nr. 78
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 23 juni 2003
Naar aanleiding van de brief van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken
en Werkgelegenheid van 12 juni jongstleden (zie bijlage) deel ik u het volgende
mede.
Zoals ik ook al in mijn brief van 6 juni jongstleden (kamerstuk 26 448,
nr. 72) aan u berichtte, gaat het in de tweede aanbestedingsronde om een groep
waarvoor het goed mogelijk is om op «no cure no pay»-basis contracten
af te sluiten. Bovendien laten de resultaten van de eerste aanbestedingsronde
zien dat het aanbesteden op basis van resultaatfinanciering niet leidt tot
een verschraling van het aanbod en/of een onacceptabele risico-opslag in de
prijs. De vraag of reïntegratiebedrijven aan de gestelde kwaliteitscriteria
voldoen is ingebed in het aanbestedingsregiem zoals het UWV dat heeft vastgelegd
in het «Programma van eisen voor de aanbesteding». In dit verband
vermeld ik dat:
• UWV de kwaliteit bevordert door aan de kwaliteit van de diensten
van het reïntegratiebedrijf expliciete eisen te stellen, waarbij het
reïntegratiebedrijf hetzij bij de offerte, hetzij bij de verantwoording,
expliciet en transparant moet aantonen daaraan te voldoen;
• UWV monitort op individueel niveau of de afgesproken diensten met
de afgesproken kwaliteit worden geleverd ten behoeve van de klant;
• UWV de ontwikkeling van een keurmerk binnen Borea stimuleert en
daar in de toekomstige aanbestedingen steeds meer waarde aan zal toekennen;
• UWV via het project «tweede kans» ook een instrument
heeft om de reïntegratiebedrijven op de feitelijk geleverde diensten
te beoordelen;
• UWV de ervaring uit het monitoren en het project «tweede
kans» voortdurend gebruikt om de specificaties van de gevraagde diensten
aan te passen en om de individuele reïntegratiebedrijven aan te spreken.
Bovendien realiseren de reïntegratiebedrijven zich dat eventuele
verschraling van de dienstverlening kan leiden tot uitsluiting van gunning
voor een volgende aanbesteding. Reïntegratiebedrijven dienen zich dus
steeds te bewijzen in termen van kwalitatief goede dienstverlening, plaatsingsresultaten,
uitvalpercentages en klachtenregelingen.
Met het voorgaande meen ik dat er in voldoende mate waarborgen zijn gesteld
met betrekking tot de kwaliteitscriteria waaraan de reïntegratiebedrijven
moeten voldoen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
BIJLAGE
Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Den Haag, 12 juni 2003
Naar aanleiding van uw brief d.d. 6 juni jl. (kamerstuk 26 448, nr.
78) over de tweede ronde van aanbesteding van reïntegratietrajecten door
het UWV kan ik u mededelen dat de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
geen bezwaren heeft tegen deze tweede ronde van aanbestedingen. Wel wenst
zij dat u nog voor het algemeen overleg over de vijfde voortgangsrapportage
SUWI op 25 juni a.s. bevestigt dat de reïntegratiebedrijven aan de afgesproken
kwaliteitscriteria zullen (moeten) voldoen.
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Nava