26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 333 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2020

Met deze Kamerbrief bied ik u het evaluatieonderzoek van de IMVO-convenanten aan. Het betreft een onderzoek dat in het kader van het project «IMVO-maatregelen in perspectief» is uitgevoerd door het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De resultaten uit dit onderzoek vormen een belangrijke bouwsteen voor toekomstig IMVO-beleid. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 3 april 2020 (Kamerstuk 26 485, nr. 326) wordt uw Kamer in het najaar van 2020 geïnformeerd over de uitkomsten van het project «IMVO-maatregelen in perspectief». In deze Kamerbrief is ook aan uw Kamer gemeld dat voor de zomer de SER om advies wordt gevraagd over de doordachte mixen van IMVO-maatregelen. In de bijlage kunt u de adviesaanvraag vinden die naar de SER is verstuurd1.

Op 30 juni 2020 is het rapport «Evaluation of RBC Agreements» opgeleverd door het KIT2. Zoals reeds toegelicht in de Kamerbrief van 11 juni 2019 (Kamerstuk 26 485, nr. 317), is het evaluatieonderzoek van de IMVO-convenanten in november 2019 van start gegaan.

Het doel van de evaluatie is om inzicht te krijgen in de mate waarin via de IMVO-convenanten de toepassing van gepaste zorgvuldigheid (due diligence) in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) binnen hoog risicosectoren wordt bevorderd. Het rapport presenteert bevindingen met betrekking tot veertien hoog risicosectoren zoals gedefinieerd in de KMPG Sector Risico Analyse (SRA) (Kamerstuk 26 485, nr. 187). Dit betreft de sectoren steenkool, kleding en textiel, goud, voedingsmiddelen, verzekeringen, pensioenfondsen, metaal, sierteelt, natuursteen, bosbeheer, olie en gas, elektronica, chemie en de bancaire sector. De beoordeling van de mate van succes van de convenantenaanpak is uitgevoerd aan de hand van verschillende maatstaven. Dit zijn onder andere marktdekking van de IMVO-convenanten, de gerealiseerde voortgang op gepaste zorgvuldigheid, impact in de waardeketen, kosten van de convenantenaanpak en de naleving van de OESO-richtlijnen en UNGP’s door hoog risicosectoren zonder IMVO-convenant.

Het KIT geeft aan dat als er enkel wordt gekeken naar de voortgang van gepaste zorgvuldigheid er op dit moment alleen substantiële voortgang te zien is bij het Convenant Duurzame Kleding en Textiel en het IMVO-convenant van de bancaire sector. Bij het steenkoolconvenant ontbrak een monitoringsstructuur, hierdoor kan de voortgang niet worden vastgesteld. Bij het goudconvenant is voortgang, maar deze is langzaam en diverse bedrijven voldoen niet aan de eisen. Voor een aantal recent afgesloten IMVO-convenanten is het vanwege de looptijd nog te vroeg om inzicht te krijgen in de voortgang. In de sectoren zonder IMVO-convenant is geen substantiële voortgang met betrekking tot gepaste zorgvuldigheid geconstateerd. Mede daarom stelt het KIT dat bij de sectoren met een IMVO-convenant meer voortgang te zien is dan bij sectoren zonder IMVO-convenant. Ook draagt de convenantenaanpak effectief bij aan bewustwording over gepaste zorgvuldigheid en faciliteert deze de naleving van afspraken door bedrijven door middel van een monitoring-infrastructuur.

Het KIT heeft ook gekeken naar het marktaandeel dat nochtans is aangesloten bij de convenanten. Dat is gedefinieerd als het aantal bedrijven uit een sector dat direct is aangesloten bij een IMVO-convenant, het KIT laat hierbij de bedrijven die via hun brancheorganisatie zijn aangesloten buiten beschouwing. Voor een aantal IMVO-convenanten (steenkool, banken, verzekeringen, pensioenen) is het marktaandeel van die bedrijven meer dan 90 procent. Het Convenant Duurzame Kleding en Textiel kent een marktaandeel van 40 tot 45 procent en het goudconvenant en TruStone hebben een medium tot laag marktaandeel. Het sierteelt- en metaalconvenant hebben beide een laag marktaandeel. Bij het duurzaam bosbeheer en voedingsmiddelenconvenant zijn de convenanten afgesloten met de brancheorganisaties en zijn geen bedrijven direct aangesloten. Daarom is volgens bovenstaande definitie geen sprake van marktaandeel. Afgemeten aan de middelgrote en grote Nederlandse bedrijven die onder de hoog risicosectoren van de KPMG SRA vallen (dit zijn er 31.270), wordt met het huidige aantal IMVO-convenanten 1,6 procent van die bedrijven bereikt. Dit percentage betreft de bedrijven die direct zijn aangesloten bij de IMVO-convenanten en niet de bedrijven die via een brancheorganisatie zijn aangesloten, zoals bij het duurzaam bosbeheer convenant, het voedingsmiddelenconvenant3 en het metaalconvenant.

In het onderzoek worden succesfactoren van de convenantenaanpak benoemd, zoals publieke druk, intrinsieke motivatie en vertrouwen. Ook worden er zwakke punten benoemd, zoals gebrek aan een minimum standaard en het onvoldoende betrekken van nieuwe bedrijven, evenals een mismatch tussen expertise van partijen en de hulpvraag van bedrijven.

Het KIT doet veertien aanbevelingen om de IMVO-convenanten effectiever te maken:

  • 1) Verbeter monitoring en rapportage over gepaste zorgvuldigheid in de IMVO-convenanten

  • 2) Verbeter interne transparantie over de voortgang door bedrijven binnen de IMVO-convenanten

  • 3) Verbeter monitoring en rapportage ten aanzien van collectieve impact in de IMVO-convenanten

  • 4) Creëer vraag voor IMVO via de inkoopzijde

  • 5) Ontwikkel een communicatiestrategie om bedrijven aan te trekken bij IMVO-convenanten

  • 6) Bied gerichte ondersteuning aan voor MKB in de IMVO-convenanten

  • 7) Faciliteer betekenisvolle collectieve communicatie met (potentieel) getroffen stakeholders

  • 8) Verbeter toegang tot herstel via effectieve klachtenmechanismen in de IMVO-convenanten

  • 9) Leg meer nadruk op internationale samenwerking en opschaling

  • 10) Verbeter efficiëntie van rollen van de convenantpartijen en zorg voor betere beschikbaarheid van expertise

  • 11) Stel duidelijke minimumstandaarden vast voor nieuwe IMVO-convenanten

  • 12) Onderzoek alternatieve, meer effectieve, manieren om de doelstellingen van de convenanten te bereiken

  • 13) Integreer IMVO-convenanten in breder IMVO-beleid

  • 14) Stel een leeragenda vast voor continu leren en verbeteren.

Zoals ik reeds aangaf, is deze evaluatie zeer nuttig geweest en vormen de conclusies en aanbevelingen van het KIT een belangrijke bouwsteen voor het project «IMVO-maatregelen in perspectief».

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

De Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie bijvoorbeeld vertegenwoordigt circa 500 bedrijven en 20 brancheorganisaties.

Naar boven