26 448
Toekomstige structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2000

1. Inleiding

Naar aanleiding van uw brief van 15 februari 2000 kenmerk 200214 wil ik gaarne voldoen aan het verzoek van mevrouw Verburg om voor het SUWI-debat in uw Kamer, een brief te zenden over de stand van zaken bij Arbeidsvoorziening.

Ten aanzien van de ontwikkelingen van Arbeidsvoorziening wordt ingegaan op het (nader) kabinetsstandpunt SUWI, het voornemen van het CBA om de Arbeidsvoorzieningsorganisatie te splitsen in verschillende intern verzelfstandigde bedrijfsonderdelen, de afstemming tussen het Ministerie van SZW en Arbeidsvoorziening, de continuïteit van de huidige dienstverlening en de informatievoorziening aan de Tweede Kamer over de voortgang van het ontvlechtingsproces van Arbeidsvoorziening.

In deze brief wordt ook ingegaan op de ontwikkelingen van het SWI-proces sinds mijn brief van 1 december 1998 (kenmerk SWI/98/0106). Aan de orde komen de Centra voor Werk en Inkomen, het project «bepaling kansen op werk», de samenwerking CWI's met uitzendbureau's en de regionale platforms.

2. Stand van zaken Ontvlechting Arbeidsvoorziening

2.1 Kabinetsstandpunt SUWI inzake Arbeidsvoorziening

In het kabinetsstandpunt inzake de Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI) van maart 1999 is over de Arbeidsvoorzieningsorganisatie opgenomen, dat de gehele basisdienstverlening van Arbeidsvoorziening onderdeel wordt van de CWI en dat de reïntegratietaken in een afzonderlijk reïntegratiebedrijf zullen worden ondergebracht.

Het kabinet is van oordeel dat het deel van Arbeidsvoorziening dat zichbezig gaat houden met de reïntegratie van moeilijk plaatsbaren, op termijn geprivatiseerd kan worden.

Hierbij is door het kabinet aangegeven dat de positionering op de markt van het reïntegratiedeel van Arbeidsvoorziening (Reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening) zorgvuldig moet gebeuren, waarbij evenwicht moet worden gevonden tussen enerzijds de wens om de expertise en de capaciteit van «Arbeidsvoorziening» te behouden en anderzijds de eis van gelijke concurrentieverhoudingen met andere aanbieders op de reïntegratiemarkt. De privatisering van het Reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening zal met de nodige zorgvuldigheid vorm moeten worden gegeven, zonder echter het bovenstaande evenwicht uit het oog te verliezen.

Er kunnen m.b.t. de privatisering van het Reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening drie stappen worden onderscheiden.

De eerste stap betreft de interne ontvlechting waarbij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie wordt opgedeeld in meerdere bedrijfsonderdelen, maar waarbij het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening de eindverantwoordelijkheid blijft dragen voor de resultaten van alle bedrijfsonderdelen, inclusief het Reïntegratiebedrijf.

De tweede stap betreft de externe verzelfstandiging van het Reïntegratiebedrijf. De externe verzelfstandiging van het Reïntegratiebedrijf. Hierbij wordt gedacht aan de oprichting van een Overheids NV, waarin de reïntegratieactiviteiten en de commerciële dienstverlening zullen worden ondergebracht. Het CBA draagt na de externe verzelfstandiging derhalve geen verantwoordelijkheid meer voor het Reïntegratiebedrijf.

Wel kan nog sprake zijn van tijdelijke garanties voor het Reïntegratiebedrijf.

De derde stap betreft de privatisering van het Reïntegratiebedrijf, waarbij de aandelen van het bedrijf door de Staat zullen worden verkocht aan derden. In het Kabinetsstandpunt SUWI van 23 maart 1999 is aangegeven dat aan de hand van evaluatiegegevens bezien kan worden, wanneer het voornemen tot (volledige) privatisering over te gaan moet worden uitgevoerd.

De basisdienstverlening van Arbeidsvoorziening wordt onderdeel van de Centra Werk en Inkomen. Over de wijze waarop en het tempo waarin, vindt momenteel overleg plaats tussen Arbeidsvoorziening, LISV,VNG, kwartiermaker SUWI en Procesmanagement SWI/SZW.

2.2 Activiteiten van Arbeidsvoorziening

2.2.1 Voorstellen van het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening voor de ontvlechting

Naar aanleiding van het Kabinetsstandpunt SUWI en het debat in de Tweede Kamer heeft Arbeidsvoorziening de interne ontvlechting van de organisatie voortvarend ter hand genomen. Het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening heeft, na consultatie van de Regionale Besturen, besloten tot een interne ontvlechting van de organisatie in een zelfstandig bedrijfsonderdeel Basisdiensten en een bedrijfsonderdeel Reïntegratiebedrijf. Dit besluit is in december 1999 voorgelegd aan de Centrale Ondernemingsraad Arbeidsvoorziening. Het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening wil medio 2000 een intern verzelfstandigd Reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening laten starten, zodat dit bedrijfsonderdeel zich kan voorbereiden op een reïntegratiemarkt waar reguliere concurrentieverhoudingen gelden.

Het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening wil bij deze interne opsplitsing naast de twee genoemde bedrijfsonderdelen, nog drie afzonderlijke onderdelen tot stand brengen. Dit betreft het Algemeen Facilitair Bedrijf (AFB), de Centra Vakopleiding (CV) en het bedrijfsonderdeel Europees Sociaal Fonds Nederland (ESF-Nederland).

Het Algemeen Facilitair Bedrijf verleent ondersteunende diensten aan zowel de Basisdiensten als aan het Reïntegratiebedrijf.

De Centra Vakopleiding zullen volgens Arbeidsvoorziening eerst moeten worden gereorganiseerd. In afwachting hiervan worden de Centra Vakopleiding vooralsnog als afzonderlijk bedrijfsonderdeel onderscheiden.

De activiteiten van ESF-Nederland zullen in een afzonderlijk bedrijfsonderdeel gebracht worden, waardoor dit onderdeel in de toekomst eenvoudig in het op te richten LIWI kan worden opgenomen.

De opdeling in bedrijfsonderdelen betreft vooralsnog louter een interne opsplitsing van de Arbeidsvoorzieningorganisatie. Het CBA zal verantwoordelijk blijven voor de gehele organisatie, inclusief het Reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening.

2.2.2. Bijstelling van de plannen door het CBA

Op 14 februari jl. heeft het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening haar plannen en verwachtingen voor de komende jaren in de openbaarheid gebracht. Op grond van nieuwe ramingen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt inzake de aantallen werkzoekenden en van reïntegratietrajecten voor personen met een afstand tot de Arbeidsmarkt, komt het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening tot de conclusie dat in de eerstkomende jaren aanzienlijk minder personeel nodig zal zijn dan oorspronkelijk voorzien. Volgens Arbeidsvoorziening zal in het licht van de huidige economische ontwikkeling, de huidige formatie van vast personeel binnen een tijdvak van enkele jaren met ca 2400 fte. moeten verminderen.

De thans gehanteerde (omzet)cijfers liggen aanzienlijk lager dan aanvankelijk geraamd. De oorzaak hiervan ligt volgens het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening met name in de gewijzigde inzichten in de (effecten van) de gunstige economische ontwikkeling op de werkloosheid.

De door Arbeidsvoorziening verwachte daling van het personeelsbestand is overigens gebaseerd op een behoedzame inschatting van de te realiseren omzet in de komende jaren.

Op dit moment wordt er gewerkt aan een bijgesteld ondernemingsplan Reïntegratiebedrijf en een bijgesteld plan voor de Basisdiensten. De bijgestelde ondernemingsplannen zijn binnenkort gereed.

In het Bestuurlijk overleg van 14 maart jl. heeft het CBA een toelichting gegeven op de ontvlechtingsplannen. Verder heeft het CBA bevestigd dat het ook tijdens de ontvlechtingsoperatie garant staat voor een goede uitvoering van de basisdienstverlening en de reïntegratieactiviteiten. Dit geldt ook nadrukkelijk voor de uitvoering van het sectorbeleid.

Mede op grond van de veranderde marktomstandigheden, maar ook om voldoende tijd voor de cultuuromslag te hebben heeft het CBA aangegeven dat het van oordeel is, dat een externe verzelfstandiging van het Reïntegratiebedrijf per 1 januari 2002 de voorkeur verdient. Het bedrijfsonderdeel Reïntegratiediensten heeft hierdoor voldoende tijd om de noodzakelijke aanpassingen aan marktcondities te implementeren.

Ik heb erop aangedrongen dat het CBA zich nader beraadt op zijn mening over de gewenste datum van de externe verzelfstandiging, aangezien de ontwikkeling van de reïntegratiemarkt juist reden kan zijn om reeds vóór 1 januari 2002 het Reintegratiebedrijf om te vormen tot een Overheids NV. Ook een datum in de loop van 2001 is daarbij denkbaar.

2.2.3. Financiële gevolgen ontvlechting Arbeidsvoorziening

In verband met de (voorbereiding van de) ontvlechting van de organisatie in afzonderlijke bedrijfsonderdelen en de interne verzelfstandiging van het Reïntegratiebedrijf ontstaan er extra kosten voor de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, die niet kunnen worden gedekt uit de reguliere Rijksbijdrage Arbeidsvoorziening. Arbeidsvoorziening raamt de extra kosten in totaal op ca 2,5 mld gulden. Het door Arbeidsvoorziening noodzakelijk geachte eigen vermogen, inclusief het wegwerken van het huidige negatieve vermogen vormt de grootste post van de claims (1 mld.), gevolgd door een personele claim. Ik zal mij in de komende tijd beraden over de samenstelling en omvang van deze omvangrijke claim. Met voorrang zal aandacht worden gegeven aan de claimkosten van het sociale plan en de automatiserings- en communicatiekosten.

2.3 Bestuurlijk overleg Minister van SZW en Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening.

2.3.1 Wijziging verantwoordelijkheid van RBA's voor Reïntegratieactiviteiten

Het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening is voornemens om per 1 juli 2000 de Reïntegratie activiteiten die uit de Rijksbijdrage Arbeidsvoorziening (prestatiebudget) worden bekostigd onder te brengen in het landelijke gepositioneerde Reïntegratiebedrijf. De Regionale Besturen zullen vanaf medio 2000 niet langer verantwoordelijk zijn voor de reïntegratieactiviteiten en de Centra Vakopleiding. Wel zullen de regionale besturen een adviesrol voor de inrichting van de reïntegratiediensten in de regio behouden.

In het bestuurlijk overleg van 14 maart jl. heb ik aangegeven dat ik het voorgenomen besluit van het CBA wenselijk vindt en dat ik hiertegen ook geen formele bezwaren heb. Door de landelijke aansturing van het Reïntegratiebedrijf is het bedrijf beter in staat te concurreren op de reïntegratiemarkt.

De gewijzigde rolverdeling tussen CBA en RBA's zal wel door het CBA worden vastgelegd.

Het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening heeft in het bestuurlijk overleg bevestigd dat zij ook tijdens de ontvlechtingsoperatie garant staat voor een goede uitvoering van de basisdienstverlening en de reïntegratieactiviteiten. Ook het sectorbeleid blijft volledig in werking.

2.3.2 Positie Centra Vakopleiding

Het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening beraadt zich thans over de toekomstige marktpositie van de Centra voor vakopleiding. In het bestuurlijk overleg is afgesproken dat het Centraal Bestuur deze zomer een toekomstplan voor de Centra Vakopleiding gereed zal hebben.

In het Nader kabinetsstandpunt SUWI van januari 2000 is opgenomen dat de Centra voor Vakopleiding in het Reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening zullen worden ondergebracht.

2.4 Afstemming tussen het Ministerie SZW en Arbeidsvoorziening inzake de ontvlechting

Arbeidsvoorziening is primair verantwoordelijk voor de interne ontvlechting van de eigen organisatie. Dat neemt niet weg dat ik de ontwikkelingen nauwgezet volg. In de komende tijd zal ik regelmatig overleg met het CBA voeren over de noodzakelijke financiële bijdrage en over de positionering van de verschillende bedrijfsonderdelen.

De kwartiermakers voor het veranderingsproces SUWI zijn ook betrokken bij de afstemming tussen Arbeidsvoorziening en SZW inzake onder meer het ontvlechtingsproces de ICT en de CWI-vorming in relatie tot de oprichting van het Arbvo-bedrijfsonderdeel Basisdiensten.

Op basis van het (nadere) kabinetsstandpunt SUWI zal in overleg met Arbeidsvoorziening worden bezien of de ontvlechting van Arbeidsvoorziening aan de gestelde eisen voldoet. Voorlopig is een ambtelijke stuurgroep in het leven geroepen, waarin SZW, Financiën en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zijn vertegenwoordigd. Het ligt in mijn voornemen om in het kader van de in te richten veranderorganisatie SUWI een verandermanager aan te stellen, die primair verantwoordelijk is voor de LIWI/CWI vorming en in dat kader ook de voortgang van het ontvlechtingsproces Arbeidsvoorziening zal bewaken.

Aan de hand van de (bijgestelde) ondernemingsplannen Basisdiensten en Reïntegratiebedrijf zullen de voorstellen en plannen van Arbeidsvoorziening in de komende maanden met inschakeling van externe financiële deskundigen door SZW nader worden getoetst. Daarbij zal worden gekeken naar onder andere de opzet van de organisatie, omvang van het personeel en de omzetverwachtingen en marktanalyse, de hoogte van de claims en de vermogenspositie.

Ik acht het van groot belang dat gedurende het ontvlechtingsproces de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers in stand blijft, terwijl de positie van het personeel van Arbeidsvoorziening eveneens een belangrijk aandachtspunt vormt. Beide elementen zullen belangrijke randvoorwaarden vormen bij de beoordeling van het ontvlechtingsproces.

2.5 Informatievoorziening aan de Tweede Kamer

In het nadere kabinetsstandpunt is aangegeven dat het gewenst is dat er heldere afspraken tussen de bewindspersonen en de Kamer worden gemaakt over de wijze waarop de Tweede Kamer over de voortgang van SUWI wordt geïnformeerd. Het streven is daarbij om een periodieke rapportage op hoofdpunten over de implementatie van de SUWI voorstellen aan de Tweede Kamer toe te zenden. In deze rapportage zal ook de stand van zaken rond de ontvlechting van Arbeidsvoorziening en de externe verzelfstandiging van het Reïntegratiebedrijf worden meegenomen. Voorzover nodig zal ik de Tweede Kamer ook tussentijds nader informeren.

3. Stand van Zaken SWI-proces

Op 1 december 1998 heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken van het SWI-proces (kenmerk SWI/98/0106). In deze brief informeer ik u over de ontwikkelingen sindsdien.

3.1 Centra voor Werk en Inkomen

Op 1 januari 2000 waren er 72 Centra voor Werk en Inkomen operationeel. Dat is een toename met 19 CWI's ten opzichte van het aantal operationele CWI's waarover op 1 december 1998 werd gerapporteerd.

Eind 1998 is er een landelijk dekkend net van samenwerkingsovereenkomsten tussen gemeenten, arbeidsbureaus en uvi's gevormd. Hierin zijn afspraken gemaakt over de vorming van 204 CWI's.

Inmiddels is de verwachting dat het totale aantal CWI's lager zal uitvallen. In verschillende regio's vinden momenteel hernieuwde discussies plaats over de schaalgrootte van de CWI's. De aanleiding wordt gevormd door het dalende cliëntenaanbod ten gevolge van de gunstige arbeidsmarktontwikkelingen.

Alle SWI-samenwerkingsverbanden hebben een aanvraag voor subsidie ingediend als tegemoetkoming in de voorbereidingskosten van de totstandkoming van de CWI's. Hiervoor was landelijk 70 miljoen gulden beschikbaar. De verwachting is dat alle aanvragen kunnen worden toegekend.

Sinds enkele maanden voeren Lisv, Arbeidsvoorziening, VNG, Procesmanagement SWI en kwartiermakers SUWI overleg om (in afwachting van de totstandkoming van de Veranderorganisatie SUWI) gezamenlijk een nieuwe impuls te geven aan de CWI-vorming. Inzet is dat deze partijen komen tot een gemeenschappelijk referentiekader door de ontwikkeling van een standaard-organisatiemodel CWI. Uitgangspunt hiervoor vormt het takenpakket CWI conform het Nadere Kabinetsstandpunt SUWI. Zodra overeenstemming is bereikt over het standaard-organisatiemodel CWI en behandeling van het Nader Kabinetsstandpunt door de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden, is de verwachting dat er een versnelling in de CWI-vorming zal optreden.

3.2 Stand van zaken project bepaling kansen op de arbeidsmarkt

Op 1 december 1998 bent u geïnformeerd over de kaders die zijn gesteld via de Samenwerkingsregeling SWI voor de fase-indeling die wordt gehanteerd bij de bepaling van de kans op werk van werkzoekenden.

Voor de globale fase-indeling is het instrument de Kansmeter inmiddels ingevoerd. Recent is een evaluatie uitgevoerd over de eerste ervaringen met dit uniforme meetinstrument. Op basis hiervan zal een aantal verbeteringen in de Kansmeter worden aangebracht.

Momenteel wordt het uniforme instrument voor de kwalificerende intake (een nadere bepaling van de kans op werk) voor fase 2 en 3 werkzoekenden in de CWI's en de arbeidsbureaus geïmplementeerd (Kwint). Eerder had ik u geïnformeerd dat invoering naar verwachting per 1 september 1999 zou plaatsvinden. Doordat eerst een zorgvuldige proefneming heeft plaatsgevonden en de landelijke invoering (waaronder de scholing van de medewerkers) bij de CWI's en de Arbeidsbureaus enige tijd vergt zal naar verwachting vanaf 1 juli 2000 op alle locaties met de nieuwe methodiek worden gewerkt.

Een instrument dat in ontwikkeling is ten behoeve van de kwalificerende intake voor fase 4 werkzoekenden (vervolggesprek) is in de afgelopen periode uitgetest op een aantal locaties. Op basis van de ervaringen op deze locaties zal het instrument worden bijgesteld en kan vervolgens een plan voor landelijke invoering worden opgesteld.

3.3 Samenwerking CWI's met uitzendbureaus

In 46 van de 72 operationele CWI's zijn reeds fysiek uitzendbureaus aanwezig of presenteren uitzendbureaus hun vacatures aan de werkzoekenden. In de overige CWI's bestaat eveneens het voornemen om uitzendbureaus te betrekken bij het CWI. Om deze samenwerking te faciliteren heeft het Procesmanagement SWI in nauwe samenwerking met de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) een brochure opgesteld.

De brochure gaat in op een aantal aspecten die bij het opzetten van samenwerking voor beide organisaties een rol spelen, zoals de keuze van de vorm van samenwerking, het opstellen van een overeenkomst en het belang van goede financiële en inhoudelijke afspraken. Tevens wordt aandacht geschonken aan de wet- en regelgeving omtrent privacy bij de uitwisseling van gegevens.

De samenwerking tussen CWI's en uitzendbureaus geeft meer inzicht in de beschikbare vacatures. De volgende stap om de transparantie op de arbeidsmarkt te bevorderen is de ontwikkeling van de nationale vacature- en sollicitantenbank.

3.4 Regionale platforms

In het Nader Kabinetsstandpunt SUWI geeft het kabinet aan dat het op regionaal niveau wenselijk is om te komen tot een overlegstructuur voor afstemming tussen partijen, waarin – naast een of meerdere CWI's – gemeenten, UWV, werkgevers en werknemers participeren. Ook andere partijen kunnen structureel of ad hoc participeren. In de regionale platforms wordt overleg gevoerd over de afstemming, consultatie en advisering over regiospecifieke (arbeidsmarkt)vraagstukken, afstemming van de regionale beleids- en middelencoördinatie en het bevorderen van een sluitende dienstverlening aan werkzoekenden. Het platform is een overlegorgaan en heeft geen bestuurlijke taken en verantwoordelijkheden.

Het Procesmanagement SWI heeft geconstateerd dat al in een aantal regio's initiatieven worden ontplooid om te komen tot een regionaal platform. Het initiatief ligt meestal bij de gemeente of de SWI-stuurgroep. Het Procesmanagement zal in vijf regio's (Rijnmond, Limburg, Noord-Holland Noord, Deventer en Groningen Centraal) monitoren hoe de regionale platforms m.b.t. functie, schaal en deelnemende partijen functioneren. De monitoring wordt gevolgd door een Begeleidingscommissie waarin naast SZW Lisv, VNG en Arbeidsvoorziening participeren.

De resultaten van de monitoring zullen als best practises aan de samenwerkingsverbanden worden verspreid. Daarnaast kunnen de ervaringen uit de pilots mogelijk als input dienen voor het implementatietraject m.b.t. de regionale platforms.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Naar boven