Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2016
In mijn brief aan uw Kamer van 20 januari 2016 heb ik de huidige knelpunten in de
gewichtenregeling beschreven.1 Toen heb ik aangekondigd dat het CBS in 2016 onderzoek zal doen naar een nieuwe indicator
voor de gewichtenregeling. Hiermee worden de uitvoeringsproblemen opgelost en wordt
de voorspelkracht van de huidige indicator verbeterd. Het is de bedoeling dat de indicator
ook zal worden gebruikt als basis voor de verdeling van de middelen voor het gemeentelijk
onderwijsachterstanden beleid (goab). Met dit onderzoek geef ik invulling aan de motie
Yücel.2 Uw Kamer heeft daarin de regering verzocht om een betere en dynamischere maatstaf
te laten ontwikkelen in samenwerking met het vve-veld, de gemeenten en de wetenschap
met als doel een beter bereik van kinderen met een risico op (taal)achterstand in
elke gemeente.
Als bijlage bij deze brief stuur ik u het tussenrapport van het CBS-onderzoek3.
Het onderzoek wordt begeleid door een externe begeleidingsgroep.4 In de vervolgfase worden de resultaten vertaald naar een voorspelmodel voor de invloed
van omgevingskenmerken op de onderwijsprestaties van leerlingen.5 Deze fase is inmiddels vergevorderd. Begin januari 2017 rond het CBS haar onderzoek
en de eindrapportage af. Ik verwacht u kort daarna het rapport te kunnen zenden en
wil dan met uw Kamer – op die basis – spreken over de nieuwe CBS-indicator en de verwerking
daarvan in de bekostiging van het onderwijsachterstandenbeleid.
Ik ben verheugd dat het onderzoek naar de nieuwe indicator voorspoedig verloopt en
ik ben positief over de mogelijkheden die de nieuwe indicator biedt om de bekostigingsregelingen
voor het goab en oab te verbeteren.
Hoewel het onderzoek van het CBS nog niet volledig is afgerond laten de resultaten
zien dat met een reeks van geselecteerde omgevingskenmerken een sterke voorspelling
gedaan kan worden van de onderwijsachterstanden van kinderen uit de doelgroep. Aan
de hand van deze omgevingskenmerken kunnen voorspellingen worden gedaan die beduidend
beter zijn dan met de huidige indicator mogelijk is. Dat komt omdat rekening wordt
gehouden met specifieke omgevingskenmerken, zoals de verblijfsduur van ouders in Nederland
en of in een gezin sprake is van bijvoorbeeld financiële problemen. Dat laatste heeft
een negatief effect op de gezinsstabiliteit wat weer niet goed is voor de leerprestaties
van kinderen.
Deze CBS-uitkomsten zijn de basis voor de nieuwe indicator voor het onderwijsachterstandenbeleid.
Het CBS baseert haar voorspellingen op de gegevens die zij centraal beschikbaar heeft.
Scholen hoeven daarom geen gegevens meer te verzamelen bij de ouders om daarmee vervolgens
leerlinggewichten mee vast te stellen. In het huidige systeem is dat een omslachtig
proces waarin snel fouten werden gemaakt. Met de invoering van de nieuwe indicator
kunnen de controles op de gewichtenregeling waar scholen veel hinder van ondervonden,
volledig komen te vervallen.
Dit resultaat is mede te danken aan de goede samenwerking tussen het CBS en de verschillende
wetenschappers en deskundigen in de begeleidingsgroep. In juni 2016 hebben medewerkers
van het CBS uw Kamer in een briefing geïnformeerd over de uitkomsten van de eerste
fase van het onderzoek. Zij zijn graag bereid om ook een briefing te verzorgen over
de tweede fase van het onderzoek. De tweede briefing is een gelegenheid om het CBS
nadere vragen te stellen over de onderzoeksresultaten.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker