26 991 Voedselveiligheid

Nr. 389 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2013

Op 19 november 2013 publiceerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) het rapport «Salmonella in zalm». Het rapport is opgesteld naar aanleiding van de Salmonella Thompson uitbraak in oktober 2012. Ik heb u dit rapport op 19 november jongstleden toegezonden (Kamerstuk 26 991, nr. 385). Via deze brief geef ik, mede namens de Staatssecretaris van EZ, mijn reactie op dit rapport.

Inleiding

De Onderzoeksraad voor Veiligheid verricht onafhankelijk onderzoek naar de oorzaak en aanpak van ernstige incidenten. Zij doet aanbevelingen aan betrokken partijen die kunnen bijdragen aan het voorkomen van herhaling van een incident. Het rapport «Salmonella in zalm» richt zich op voedselveiligheid. Het is een gedegen rapport dat relevante en leerzame informatie bevat over het verloop van de uitbraakbestrijding. De onderzoekers hebben overigens geconstateerd dat de betrokken partijen lering hebben getrokken uit dit voorval en al een aantal verbeteringen in gang hebben gezet.

Om te beginnen wil ik benadrukken dat producenten en handelaren in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van hun producten. Bij het constateren van een voedselveiligheidsrisico is de producent/handelaar wettelijk verplicht alles in het werk te stellen om het risico weg te nemen. De NVWA ziet er op toe dat de producent/handelaar deze verantwoordelijkheid goed neemt en grijpt zo nodig in. Ondanks dat de veiligheid van het voedsel in Nederland groot is kunnen zich voedselveiligheidsincidenten voordoen. Het is van belang om de kans op dergelijke incidenten te minimaliseren en bij het zich voordoen snel en effectief op te treden.

Omdat de Onderzoekraad voor Veiligheid in haar rapport slechts één aanbeveling geeft en deze richt aan de NVWA zal ik daar eerst op ingaan. Daarna ga ik in op een aantal andere relevante aspecten die in het rapport aan bod komt.

Aanbeveling NVWA

«Zorg ervoor dat u in uw rol als nationale autoriteit toeziet op de gezamenlijke incidentbestrijding door overheidsorganisaties en bedrijven, inclusief de voorbereidingen daarop, en grijp in als dat nodig is».

Ik kan deze aanbeveling steunen. Ik ben van mening dat zowel bij kleine als grotere voedselveiligheidsincidenten de NVWA in staat moet zijn haar taak goed op te pakken. Ik stel vast dat de NVWA in dit licht al een aantal acties heeft gestart. Ik ga daar hieronder op in. Verder constateert de OvV dat er behoefte is aan een centrale rol voor de NVWA bij de gezamenlijke bestrijding van voedselveiligheidsincidenten. Daarvoor is nodig dat de bestaande organisatie voor incidentenbestrijding wordt versterkt, waarbij het versterken van de kennis over de risicobeheersing in de voedselketen noodzakelijk is. Ik vind het belangrijk dat de NVWA adequater kan reageren op voedselveiligheidincidenten, in het plan van aanpak NVWA dat voor het kerstreces naar uw kamer zal worden gestuurd wordt hieraan expliciet aandacht besteed.

De volgende acties zijn al ondernomen of zijn gepland:

Gericht op preventie:

  • De NVWA zal met de partijen in de voedselketen zoals de certificerende instellingen inventariseren wat de mogelijkheden zijn om aandacht voor nieuwe risico’s beter te integreren in de borgingssystemen voor voedselveiligheid.

Gericht op incidentbeheersing:

  • De NVWA werkt momenteel, in analogie met dierziekten, aan verbetering van haar responsorganisatie voor voedselveiligheidsincidenten. Deze responsorganisatie zal opgenomen worden in het Handboek Incident- en Crisisbeheersing (HIC) van de NVWA;

  • Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie(FNLI) en eventueel andere relevante brancheorganisaties zullen in bepaalde situaties nauwer worden betrokken bij het incidententeam van de NVWA;

  • Tijdens incidenten zal de NVWA met de partijen in de voedselketen duidelijker en ook schriftelijk communiceren over de interpretatie en uitvoering van de richtsnoeren met betrekking tot traceerbaarheid en recall;

  • Ik zal met de NVWA en het RIVM onderzoeken of de gebruikelijke afstemming van de communicatie verder geïntensiveerd kan worden en of de duidelijkheid en de effectiviteit van de communicatie voor de burger verder vergroot kan worden;

  • In 2014 zal door VWS een crisis/incidenten-oefening worden georganiseerd om met elkaar te testen of de bijstellingen hebben geleid tot verbetering dan wel dat aanvullende aanpassingen nodig zijn.

De uitbraak

De OvV constateert dat de Salmonella Thompson uitbraak van oktober 2012 qua aantal geregistreerde slachtoffers de grootste voedselgerelateerde uitbraak veroorzaakt door een bacteriële besmetting in de Nederlandse geschiedenis was. Door deze Salmonella-uitbraak zijn volgens inschatting van het RIVM 23.000 mensen ziek geworden en is vastgesteld dat de infectie bij 4 oudere patiënten heeft bijgedragen aan hun overlijden. Ik betreur dit grote aantal slachtoffers ten zeerste.

De OvV geeft desalniettemin aan dat de uitbraak niet als een ernstige bedreiging van de volksgezondheid beschouwd kon worden (bijvoorbeeld in vergelijking met de EHEC crisis in 2011) en zeker niet als een nationale crisis. Het rapport geeft ook aan dat besmetting met Salmonella bij gerookte zalm(producten) geen bekend risico was voor de partijen in de voedselketen, de certificerende instellingen en het toezicht.

Ik deel dit beeld van de OvV. Dit rapport maakt duidelijk dat het van belang is ook te letten op minder voor de handliggende besmettingen. In de voedselproductieketen zal op alle niveaus van de productie en handhaving extra aandacht voor nieuwe risico’s moeten komen. Hierbij dient specifieke aandacht te worden besteed aan risico’s die ontstaan door producenten die aan een groot deel van de markt leveren (monopolisten).

Zoals hierboven aangegeven zal de NVWA met partijen in de voedselketen mogelijkheden inventariseren om aandacht voor nieuwe risico’s beter te integreren in de borgingssystemen voor voedselveiligheid.

Het Nederlandse surveillancesysteem van het RIVM en brononderzoek door RIVM, NVWA en GGD’en

De OvV concludeert dat het surveillancesysteem van het RIVM (CIb) op de juiste wijze functioneert. De OvV oordeelt verder dat het CIb als een responseorganisatie functioneert bij dit type uitbraken. De doorlooptijd van het brononderzoek (6 weken) stelt de OvV niet ter discussie. De gevolgde onderzoeksmethode, inclusief de intensieve samenwerking tussen het RIVM, de NVWA en de GGD’en is een krachtig instrument gebleken bij de bestrijding van dit voedselveiligheidsincident.

Ik vind het van belang dat bij een voedseluitbraak de bron zo snel mogelijk wordt opgespoord. De ervaring leert echter dat dit complex onderzoek betreft, meestal lang duurt en dat het uiteindelijk vaak moeilijk is of niet mogelijk blijkt om de bron te vinden. Door de structuur en goede samenwerking tussen de GGD’en, het RIVM en de NVWA kon in dit geval binnen 6 weken de bron van de ziektegevallen worden aangewezen. Dit is voor een dergelijk complex onderzoek snel. Ik deel daarom de mening van de OvV dat Nederland een goed functionerend surveillance-/brononderzoeksysteem voor voedselveiligheidsincidenten heeft.

De recall

De OvV concludeert dat in de onderzochte situatie een aantal partijen bij de recall hun verantwoordelijkheid beter had kunnen nemen.

De firma Foppen koos ervoor een beperkte recall uit te voeren terwijl hiervoor de identificatiemerken van de producten en het traceerbaarheidssysteem te kort schoten. Op detailhandelniveau stelden sommige partijen zich te afwachtend op en was de communicatie richting de consument (in de winkel zelf) niet volledig. Over de reden voor de afwezigheid van de gerookte zalm in de winkel werd gecommuniceerd. Over de risico’s van eventuele consumptie (bijvoorbeeld uit mogelijk voorraden thuis bij de consument) werd daarentegen door sommige winkelbedrijven niets vermeld.

Ik ben van mening dat door de hierboven aangegeven acties de responsorganisatie voor voedselveiligheid bij de NVWA versterkt wordt waarmee ook marktpartijen beter in staat gesteld worden om hun rol en verantwoordelijkheid hierin op te pakken.

Crisiscommunicatie

Omdat het Ministerie van VWS in overleg met de NVWA de Salmonella Thompson uitbraak niet als een crisis heeft «gelabeld» had de NVWA volgens de OvV de centrale rol bij de bestrijding en de communicatie richting de consument.

Het rapport concludeert dat de overheidsorganisaties en de voedselbedrijven hun communicatiestrategie niet met elkaar hadden afgestemd. Dit heeft volgens de OvV onduidelijkheid bij de consument en afname van het vertrouwen veroorzaakt.

Ik ben het eens met de conclusie van de OvV dat deze uitbraak terecht niet als crisis in formele zin is aangeduid. Ik kan echter geen feitelijke onderbouwing in het rapport vinden voor haar stelling dat de communicatie tussen de overheidsorganisaties en voedselbedrijven niet met elkaar afgestemd is.

Mijn indruk uit het feitenrelaas is dat de afstemming van communicatie-uitingen tussen de NVWA, het RIVM en VWS overwegend tijdig en adequaat is geweest en dat steeds de firma Foppen tevoren is geïnformeerd over voorgenomen informatie naar het publiek van overheidswege. Afgezien van enkele aangehaalde signalen vind ik ook voor de conclusie dat sprake was van afname van vertrouwen bij het publiek in het rapport geen overtuigende onderbouwing.

Dat neemt echter niet weg dat ik geheel de mening van de OvV deel dat de communicatie naar de consument en de onderlinge communicatie van partijen bij voedselinfecties van groot belang is. Hierbij moet ook vanuit de perceptie van de consument geredeneerd worden.

Ik deel dus de nadrukkelijke aandacht die de OvV heeft voor het belangrijke aspect van de crisiscommunicatie. Ik zal daarom met de NVWA en het RIVM onderzoeken of de gebruikelijke afstemming van de communicatie verder geïntensiveerd en op meer structurele basis vormgegeven kan worden en hoe de duidelijkheid en de effectiviteit van de communicatie voor de burger verder vergroot kan worden.

Daarnaast hecht ik eraan dat meer consumenten beter weten wat zij zelf kunnen doen om een voedselinfectie te voorkomen. In samenwerking met het Voedingscentrum Nederland (VCN) werken wij momenteel aan een verbetering van de communicatie richting consument op dit terrein.

Voedselveilgheidsincidenten zullen zich ook in de toekomst voor blijven doen. Het voedselveiligheidsbeleid van mijn collega van EZ en mij is er op gericht incidenten zoveel mogelijk te voorkomen. Mochten deze zich toch voordoen dan moeten ze voortvarend worden opgepakt. Hierbij speelt de NVWA een cruciale rol. De NVWA zal zich op deze taak continu goed moeten toerusten. Dit zullen de medewerkers van de NVWA doen door het houden van crisisoefeningen en het volgen van relevante opleidingen.

Het rapport biedt handvatten voor bedrijven en organisaties die zich professioneel met voedsel bezighouden. Ik ondersteun de constatering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat leren van incidenten net als de verantwoordelijkheid voor veilig voedsel niet vrijblijvend is.

De Minister van Volksgezondheid,Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven