26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 624 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal«

Den Haag, 12 juni 2019

Vooruitlopend op de stand van de uitvoering die uw Kamer eind juni zal ontvangen (en waarin ik uw Kamer actief openheid geef over de voortgang op kernprestatie indicatoren, voortgang en problemen dienstverlening, datalekken en over de dilemma's in de uitvoering), wil ik u informeren over het nader onderzoek dat het UWV heeft verricht naar de herbeoordeling van een specifieke groep WGA-gerechtigden door het zogenaamde ondersteuningsteam van kantoor Groningen.

Zoals ik u schreef in mijn brief van 29 maart jl. (Kamerstuk 26 448, nr. 618) heeft UWV de afgelopen periode nader onderzoek gedaan naar de herbeoordelingen van een specifieke groep WGA-gerechtigden door het zogenaamde ondersteuningsteam van kantoor Groningen. De toegepaste wijze van taakdelegatie bij dit project bleek in operationele en juridische zin niet juist. UWV heeft nu nader onderzocht of er bij deze herbeoordelingen – ondanks de gehanteerde werkwijze – toch juiste beslissingen over het toekennen van een IVA-uitkering zijn genomen. Een statistisch representatieve groep van 300 dossiers is hiervoor nader bekeken. In tegenstelling tot de eerdere, niet-representatieve steekproef van 100 dossiers waar ik u over informeerde op 29 maart (Kamerstuk 26 448, nr. 618), is dit onderzoek uitgevoerd zonder de mondelinge toelichting van de artsen die verantwoordelijk waren voor de eerder afgegeven IVA-beoordelingen.

UWV heeft mij geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek: voor 220 van de 300 onderzochte dossiers kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat UWV de juiste beslissing heeft genomen. Dit betekent dus niet per se dat de IVA-toekenningen voor deze uitkeringsgerechtigden onterecht zijn geweest, maar de onderbouwing in de dossiers blijkt onvoldoende om definitieve conclusies te kunnen trekken. UWV heeft daarom besloten om opnieuw inhoudelijk te kijken naar de beslissingen voor deze 220 mensen én voor de 1.771 andere uitkeringsgerechtigden die binnen dit project een IVA-toekenning hebben gekregen. Indien nodig worden mensen opgeroepen voor een herbeoordeling. Ik kan mij vinden in dit besluit, want net als UWV vind ik het cruciaal dat het toekennen van uitkeringen op een zorgvuldige en rechtmatige manier gebeurt.

Alle 1.991 mensen waar het om gaat ontvangen vandaag een persoonlijke brief van UWV over de hierboven beschreven werkwijze. Ik realiseer me dat dat voor velen van hen vervelend is en tot onzekerheid leidt. UWV streeft er dan ook naar om al deze mensen zo snel mogelijk en in ieder geval vóór 15 september van dit jaar duidelijkheid te geven over de nieuwe beslissing over hun IVA-uitkering. Mocht de uitkeringssituatie voor mensen veranderen, dan geldt de wijziging vanaf het moment van de nieuwe beslissing van UWV. Mensen hoeven niet bang te zijn dat ze uitkeringen die ze hebben ontvangen moeten terugbetalen, ook niet als er door de nieuwe beoordeling iets verandert in hun situatie.

Naar aanleiding van deze resultaten wil ik tenslotte nogmaals onderstrepen dat het cruciaal is dat taakdelegatie binnen de geldende professionele en juridische kaders wordt uitgevoerd. Niet alleen omdat taakdelegatie essentieel is voor de balans tussen de benodigde en beschikbare capaciteit van verzekeringsartsen, maar zeker ook vanwege het grote belang van de zorgvuldige en tijdige uitvoering van sociaal-medische beoordelingen voor uitkeringsgerechtigden. In de brief over de stand van uitvoering, eind deze maand, informeer ik u over de manier waarop ik hier samen met UWV verder invulling aan wil geven.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven