26 448
Toekomstige structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2001

1. INLEIDING

Hierbij ontvangt u:

a. de derde voortgangsrapportage Groot Project SUWI

b. het bedrijfsplan van het UWV, het jaarplan van het UWV voor 2002, het bedrijfsplan van de CWI (waarin het jaarplan voor 2002 is opgenomen), het bedrijfsplan van het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) en het jaarplan van de SVb.1

Onze opvattingen over de bedrijfsplannen hebben wij heden kenbaar gemaakt aan de Verandermanager UWV, de Verandermanager CWI en het bestuur van de SVb. Afschriften van deze brieven treft u hierbij aan.1 De beoordeling van het SVb-jaarplan 2002 is beperkt gebleven tot een globale toetsing in overleg met het Ctsv, omdat conform de OSV 97 het Ctsv nog formeel het budget zal vaststellen.

Bij de rapportage is ook het rapport van de Accountantsdienst van SZW gevoegd met het oordeel over de rapportage en over de toereikendheid van de projectorganisatie.1

Overeenkomstig de toezegging tijdens de plenaire behandeling van de wetsvoorstellen SUWI in juni van dit jaar volgt hieronder een uiteenzetting van de kosten en baten van SUWI, zoals wij die op dit moment voorzien. Hierbij gaan we in op de bedrijfsplannen UWV, CWI en BKWI.

2. BEOORDELING VAN DE BEDRIJFSPLANNEN UWV, CWI EN BKWI

SUWI biedt nieuwe kansen om de efficiency van de uitvoering te verbeteren. Daarbij mogen de reguliere uitvoeringsactiviteiten niet in de knel komen en moet er ook ruimte zijn om nieuwe beleidsvoornemens als de introductie van het verbeterde poortwachtermodel in het kader van de WAO te kunnen implementeren. Op basis van de bedrijfsplannen komt het beeld naar voren dat door synergiewinsten en herijking van uitvoeringsprocessen een kostenreductie mogelijk is. Deze kostenreductie kan op korte termijn worden ingezet om de incidentele transformatiekosten te financieren en te komen tot een kwaliteitsimpuls voor de uitvoering. Het uitgangspunt daarbij is dat op langere termijn een substantiële daling van het kostenniveau zal worden bereikt. Daarnaast worden extra middelen beschikbaar gesteld voor de nieuwe beleidsvoornemens en om het nieuwe uitvoeringsconcept van de CWI-organisatie vorm te geven.

Per organisatie zal meer in detail worden ingegaan op de diverse onderdelen van de uitvoeringskosten en het totale financiële kosten/batenbeeld dat uit de bedrijfsplannen naar voren komt. Hierbij dient overigens te worden opgemerkt dat het beeld dat in onderstaande paragrafen wordt geschetst op een aantal punten afwijkt van de gegevens die zijn opgenomen in de bedrijfsplannen. Zowel bij CWI als UWV wijkt het kabinet in haar oordeel op onderdelen af van de in de bedrijfsplannen gevraagde bedragen. Bij CWI ligt dit vooral op het vlak van de transformatiekosten (deel van de gevraagde reguliere kosten heeft een incidenteel karakter en grotere spreiding van transformatiekosten in de tijd). Bij het UWV wordt het verschil met name veroorzaakt doordat het kabinet een andere inschatting maakt met betrekking tot de kosten voor nieuw beleid.

2.1. Het UWV

2.1.1. Startniveau reguliere kosten 2002

Als basis voor de reguliere kostenvergoeding UWV 2002 is het contractniveau 2001 genomen, gecorrigeerd voor een aantal wederzijds afgestemde factoren (onder meer lonen en prijzen en overdracht taken CWI).

Dit resulteert in een regulier kostenniveau 2002 van 3545 mln. Door het UWV wordt voorzien in een doelmatigheidswinst van 100 mln (van de in tabel 1 opgenomen 167 mln besparing wordt 67 mln in 2002 door het UWV besteed aan kwaliteitsverbetering), zodat een regulier budget van 3445 mln. ter beschikking zal worden gesteld. Dit niveau ligt lager dan de uitgaven voor het jaar 2001. Naast de voorziene doelmatigheidswinst is de belangrijkste oorzaak van dit verschil, het gegeven dat vanaf 2002 niet langer afzonderlijk (reguliere) projecten worden vergoed. Er is gekozen voor een projectopslag van 2,5%, waarmee de jaarlijkse kosten worden beperkt tot 79 mln. Naast een belangrijke kostenbesparing betekent dit ook een vermindering van de administratieve procedures, omdat grote hoeveelheden kleinere projecten niet meer individueel behoeven te worden beoordeeld. Andere oorzaken voor de kostendaling zijn de overdracht van taken aan met name de CWI.

2.1.2. Beleidsintensiveringen

In het budget voor 2002 is rekening gehouden met een aantal beleidsaccenten, die vanaf 2002 bijzondere aandacht vragen. Het gaat hierbij met name om de invoering van het wetsvoorstel verbetering poortwachter, de uitwerking van het casemanagement, de effecten van de bezwaarschriftprocedure in het kader van de AWB en het introduceren van contactpersonen voor de CWI-organisatie. In totaal wordt voor dit beleid in 2002 160 mln. extra ter beschikking gesteld (structureel 175 mln.). Daarnaast is in de reguliere kosten 2002 van het UWV een bedrag van 33 mln verwerkt ter afronding van het project om knelpunten in het WAO-proces weg te nemen.

2.1.3. Ambitieniveau doelmatigheid

Het UWV voorziet een reductie van de reguliere kosten, die oploopt van 5% in 2002 tot 25% in 2005. Drievijfde deel van deze kostenreductie zal worden gerealiseerd door synergiewinsten als gevolg van samenvoeging van de vijf uitvoeringsinstellingen en het Lisv (stafdiensten, huisvesting, ICT). Het resterende tweevijfde deel zal worden gerealiseerd als gevolg van transformatie van het UWV tot een beter georganiseerde organisatie (inrichting bedrijfsconcept, transparantie gegevenssystemen en optimaliseren van bedrijfsprocessen). Deze besparing is indicatief aangeduid door het UWV, maar vindt onder meer zijn basis in ervaringsgegevens bij andere veranderprocessen en kan ook worden afgeleid uit kosten/batenstudies die in het verleden voor SZW zijn verricht. Deze besparing kan door het UWV worden geherinvesteerd (zie 3.1.4.). De netto doelmatigheidsbesparing bedraagt dus 15%.

De doelmatigheidsbesparing zal taakstellend in het interne bedrijfsproces worden opgelegd, zodat op voorhand garanties zijn ingebouwd dat de besparing ook in de organisatie zal doorwerken.

2.1.4. Fusie- en transformatiekosten

Het UWV beschrijft in zijn bedrijfsplan hoe de vorming van het UWV zal geschieden. In 2001–2002 voorziet het UWV migratiestappen waarbij de uitvoeringsinstellingen en het Lisv worden samengevoegd. In de periode 2003–2005 zal de verdere transformatie worden vormgegeven.

In 2001–2002 ontstaan vooral fusiekosten op het gebied van communicatie, sociaal plan en aanpassing AG-en WW-processen. In totaal 450 mln. (93 mln. in 2001 en 357 mln. in 2002). De kosten voor 2001 zijn reeds voorzien in het bestedingsplan 2001.

De fusieplannen 2002 zijn slechts op hoofdlijnen bekend en zullen de komende maanden nader worden uitgewerkt. De financiële middelen zullen door ons pas worden verstrekt nadat goedkeuring aan deze plannen is verleend.

De kosten in de tweede fase (transformatie 2003–2005) betreffen vooral ICT-aanpassingen, zoals de polisadministratie, koppeling systemen en elektronische communicatie. Het UWV heeft hier op hoofdlijnen inzicht in geboden. Verder doet het UWV een voorstel om de kosten te kunnen beheersen. Het voorstel gaat uit van het principe van eerst verdienen en dan uitgeven. Een deel van de besparingen in de periode 2002–2005 (15%) zal worden gereserveerd. Pas als de besparing is gerealiseerd mag worden geïnvesteerd tot een bedrag van maximaal 1,2 mld.. Daarbij zijn ook de projecten benoemd en afgebakend. Zoals gezegd gaat het hier om de inrichting van het bedrijfsconcept, de transparantie van de gegevenshuishouding en het optimaliseren van de bedrijfsprocessen. Ook hier geldt dat de middelen eerst beschikbaar worden gesteld nadat goedkeuring aan de projecten is verleend.

2.1.5. Kwaliteitsniveau

Het UWV beoogt ook een verbetering van het kwaliteitsniveau. Ook hier hanteert het UWV het principe van eerst verdienen en dan uitgeven. Het UWV zal hier structureel de besparing van 10% voor inzetten. De kwaliteitsprojecten worden afzonderlijk gedefinieerd.

Dit uitgangspunt wordt door ons volledig onderschreven. Enerzijds biedt dit de organisatie de ruimte om knelpunten in de uitvoering weg te nemen en daarmee de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren, anderzijds worden garanties geboden voor een beheerste kostenontwikkeling.

2.2. De CWI

2.2.1. Startniveau reguliere kosten 2002

De reguliere kosten zijn afgeleid van de productie die voortvloeit uit de wettelijke taken. Met de Verandermanager CWI heeft afstemming plaatsgevonden over een gezamenlijk beeld van de reguliere kosten. De reguliere kosten voor 2002 zijn in totaal 758 mln.. In dit bedrag is een vergoeding begrepen van 67 mln. voor de uitvoering van het MKB-convenant (voor de jaren na 2002 zal opnieuw worden bezien welke additionele middelen voor de bemiddeling van allochtonen ter beschikking moeten worden gesteld).

2.2.2. Beleidsintensiveringen

Het is belangrijk dat ook de CWI een nieuwe start kan maken en additionele activiteiten kan ontwikkelen ten opzichte van de huidige basisdienstverlening. Een actieve opstelling en een klantgeoriënteerde benadering staan hierbij voorop. Dit leidt tot extra personeels- en automatise-ringskosten, onder meer voor de versteviging van het beursvloerconcept (inclusief exploitatie van werk.nl). In totaal zal voor deze kosten 38 mln. extra ter beschikking worden gesteld.

2.2.3. Transformatiekosten

De CWI-organisatie geeft in het bedrijfsplan een overzicht van de activiteiten, die moeten worden verricht om de CWI optimaal te kunnen positioneren. Dit brengt incidentele transformatiekosten met zich mee. Het gaat hierbij om:

• additionele scholing (inclusief de opvang van productieverlies);

• ICT (voornamelijk de ontwikkelkosten voor Werk.nl. en reguliere automatisering);

• incidentele kosten in verband met leegstand huisvesting en salaris- en mobiliteitskosten van niet-herplaatsbare formatie;

• overige kosten, waaronder personeel, huisvesting en communicatie. Dit in relatie tot opvang extra werkdruk wegens transformatie en extra werkbelasting wegens nieuwe werkwijze (Werk-boven inkomen en beursvloer) en applicaties (CWI-intake etc).

2.2.4. Ambitieniveau doelmatigheid

In het bedrijfsplan is veel aandacht voor efficiency- en besparingsaspecten. De CWI voert nadrukkelijk een efficiency-beleid; in het meerjarenperspectief worden de efficiency-effecten en de besparingen weergegeven. Met name de investeringen in scholing van personeel en automatisering leiden op meerjarentermijn tot forse besparingen:

– scholing van CWI-medewerkers met betrekking tot het hanteren van nieuwe instrumenten en uitvoeren van meer taken;

– ondersteuning geïntegreerde intake Werk & Inkomen;

– Inkijk GSD-en en UWV door CWI;

– berichtenverkeer door CWI;

– Werk.nl als ondersteuning van de dienstverlening.

Deze investeringen en instrumenten zullen leiden tot een verlaging van de normtijden van de diensten en een besparing op het aantal benodigde indirecte en directe personeel.

De CWI heeft rekening gehouden met deze efficiency en besparingseffecten, die leiden tot een besparing van ca. 15% in 2005 (ruim 100 mln.).

2.3. BKWI

Het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen zal, als onderdeel van de CWI, beheer- en ontwikkeltaken uitvoeren ten behoeve van Suwinet. Deze worden uitgewerkt in een ministeriële regeling op grond van de Wet SUWI.

Het bedrijfsplan en de begroting van exploitatie van BKWI voor 2002 schetsen naar onze mening over de hele linie een plausibel en passend beeld. De exploitatiekosten van 15 mln. zullen worden toegevoegd aan de begroting van de CWI.

In het bedrijfsplan is aangegeven dat er in 2002 aanvullende kosten voor Suwinet-ontwikkeling worden voorzien. Dit betreft de start van de realisatie van «spoor 2 Suwinet» en voor «groot onderhoud» dat binnen spoor 1 nodig is. Aan de hand van een nadere onderbouwing in 2002 van de noodzaak en omvang van deze kosten en de verdeling van de projecten over de Suwinet-partijen, zullen de daartoe gereserveerde middelen van in totaal 47 mln. worden toegekend.

3. HET TOTALE FINANCIËLE BEELD

Het totale financiële beeld is in overzicht 1 (UWV) en overzicht 2 (CWI) weergegeven

Overzicht 1 Kosten en baten UWV 2002–2006*

UWV (x 1 mln. gld)20022003200420052006
Reguliere kosten UWV3 3853 3483 3593 3553 338
aanvullende beleidskosten160175175175175
kwaliteitsverbetering67133233333333
Totaal reguliere kosten3 6123 6563 7673 8633 846
      
Doelmatigheidsbesparing– 167– 366– 599– 833– 833
Totaal regulier budget3 4453 2903 1683 0303 013
Incidentele fusiekosten357    
Incidentele transformatiekosten1002333665000
Totaal incidentele kosten4572333665000
Totale uitgaven UWV39023 5233 5343 5303 013

* bij constante prijzen 2002 en constante volumina

Overzicht 2 Kosten en baten CWI 2002–2006*

CWI (x 1 mln. gld)20022003200420052006
Reguliere basisdienstverlening665655655655655
uitbreiding basisdienstverlening3838383838
Totaal reguliere kosten703693693693693
      
Doelmatigheidsbesparing– 12– 78– 114– 141– 143
Totaal regulier budget691615579552550
Mkb-convenant**67  
Totaal budget CWI758615579552550
      
Incidentele transformatiekosten120772660
Totale uitgaven CWI878692605558550
BKWI-reguliere kosten1515151515
BKWI-incidentele kosten47    
Totale uitgaven CWI en BKWI940707620573565

* bij constante prijzen 2002 en constante volumina

** na afloop van het MKB-convenant zal worden bezien welke additionele middelen voor de bemiddeling van allochtonen in de jaren na 2002 ter beschikking moeten worden gesteld.

De reguliere kosten zullen via budgettering ter beschikking worden gesteld. Daarnaast zullen middelen worden gereserveerd om de incidentele kosten uit te kunnen financieren, nadat de plannen van aanpak zijn beoordeeld.

Voor de incidentele kosten 2001 en 2002 zullen middelen worden ingezet die op de aanvullende post van Financiën beschikbaar zijn.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Derde Voortgangsrapportage SUWI 29 November 2001

InhoudsopgavePagina
   
1.Inleiding8
1.1Algemeen8
1.2Verantwoordingstijdvak8
1.3Doel en opzet van deze rapportage8
1.4Leeswijzer9
   
2.Organisatie en beheersing project SUWI10
2.1.Doelstelling van het project10
2.2.Aanpak van het project10
2.3.Organisatie en beheersing van het project10
2.3.1.Projectorganisatie10
2.3.2.Veranderorganisatie13
   
3.Wetgeving14
3.1Terugblik14
3.2Vooruitblik16
   
4.Ontvlechting Arbeidsvoorziening17
4.1Terugblik17
4.2Vooruitblik18
   
5.Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen20
5.1Terugblik20
5.2Voortgang implementatie UWV22
5.3Beheersing risico's25
   
6.Centra voor Werk en Inkomen27
6.1.Terugblik27
6.2.Voortgang implementatie CWI28
6.3.Beheersing risico's34
   
7.Gemeenten36
7.1.Terugblik36
7.2.Voortgang implementatie SUWI bij gemeenten37
7.3.Beheersing van de risico's38
   
8.Samenwerking kolommen40
8.1ICT40
8.1.1Terugblik40
8.2Communicatie44
8.3Cliëntenparticipatie46
8.4Stimuleringsregelingen47
   
