Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 augustus 2016
In deze brief ontvangt uw Kamer nadere informatie over de onafhankelijke klachten-
en geschillencommissie binnen het convenant duurzame kleding en textiel, conform de
toezegging hiertoe tijdens het Algemeen Overleg Textiel en Conflictmineralen van 6 juli
2016.
De convenantspartijen1 zijn het onderling eens geworden over de klachten- en geschillenprocedure binnen
het convenant duurzame kleding en textiel. Kern is dat er een onafhankelijke klachten-
en geschillencommissie zal worden benoemd, die zowel klachten van derden als geschillen
tussen de convenantspartijen zal behandelen.2
Klachten- en geschillenprocedure op operationeel niveau
De keuze voor een klachtenmechanisme binnen het convenant sluit goed aan bij de UN
Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s)3. Deze adviseren dat bedrijven op operationeel niveau klachtenmechanismen op moeten
zetten of in zo’n mechanisme moeten participeren. Het mechanisme moet direct toegankelijk
zijn voor individuen en gemeenschappen die negatieve gevolgen kunnen ervaren van bedrijfsactiviteiten.
Een klachtenmechanisme op operationeel niveau vervult twee sleutelfuncties: ten eerste
helpt het bedrijven bij het identificeren van risico’s en misstanden. Omdat bedrijven
via hun klachtenmechanisme signalen krijgen over risico’s die zij in hun inventarisatie
onbedoeld kunnen hebben gemist, is het feitelijk een sluitstuk van hun due diligence. Ten tweede biedt een klachtenmechanisme op operationeel niveau de mogelijkheid om
direct en in een vroeg stadium misstanden recht te zetten en/of compensatie te bieden.
Dit voorkomt dat klachten escaleren en misstanden verergeren. Een extern klachtenmechanisme
kan deze twee functies minder goed vervullen. De UNGP’s adviseren specifiek dat ook
multi-stakeholder initiatieven toegang tot effectieve klachtenmechanismen bieden.
Ten eerste had het dus niet de voorkeur om belanghebbenden met klachten direct naar
het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen te verwijzen. Ten tweede gaat het
NCP alleen over de toepassing van de OESO-richtlijnen. Dit betekent dat geschillen
over de meer specifieke afspraken in het convenant in beginsel niet door het NCP in
behandeling zouden kunnen worden genomen. Ten derde leidt de klachten- en geschillenprocedure
binnen het convenant, anders dan NCP-procedures, tot een voor bedrijven bindende uitspraak.
Het staat belanghebbenden overigens te allen tijde vrij om eventuele klachten aan
het NCP voor te leggen.
Opbouw van de klachten- en geschillenprocedure
De klachten- en geschillencommissie zal bestaan uit drie leden: een onafhankelijke
voorzitter die wordt gekozen door alle convenantspartijen, een lid dat wordt benoemd
door de brancheorganisaties en een lid dat wordt benoemd door de vakbonden en maatschappelijke
organisaties. Bij de benoemingen zal rekening worden gehouden met de benodigde deskundigheid
van de leden, zoals de bekendheid met de kleding- en textielbranche. De klachten-
en geschillencommissie zal zelf haar werkwijze vaststellen. Deze werkwijze zal gebaseerd
zijn op UN Guiding Principle 31, waarin criteria voor effectieve niet-juridische geschillenmechanismen
zijn vastgelegd. De werking van het klachten- en geschillenmechanisme zal twee jaar
na inwerkingtreding door de stuurgroep worden geëvalueerd. In deze stuurgroep zitten
namens iedere groep (brancheorganisaties, aangesloten bedrijven, vakbonden, maatschappelijke
organisaties en de rijksoverheid) twee personen.
De klachten- en geschillencommissie wordt ondergebracht bij de Sociaal Economische
Raad (SER), maar opereert onafhankelijk. De leden van de commissie zijn niet in dienst
van de SER. De SER zal alleen vergaderfaciliteiten ter beschikking stellen. Het kabinet
heeft er dan ook vertrouwen in dat de commissie op deze manier onafhankelijk haar
werk kan doen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen