27 216
Aanvulling van de Wet personenvervoer 2000, strekkende tot invoering van een concessiestelsel voor het personenvervoer per trein (Concessiewet personenvervoer per trein)

nr. 29
AMENDEMENT VAN HET LID EURLINGS

Ontvangen 28 maart 2002

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I onderdeel F wordt als volgt gewijzigd:

I

Voor punt 1 worden twee nieuwe punten ingevoegd, luidende:

1a. In het eerste lid wordt «tijdvak van ten hoogste zes jaar» vervangen door: tijdvak van ten minste vijf en ten hoogste tien jaar.

1b. In het tweede lid aanhef vervalt: van zes jaar.

II

In punt 2 wordt de derde volzin van het vierde lid vervangen door: De concessieverlener verleent een concessie voor openbaar vervoer per trein voor een in de concessie vastgesteld tijdvak:

a. voor de regionale, gedecentraliseerde spoorlijnen van ten minste vijf en ten hoogste tien jaar;

b. voor het landelijk aan te besteden kernnet van tien jaar;

c. voor de internationale hogesnelheidslijnen van ten minste tien en ten hoogste vijftien jaar.

III

In punt 2 worden het vijfde en zesde lid vervangen door:

5. Onze Minister kan op aanvraag van een concessieverlener ontheffing verlenen van de maximale termijn voor vervoer per trein.

Toelichting

Met het oog op het investeringsbeleid van vervoerders en het daarmee samenhangende serviceniveau, alsmede met het oog op het personeel, is een concessieperiode van één of enkele jaren te kort. Bovendien brengt het telkens na één of enkele jaren opnieuw aanbesteden van een concessie veel administratieve rompslomp met zich mee. Vandaar dat voor het regionale, gedecentraliseerde spoorvervoer een «vloer» van 5 jaar wordt ingebouwd, en voor het overige spoorvervoer een minimum van 10 jaar. Met het oog op een integrale aanbesteding van enerzijds het regionale streekvervoer en anderzijds het regionale spoorvervoer wordt de concessietermijn voor het regionale streekvervoer tevens op minimaal 5 en maximaal 10 jaar vastgelegd.

Eurlings

Naar boven