27 216
Aanvulling van de Wet personenvervoer 2000, strekkende tot invoering van een concessiestelsel voor het personenvervoer per trein (Concessiewet personenvervoer per trein)

nr. 24
AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIJSSELBLOEM EN EURLINGS

Ontvangen 27 maart 2002

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel Y, wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 69a worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 69b

1. In deze paragraaf wordt verstaan onder het hoofdrailnet: de spoorvervoerdiensten die als zodanig bij koninklijk besluit zijn aangewezen.

2. Onze Minister kan bepalen dat een door hem verleende concessie voor het hoofdrailnet geheel of voor een door Onze Minister daarbij te bepalen aanmerkelijk gedeelte door de concessiehouder zal worden uitgevoerd met gebruikmaking van een of meer door Onze Minister aan te wijzen rechtspersonen.

3. Indien het tweede lid toepassing vindt, worden het personeel, de spoorvoertuigen en andere productiemiddelen van deze rechtspersoon of rechtspersonen, zonder wijziging van rechtsverhoudingen ten aanzien van het personeel, de spoorvoertuigen en andere productiemiddelen ten dienste gebracht van de uitvoering van de exploitatierechten van de concessiehouder.

4. Een in het eerste lid bedoeld koninklijk besluit wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken nadat het ontwerp aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is overlegd.

Artikel 69c

1. Dit artikel is van toepassing, indien Onze Minister voornemens is een concessie te verlenen voor het hoofdrailnet.

2. Onze Minister stelt een beleidsvoornemen tot concessieverlening vast, waarin is opgenomen of vermeld:

a. een beschrijving van de betrokken markt;

b. een beschrijving van de maatregelen die ertoe strekken dat de continuïteit van het betrokken personenvervoer wordt gewaarborgd;

c. een schatting van de kosten die met de concessieverlening zijn gemoeid en van de waarde van de concessie;

d. een beschrijving van de te volgen procedure van concessieverlening; en

e. of Onze Minister voornemens is artikel 69b, tweede lid, toe te passen.

3. Voordat Onze Minister het beleidsvoornemen vaststelt, legt hij dit voornemen ter advisering voor aan de in artikel 27 bedoelde consumentenorganisaties. Artikel 27 is van overeenkomstige toepassing.

4. Onze Minister legt het vastgestelde beleidsvoornemen voor aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Indien binnen 30 dagen na deze voorlegging ten minste 30 leden te kennen geven nadere inlichtingen te willen ontvangen over de voorgenomen concessieverlening, zal de aanvang van procedure tot concessieverlening niet eerder plaatsvinden dan dat veertien dagen zijn verstreken na het verstrekken van die inlichtingen.

5. Indien binnen 30 dagen na de voorlegging of binnen 14 dagen na de verstrekking van de inlichtingen, bedoeld in het vierde lid, de Kamer als haar oordeel uitspreekt dat de concessieverlening machtiging bij wet behoeft, wordt de concessie eerst verleend nadat die machtiging is verleend.

Artikel 69d

1. Dit artikel is van toepassing op de verlening van de eerste concessie voor het hoofdrailnet na de inwerkingtreding van de Concessiewet personenvervoer per trein.

2. Onze Minister verleent de in het eerste lid bedoelde concessie aan de N.V. Nederlandse Spoorwegen of aan een bij koninklijk besluit te bepalen onderdeel van de N.V. Nederlandse Spoorwegen zonder dat daartoe de procedure van de paragrafen 1 tot en met 3 van dit hoofdstuk of artikel 69c wordt toegepast. Deze concessie vangt aan op een bij koninklijk besluit te bepalen datum en eindigt op 1 januari 2015.

3. Onze Minister kan van het tweede lid afwijken; alsdan wordt artikel 69c toegepast.

Toelichting

Met het nieuwe artikelonderdeel 69B worden, nadat het hoofdrailnet is gedefinieerd, de condities gecreëerd voor een zogenaamde «zuivere» managementaanbesteding. Hieronder wordt verstaan dat de vervoersconcessie voor het hoofdrailnet kan worden ingetrokken en opnieuw verleend zonder dat daarmee het huidige aandeelhouderschap van de Staat in de NV NS wordt uitgehold, waardoor de facto een privatisering van het nationale spoorbedrijf zou plaats vinden.

Op grond van artikel 43c lid 2 kunnen de bepalingen over de overgang van productiemiddelen buiten toepassing worden verklaard. Personeel en materieel voor het personenvervoer op het hoofdrailnet blijven binnen de NV NS. De exploitatierechten van de concessie kunnen, eventueel na een aanbesteding, aan een andere onderneming worden gegund, die het recht en de plicht heeft om de concessie te laten uitvoeren door de door de minister aangewezen NV NS of een dochteronderneming daarvan.

Met het nieuwe artikelonderdeel 69C wordt een procedure wettelijk vastgelegd voor de situatie waarbij de concessie is ingetrokken of afgelopen en de Minister voornemens is deze opnieuw te gunnen of aanbesteden. De positie van de Kamer is vastgelegd in het vierde en vijfde lid, waarbij wordt aangesloten bij de procedure van artikel 29 van de Comptabiliteitswet.

In het nieuwe artikelonderdeel 69d wordt bepaald dat de eerste concessie voor het hoofdrailnet «uit de hand» aan de NS wordt gegund. De Minister kan alsnog een andere procedure toepassen als NS de concessie niet aanvaardt.

Dijsselbloem

Eurlings

Naar boven