Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26448 nr. 48 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26448 nr. 48 |
Vastgesteld 1 juli 2002
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft over de brief van de minister van Sociale zaken en werkgelegenheid d.d. 22 mei 2002 over de strategische samenwerking tussen NV KLIQ en Solvus NV (26 448, nr. 46) de navolgende vragen aan de regering ter beantwoording voorgelegd. De vragen, alsmede de daarop op 1 juli 2002 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
Welke vorm heeft de optie van Solvus inzake deelneming in NV KLIQ exact en hoe «hard» is deze?
Onder welke voorwaarden wordt de optie uitgeoefend in elk van de drie fases?
Bij het tekenen van de definitieve overeenkomsten neemt Solvus een belang van 30% in de dochters Kliq Reïntegratie BV en Kliq Employability BV van Kliq. Solvus heeft een optie op de resterende 70% van de aandelen. Dit gaat als volgt in zijn werk. Uiterlijk in september 2003 koopt Solvus een volgende 21% van de aandelen in genoemde dochter-ondernemingen, op voorwaarde dat geen van de partijen de samenwerking zou willen beëindigen op grond van majeure afwijkingen van de resultaten van de samenwerking zoals die thans worden verwacht, en zijn beschreven in de business-case. Solvus heeft alsdan 51% van de aandelen van de genoemde dochterondernemingen in handen. Na afname van deze tweede tranche heeft Solvus vervolgens de plicht om uiterlijk in 2006 de resterende 49% van de aandelen over te nemen.
Over de hardheid van de optie van Solvus het volgende. Nadat de transactie gesloten is en de eerste 30% van de aandelen van de Kliq Reïntegratie en Kliq Employability zijn overgedragen aan Solvus kan afzien van de afname van de tweede tranche alleen op grond van majeure afwijkingen van de resultaten van de samenwerking zoals die thans worden verwacht, en zijn beschreven in de business-case. Overigens heeft ook Kliq het recht om op grond hiervan de samenwerking te verbreken, en Kliq krijgt dan ook de aandelen van Solvus terug. Als de andere dan de inroepende partij het niet eens is met de analyse van de inroepende partij en de daaropvolgende intentie om de samenwerking te verbreken, wordt door een onafhankelijke derde bindend vastgesteld of sprake is van majeure afwijkingen van de resultaten van de samenwerking, zoals die hadden mogen worden verwacht.
Als de tweede tranche door Solvus is overgenomen, is er de plicht voor Solvus om de resterende aandelen te kopen.
Wat zijn de converteringsvoorwaarden?
Juridisch gezien is er geen sprake van conversie door Solvus of Kliq. Wel is sprake van een verkoop van aandelen van Kliq-dochters aan Solvus, verdeeld over drie tranches. De prijzen die voor de verschillende tranches betaald worden zijn verschillend opgebouwd. De filosofie achter de te betalen prijzen per tranche is dat verwacht mag worden dat de vruchten van de samenwerking niet per direct in het resultaat van beide partijen zichtbaar zal zijn. De aandelen van de genoemde dochterondernemingen van Kliq worden daarom in drie over de tijd verspreide tranches verkocht, waarbij de laatste tranche op basis van de marktwaarde wordt verkocht.
Aldus worden de risico's voor de koper beperkt en de kans op een betere, de marktwaarde weerspiegelende, prijs voor de Staat vergroot.
Dit gaat als volgt in zijn werk. De verkoopprijs voor de eerste tranche zal gelijk zijn aan de intrinsieke waarde van de aandelen van Kliq Reïntegratie en Kliq Employability per 30 juni 2002. De intrinsieke waarde is het eigen vermogen op de balansen van deze dochters van Kliq per 30 juni 2002. Aldus wordt voor de eerste tranche de boekwaarde van het eigen vermogen betaald.
De verkoopprijs voor de tweede tranche zal gelijk zijn aan de intrinsieke waarde van tranche 2 plus een premie van 30% over de intrinsieke waarde van het alsdan door Solvus gehouden aandelenbelang van 51% in de beide genoemde dochters van Kliq. Bovenop de boekwaarde van het eigen vermogen voor de in die tranche door Solvus gekochte 21% wordt dus een strategische premie betaald over alle aandelen in de eerste en de tweede tranche. De prijs voor de resterende 49% van de aandelen, die uiterlijk in 2006 aan Solvus worden verkocht, zal worden bepaald aan de hand van de marktwaarde van het eigen vermogen van Kliq Reïntegratie en Kliq Employability. Hierin speelt het gemiddelde bedrijfsresultaat over de jaren voorafgaande aan de verkoop van tranche 3 (2004 en 2005) een rol.
Kliq -en in het verlengde daarvan de Staat als aandeelhouder in Kliq- bewerkstelligen door deze prijsopbouw van de tranches dat voor de vruchten van de samenwerking door Solvus wordt betaald.
Er is daarbij met Solvus een minimumprijs afgesproken voor de totale opbrengst van de drie tranches. Deze minimumprijs bedraagt EUR 50 mln en ligt hoger dan de huidige boekwaarde van het totale eigen vermogen van de te verkopen dochterbedrijven. Deze minimumprijs biedt protectie voor het geval dat de samenwerking over enige jaren niet de gewenste resultaten zou opleveren, maar Solvus de tweede tranche aandelen al zou hebben afgenomen en door een tegenvallende samenwerking voor de derde tranche een lage prijs zou betalen. In dat geval krijgt Kliq in totaal in ieder geval de minimumprijs. Met Solvus is ook een maximumprijs overeengekomen van 140 miljoen euro. Deze ligt ruim drie keer zo hoog als de boekwaarde van het eigen vermogen van de dochters van Kliq, dus ruim drie keer zo hoog als het kapitaal dat Kliq (via de Staat) in de dochters van Kliq heeft gestort.
Wat is de waarde van het aandeel waarop de optie is gebaseerd?
De waarde van het aandeel waarop de koopprijs door Solvus is gebaseerd is verschillend gedefinieerd voor de drie verschillende tranches. De gedachte daarachter is dat Solvus relatief steeds meer betaalt voor de door hen te kopen aandelen. Kliq, en uiteindelijk de Staat als aandeelhouder in Kliq, krijgt zodoende een goede prijs voor de aandelen.
De waarde van het aandelen voor de eerste tranche is gebaseerd op de intrinsieke waarde van de aandelen op basis van de balansen van Kliq Reïntegratie en Kliq Employability van 30 juni 2002. De intrinsieke waarde is de boekwaarde van het eigen vermogen en dus het vermogen dat Kliq van Kliq Holding heeft doorgestort naar de genoemde dochterondernemingen.
De waarde van de aandelen van tranche twee is gelijk aan de intrinsieke waarde van tranche twee verhoogd met een premie 30% op de intrinsieke waarde van het tot dan toe verkregen belang van 51%. Door Solvus wordt voor de aandelen dus meer betaald dan het door Kliq in de dochter van Kliq geïnvesteerd vermogen. De prijs van derde tranche is gebaseerd op marktwaarde, waarbij de bedrijfsresultaten worden betrokken. Aldus wordt de prijs gekoppeld aan zeggenschap en de baten van de samenwerking.
Waar ligt, gelet op de condities waaronder de overheid NV KLIQ in de markt is gezet, het «point-of-no-return»?
Het begrip «point of no return» heeft, zeker gelet op de condities waaronder de overheid Kliq in de markt heeft gezet, verschillende betekenissen met een verschillende lading. De bewindslieden zijn met Kliq van mening dat het zoeken naar en vinden van een strategische partner voor Kliq noodzakelijk is om de veranderingen op de markt voor reïntegratie-, employability- en verzuimpreventiediensten het hoofd te kunnen bieden. Zeker in het licht van het vervallen van het overgangsregime voor Kliq en de marktontwikkeling, is de noodzaak om versneld naar strategische partners te zoeken groter geworden.
Ook in de strategische samenwerking met Solvus is sprake van een «point-of-no-return» na afname van de tweede tranche aandelen, uiterlijk in september 2003. Dan kan noch Solvus, noch Kliq afzien van koop (Solvus) dan wel verkoop (Kliq) van de resterende 49% van de aandelen. Voor die tijd is er één moment waarop de samenwerking zou kunnen worden gestaakt en de participatie van Solvus in Kliq zou kunnen worden teruggedraaid. Dit moment betreft het evaluatiemoment dat vóór afname van de tweede tranche zal plaatsvinden.
Indien zich grote negatieve afwijkingen voordoen in de resultaten van de samenwerking in vergelijking met de thans verwachte resultaten, kan de samenwerking worden beëindigd. Thans zijn de definitieve overeenkomsten m.b.t. de samenwerking nog niet getekend en is het zodoende theoretisch nog mogelijk dat de samenwerking alsnog geen doorgang vindt. Omdat beide partijen dit risico wilden minimaliseren is er door Kliq en Solvus gezamenlijk voor gekozen om een uitgebreide intentieovereenkomst op te stellen, zodat zo veel mogelijk al is vastgelegd ten behoeve van de uitwerking in definitieve overeenkomsten.
Vragen van de leden van de PvdA-fractie
Op welk moment heeft de Kamer ingestemd met het vervreemden van een meerderheid of het geheel van een dochter van KLIQ NV?
Zie voor de beantwoording van deze vraag de begeleidende brief.
Welke bevoegdheid heeft de minister van Sociale Zaken, dan wel de minister van Financien om zonder toestemming van de Kamer een dochter van NV KLIQ via aandelenoverdracht eerst gedeeltelijk en daarna geheel te vervreemden?
Zie voor de beantwoording van deze vraag de begeleidende brief.
Op welk moment dient de Kamer daarvoor toestemming te geven?
Zie voor de beantwoording van deze vraag de begeleidende brief.
Indien de meerderheid van de Kamer niet of vooralsnog niet instemt met de vervreemding van het meerderheidsbelang van KLIQ Employability en KLIQ Reintegratie, welke wegen staan de Kamer dan open om nu, dan wel in 2003, dan wel in 2006 de vervreemding van de aandelen van de aandelen van deze dochters te blokkeren?
Zie voor de beantwoording van deze vraag de begeleidende brief, alsmede het antwoord op vraag 5.
Indien besloten zou worden 100 % van de aandelen van dochters van NV KLIQ te vervreemden, welke sturingsmogelijkheden van overheidswege zijn er dan nog over deze dochters en welke zeggenschap heeft de regering dan nog over de taken van deze dochters?
Wanneer 100% van de aandelen van Kliq Reïntegratie en Kliq Employability is vervreemd, is er van overheidswege geen sturingsmogelijkheid en geen zeggenschap meer over de taken van deze dochters. Solvus en Kliq hebben echter aangegeven -en in de intentie-overeenkomst vastgelegd- dat zij de reïntegratie-activiteiten voortzetten. Deze activiteiten passen goed binnen de strategie en de uitvoering daarvan is op een winstgevende manier mogelijk.
Overigens is de regering van mening dat het niet nodig is om sturingsmogelijkheden over de taken van de dochters van Kliq duurzaam te behouden, aangezien de borging van het publiek belang in de reïntegratiemarkt primair plaatsvindt via de vraagkant en dus niet meer via het aandeelhoudersschap van één van de aanbieders. Zie hiervoor ook de antwoorden op de vragen 11, 12 en 13.
Welke waarborgen zijn ingebouwd om de kosten van de reïntegratie van moeilijk plaatsbaren te beheersen indien de markt er geen brood in ziet?
Welke waarborgen zijn ingebouwd voor reïntegratie als marktpartijen opdrachten om reïntegratie van moeilijk plaatsbare werklozen weigeren?
De kern van de discussie over de wenselijkheid van een de-facto privatisering van Kliq ligt naar onze mening in de beantwoording van de vraag of de publieke belangen afdoende geborgd zijn. Wij zijn stellig van mening dat, los van het wel of niet privatiseren van Kliq, het publieke belang van reïntegratie, met name van groepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, in de huidige vormgeving afdoende geborgd is. Immers, via de SUWI operatie waarmee de Kamer heeft ingestemd, stelt de Staat reïntegratiebudgetten ter beschikking aan het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en aan gemeenten, waarmee deze instanties reïntegratietrajecten ten behoeve van uitkeringsgerechtigden kunnen inkopen bij reïntegratiebedrijven, waaronder Kliq. De overheid stelt dus, anders dan in het verleden, budgetten ter beschikking aan de vraagkant van de markt. De aanbodzijde is niet langer het domein van de Rijksoverheid.
De reïntegratiemarkt heeft de afgelopen jaren een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Inmiddels zijn er vele reïntegratiebedrijven actief op deze markt, die in onderlinge concurrentie orders trachten te verwerven en hierbij een zo gunstig mogelijk prijs-kwaliteit verhouding zullen nastreven. Er is geen reden om aan te nemen dat de marktpartijen geen brood zien in de reïntegratie van moeilijk plaatsbare werklozen, indien hiervoor een adequate prijs wordt betaald door de opdrachtgevers. (gemeenten en UWV). Indien noodzakelijk kunnen de opdrachtgevers de prijzen van de trajecten per categorie laten verschillen, ten einde de bemiddeling van de diverse groepen clienten te stimuleren.
Welke waarborgen zijn ingebouwd in de dochters van KLIQ om na de aandelenoverdracht de oorspronkelijke taakstelling te handhaven om te investeren in duurzame plaatsing en educatie van moeilijk plaatsbare werklozen tegen een redelijke prijs?
Uit de statuten van KLIQ blijkt dat KLIQ het tot haar kernactiviteit rekent om de genoemde doelgroepen te reïntegreren.
De NV KLIQ en haar dochters voeren op louter zakelijke gronden en in concurrentie met de andere private bedrijven reïntegratietrajecten voor langdurig werklozen en arbeidsgehandicapten uit. De voorwaarden waaronder dit zal plaats vinden, worden door de opdrachtgevers (gemeenten en UWV) bepaald.
In deze voorwaarden kunnen ook criteria worden opgenomen ten aanzien van bijvoorbeeld scholing of de duurzaamheid van de plaatsing. KLIQ neemt hierin geen andere plaats in dan andere private reïntegratiebedrijven en zal gelet op de concurrentie zogoed mogelijk willen voldoen aan de eisen van de opdrachtgevers en tegen een zo scherp mogelijke prijs.
Het is de taak van de opdrachtgevers om bij de opdrachtverlening de noodzakelijk geachte eisen vast te stellen en aldus genoemde waarborgen te scheppen.
Wat is de waarde van het vermogen en de balans die in NV KLIQ achterblijft na vervreemding van KLIQ Reïntegratie BV en KLIQ Employability BV op basis van de waarde per 1 juli 2002?
De waarde van het vermogen dat in NV Kliq achterblijft staat nog niet vast. Zowel de openingsbalans van de holding als de definitieve overdrachtsbalans vanuit Arbvo dienen nog te worden vastgesteld. Nadat de accountantscontrole op de overdrachtsbalans vanuit de Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft plaatsgevonden, kunnen de definitieve openingsbalansen van de NV Kliq en de dochterondernemingen worden vastgesteld.
Door de Staat zal in het kader van de vaststelling van de openingsbalans nog een zekere kapitaalstorting in de onderneming moeten plaatsvinden, omdat er sprake is van een verschil tussen de overdrachtsbalans (of inbrengbalans) vanuit de Arbeidsvoorzieningsorganisatie enerzijds en de openingsbalans van Kliq anderzijds. De overdrachtsbalans bevat de activa en passiva die vanuit Arbeidsvoorziening worden ingebracht in Kliq, en is daarmee het vermogen dat vanuit Arbeidsvoorziening wordt overgedragen aan Kliq. De openingsbalans moet het startkapitaal van de onderneming weerspiegelen. Zij wordt definitief vastgesteld op basis van de afspraken uit de brief van 13 maart 2001 aan de Kamer en de vermogensbehoefte van Kliq die op basis van o.a. de transactie met Solvus nog geactualiseerd zal worden. Over de precieze hoogte van de kapitaalstorting die nodig is om van overdrachtsbalans naar openingsbalans te komen vindt momenteel overleg plaats. Het aanvankelijk in de brieven aan de Kamer (13 maart 2001 en 5 oktober 2001) genoemde bedrag van 82 mln. euro eigen vermogen, wordt wellicht lager, afhankelijk van de omvang van de verschillende balansposten en de na te streven solvabiliteit. Omdat de accountant nog bezig is met de controle van de jaarrekeningcijfers 2001 van Kliq- en deze cijfers dus nog niet volledig stilstaan- kunnen momenteel nog geen concrete cijfers worden genoemd.
Hoewel de openingsbalans van Kliq Holding nog niet is vastgesteld, hebben de Staat en Kliq wel in het kader van de transactie met Solvus vastgesteld dat het eigen vermogen in de balansen van de dochterondernemingen van Kliq waarin Solvus een belang neemt, gezamenlijk ongeveer 40 miljoen euro zal zijn. Vast staat ook dat Solvus voor de aandelen die zij koopt in de dochters van Kliq meer betaalt dan de waarde die door Kliq (via inbreng vanuit Arbvo en vanuit de Staat) in die dochters is gestort.
In de holding van Kliq worden in ieder geval de voorzieningen m.b.t de transformatiekosten beheerd en worden de leningen van Staatswege aangehouden. De opbrengst van de verkoop van de verschillende tranches zal in de holding terechtkomen. Indien na volledige verkoop van de dochters de holding wordt ontbonden, wordt het batig saldo aan de Staat uitgekeerd.
Kan de regering een overzicht geven van de voorgenomen organisatiestructuur van NV KLIQ en haar dochters.
Op dit moment is NV Kliq opgebouwd uit Holding Kliq, een joint venture (Brug en Instroom) en vier onder de holding hangende dochters: Kliq Reïntegratie BV, Kliq Employability BV, Kliq Detachering BV en Kliq Deelnemingen BV. Reïntegratie en Employability zullen in tranches door Solvus worden overgenomen. De overige dochters zijn verantwoordelijk voor slechts een zeer beperkt deel van de omzet en hebben slechts een beperkte hoeveelheid personeel.
Wat gebeurt er met NV KLIQ als Solvus NV besluit na de meerderheidsovername om de middelen die thans nog van NV KLIQ betrokken worden uit de eigen organisatie te betrekken. Is er dan nog een bestaansgrond voor NV KLIQ?
Zoals gezegd behoudt de Staat 100% van de aandelen in de Holding Kliq. In de Holding zullen de aan Kliq van Staatswege toegekende voorzieningen worden ondergebracht voor transformatiekosten, sociaal plan, alsmede eventuele leningen. De dochterondernemingen kunnen onder bepaalde voorwaarden op die voorzieningen trekken. De Kliq Holding houdt het beheer over deze voorzieningen. Hiermee wordt voorkomen dat deze voorzieningen voor andere doeleinden worden ingezet en/of kunnen leiden tot oneerlijke concurrentievoordelen voor de werkmaatschappijen.
Wanneer dit op termijn niet meer nodig is (omdat Solvus de middelen liever uit de eigen organisatie betrekt), heeft de Holding nog slechts een zeer beperkte functie. Echter, zolang Kliq Holding nog aandeelhouder is in de dochters van Kliq, zal de holding blijven bestaan.
Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie
Welk bedrag is gemoeid met de overname van 30% in het kapitaal van de betreffende dochters van NV KLIQ door Solvus NV? Is het bedrag van € 13, 5 miljoen, dat De Volkskrant van 23 mei 2002 daaromtrent meldt, correct?
De verkoopprijs voor de eerste tranche is gelijk aan de intrinsieke waarde van tranche 1 (zie het antwoord op vraag 3). Deze intrinsieke waarde wordt bepaald aan de hand van de balansen van 30 juni 2002. Deze balansen staan op dit moment nog niet volledig vast, maar de Staat en Kliq hebben vastgesteld dat de intrinsieke waarde van Kliq Reïntegratie en Kliq Employability gezamenlijk ongeveer 40 miljoen euro bedraagt. Solvus betaalt voor de eerste tranche van 30% van de aandelen een bedrag dat gelijk is aan 30% van die waarde, dus ongeveer 12 miljoen euro.
Welke voorwaarden zijn er gesteld met betrekking tot de volgende tranches? Heeft Solvus NV een eenzijdige optie op de aandelen? Welke gevolgen zou een eventueel niet doorgaan van de verkoop van de volgende tranches kunnen hebben voor NV KLIQ en haar personeel?
Voor de voorwaarden wordt verwezen naar het antwoord op vraag 1 en 2.
Solvus NV heeft niet een eenzijdige optie op alle aandelen van de dochters van Kliq. Wanneer zij tranche 1 en 2 heeft gekocht, is zij verplicht om de resterende 49% van de aandelen (tranche 3) op enig moment, doch uiterlijk in 2006, te kopen. Bij deze tranche heeft NV Kliq echter ook de mogelijkheid om de resterende aandelen te «putten» (d.w.z. deze dwingend aan te bieden aan Solvus). Bij tranche 1 en 2 heeft zij wel een eenzijdige optie tot kopen.
Een niet doorgaan van de verkoop van de derde tranche is dus niet mogelijk. Een eventueel niet doorgaan van de tweede tranche is wel mogelijk doch alleen in een zeer specifiek geval. Het is slechts dan tussen tranche 1 en 2 toegestaan voor partijen om over te gaan tot beëindiging van de overeenkomst, wanneer zich majeure afwijkingen van de resultaten van de samenwerking materialiseren zoals die thans worden verwacht en zijn beschreven in de business-case. In dat geval zullen de aandelen die zijn verkocht in de eerste tranche overigens weer teruggaan naar NV Kliq. Solvus zal dus nooit langdurig slechts een gedeelte van de aandelen van Kliq kunnen hebben.
Wanneer voorafgaand aan de tweede tranche de overeenkomst hierdoor zou worden ontbonden zal Kliq weer een stand alone onderneming zijn. De gevolgen daarvan voor de NV Kliq en haar personeel zijn op dit moment niet te bepalen, omdat dat onder andere afhankelijk is van de marktsituatie op dat moment en de positie die Kliq op dat moment heeft op de relevante markten en marktsegmenten.
In de brief meldt de minister dat de Staat 100% aandeelhouder blijft in NV KLIQ waarbinnen de voorzieningen voor transformatiekosten en aanpassing organisatie worden beheerd. Welke financiële gevolgen zouden hier voor de Staat uit voort kunnen vloeien? Zijn er door de Staat met Solvus NV afspraken gemaakt over aard en omvang van de hier bedoelde voorzieningen en transformatiekosten?
Bij brief van 13 maart 2001 aan de Tweede Kamer zijn afspraken met betrekking tot de voorzieningen bij Kliq vastgelegd (totaal 190 mln. gulden). Deze afspraken staan los van de samenwerking met Solvus. De transformatiekosten zijn benodigd om Kliq een faire kans te geven als bedrijf en het bedrag zou ook gestort zijn als Kliq geen samenwerking zou zijn aangegaan.
De werkmaatschappijen kunnen onder voorwaarden trekken van deze voorzieningen, hetgeen mogelijk maakt dat Solvus (via het aandeelhouderschap in de dochters van Kliq) profijt heeft van deze voorzieningen en ze ten behoeve van de benodigde transformatie kan inzetten. Er zijn echter met Solvus geen nadere afspraken gemaakt over deze transformatiekosten.
In De Volkskrant van 23 mei 2002 wordt gemeld dat de dagelijkse leiding over NV KLIQ in handen komt van Solvus NV. Is dat bericht juist? Zo ja, hoe gaat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toezicht houden op de financiële huishouding binnen het samenwerkingsverband? Solvus NV zou immers een belang kunnen hebben bij een (op papier) laag rendement om zo de prijs van toekomstige tranches te drukken?
Dit bericht is onjuist. De dagelijkse leiding over NV Kliqblijft in handen van Kliq zelf, de NV is geen onderdeel van de samenwerking. De dagelijkse leiding over het samenwerkingsverband, waarvan Kliq Reïntegratie en Kliq Employability deel uitmaken, wordt gevormd door een Raad van Bestuur die bestaat uit vier personen. Twee personen daarvan worden door Kliq benoemd en twee personen daarvan door Solvus (waaronder de voorzitter). Er zal een samenwerkingscomité zijn van twee personen (één van Solvus en één van Kliq) die gezamenlijk besluiten nemen over de belangrijkste zaken aangaande de samenwerking.
Ook het toezicht op de financiële huishouding is geregeld in de intentieovereenkomst. Het samenwerkingscomité dient de budgetten en de investeringsplannen goed te keuren en er zal een methodiek zijn van verrekening van kosten die voorkomt dat onterecht kosten kunnen worden doorgeschoven en dat Solvus de bedrijfsresultaten van Kliq zou kunnen drukken en daarmee voor zichzelf een lagere prijs voor de derde trance zou kunnen bedingen. Het gevaar dat Solvus de resultaten van Kliq zou kunnen beïnvloeden wordt ook mede ondervangen door in de prijsformule het bedrijfsresultaat over meerdere jaren mee te nemen.
In de «letter-of-intent» die de betrokken partijen hebben opgesteld is vastgelegd dat de nieuwe combinatie een taak houdt bij de bemiddeling en reïntegratie van moeilijk plaatsbare reïntegratiekandidaten. Hoe wordt deze intentie geoperationaliseerd? Zijn er in dat kader ook concrete, eventueel afdwingbare afspraken gemaakt?
Solvus en Kliq hebben aangegeven -en inderdaad in de intentie-overeenkomst vastgelegd- dat zij de reïntegratie-activiteiten zullen voortzetten. Deze activiteiten passen goed binnen de strategie en de uitvoering daarvan is op een winstgevende manier mogelijk. Zolang Kliq Holding nog aandeelhouder is in de dochters kunnen de statuten van de dochters niet worden gewijzigd zonder de instemming van Kliq Holding en van de Staat als aandeelhouder in de holding. Zodoende houdt de Staat uiterlijk tot 2006 nog sturingsmogelijkheden en zeggenschap over de taken van deze dochters. Daarna houdt deze zeggenschap op. Zie voor de borging van het publiek belang overigens ook het antwoord op de vragen 11, 12 en 13.
Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), Fng. Voorzitter, Rosenmöller (GroenLinks), Noorman-den Uyl (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Kamp (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), B.M. De Vries (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Halsema (GroenLinks), Wijn (CDA), Mosterd (CDA), Van Ruiten (LPF), Jense (LN), Rambocus (CDA), Tichelaar (PvdA), Wiersma (LPF), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Smolders (LPF), Bruls (CDA), Zeroual (LPF), en Sterk (CDA).
Plv. Leden: Vacature VVD, Tonkens (GroenLinks), Vacature PvdA, Vacature PvdA, Vacature VVD, Van der Vlies (SGP), Van Geen (D66), Vacature VVD, Vacature VVD, Koopmans (CDA), Vacature PvdA, Van Gent (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Vacature CDA, Stuger (LPF), Teeven (LN), Vacature CDA, Vacature PvdA, De Jong (LPF), De Wit (SP), Vietsch (CDA), Smulders (LPF), Hessels (CDA), Bijlhout (LPF) en Vacature CDA.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26448-48.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.