26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 433 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2016

Goede digitale connectiviteit is essentieel voor de concurrentiepositie van Nederland. Voldoende beschikbare, betrouwbare en snelle internetverbindingen zijn een voorwaarde voor een volwaardige deelname van burgers en bedrijven aan de Nederlandse economie en samenleving. Ik heb TNO en Dialogic gevraagd om de toekomstige generieke vraag en het aanbod in kaart te brengen. Zij geven aan dat een belangrijke uitdaging in digitale connectiviteit is gelegen in de buitengebieden. Gebruikers, marktpartijen en overheden moeten samenwerken en hun kerncompetenties inzetten om ook in deze regio’s een kwalitatief hoogwaardig en toekomstbestendig netwerk te krijgen. In deze brief ga ik daar nader op in. Voor meer informatie over hoe de vraag en het aanbod van digitale connectiviteit zich ontwikkelen en welke acties hieruit volgen verwijs ik naar mijn brief hierover die uw Kamer gelijktijdig met deze brief ontvangt.1

In mijn brief van 19 mei jl. (Kamerstuk 26 643, nr. 410) heb ik een overzicht gegeven van de actuele ontwikkelingen omtrent snel internet in het buitengebied. Daarin heb ik toegezegd uw Kamer schriftelijk te informeren over het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) naar succes- en faalfactoren van breedbandinitiatieven, de voortgang van de vorming van het kennisplatform en de inventarisatie van de behoefte aan een koepelregeling. Hierbij geef ik uw Kamer een overzicht van de ontwikkelingen in het afgelopen half jaar.

Tevens heb ik bij de behandeling van de begrotingsstaten voor het jaar 2017 op 27 oktober jl. (Kamerstuk 34 550 XIII) toegezegd om voorafgaand aan het Algemeen Overleg Telecommunicatie van 21 december a.s. op de aangehouden motie Agnes Mulder en Oosenbrug (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 27) over staatssteunregels voor snel internet in grijze gebieden in te gaan.

Onderzoek RUG

De RUG heeft met behulp van een subsidie van mijn ministerie onderzoek uitgevoerd naar succes- en faalfactoren van burgerinitiatieven in het buitengebied (zie bijlage 1)2. De RUG geeft in haar rapport aan dat er in 2016 veel positieve ontwikkelingen zijn geweest rond breedbandinitiatieven in het buitengebied. Met name burgers zelf, regionale overheden, regionale kabelbedrijven en externe financiers spelen een bepalende rol bij de voortgang van initiatieven. Het onderzoek van de RUG geeft een goed beeld van de factoren die in elk stadium van een breedbandinitiatief tot succes of tot falen kunnen leiden. Kennis, enthousiaste inwoners en financiën blijken essentieel voor het succesvol afronden van een project. Kennis van de lokale situatie ligt bij de inwoners en de gemeente. Een persoonlijke benadering door dorpsgenoten haalt inwoners eerder over om deel te nemen aan een initiatief. Daarom zoekt bijvoorbeeld CIF in Overijssel graag de samenwerking met bestaande en vergevorderde initiatieven om breedband infrastructuren aan te leggen. Financiering onder goede voorwaarden is ook essentieel om het project te doen slagen, ook om te voorkomen dat het initiatief op een later moment in de financiële problemen raakt. De werking van de telecomwereld, financieringsregels en de aanleg en het beheer van een netwerk kunnen lastig te doorgronden zijn. Hulp daarbij kan het verschil maken. Een goed voorbeeld is het breedbandplatform VerbindDrenthe, dat in 2014 in het leven is geroepen door de provincie Drenthe. Het is een platform voor het delen van kennis en het uitwisselen van ervaringen voor en door lokale breedbandinitiatieven in Drenthe. VerbindDrenthe informeert, verbindt en ondersteunt om samen overal in Drenthe hoogwaardig breedband mogelijk te maken. Elk bewonersinitiatief kan rekenen op de steun van VerbindDrenthe. Dat kan variëren van het verstrekken van informatie tot het aanbieden van cursussen of praktische hulp bij het opzetten of organiseren van bijvoorbeeld een bewonersavond. Daarnaast wordt kennis opgebouwd en gedeeld over fiscale en juridische zaken en wordt ondersteuning geleverd bij de aanbestedingstrajecten. VerbindDrenthe is daarmee een inspirerend voorbeeld.

Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat de lokale context een bepalende factor is bij de aansluiting van alle gebieden op snel internet. Iedere lokale situatie en ieder lokaal initiatief vraagt om een aanpak die op de lokale situatie is toegespitst. Daarvoor is het nodig dat ieder nieuw initiatief de tijd krijgt om de aanpak in te richten naar de lokale behoeften en voorwaarden. Landelijk beleid en zelfs provinciaal en lokaal beleid moeten dus ruimte overlaten voor lokale invulling. Een daarop aansluitende constatering is dat de aanleg van breedband in het buitengebied gezamenlijke inspanning en afstemming vereist van alle belanghebbenden. Dit kan alleen tot stand komen als iedereen vanuit zijn kerncompetenties te werk gaat. Burgerinitiatieven zijn bijvoorbeeld sterk in campagne voeren en vraagbundeling. Door hun kennis van de lokale situatie lukt het hen om inwoners te betrekken en te overtuigen om deel te nemen aan het initiatief. Een marktpartij heeft juist kennis over het aanleggen van een netwerk. Provincies en gemeenten hebben een belangrijke rol bij het realiseren van voldoende financieel kapitaal. Elke partij kan deze kennis opdoen en enkele burgerinitiatieven zijn zeer succesvol in het realiseren van snel internet voor hun gemeenschap.

De RUG werkt momenteel aan een vervolgrapportage waarin zij ingaat op mogelijke oplossingen voor de uitdagingen van burgerinitiatieven voor breedband. Daarin zal zij ook haar aandacht richten op witte gebieden waar nog geen burgerinitiatieven zijn en zich ook niet ontwikkelen. In deze gebieden is tenslotte ook goed en betrouwbaar snel internet benodigd. Deze rapportage wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2017 opgeleverd en zal ik dan ook naar uw Kamer sturen.

Burgerinitiatieven

Dat de ontwikkeling en het succes van burgerinitiatieven sterk afhangen van de lokale context betekent dat met name in gebieden waar burgerinitiatieven moeilijker tot stand komen extra hulp nodig is om aangesloten te worden. Daar kunnen de overheden een verschil maken. Hieronder licht ik enkele succesvolle burgerinitiatieven toe, die aantonen dat een burgerinitiatief alle stappen succesvol kan doorlopen en goed en betrouwbaar snel internet kan aanleggen.

Op 14 november jl. heeft het glasvezelinitiatief De Wolden (provincie Drenthe) de Europese breedbandprijs gewonnen in de categorie «sociaaleconomische impact en betaalbaarheid». Glasvezel De Wolden is een breedbandinitiatief in een buitengebied. In oktober is het initiatief begonnen met de uitrol van glasvezelinternet waarop alle huizen en bedrijven in de gemeente worden aangesloten en dat snelheden kan bieden tot 10 Gigabit per seconde. Tot nog toe hebben 8500 inwoners – dat is circa 85 procent – een intentieverklaring ondertekend om daarmee snel internet af te nemen. De prijs, uitgereikt door Eurocommissaris Oettinger, werd gewonnen omdat het een kleinschalig glasvezelproject betreft dat door burgers is opgezet en geen gebruik maakt van EU-gelden, maar volledig wordt gefinancierd door lokale bedrijven, de gemeente en een staatslening.

Stichting Giessenlandennet in de provincie Zuid-Holland is een succesvol burgerinitiatief dat met steun van de gemeente Giessenlanden in het najaar van 2013 is opgericht. Het bestuur van de stichting bestaat uit vijf inwoners van de gemeente. Het doel is om overal in Giessenlanden glasvezel aan te leggen, dus niet alleen in het buitengebied maar ook de dorpskernen, de lintbebouwing en op bedrijven- en industrieterreinen. De inzet van de stichting heeft ertoe geleid dat drie jaar later 70 procent van het netwerk in de grond ligt en de eerste 500 woningen op het glasvezelnetwerk zijn aangesloten. Conform planning is het volledige netwerk met 2400 aansluitingen eind maart 2017 gereed. De gemeente ondersteunde daarbij, onder andere met het verstrekken van een lening waarmee 80 procent van de benodigde financiering werd gedekt.

Een ander succesvol burgerinitiatief is de coöperatie Midden-BrabantGlas in de provincie Noord-Brabant, dat zich inzet om met een glasvezelnetwerk een groot gebied op snel internet aan te sluiten. Om dit project te realiseren zijn vier coöperaties opgericht: LangstraatGlas, GroenewoudGlas, GilzeEnRijenGlas en Baarle-NassauGlas. Deze vier coöperaties zijn de enige leden van de onderliggende dochtercoöperatie Midden-BrabantGlas. Ze zijn erin geslaagd om zonder financiële steun van de overheid de financiering rond te krijgen. In januari 2017 start de aanleg te Gilze. Bij het plaatsen van dit eerste verdeelstation zullen de eerste 672 bedrijven en woningen worden aangesloten.

Provinciale ontwikkelingen

Ik zie in de provincies veel dynamiek in de ontwikkeling van het aansluiten van de buitengebieden op snel internet. Per provincie verschilt de problematiek en is maatwerk nodig. Daarin ondersteun ik hen:

  • Drenthe: De provincie Drenthe faciliteert en biedt financiële ondersteuning in de vorm van subsidie en leningen aan initiatieven die de vraag bundelen, business cases opstellen voor de fysieke aanleg van breedband in de witte gebieden en zorg dragen voor de realisatie van het netwerk. VerbindtDrenthe ondersteunt bewonersinitiatieven vanaf de vraagbundeling tot en met de aanleg. Het leveren van kennis en procesbegeleiding aan lokale initiatiefnemers staat hierbij centraal. Beoogd resultaat is dat in het voorjaar van 2019 in geheel Drenthe breedband beschikbaar is dat minimaal voldoet aan de Europese norm van NGA. Op dit moment lopen in bijna geheel Drenthe initiatieven voor breedband (90% van de witte adressen vallen onder een initiatief). Aan vijf initiatieven zijn leningen verstrekt voor de aanleg van een breedband netwerk.

  • Flevoland: In de provincie Flevoland heeft het bedrijf FiberFlevo de vraag gebundeld in de gemeenten Noordoostpolder en Urk en gaat zij van start met de aanleg van glasvezel. Voor oostelijk en zuidelijk Flevoland heeft de provincie de situatie ten aanzien van de aan- en afwezigheid van snel internet in landelijk gebied in onderzoek.

  • Friesland: De provincie Friesland is voornemens om via een tender een achtergestelde lening te verstrekken aan een marktpartij voor de aanleg van glasvezel. Het betreft in Friesland circa 25.000 adressen.

  • Gelderland: In een deel van de provincie Gelderland heeft CIF afspraken met gemeenten. Verder heeft Regio Rivierenland, een samenwerkingsverband van tien Gelderse gemeenten, een eigen traject en bereidt zij een notificatietraject voor om te komen tot verglazing van het hele buitengebied in de regio.

  • Groningen: De provincie Groningen stelt een regeling van 40 miljoen euro beschikbaar voor de aanleg van snel internet, waarvan 30 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld door de provincie zelf in de vorm van een lening. De Economic Board Groningen (EBG) en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) dragen elk 5 miljoen euro bij, door een subsidie aan te bieden. Deze subsidie is speciaal bedoeld voor de negen gemeenten in het aardbevingsgebied. Het doel is om circa 20.000 adressen (particulieren en bedrijven) toegang te geven tot snel internet.

  • Limburg: In het noorden van de provincie Limburg heeft CIF een intentieovereenkomst getekend met gemeenten. Momenteel wordt gekeken of vraagbundeling mogelijk is in de betreffende gemeenten.

  • Noord-Brabant: In de provincie Noord-Brabant zijn diverse burgerinitiatieven actief om de aansluiting op breedband te realiseren. Daarnaast is de Maatschappij voor Breedband in Brabant actief om grote delen aan te sluiten. Hiermee zal een groot deel van de opgave medio 2019 gerealiseerd worden. Op korte termijn beoogt de provincie samenwerkingsafspraken te maken met Mabib en eventueel andere bestaande en nieuwe initiatiefnemers over communicatie, ondersteuning en bemiddeling/coördinatie vergunningprocedures en leges en monitoring van breedbandaanleg om realisering van de breedbandopgave een extra impuls te geven.

  • Noord-Holland: De provincie Noord-Holland onderzoekt welke rol zij moet innemen. Een van de mogelijkheden die wordt verkent is om middels een opdracht met cofinanciering of een achtergestelde lening aan een marktpartij 18.000 witte adressen aan te sluiten. Ook faciliteren of geheel overlaten aan de markt behoort tot de mogelijkheden.

  • Overijssel: In de provincie Overijssel voorziet investeringsfonds CIF, in samenwerking met de netwerkbedrijven Cogas en Rendo en met lokale bewonersinitiatieven, vrijwel het volledige buitengebied van glasvezel. Zij doen dit zonder publieke financiering. Uitzonderingen zijn de gemeente Rijssen-Holten en het buurtschap Lonneker, die de aanleg onder eigen regie en met publieke middelen uitvoeren. Volgens de huidige planning heeft eind 2017 de hele provincie Overijssel toegang tot snel internet.

  • Utrecht: De provincie Utrecht heeft samen met de 26 Utrechtse gemeenten, de gemeenten Leerdam en Zederik en beide gebiedscommissies een intentieverklaring opgesteld om snel internet in het buitengebied mogelijk te maken. In september 2016 is deze intentieverklaring door alle betrokken partijen ondertekend en de verdere uitrol is inmiddels opgestart.

  • Zeeland: In de provincie Zeeland is goede ervaring opgedaan met zogenoemde vast-draadloze netwerken waarmee goede verbindingen mogelijk zijn. De bedrijven Greenet en Skyling zijn in een aantal Zeeuwse gemeenten gestart met de uitrol. In andere gemeenten wordt momenteel de aanzet gegeven voor vraagbundeling. De provincie faciliteert deze ontwikkeling en heeft een subsidieregeling voor eindgebruikers om een impuls te geven.

  • Zuid-Holland: In de provincie Zuid-Holland is de problematiek relatief beperkt. Zij trekt samen op met gemeenten om de restproblematiek te bezien.

Kennis delen

Vanuit mijn faciliterende rol vind ik het belangrijk om kennis te delen en te verspreiden. In mijn vorige brief gaf ik aan met verschillende partijen in overleg te treden over de vorming van een kennisplatform waarbij overheden over de verschillende aspecten van breedbandprojecten geïnformeerd worden, kennis en ervaring over de verschillende aanpakken worden uitgewisseld en overzicht geboden van actuele ontwikkelingen. Op 1 september jl. is het Kennisplatform Snel Internet van start gegaan. Deelnemende partijen zijn de provincies, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Europa Decentraal, VerbindDrenthe, het NIA (Nederlands Investeringsagentschap voor EFSI), de BNG Bank, ECP3 en de RUG. Het platform staat open voor andere partijen.

Het Kennisplatform Snel Internet geeft input voor de website samensnelinternet.nl. Dit platform brengt ervaringen van verschillende initiatieven bij elkaar en biedt ondersteuning aan lopende en toekomstige initiatieven. Ook zullen overheden met dit platform ondersteund worden. Daarnaast zullen in samenwerking met de VNG en het gemeentelijke platform kabels en leidingen (GPKL) bijeenkomsten worden georganiseerd over civieltechnische aangelegenheden bij de uitrol van breedband, zoals aanlegdieptes, leges en toepassing van de regelgeving over dit onderwerp. Daarbij faciliteer ik een handreiking die de VNG en GPKL over dit onderwerp ontwikkelen. Ik heb hiervoor subsidie verleend aan ECP.

Staatssteun voor uitrol snel internet

Bij de begrotingsbehandeling op 27 oktober jl. hebben de leden Mulder (CDA) en Oosenbrug (PvdA) een motie ingediend met het verzoek om in de EU te pleiten voor versoepeling van de staatssteunregels voor de aanleg van snel internet (Kamerstuk 34 550-XIII nr. 27). De motie beoogt staatssteun voor de uitrol van snel internet in zogeheten «grijze» gebieden laagdrempeliger te maken en bepleit in het Europese staatssteunkader enerzijds de termijn van drie jaar voor voorgenomen marktinvesteringen waarmee een steun verlenende overheid rekening moet houden te verkorten met tenminste een jaar en anderzijds de snelheidsgrens tussen «wit» en «grijs» gebied te verhogen van 30 Megabit per seconde (Mbps) naar 50 Mbps. Deze motie is aangehouden, waarbij ik heb toegezegd dat ik de Kamer over dit onderwerp nader zal informeren voor het Algemeen Overleg Telecommunicatie dat is gepland op 21 december a.s. Bij het Algemeen Overleg Telecomraad op 30 november jl. heb ik ook met uw Kamer over mijn inzet gesproken. Tijdens dat overleg heb ik toegezegd met de Europese Commissie in overleg te gaan over de herijking van de termijn van drie jaar en over de snelheidsgrens.

