Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2013
Op vrijdag 6 september jongstleden heeft u mij om een reactie verzocht op de uitlatingen
van de directeur van Odfjell in de uitzending van EenVandaag van donderdag 5 september.
Bij deze voldoe ik aan uw verzoek.
Ik heb kennis genomen van de genoemde uitzending, waarin de directeur van Odfjell
sprak over mogelijke vernietiging van dossiers van nog niet gemelde voorvallen uit
het verleden.
Op woensdag 4 september 2013 heb ik u reeds per brief geïnformeerd over het interne
onderzoek van Odfjell (Kamerstuk 26 956, nr. 176). Uit dit interne onderzoek van Odfjell blijkt dat er in de periode 2000–2010 elf
voorvallen intern zijn gerapporteerd, die gemeld hadden moeten worden, maar waarvan
Odfjell niet heeft kunnen vaststellen of deze zijn gemeld.
Daarnaast heeft Odfjell aan DCMR volledige inzage gegeven in het overzicht van intern
gemelde voorvallen in de periode 2005–2013. De DCMR onderzoekt in samenwerking met
de provincie, als bevoegd gezag, deze door Odfjell aangeleverde informatie. Daarbij
zal ook de correctheid van de Odfjell-administratie en het mogelijk vernietigen van
dossiers aan de orde komen.
Over de ontwikkelingen in het onderzoek en de mogelijke, naar aanleiding daarvan te
ondernemen actie, heb ik nauw contact met de provincie, als bevoegd gezag.
Zoals bij u bekend onderzoekt het Openbaar Ministerie zowel de aangifte van de DCMR
vanwege het verzwijgen door Odfjell van het methanol-incident in 2009, als de nieuwe
informatie uit het interne onderzoek van Odfjell. Daarbij beoordeelt het Openbaar
Ministerie of er aanleiding bestaat een daarop gericht strafrechtelijk onderzoek in
te stellen.
In bovengenoemde brief heb ik aangegeven de uitkomsten van het onderzoek van DCMR
en de provincie af te wachten, dat naar verwachting van de DCMR binnen 2 weken zal
zijn afgerond. Ik heb het bevoegd gezag gevraagd mij zo spoedig mogelijk over de uitkomsten
te informeren en zal direct daarna uw Kamer daarover informeren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld