starten en direct contracten kan sluiten met de (publieke en private) opdrachtgevers.

Bij de vaststelling van de datum van inwerkingtreding van deze wet kan overigens geen voorbehoud worden gemaakt over de exacte financiële onderbouwing van de verzelfstandiging van KLIQ. De reden hiervan is dat deze vooraf niet exact te bepalen is.

Het kabinet zal achteraf verantwoording afleggen over de kosten van de verzelfstandiging van KLIQ.

Op de datum van inwerkingtreding van de wet zal de overdracht van vermogensbestanddelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie economisch, feitelijk en juridisch plaatsvinden. Grondslag hiervoor vormt de splitsingsbalans. Op welke voorwaarden zal nader worden uitgewerkt in de overdrachtsovereenkomst, die vooral een uitwerking geeft aan artikel 2 van het onderhavige wetsvoorstel. Na de overdrachtsdatum kan pas aan de hand van een splitsingsbalans definitief worden vastgesteld wat de waarde van de vermogensbestanddelen is die overgaan en wat uiteindelijk de hoogte van het bedrag is, dat dient als storting van de Staat op de aandelen. De inbreng borduurt voort op de openingsbalans, waarbij nog rekening kan worden gehouden met nadere financiële gegevens. De partijen bij de overdrachtsovereenkomst (de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, de Staat der Nederland en de NV KLIQ) bepalen uiteindelijk wanneer aan alle bepalingen van de overeenkomst is voldaan. Het inzicht in de definitieve totale kosten is een belangrijk beslismoment in het kader van de overdrachtsovereenkomst. Voorwaarde voor die overeenkomst is de tot standkoming van de onderhavige wet.

De leden van de VVD-fractie vragen of de huidige bedragen uit de bijgestelde balans in de brief van 5 oktober 2001 «hard» zijn. Er moet immers nog worden uitgewerkt hoe wordt omgegaan met verschillen.

De bedragen uit de indicatieve balans in de brief van 5 oktober 2001 betreffen, net als de bedragen uit de brief van 13 maart 2001, beredeneerde bedragen. De omvang van de bedragen voor de beleidsmatige posten (eigen vermogen, voorzieningen, langlopende lening) liggen op basis van afspraken tussen KLIQ en het rijk in principe vast. Voor de overige, zogenaamde technische posten, geldt dat deze in de definitieve openingsbalans aanmerkelijke afwijkingen kunnen vertonen. Bij vaststelling van de openingsbalans is pas zicht op de omvang van deze posten op het moment van de verzelfstandiging.

Zijn t.a.v. de oninbare vorderingen nadere afspraken gemaakt met de bestuurders vragen de leden van de VVD-fractie, mede vanuit de afspraak van «schoon opleveren» en mogelijke administratieve problemen.

Vanuit het principe van «schoon opleveren» worden de bedrijfsonderdelen van Arbeidsvoorziening, waaronder KLIQ, niet belast met de afwikkeling van (eventuele) negatieve financiële afwikkeling van (eventuele) negatieve financiële erfenissen uit de boedel van de erflater (Arbeidsvoorziening). Tevens geldt dat KLIQ ook niet op de markt wordt geplaatst met financiële reserves die bovenmatig zijn in vergelijking met soortgelijke bedrijven. In het kader van de jaarrekening en de boedelbeschrijving dient volledig zicht te komen op alle balansposten, waaronder de debiteuren.

De leden van de VVD-fractie vernemen graag of er inmiddels helderheid is m.b.t. schulden aan derden.

Op dit moment worden alle vermogensbestanddelen van Arbeidsvoorziening in het kader van de boedelbeschrijving door de bestuurder Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening geïnventariseerd. Alle vermogensbestanddelen die niet aan een van de bedrijfsonderdelen worden toegewezen zullen worden ondergebracht bij Arbeidsvoorziening in liquidatie. Bij de afwikkeling van de boedel van Arbeidsvoorziening in liquidatie zullen ook de schulden aan derden worden meegenomen.

De VVD-fractie vraagt zich af wanneer de conversievoorwaarden voor de lening van NLG 50 mln worden vastgesteld.

Omdat conversie afhankelijk is van de solvabiliteit en daarmee van de totale financiering, zullen de conversievoorwaarden worden besproken als onderdeel van de algemene leningsvoorwaarden. Deze besprekingen zullen de komende weken plaatsvinden.

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet zich reeds heeft beraden op exitregelingen en winstneming dan wel verliesbeperking.