Voor de aanleg van snel internet heeft de Europese Commissie een specifiek staatssteunkader vastgesteld.4 De Europese Commissie maakt in deze richtsnoeren onderscheid tussen staatssteun aan verschillende typen gebieden: de zogenaamde witte, grijze en zwarte gebieden. In gebieden zonder snel internet (witte gebieden) waar geen netwerk aanwezig is met een snelheid van tenminste 30 Mbps, kan relatief laagdrempelig steun worden verleend. In deze gebieden kan ook, wanneer aan de voorwaarden in de Algemene groepsvrijstellingsverordening5 wordt voldaan, steun worden gegeven zonder goedkeuring vooraf door de Europese Commissie. Bij gebieden waar één netwerk ligt waarmee internet met een snelheid van minimaal 30 Mbps mogelijk is (grijze gebieden), stelt de Europese Commissie meer eisen om vast te kunnen stellen of de staatssteun noodzakelijk en niet onevenredig marktverstorend is. Er is in die gevallen ook vooraf goedkeuring van de Europese Commissie nodig. De Europese Commissie beoordeelt dan bijvoorbeeld of een zodanig grote sprong voorwaarts wordt gemaakt met het nieuwe netwerk, dat dit overheidssteun rechtvaardigt. Staatssteun is dus wel degelijk mogelijk in grijze gebieden, maar de drempel ligt hoger, om marktverstoring te voorkomen. Voorwaarde voor staatssteun in zowel witte als grijze gebieden is verder dat marktpartijen geen concrete, onderbouwde investeringsplannen hebben binnen een termijn van drie jaar.

De staatssteunregels zijn bedoeld om ongewenste marktverstoring te voorkomen. Bij staatssteun moet zoveel mogelijk het risico beperkt worden dat particuliere investeringen worden verdrongen en uiteindelijk de mededinging wordt vervalst. Voorkomen moet worden dat publieke financiering wordt verleend voor snel internet in gebieden waar de markt normaal gesproken toch al zou investeren. De ervaringen in Overijssel en Gelderland laten overigens zien dat voorgenomen staatssteun ook private investeringen op gang kan brengen die staatssteun vervolgens overbodig maken. In deze provincies heeft CIF de ambitie om zonder publieke financiering snel internet in het buitengebied te realiseren. De aankondiging van voorgenomen staatssteun kan dus als katalysator werken voor investeringen door marktpartijen.

Ik heb de provincies de vraag voorgelegd of het wenselijk is de termijn van drie jaar te verkorten. Provincies geven overwegend aan het verkorten van de termijn van drie jaar niet als oplossing te zien. Zij ervaren vooral als lastig hoe zij moeten beoordelen in hoeverre voorgenomen investeringsplannen die marktpartijen aankondigen daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden. Ik wil decentrale overheden hierbij graag ondersteunen. Via het Kennisplatform Snel Internet adviseer ik hen over de onderbouwing die zij van marktpartijen mogen verlangen over hun voorgenomen investeringsplannen. In de Europese staatssteunregels (artikel 65 van de genoemde richtsnoeren) is hierover bepaald dat overheden concrete toezeggingen en mijlpalen mogen verlangen van marktpartijen. Wanneer een mijlpaal niet wordt gehaald, kan de steun verlenende autoriteit de voorgenomen staatssteun doorzetten. Ik verwijs kortheidshalve naar de bijlage6, waarin de tekst van artikel 65 van de richtsnoeren is opgenomen. Het huidige staatssteunkader biedt hier dus reeds goede mogelijkheden en ik zet mij ervoor in dat decentrale overheden die ruimte zo goed mogelijk kunnen benutten.

Daarnaast heb ik een koepelregeling voor publieke financiering door decentrale overheden voor snel internet in voorbereiding. In mijn brief van 19 mei jl. (Kamerstuk 26 643, nr. 410) heb ik toegezegd de mogelijkheden voor een dergelijke koepelregeling te onderzoeken. Deze koepelregeling moet worden gezien als een kader voor decentrale overheden dat vooraf duidelijkheid biedt over de wijze waarop zij publieke middelen kunnen aanwenden voor de uitrol van snel internet, zonder dat zij individueel een eigen steunregeling hoeven voor te leggen aan de Europese Commissie. Door andere lidstaten zijn hier reeds ervaringen mee opgedaan. Provincies en gemeenten hebben aangegeven dit als goede stap te zien om het verlenen van staatssteun binnen het huidige kader eenvoudiger te maken. Ik ben gestart met de uitwerking van de koepelregeling en betrek hierbij alle belanghebbenden, zowel overheden als marktpartijen. Ik streef naar een brede regeling die voorziet in verschillende mogelijkheden voor publieke financiering door decentrale overheden. Deze koepelregeling draagt eraan bij dat decentrale overheden de ruimte die het huidige staatssteunkader biedt maximaal kunnen benutten. De planning is afhankelijk van overleg met de Europese Commissie over de reikwijdte van de koepelregeling. In het kader van de koepelregeling zal ook opnieuw in kaart worden gebracht wat op dit moment de resterende witte gebieden in Nederland zijn. Hiervoor werk ik waar mogelijk samen met de Autoriteit Consument en Markt.

Hoewel het huidige staatssteunkader zoals ik hierboven heb geschetst reeds de nodige ruimte biedt, roept het nieuwe snelheidsdoel dat de Commissie voor 2025 heeft gesteld – iedereen toegang tot 100 Mbps – wel de vraag op of een herijking van de staatssteunregels voor de uitrol van snel internet niet wenselijk zou zijn. In de contacten vanuit mijn ministerie met de Europese Commissie over de koepelregeling zal ik hier aandacht voor vragen. Ik zal de twee aandachtspunten in de aangehouden motie Mulder en Oosenbrug (de termijn van drie jaar en de snelheidsgrens) hierbij betrekken en zal uw Kamer, zoals ik heb toegezegd in het Algemeen Overleg Telecommunicatie op 30 november jl., rond de zomer van 2017 over de voortgang informeren.

Het Europese breedbandinvesteringsfonds

Over het Europese breedbandinvesteringsfonds kan ik melden dat de Europese Investeringsbank (EIB) inmiddels een fondsmanager heeft aangesteld. De fondsmanager is in gesprek met private investeerders die mogelijk kunnen bijdragen aan het fonds. Net als het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) zullen vanuit het breedbandinvesteringsfonds geen subsidies worden verstrekt. Het gaat hier om een revolverend fonds dat voorziet in extra mogelijkheden voor financiering. Anders dan het EFSI is het breedbandinvesteringsfonds bedoeld voor kleinere projecten voor alleen breedband. Naar verwachting is het fonds midden 2017 operationeel. Samen met het NIA volg ik de ontwikkelingen hieromtrent en zal ik samen met het NIA en het Kennisplatform Snel Internet het fonds onder de aandacht brengen bij breedbandprojecten die op zoek zijn naar financiering. Het Nederlandse Investeringsagentschap (NIA) biedt in samenwerking met de BNG Bank op dit moment al ondersteuning aan initiatiefnemers die daar behoefte aan hebben. De ondersteuning bestaat uit het meekijken met business cases, het beschikbaar stellen van inspiratie documenten (beschikbaar gesteld vanuit diverse regionale overheden) en een stappenplan dat nodig is om een project financieringsrijp te maken.

Tot slot

Rond de zomer van 2017 zal ik uw Kamer informeren over het onderzoek van de RUG, de ontwikkelingen in de provincies, de voortgang van het Kennisplatform Snel Internet en het platform samensnelinternet.nl, de koepelregeling, en mijn gesprekken met de Europese Commissie over een herijking van de staatssteunregels.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerbrief «Verkenning digitale connectiviteit», december 2016, Kamerstuk 26 643, nr. 432

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

ECP is een neutraal platform van bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke organisaties en heeft tot doelt het gebruik van ICT in de Nederlandse samenleving te versterken.

X Noot
4

Mededeling van de Europese Commissie, EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken (2013/C 25/01).

X Noot
5

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven