26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 681 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2022

Wij vinden het van groot belang dat iedereen die kan en wil werken, ook echt aan de slag gaat. Maar we vinden het óók belangrijk dat mensen inkomensondersteuning krijgen als dit (tijdelijk) niet lukt. Bijvoorbeeld door ziekte of werkloosheid. Die inkomensondersteuning is er ook voor ouders en voor mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Daar is ons sociale zekerheidsstelsel voor ingericht en dat is een groot goed. Het is noodzakelijk dat onze regelingen begrijpelijk zijn. Anders bereiken ze de mensen voor wie ze bedoeld zijn niet of onvoldoende. Onze ambitie is om het komende decennium, te beginnen met deze kabinetsperiode, door vereenvoudiging te zorgen dat we burgers beter ondersteunen wanneer dat nodig is en dat we werkgevers ontlasten.

De wet- en regelgeving die inkomensondersteuning regelt is in de loop der jaren behoorlijk ingewikkeld geworden. Mensen weten soms niet waar ze recht op hebben. Of wat ze moeten doen om ergens aanspraak op te maken. Ook weten ze lang niet altijd waar ze moeten aankloppen.

Het is soms lastig voor mensen dat het recht op inkomensondersteuning wijzigt zodra de eigen omstandigheden veranderen. Bijvoorbeeld als iemand een baan krijgt, of meer uren gaat werken, of als de gezinssituatie verandert. Voor veel mensen is het moeilijk om de eigen (financiële) situatie helemaal goed te overzien. Vaak zorgt dat voor onzekerheid. Ook kan een aanvraagprocedure voor een uitkering in bepaalde gevallen zo veel van mensen vragen dat ze toch maar afzien van het indienen van een aanvraag. Daardoor kunnen ze inkomen of dienstverlening mislopen. Dat soort situaties tonen mede aan dat het socialezekerheidsstelsel onder druk staat. De kern van dit stelsel is nu juist het bieden van bestaanszekerheid.

Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om wet- en regelgeving te maken die begrijpelijk, werkbaar en uitvoerbaar is. En om hier goed over te communiceren. Met de vereenvoudiging van het socialezekerheidsstelsel willen we zorgen dat het voldoet aan de volgende uitgangspunten:

  • Mensen weten waar ze recht op hebben en wat hun verplichtingen zijn;

  • Mensen zijn in staat om van dit recht gebruik te maken en aan de plichten te voldoen;

  • Mensen worden hierbij ondersteund;

  • Mensen hebben voldoende zekerheid over wat de gevolgen zijn (onder andere voor hun inkomen) als zij gebruikmaken van dit recht;

  • De dienstverlening van de overheid is toegankelijk. Het is voor mensen duidelijk bij wie zij terecht kunnen om van hun recht gebruik te kunnen maken.

  • Wet- en regelgeving moet uitvoerbaar en uitlegbaar zijn voor uitvoeringsorganisaties.

Deze zeven punten doelen op mensen die aanspraak maken op een regeling, maar ook op werkgevers die daarmee te maken krijgen.

Parallel aan onze vereenvoudigingsagenda heeft het kabinet opdracht gegeven tot het uitvoeren van een Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) vereenvoudiging sociale zekerheid. De centrale vraag in het IBO is: of, en zo ja, hoe, vereenvoudiging vanuit het perspectief van de burger, waarbij wordt uitgegaan van een realistisch mensbeeld, de werking en doelmatigheid van het stelsel kan verbeteren. Over de taakopdracht van het IBO is uw Kamer in de Najaarsnota geïnformeerd1. Het IBO kijkt naar beleidsopties die op kortere termijn voor vereenvoudiging kunnen zorgen, maar ook naar meer fundamentele oplossingen die op de langere termijn tot een eenvoudiger stelsel kunnen leiden. De verwachting is dat het IBO eind dit jaar wordt afgerond.

De vereenvoudigingsagenda geeft een overzicht van de onderwerpen waar we al actief mee aan de slag zijn gegaan vanuit het oogpunt van vereenvoudiging. We werken aan het oplossen van concrete knelpunten die burgers, werkgevers en uitvoering ervaren. Het IBO neemt deze knelpunten ook mee. Daarin zijn ze onderdeel van de analyse en beleidsopties met betrekking tot het stelsel als geheel.

In deze brief geven we een toelichting op de vereenvoudigingsagenda van SZW. Hierbij zullen we eerst ingaan op het doel en de opzet van de vereenvoudigingsagenda. Vervolgens beschrijven we aan de hand van een aantal voorbeelden hoe het proces verloopt vanaf signalering van een knelpunt. Daarna bespreken we een aantal dilemma’s die met vereenvoudiging gepaard kunnen gaan. Tenslotte zullen we ingaan op het vervolg van de vereenvoudigingsagenda.

Vereenvoudigingsagenda: doel en opzet

Het doel van de vereenvoudigingsagenda is het verzamelen van knelpunten, die burgers, werkgevers, uitvoeringsorganisaties en gemeenten ervaren als gevolg van complexe wet- en regelgeving. We pakken die knelpunten op en monitoren de voortgang.

Het vertrekpunt voor de agenda zijn de signalen die we over ervaren knelpunten ontvangen. Het ophalen van signalen is een doorlopend proces. Daarbij gebruiken we verschillende bronnen. Zo kunnen onderzoeken inzicht bieden in knelpunten, die worden ervaren en kan casuïstiek uit burgerbrieven en maatwerkplaatsen aanknopingspunten bieden voor mogelijke verbeteringen. Een belangrijke bron van signalen van burgers zijn de uitvoeringsorganisaties en gemeenten. Mensen staan via deze organisaties in direct contact met de overheid. Daar wordt zichtbaar waar de regelgeving anders uitwerkt dan beoogd. Onder andere via de knelpuntenbrieven laten SVB en UWV praktijksituaties zien waar burgers in de knel komen en waar het niet lukt een passende oplossing te bieden. Daarnaast zijn we doorlopend in gesprek met uitvoerders over waar burgers en de uitvoeringsorganisaties zelf, in de praktijk tegenaan lopen.

Onze aanpak van vereenvoudiging richt zich primair op het belang van de burger. Daarnaast kijken we naar signalen over complexiteit vanuit het perspectief van werkgevers en uitvoering. We willen actief leren van de ervaringen die mensen hebben met de sociale zekerheid. Momenteel lopen er twee onderzoeken in de vorm van «burgerreizen» waarin de ervaring van burgers met een onderdeel van de sociale zekerheid centraal staat. In de eerste burgerreis wordt onderzocht hoe mensen de overgang van de Werkloosheidswet (WW) naar de bijstand ervaren en hoe deze overgang eenvoudiger gemaakt zou kunnen worden. De tweede burgerreis heeft tot doel om inzicht te krijgen in ervaringen van mensen die te maken hebben met de Algemene nabestaandenwet (Anw). De kern van beide onderzoeken wordt gevormd door het ophalen van ervaringen uit de betreffende doelgroep.

Met de vereenvoudigingsagenda bieden we vanuit verschillende situaties (bijvoorbeeld werkloos zijn, of het hebben van een kind) inzicht in de geconstateerde knelpunten en welke acties we hierop ondernemen. Over deze onderwerpen informeren we u ook via aparte kamerbrieven of de Stand van de uitvoering. De links naar relevante stukken zijn daarom per knelpunt opgenomen.

Proces (fasen) vereenvoudigingsvraagstukken

Genoemde signalen zijn steeds het startpunt. Vanuit dat startpunt kunnen we beoordelen of we de knelpunten kunnen identificeren en of ze opgelost kunnen/moeten worden. Als dat het geval is, bekijken we of en hoe dat kan. Een oplossing kan zijn om wet- en regelgeving aan te passen. Maar het kan ook zijn dat de oplossing ligt in verbetering van de communicatie. Of in een aanpassing van werkprocessen en dienstverlening.

Met signalen die erop wijzen dat vereenvoudiging nodig is gaan we aan de slag. Hierbij doorlopen we een proces waarin verschillende fasen te onderscheiden zijn.

Nadere analyse van het knelpunt

Het kan nodig zijn om een signaal/knelpunt nader te onderzoeken om scherp te krijgen waar het probleem precies zit. De vereenvoudiging van de Werkloosheidswet (WW) is hier een goed voorbeeld van. Sinds de inwerkingtreding van de WW in 1987 zijn meerdere grote wijzigingen in het WW-stelsel doorgevoerd. Deze wijzigingen hebben ervoor gezorgd dat de WW en de onderliggende regelgeving complex is geworden. Niet alleen de werkloze werknemer die een uitkering aanvraagt heeft te maken met deze complexiteit. Dit geldt ook voor werkgevers en het UWV als uitvoeringsorgaan. Om een volledig beeld te krijgen van waar de complexiteit tot problemen leidt, wordt vanuit het perspectief van burgers, werkgevers en uitvoerders een onderzoek gedaan naar knelpunten. Op dit moment hebben we hier nog geen compleet overzicht van.

Verkenning oplossingsrichtingen

Zodra het probleem helder is worden mogelijke oplossingsrichtingen in kaart gebracht. Zo heeft het rapport «Als verrekenen een beperking is»2 in beeld gebracht hoe ingewikkeld het kan zijn voor burgers als hun inkomsten uit werk worden verrekend met hun uitkering. We werken nu samen met gemeenten, UWV en andere partners uit welke oplossingen er mogelijk zijn. Hierbij kijken we zowel naar opties op het gebied van dienstverlening en werkprocessen binnen de huidige wet- en regelgeving, als naar eventuele wijzigingen in wet- en regelgeving zelf.

Uitwerking en politieke besluitvorming

Als mogelijke oplossingen (met de voor- en nadelen, inclusief de budgettaire consequenties) in kaart zijn gebracht, wordt besloten met welke oplossing we aan de slag willen en kunnen gaan. Deze oplossing werken we dan verder uit. Een voorbeeld hiervan is schuldige nalatigheid in de Algemene Ouderdomswet (AOW). Burgers kunnen gekort worden op de hoogte van hun AOW-uitkering als zij niet (volledig) voldoen aan de premieplicht voor de AOW. Naar aanleiding van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep is een verkenning verricht naar mogelijkheden om het proces van schuldig nalatig verklaren te vereenvoudigen. We hebben ook de uitgangspunten van het beleid tegen het licht gehouden. De verkenning heeft geresulteerd in een conceptwetsvoorstel om de korting op de AOW-uitkering vanwege het niet (volledig) voldoen aan de premieplicht voor de AOW, af te schaffen. Dit wetsvoorstel zullen we aan uw Kamer voorleggen.

Implementatie

Uiteindelijk moeten we de oplossingen, die zijn gevonden en waarover politieke en budgettaire overeenstemming bestaat, implementeren. Zo gaan burgers daadwerkelijk ervaren dat het socialezekerheidsstelsel makkelijker wordt. Het project «Simpel Switchen in de Participatieketen» is een voorbeeld waar we op basis van signalen uit de praktijk werken aan praktische oplossingen. In dit project wordt gewerkt aan manieren om mensen makkelijker de stap van uitkering naar werk te laten zetten en de overgangen tussen dagbesteding, beschut werk, een banenafspraak en een reguliere baan te versoepelen. Ook in de weg terug als het even tegenzit. Zo zijn er allerlei praktische tools ontwikkeld voor gemeenten, waaronder een rekentool. De rekentool geeft gemeenten en mensen met een uitkering inzicht in wat de financiële gevolgen voor hun inkomen zijn als zij vanuit een uitkering (meer) gaan werken. Daarnaast kijken we hoe wettelijke kaders aangepast moeten worden.

Dilemma’s

De wet- en regelgeving is door de wetgever zorgvuldig tot stand gebracht en vormgegeven om bepaalde beleidsmatige doelen te bereiken. Om aan de vele beleidsmatige doelen (en politieke wensen) te voldoen zijn in de loop der tijd complexe regelingen ontstaan. Vereenvoudiging is noodzakelijk en draagt bij aan een begrijpelijker stelsel van sociale zekerheid dat betere bestaanszekerheid biedt en mensen stimuleert te werken. Wij zetten ons daar vol overtuiging voor in. Daarbij zijn we ons er van bewust dat vereenvoudiging in de praktijk zelden eenvoudig te realiseren is. We schetsen een aantal dilemma’s die zich kunnen voordoen als wij concrete knelpunten willen oplossen.

Gerichtheid versus eenvoud

Inkomensondersteunende regelingen en bijbehorende participatie- of re-integratie-instrumenten hebben vaak een veelvoud aan voorwaarden, rechten en plichten. Dat zorgt er voor dat de beoogde doelgroep zo nauwkeurig mogelijk wordt bereikt, maar heeft meer complexiteit als gevolg. Vereenvoudiging kan bereikt worden door minder of andere voorwaarden te stellen, maar daarmee komen er meer of minder mensen voor een regeling in aanmerking. Dit heeft mogelijk inkomenseffecten voor betrokken rechthebbenden en budgettaire effecten voor de rijksbegroting.

Vereenvoudiging voor de burger versus uitvoerbaarheid

Vereenvoudigingen in wet- en regelgeving leiden idealiter tot minder belasting voor zowel burger als uitvoering, maar dit lukt niet altijd. Vereenvoudiging voor de burger kunnen we bijvoorbeeld bereiken door intensievere dienstverlening. Dit zal vaak leiden tot een grotere druk op de uitvoering en mogelijk ook tot hogere uitvoeringskosten. Andersom geldt ook dat een vereenvoudiging aan de kant van de uitvoering kan betekenen dat er meer van een burger wordt verwacht.

Gegevensuitwisseling (tussen instanties) versus privacy

Gegevensuitwisseling tussen overheidsorganen kan bijdragen aan vereenvoudiging voor de burger. Wanneer instanties meer gebruik maken van gegevens die al bij de overheid bekend zijn, hoeven burgers minder gegevens aan te leveren. Deze gegevens mogen echter alleen gebruikt worden voor het doel en de taak van de uitvoeringsorganisatie die in de wet is neergelegd.

De mogelijkheden voor gegevensuitwisseling worden heel vaak begrensd door privacywetgeving, die juist tot doel heeft burgers te beschermen.

Budgettaire consequenties

Zoals in bovengenoemde dilemma’s al naar voren is gekomen heeft vereenvoudiging ook budgettaire consequenties. Hoe groot die zijn hangt af van de gekozen oplossingsrichting per knelpunt. Van elk vereenvoudigingvoorstel brengen we daarom in beeld wat de budgettaire consequenties zijn voor de uitkeringslasten en de uitvoeringskosten. Dit moet ook onderdeel uitmaken van de besluitvorming.

Vervolg

Wij gaan graag voortvarend aan de slag om de complexiteit van onze wet- en regelgeving en dienstverlening waar mogelijk te verminderen. Met de vereenvoudigingsagenda willen we laten zien hoe we dit aanpakken. De afzonderlijke trajecten bevinden zich in verschillende fasen en hebben ook verschillende doorlooptijden. Op sommige onderdelen werken we al concreet aan oplossingen, op andere zijn we net begonnen met een analyse van het probleem. Vereenvoudiging heeft een aanpak op de lange termijn nodig en is niet binnen één kabinetsperiode te realiseren.

We vinden het van belang om het gesprek met uw Kamer te voeren. Vereenvoudiging kent namelijk ook een politieke kant. De nu als complex ervaren (combinatie van) wet- en regelgeving is in het verleden altijd met een reden tot stand gekomen en het uitvloeisel van politieke overwegingen. Vereenvoudiging vergt daarom ook op onderdelen heroverweging van die eerdere politieke keuzes. Wij gaan graag met uw Kamer in gesprek over de brede ambitie, maar ook de afzonderlijke onderwerpen. Dan worden de geschetste dilemma’s immers concreet en moeten de afwegingen en keuzes gemaakt worden. We informeren u over de voortgang van de afzonderlijke onderwerpen via aparte brieven wanneer daar aanleiding voor is.

Met de vereenvoudigingsagenda bieden we jaarlijks inzicht in de stand van zaken op de verschillende onderdelen. Dit doen we bij de Stand van de uitvoering die in de zomer aan u wordt aangeboden. Eind van dit jaar zullen de resultaten van het IBO-vereenvoudiging beschikbaar komen. Dit zal ons naar verwachting ook weer extra aanknopingspunten bieden die onze aanpak kan versterken. Opvolging van beleidsopties uit het IBO zullen landen in de vereenvoudigingsagenda.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 35 975, nr.1

X Noot
2

Kamerstuk 34 352, nr. 208

Naar boven