In lijn met het vigerende staatsdeelnemingenbeleid (TK 1996–1997, 25 178, nrs. 1–2) wordt bij statutaire inrichting van een vennootschap en de vervulling van het aandeelhouderschap altijd rekening gehouden met vervreemding op termijn. Het formuleren van een concrete exitstrategie of de verwachting van daaruit voortvloeiende opbrengsten zou echter voorbarig zijn. Verliesbeperking volgt uit de keuze voor een kapitaalvennootschap, waarin het risico voor de vermogensverschaffers in beginsel is beperkt tot het door hen ter beschikking gestelde bedrag.

Waarom heeft de minister in zijn brief van 5 oktober 2001 de pro-forma balans bijgesteld? Wanneer wordt de feitelijke openingsbalans opgesteld vragen de leden van de CDA-fractie.

De indicatieve balans van KLIQ is in de brief van 5 oktober 2001 bijgesteld op basis van inzichten, teneinde de Tweede Kamer van informatie te voorzien in verband met het komende debat over KLIQ. De definitieve openingsbalans van KLIQ kan pas enige tijd na verzelfstandiging worden vastgesteld, uitgaande van de cijfers per peildatum van verzelfstandiging.

Deelt de minister de conclusie van KPMG dat de meegegeven middelen en garanties op zich geen zekerheid geven voor succes? De leden van de CDA-fractie vragen tevens welke risico's de minister ziet en hoe hij die denkt de minimaliseren.

Zoals de bestuurders van KLIQ hebben aangegeven, gaan zij er van uit dat de bedragen uit de bijgestelde indicatieve balans de noodzakelijke startsituatie weergeven die nodig is voor een structureel voldoende niveau passend bij de te verwachten omzet- en resultaatontwikkeling en gangbare balansverhoudingen. Voor een beperking van de mogelijke risico's voor KLIQ is een snelle externe verzelfstandiging een belangrijke factor.

De leden van het CDA hebben gevraagd onder welke voorwaarden de strategische allianties met Matchcare en Manpower zijn aangegaan.

In mijn brief van 5 oktober 2001 (kenmerk FEZ/2001/66827) zijn de criteria en randvoorwaarden voor de voorgenomen allianties/samenwerkingsverbanden opgenomen.

Het samenwerkingsverband met Matchcare is in het licht van deze criteria beoordeeld. Ik heb mijn toestemming aan de bestuurders gegeven voor het aangaan van het samenwerkingsverband met Matchcare.

In het geval van de samenwerking met Manpower gaat het om een dienstverleningsovereenkomst tussen Manpower en KLIQ. Een dergelijke overeenkomst hoeft niet ter goedkeuring aan de minister te worden voorgelegd.

De leden van de CDA-fractie wijzen op de risico's in verband met rijksfinanciering ten opzichte van het kapitaal van externe marktpartijen. Tevens wijzen zij er op dat rijksbijdrage niet kan worden gebruikt voor commerciële doelstellingen van derden. Zij vragen welke risico's de Minister ziet en hoe de Minister deze denkt uit te sluiten.

Allianties zijn noodzakelijk om KLIQ een eerlijke kans te geven op de reintegratiemarkt. De allianties worden aangegaan op basis van zakelijke overeenkomsten die op het departement worden getoetst (zie voor de toetsingscriteria de brief aan uw Kamer van 5 oktober. Ook de bestuurder Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening , die op dit moment nog verantwoordelijk is voor de gehele Arbeidsvoorzieningsorganisatie krijgt het dossier hierover toegezonden en geeft aan of hij een alliantie bijzonder aangewezen acht. Daarnaast wordt het financieel belang dat met de allianties gepaard gaat zoveel mogelijk beperkt. Tenslotte maken de investeringen uit publieke middelen tot op het moment van verzelfstandiging onderdeel uit van de jaarrekening van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Dit betekent dat het onderdeel uitmaakt van de controle van de accountant op rechtmatigheid en doelmatigheid.

De leden van de CDA-fractie vragen of de minister kan aangeven wat de prognose voor KLIQ is.

In de brief van 5 oktober jl is aangegeven dat de bestuurders de toekomst van KLIQ met vertrouwen tegemoet zien. Het kabinet hecht eraan om KLIQ een levensvatbare start op de private reïntegratie- en employabilitymarkt te geven, zonder dat dit overigens tot concurrentievervalsing voor andere bedrijven leidt. Dit brengt met zich mee dat het overgangsregime en de openingsbalans van KLIQ zorgvuldig moeten worden vastgesteld.

Nadat KLIQ is verzelfstandigd, zal het bedrijf zich geheel zelfstandig op de markt moeten bewijzen. Noch voor KLIQ noch voor andere private reïntegratiebedrijven zijn betrouwbare toekomst prognoses te geven, aangezien de resultaten van de bedrijven van meerdere factoren afhankelijk zijn.

De leden van de CDA-fractie vragen of de minister kan aangeven wanneer de aandelen in private handen kunnen komen en om welk percentage dit gaat en wanneer de aandelen volledig uit overheidshanden zullen zijn.

In de nota inzake staatsdeelnemingen (Tweede Kamer 1996–1997, 25 178, nrs. 1–2) is het uitgangspunt opgenomen dat staatsondernemingen worden verkocht aan derden als het publiek belang en de praktische omstandigheden dat toelaten. De verkoop van de aandelen door de Staat is aan de orde als er voldoende waarborgen zijn dat de onderneming zich ook op langere termijn in een concurrerende omgeving kan handhaven en de verkoop voor de Staat op verantwoorde wijze kan geschieden. Deze uitgangspunten zullen ook voor KLIQ van toepassing zijn. Het is thans nog niet mogelijk een tijdstip van de (gedeeltelijke) verkoop van aandelen te bepalen.

Het voorgaande laat overigens wel de mogelijkheid open dat (kleinere) onderdelen van het bedrijf desgewenst eerder worden vervreemd of in joint ventures met derden kunnen worden ondergebracht.

De leden van de fractie van D66 willen weten welke procedure gevolgd gaat worden als mocht blijken dat de Kamer het achteraf niet eens is met een genomen beslissing aangaande allianties/samenwerkingsverbanden.

Dit hangt af van het moment waarop dit duidelijk wordt. In het uiterste geval, wanneer er reeds een rechtspersoon is opgericht of het samenwerkingsverband juridisch is vastgelegd, zal een juridische procedure gevolgd moeten worden om dit ongedaan te maken. In dat geval kan daar schadeplichtigheid uit voortvloeien.

De leden van de D66-fractie willen graag weten welke concrete afspraken gemaakt worden met KLIQ over het zoeken naar externe financiering ter vervanging van de lening van staatswege. Deze leden vragen tevens aan welke termijn het kabinet denkt in dit verband.

Zowel het Rijk als KLIQ streven ernaar dat KLIQ zo snel mogelijk externe financiering zoekt. Dit streven kan worden vertaald in uiteenlopende leningsvoorwaarden, zoals een strak aflossingsschema of een in de tijd variabele rente. Over de nadere details van de leningsvoorwaarden vindt op korte termijn overleg plaats tussen KLIQ en het Rijk.

De leden van de GroenLinks-fractie willen weten welke werkgaranties de NV KLIQ in 2001, 2002, 2003 en 2004 in totaal krijgt, tegen de achtergrond van de motie Wilders en het eerder voorgestelde overgangsregime.

Behoudens de werkzaamheden in 2002 en 2003 voor de z.g.n. lopende trajecten uit hoofde van de uitvoering van de Begroting en het Beleidsplan 2001, heeft KLIQ geen werkgaranties van het Rijk.

Zoals ook in de brief van 5 oktober 2001 is toegelicht hebben bestuurders van KLIQ aangegeven de positie van KLIQ, nu het overgangsregime is weggevallen, te willen verbeteren door het aangaan van allianties en samenwerkingsverbanden. De bestuurders verwachten met het aangaan van de allianties en samenwerkingsverbanden extra omzet te genereren. Kwantificeringen zijn echter niet te geven op dit moment.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de mogelijke schade is voor de positie van KLIQ en in financieel opzicht van de reeds beperkte garanties in het overgangsregime en indien er nog een verdere beperking wordt aangebracht.

Als gevolg van het wegvallen van de gegarandeerde omzet voor KLIQ via de verplichte inkoop, is de startpositie van KLIQ veranderd. Met de bestuurders is overleg gevoerd om de effecten van de wijziging van het overgangsregime op te vangen. Ook is een nieuw businessplanning opgesteld voor de komende jaren. Op basis hiervan hebben bestuurders vertrouwen uitgesproken in de toekomst van KLIQ, waarbij zij aantekenen dat risico's voor de onderneming door de wijziging van het overgangsregime in de beginfase zijn toegenomen.

Hoe kijkt het kabinet aan tegen de vermoedelijke vermogenspositie van KLIQ gezien het verwachte tekort van 40 mln in 2001 vragen de leden van de GroenLinks-fractie. Tevens vragen deze leden of de prognoses voor de komende jaren neerwaarts zijn bijgesteld en of het mogelijk is dat het eigen vermogen ver onder de 30% zakt en wat dat betekent voor financiële steun van het rijk.

Tekorten die optreden voor het moment van verzelfstandiging van KLIQ lopen mee in de boedel van Arbeidsvoorziening. De prognoses voor komende jaren zijn bijgesteld o.b.v. de uitkomsten van de parlementaire discussie en de omzetverwachtingen voor de tweede helft van 2001 en een eerste verkenning voor het businessplan 2002. Indien het eigen vermogen onder de gewenste norm van 30% daalt kan gebruik gemaakt worden van het conversierecht op de lening. Tenminste 50 mln. zal de vorm hebben van achtergesteld converteerbaar vermogen.

De leden van de fractie van Groen Links vragen of KLIQ nog steeds voldoende kansen heeft om een belangrijke speler te worden respectievelijk te blijven op de reïntegratiemarkt.

De bestuurders van KLIQ hebben aangegeven de toekomst van het bedrijf met vertrouwen tegemoet te zien.

De leden van de fractie van GroenLinks onderschrijven de conclusie van KPMG dat aandacht moet worden gegeven aan het inzicht geven in het verzelfstandigingsproces met mijlpalen, financiële criteria en beslismomenten en vragen het kabinet of zij voornemens is om deze te formuleren. Tevens vragen deze leden naar de wijze waarop de Kamer hierbij wordt betrokken. Ook de leden van de VVD fractie vragen het faseringstraject zodanig in te richten dat de Kamer de ontwikkelingen kan volgen Het proces van privatisering van het reïntegratiebedrijf KLIQ verloopt via een aantal stappen.

Deze stappen vormen belangrijke mijlpalen in het gehele proces.

De interne ontvlechting van Arbeidsvoorziening en het ontstaan van het reïntegratiebedrijf heeft per 1 oktober 2000 plaatsgevonden. Een deel van het personeel van Arbeidsvoorziening is daarbij aan het bedrijfsonderdeel KLIQ toegewezen.

De tweede stap betreft de verzelfstandiging van KLIQ per 1-1-2002 als private rechtspersoon. Hiertoe is een ondernemingsplan geschreven en moet een overgangsregime en een openingsbalans voor KLIQ worden opgesteld.

De bepaling van het overgangsregime en openingsbalans van KLIQ is hiervoor een belangrijk beslismoment, aangezien hiermee de financiële startpositie wordt bepaald.

In de brief van 5 oktober jl. aan de Kamer zijn het (herziene) overgangsregime en de geactualiseerde openingbalans opgenomen.

In loop van de tijd kunnen zich nog wel wijzigingen in de verschillende technische balansposten voordoen, maar de hoofdlijnen van de openingsbalans liggen hiermee vast.

Het kabinet hecht eraan dat de Kamer thans haar instemming geeft aan het herziene overgangsregime en de financiële startpositie. Achteraf zal het kabinet verantwoording afleggen over de in de loop van 2002 vastgestelde definitieve openingsbalans KLIQ en de Kamer daarover informeren via de voortgangsrapportages groot project SUWI.

De derde stap betreft de privatisering van KLIQ waarbij de aandelen van de staat worden verkocht aan derden. Over dit belangrijke beslismoment zal de Kamer vooraf schriftelijk worden geïnformeerd.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet inzicht kan geven in de bedragen die het rijk tot nu toe betaald heeft of voornemens is te betalen ten behoeve van de verzelfstandiging van de reïntegratietaken? Dit betreft zowel de kosten die gemaakt zijn direct ten behoeve van het te verzelfstandigen bedrijf, als indirect door het opvangen van tekorten van het achterblijvende moederbedrijf of door het afboeken van (leningen ten behoeve van) investeringen in bijvoorbeeld ICT?

Het Rijk is tot nu toe voor f 120 mln verplichtingen aangegaan voor het doen van uitgaven die specifiek zijn bedoeld voor de verzelfstandiging van de reïntegratietaken bij het nieuwe bedrijfsonderdeel Kliq. Hiervan is inmiddels f 38 mln betaald.

Momenteel bestaat nog geen eenduidig inzicht in de tekorten bij Arbeidsvoorziening in liquidatie. De precieze vaststelling van de openingsbalans van de te verzelfstandigen organisatie zal pas aan het eind van dit jaar kunnen plaatsvinden, waarmee ook dan pas duidelijk zal worden met welke tekorten Arbeidsvoorziening in liquidatie zal worden belast.

4. Gegevensverstrekking door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie

De leden van de PvdA-fractie vragen of inmiddels het schaduwsysteem is aangeleverd aan NV KLIQ en in hoeverre de opschoningsoperatie vóór de overdracht is volbracht.

De opschoning is inmiddels uitgevoerd. Om objectief vast te stellen dat PGI-KLIQ in lijn is met de bepalingen in het wetsvoorstel alleen nog gegevens bevat die voor het werkproces van KLIQ relevant zijn, wordt de opschoning op dit moment in opdracht van KLIQ getoetst door het accountantsbureau van KLIQ. Nadat deze toets is uitgevoerd (naar verwachting eind oktober) wordt door KLIQ een rapportage opschoning PGI aan de minister aangeboden. Vervolgens kan de minister zich er een oordeel over vormen en de Kamer daarover inlichten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven