nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 17 september 1999
Bijgaand ontvangt u de nota «Vertrouwen in verantwoordelijkheid»
en de daarbij behorende nota's «Integriteit van het openbaar bestuur»
en «Management- en personeelsontwikkeling Rijksdienst».1 Ter toelichting merk ik hierbij het volgende op.
De parlementaire behandeling van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie
Vliegramp Bijlmermeer op 1, 2 en 3 juni 1999 leverde een breed debat op tussen
Kamer en regering, waarbij het overheidsoptreden ten tijde van de ramp in
al zijn facetten aan de orde kwam. Diverse woordvoerders in de Kamer lieten
zich positief uit over het optreden van de overheid in de eerste fase van
de ramp en de directe hulpverlening ter plaatse. Daarnaast werd echter ook
kritiek geuit op het overheidsoptreden, die zich met name toespitste op: de
coördinatie van werkzaamheden, de relatie tussen ambtenaren en politieke
leiding, m.n. de dynamiek tussen de bestuurlijk-politieke en ambtelijke gevoeligheid
(responsiviteit) voor de duiding en doorgeleiding van informatie, en het informeren
van de Kamer. Door vrijwel alle woordvoerders werd verzocht om de rol, de
positie en het functioneren van bestuur en overheid, in het bijzonder de rijksdienst,
opnieuw grondig te doordenken en te bezien waar verbeteringen mogelijk zijn.
Daarbij werd ook meerdere keren op indringende wijze de aandacht gevraagd
voor de inhoud en de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid
en de daaraan verbonden vertrouwensregel.
De door de Tweede Kamer aangeduide onderwerpen – de ministeriële
verantwoordelijkheid, de organisatie en het functioneren van de rijkdienst
en het handelen van ambtenaren – hangen nauw met elkaar samen. De overkoepelende
vraagstelling is, of de rijksoverheid – gegeven een aantal belangrijke
ontwikkelingen in onze huidige samenleving – zodanig is ingericht en
toegerust dat de haar opgedragen publieke taak ook in de toekomst naar behoren
kan worden vervuld en dat daarover ten volle politiek verantwoording kan worden
afgelegd.
Deze vraag staat centraal in de nota Vertrouwen in verantwoordelijkheid.
Deze nota bevat in de eerste plaats een beschrijving van de inhoud en reikwijdte
van de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarna schetst de nota veranderingen
in de samenleving die van invloed zijn op het functioneren van de overheid,
de veranderingen die de overheid onder invloed daarvan ondergaat, alsmede
de spanningen die deze veranderingen teweeg kunnen brengen in het functioneren
van de overheid en de ministeriële verantwoordelijkheid. De nota formuleert
vervolgens een vijftal hoofdvragen die het actuele debat over de invulling
van de ministeriële verantwoordelijkheid ordenen. Vervolgens wordt een
aantal oplossingsrichtingen door het kabinet aangereikt en wordt een overzicht
gegeven van de reeds lopende initiatieven, die ertoe strekken het functioneren
van de rijksdienst in den brede en het afleggen van verantwoording daarover
te verbeteren.
De nota Integriteit van het openbaar bestuur en de nota Management- en
Personeelsontwikkeling Rijksdienst geven op onderdelen een nadere uitwerking
van de nota Vertrouwen in verantwoordelijkheid. Zij beschrijven de initiatieven
van het kabinet op het terrein van de integriteit en professionaliteit van
ambtenaren. Dit is ook de reden waarom deze nota's gebundeld aan Uw Kamer
worden aangeboden.
De nota Integriteit van het openbaar bestuur sluit aan bij de toezegging
van het kabinet naar aanleiding van het debat over het rapport van de parlementaire
enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer, om de inspanningen op het vlak
van integriteitsbevordering te intensiveren. Daarnaast geef ik met deze nota
uitvoering aan mijn toezegging tijdens de Algemene Overleggen over integriteit
op 3 februari en 9 juni met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, om de Kamer een rapportage te sturen over de stand van
zaken in het integriteitsbeleid. De nota bevat met name nieuwe beleidsvoornemens
met betrekking tot het zogenoemde klokkenluiden, nevenwerkzaamheden van ambtenaren,
financiële belangenverstrengeling en zogeheten draaideurconstructies.
De nota Management- en Personeelsontwikkeling Rijksdienst beschrijft de
ontwikkeling van de ambtelijke professie binnen de Rijksdienst en geeft aan,
langs welke weg het kabinet werkt aan verdere kwaliteitsverbetering. Elementen
daarin zijn onder meer de vergroting van mobiliteit van ambtenaren, de instelling
van project-directeuren-generaal en de totstandkoming van resultaatsafspraken
tussen bewindslieden en topambtenaren. De nota geeft uitvoering aan de afspraken
uit het Regeerakkoord over de verdere ontwikkeling van de Algemene Bestuursdienst.
Het kabinet hoopt met de voorliggende nota's de dynamiek duidelijk te
maken waarin de overheid heden ten dage functioneert, en welke inspanningen
worden verricht om de kwaliteit van de overheid – en daarmee ook het
vertrouwen van de burger in de overheid – zo groot mogelijk te doen
zijn. Het kabinet hoopt op een vruchtbaar debat met het parlement.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Peper