nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de titels 6 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (rechten en plichten
echtgenoten en geregistreerde partners).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
17 april 2000
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regels
met betrekking tot de rechten en verplichtingen van echtgenoten en geregistreerde
partners te vereenvoudigen en in verband daarmee de titels 6 en 8 van Boek
1 van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 82 komt te luiden:
Artikel 82
Echtgenoten zijn jegens elkaar verplicht de tot het gezin behorende minderjarige
kinderen te verzorgen en op te voeden.
B
Artikel 83 vervalt.
C
Artikel 84 komt te luiden:
Artikel 84
1. Echtgenoten zijn jegens elkaar verplicht naar evenredigheid van ieders
inkomen en vermogen bij te dragen in de kosten van de huishouding, daaronder
begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
2. De echtgenoten zijn jegens elkaar verplicht dienovereenkomstig tot
de bestrijding van de in het eerste lid bedoelde uitgaven voldoende gelden
ter beschikking te stellen uit de onder hun bestuur staande goederen, voor
zover bijzondere omstandigheden zich daartegen niet verzetten.
3. Bij schriftelijke overeenkomst kan een van het eerste en tweede lid
afwijkende regeling worden getroffen.
4. Geschillen tussen de echtgenoten omtrent de toepassing van het eerste
tot en met derde lid worden door de rechtbank op verzoek van beiden of een
van hen beslist.
5. Op verzoek van beide of van een van de echtgenoten kan de rechtbank
een gegeven beschikking of een onderling getroffen regeling wijzigen op grond
van veranderde omstandigheden.
D
De artikelen 85 en 86 vervallen.
E
Artikel 118 komt te luiden:
Artikel 118
De echtgenoot die onder curatele staat, kan na de huwelijksvoltrekking
slechts met toestemming van zijn curator huwelijkse voorwaarden maken of wijzigen.
F
Artikel 119 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het verzoekschrift
kan zonder tussenkomst van een procureur worden ingediend.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De gehele of gedeeltelijke goedkeuring wordt slechts geweigerd, indien
gevaar voor benadeling van schuldeisers bestaat, of indien een of meer voorwaarden
strijden met dwingende wetsbepalingen, de goede zeden of de openbare orde.
3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde
lid.
G
Artikel 120, derde lid, vervalt.
H
Artikel 168 vervalt.
ARTIKEL II
1. Regelingen in huwelijkse voorwaarden met betrekking tot de kosten van
de huishouding als bedoeld in artikel 84, die vóór het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet zijn gemaakt, kunnen na het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet bij schriftelijke overeenkomst worden gewijzigd
of ingetrokken.
2. De artikelen 85 en 86 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, zoals
deze luidden voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven van
toepassing op de hoofdelijke aansprakelijkheid die voor dat tijdstip is ontstaan
op grond van artikel 85 van dat boek.
3. De artikelen 118 tot en met 120 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,
zoals deze luidden voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven
van toepassing op de voor dat tijdstip ingediende verzoekschriften tot verkrijging
van goedkeuring voor het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden staande
het huwelijk als bedoeld in artikel 119 van dat boek.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Justitie,