9.Raad voor werk en inkomen48
9.1Terugblik48
9.2Vooruitblik49
   
10.Reïntegratiemarkt50
10.1Terugblik51
10.2Vooruitblik52
   
11.Toezicht55
11.1Toezicht in de overgangsperiode55
11.2Integratietraject toezicht57
11.3Toezegging aan Tweede Kamer59
   
12.Handhaving en fraudebestrijding60
12.1Terugblik60
12.2Vooruitblik62
   
13.Doelmatigheid en doeltreffendheid64
   
14.Financiële aspecten68
14.1Terugblik68
14.1.1Algemeen68
14.1.2Programma-uitgaven68
14.1.3Apparaatsuitgaven70
14.1.4Uitputting staartpost71
14.2Vooruitblik71
   
Bijlagen
   
1.Stand van zaken toezeggingen72
2.Notitie afbakening taken RWI, de SER en andere organisaties75
3.Notitie verantwoording over en toezicht op rechtmatige inzet publieke reïntegratiemiddelen (motie 35)79
4.Notitie andere taken UWV87
5.Onderzoek informatiebehoefte van opdrachtgevers op de reïntegratiemarkt1 
6.Onderzoek informatiehuishouding en gegevensuitwisseling reïntegratiebedrijven1 
7.Quick scan uitbesteding gemeenten1 
8.Monitor implementatie SUWI bij gemeenten1 
1

1. INLEIDING

1.1 Algemeen

Dit is de derde voortgangsrapportage Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) die in het kader van de procedureregeling grote projecten van de Tweede Kamer is opgesteld. Conform de toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 26 september jl. ontvangt de Kamer deze rapportage in november 2001.

Inmiddels zijn de bedrijfsplannen voor zowel de Centra voor werk en inkomen (CWI) en het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) als het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de SVb gereed en beoordeeld. Deze worden gelijktijdig met deze rapportage aan de Kamer aangeboden. De informatie over de kosten en baten zijn gebaseerd op de bedrijfsplannen.

1.2 Verantwoordingstijdvak

Deze voortgangsrapportage bestrijkt de periode vanaf 16 mei 2001. De financiële informatie in deze rapportage heeft betrekking op de periode tot en met 31 oktober 2001. De procesinformatie geeft de meest recente stand. Voor de informatie die wordt verstrekt in de paragrafen met de titel Vooruitblik, geldt het voorbehoud dat de Eerste Kamer de wetsvoorstellen SUWI en Invoeringswet SUWI nog moet behandelen.

De tweede voortgangsrapportage besloeg de periode van 13 oktober 2000 tot en met 16 mei 2001. Op 18 september jl. is met het oog op het Algemeen Overleg van 26 september jl. nog aanvullende informatie aan de Kamer verstrekt (SUWI-SEC/01/270).

De eerste voortgangsrapportage van 13 oktober 2000 had betrekking op de periode voorafgaand aan oktober 2000. Op 17 januari 2001 heeft de Kamer een tussenrapportage (en niet een voortgangsrapportage in de zin van de procedureregeling) ontvangen inzake het grofontwerp van SUWI.

1.3 Doel en opzet van deze rapportage

Deze derde voortgangsrapportage geeft procesinformatie over de onderwerpen waarover de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid volgens haar brief van 25 mei 2000 (kenmerk: 47-00-SZW) geïnformeerd wil worden. Zo concreet mogelijk wordt in deze rapportage inzicht verschaft in de planning van de belangrijkste mijlpalen en de realisatie tot nu toe. Bij afwijkingen worden redenen en indien van toepassing de getroffen maatregelen vermeld. In deze rapportage wordt ook verantwoording afgelegd over de voor SUWI gereserveerde middelen en de uitputting hiervan.

Tot slot geeft deze rapportage inzicht in de stand van zaken van eerdere toezeggingen die aan de Kamer zijn gedaan. In de bijlagen wordt een totaal overzicht gegeven van alle toezeggingen. Als bijlage worden ook enkele inhoudelijke notities met deze rapportage meegezonden. Deze notities hebben ofwel betrekking op toezeggingen aan de Kamer, ofwel op moties die tijdens de parlementaire behandeling van SUWI zijn aanvaard.

In de bijlagen bij de rapportage zijn ook een paar onderzoeksrapporten opgenomen die een rol hebben gespeeld bij de beleidsvoorbereiding.

Planning en realisatie

Medio 2001 is de voorbereiding van de implementatie van SUWI zo gevorderd dat de ijkpunten en planning ten opzichte van de tweede voortgangsrapportage verdergaand geconcretiseerd konden worden tot 1 januari 2002, de beoogde datum van inwerkingtreding.

In deze derde rapportage wordt in de betreffende hoofdstukken in de paragraaf «Terugblik» aangesloten bij de vermelde ijkpunten in de tweede rapportage en wordt informatie gegeven over de voortgang in de realisatie van deze ijkpunten. In de paragraaf «Vooruitblik» (of «Voortgang» in de hoofdstukken over het UWV, de CWI en gemeenten) wordt informatie verschaft over de nadere specificering van ijkpunten en de bijbehorende planning, in principe tot 1 januari 2002 en soms lopend over de jaargrens. Hierbij wordt ook vermeld of vertraging is opgetreden, dan wel dreigt op te treden, welke maatregelen zijn getroffen, dan wel gepland met de bedoeling om de vermelde ijkpunten alsnog te realiseren en mogelijke risico's te voorkomen. Deze informatie is ook terug te vinden in het planningsoverzicht waarmee de betreffende hoofdstukken wordt afgesloten.1

In de hoofdstukken over het UWV, de CWI en de gemeenten is, net als in de tweede voortgangsrapportage, een aparte paragraaf gewijd aan het beheersen van risico's.

Het Verandermanagement CWI en UWV hebben respectievelijk voor de CWI en het UWV een veranderkalender vanaf 2002 gepresenteerd die zich over enkele jaren uitstrekt. Deze veranderkalender maakt deel uit van het bedrijfsplan en is daarom niet opgenomen in de voortgangsrapportage.

1.4 Leeswijzer

Gezien de voortgang van het veranderingsproces ligt het accent in deze rapportage op de vorming van het UWV(hoofdstuk 5), de CWI (hoofdstuk 6) en de implementatie van SUWI bij de gemeenten (hoofdstuk 7). Om de proces- en verantwoordingsinformatie zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen worden dit keer afzonderlijke hoofdstukken besteed aan de CWI, het UWV, de gemeenten en aan de samenwerking tussen de zbo's en gemeenten. Om dezelfde reden is het hoofdstuk doelmatigheid, doeltreffendheid en financiële aspecten uit de tweede voortgangsrapportage nu gesplitst in een apart hoofdstuk over de kosten en baten van de SUWI-operatie (hoofdstuk 13) en een hoofdstuk over de financiële aspecten (hoofdstuk 14). Deze rapportage bevat niet meer een apart hoofdstuk planning maar in de betreffende hoofdstukken is het planningsoverzicht geïntegreerd.

Voor het overige is de indeling van de derde voortgangsrapportage ongewijzigd gebleven. Ook in deze rapportage wordt niet afzonderlijk ingegaan op de SVb, omdat de gevolgen van SUWI zich voor de SVb beperken tot de bestuurlijke inrichting, het toezicht en de reïntegratietaak ten aanzien van ANW-uitkeringsgerechtigden. Over dit laatste is informatie opgenomen in hoofdstuk 10 Reïntegratiemarkt.

Samenvattend betekent dit dat de onderwerpen waarover de vaste commissie bij brief van 25 mei 2000 informatie wil ontvangen, terug te vinden zijn in de volgende hoofdstukken:

1. Het samenvoegen van de uitvoeringinstellingen tot één Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (met aandacht voor de uitbestedingsmogelijkheden van taken): hoofdstuk 5 Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen;

2. De vorming van de Centra voor werk en inkomen (CWI): hoofdstuk 6 Uitvoering Centra voor werk en inkomen;

3. Het automatiseringsproces van de CWI via het CVCS: hoofdstuk 8 Samenwerking kolommen;

4. De privatisering van de reïntegratie en de ontvlechting van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (met aandacht voor de rol van gemeenten in het kader van reïntegratie en sociale activering): hoofdstuk 4 Ontvlechting Arbeidsvoorziening en hoofdstuk 10 Reïntegratiemarkt;

5. De inrichting van het bestuurlijk- en toezichtskader (inclusief de Centrale Organisatie Werk en Inkomen, de Raad voor werk en inkomen): hoofdstuk 6 Centra voor werk en inkomen, hoofdstuk 9 Raad voor werk en inkomen en hoofdstuk 11 Toezicht;

6. De cliëntenparticipatie: hoofdstuk 8 Samenwerking kolommen;

7. Handhaving en fraudebestrijding; hoofdstuk 12 Handhaving en fraudebestrijding;

8. Financiële aspecten van de verschillende operaties: hoofdstuk 13 Doelmatigheid en doeltreffendheid en hoofdstuk 14 Financiële aspecten.

2. ORGANISATIE EN BEHEERSING PROJECT SUWI

2.1 Doelstelling van het project

Zoals in het wetsvoorstel SUWI is toegelicht, is de doelstelling van het project SUWI de organisatie van de uitvoering van de arbeidsvoorziening en de uitvoering van de werknemersverzekeringen grondig te herzien ter bevordering van de inschakeling van werkzoekenden in het arbeidsproces.

De beoogde datum voor inwerkingtreding van het wetsvoorstel SUWI en het wetsvoorstel Invoeringswet SUWI is 1 januari 2002. Deze datum is in het vervolg van deze rapportage steeds als uitgangspunt genomen.

2.2 Aanpak van het project

In het project gaan de uitwerking van het beleids- en wetgevingsproces én de voorbereidingen van het implementatietraject hand in hand. Bij het implementatietraject is gewerkt van grof naar fijn. In de bedrijfsplannen CWI en UWV wordt helderheid geboden over de (organisatie)structuur van de toekomstige organisaties CWI en UWV. De totstandkoming van de bedrijfsplannen en de beoordeling daarvan wordt toegelicht in hoofdstuk 13 Doelmatigheid en doeltreffendheid. In de bedrijfsplannen wordt in de eerdergenoemde veranderkalender zowel inzicht gegeven in de beoogde situatie per 1 januari 2002, als in het transformatieproces in de daarop volgende jaren. In deze rapportage, in de betreffende hoofdstukken over het UWV en de CWI, wordt informatie gegeven over de belangrijkste mijlpalen tot 1 januari 2002.

2.3 Organisatie en beheersing van het project

Het SUWI-project wordt uitgevoerd onder eindverantwoordelijkheid van de Minister van SZW. In het Organisatie-, Mandaat- en Volmachtbesluit SZW zijn de verschillende taken en verantwoordelijkheden vastgelegd. Binnen het departement zijn ten behoeve van het project SUWI een Projectorganisatie SUWI en een Veranderorganisatie SUWI (verder VO) opgericht. De project-DG SUWI heeft de leiding over de Projectorganisatie en de VO staat onder leiding van de Verandermanagers CWI en UWV. De project-DG en de Verandermanagers leggen rechtstreeks verantwoording af aan de Secretaris-generaal.

2.3.1 Projectorganisatie

Algemeen

Binnen SZW is de project-DG verantwoordelijk voor het voorbereiden, coördineren en afwikkelen van de wetgeving SUWI. De project-DG wordt ondersteund door het SUWI-secretariaat voor de inhoudelijke en procesmatige advisering over en ondersteuning (intern en extern) van het SUWI-traject. Het SUWI-secretariaat coördineert tevens de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer.

De projectgroep SUWI bereidt, onder leiding van de project-DG, het wetgevingstraject SUWI voor en zorgt voor de afstemming met het implementatieproces. De projectgroep SUWI vergadert wekelijks onder leiding van de project-DG.

Het ministerie van Financiën is betrokken bij het project SUWI via deelname aan de projectgroep en via periodiek overleg op DG-niveau.

In juni zijn de eerste conceptbedrijfsplannen voor de CWI en het UWV tot stand gekomen. Voor de beoordeling van deze conceptbedrijfsplannen zijn werkgroepen ingesteld waaraan ook het ministerie van Financiën deel heeft genomen. Over de resultaten van deze beoordeling wordt in hoofdstuk 13 Doelmatigheid en doeltreffendheid informatie verstrekt.

In nauwe samenwerking met de VNG is een project Implementatie SUWI Gemeenten opgezet, inmiddels Steunpunt SUWI Gemeenten genoemd. Zie voor de voortgang van het project hoofdstuk 7.

Ketenoverleg

De project-DG heeft periodiek overleg met de Verandermanagers CWI, UWV en de directeur Bijstandszaken (waaronder het Steunpunt SUWI Gemeenten ressorteert). Dit overleg, dat met ingang van 1 oktober het Algemeen Ketenoverleg is genoemd, spitst zich toe op de onderlinge afhankelijkheden in de keten en voert daarop de regie. Het voorzitterschap van het Algemeen Ketenoverleg ligt bij de project-DG, waarmee het departement anticipeert op de regierol die de toekomstige DG Uitvoeringsbeleid namens de minister zal gaan vervullen. Mede met het oog op de opheffing van de Veranderorganisatie (zie paragraaf 2.3.2) per januari 2002 is ervoor gezorgd dat dit ketenoverleg zodanig is ingebed in en wordt voorbereid door het departement dat de continuïteit ervan ook vanaf januari 2002 is gewaarborgd. Vanaf die datum zal behalve de CWI en het UWV ook de VNG (i.p.v. de directeur Bijstandzaken) aan het Algemeen Ketenoverleg deelnemen.

Het gaat in het ketenoverleg onder meer om de onderwerpen: informatiemanagement/ICT, de Service-Niveau-Overeenkomsten (SNO), bedrijfsverzamelgebouwen, voorlichting en toezicht.

Aan de hand van voortgangsrapportages wordt de implementatie op de voet gevolgd en zo nodig bijgestuurd. Het Algemeen Ketenoverleg is verantwoordelijk voor de sturing van projecten die voor de keten van belang zijn, in het bijzonder de SUWI-netprojecten. Het Informatie Ketenoverleg, waarin de partners van SUWI-net zijn vertegenwoordigd, adviseert daarover aan het Algemeen Ketenoverleg.

Risicobeheersing

Zoals vermeld in de tweede voortgangsrapportage kunnen er vertragingen optreden in het traject wet- en regelgeving die consequenties kunnen hebben voor de implementatie van de nieuwe uitvoeringsstructuur. Zover dat mogelijk is worden vertragingen opgevangen door de projectgroep SUWI die een centrale rol speelt in de voorbereiding van het wetgevingsproces. Daartoe is een overzicht van activiteiten met bijbehorende planning opgesteld dat regelmatig wordt geactualiseerd. De (voor SUWI relevante) toezeggingen aan de Kamer worden daarbij aan de hand van een departementaal planningssysteem bewaakt.

In hoofdstuk 3 Wetgeving wordt met redenen aangegeven op welke onderdelen van het wetgevingstraject vertraging is voorgevallen en tot welke bijstelling van de planning dit heeft geleid.

In de tweede voortgangsrapportage wordt ook gewezen op het risico dat de kosten van SUWI hoger uitvallen dan voorzien. Een overzicht van de kosten en baten dat gebaseerd is op de bedrijfsplannen UWV en CWI, wordt in hoofdstuk 13 verstrekt. De daarin opgenomen incidentele kosten worden gedeeltelijk betaald vanuit de staartpost. In hoofdstuk 14 Financiële aspecten wordt inzicht gegeven in de uitputting van de staartpost.

Risico's die zich zowel (kunnen) voordoen bij de vorming van het UWV en de CWI, als bij de implementatie van SUWI bij gemeenten worden in de betreffende hoofdstukken beschreven.

Daarnaast kunnen knelpunten optreden in de implementatie van de keten. Het Algemeen Ketenoverleg is erop gericht knelpunten in de implementatie, en dus risico's, tijdig op te sporen en op te lossen. Aan de hand van de genoemde voortgangsrapportages van het Verandermanagement UWV en CWI en van het Steunpunt SUWI Gemeenten worden mogelijke risico's getraceerd. Zo is gesignaleerd dat de bevriezing van de gegevensset voor Suwinet in de verschillende domeinen vertraging opliep waardoor ook de planning van het uittesten en de produktie in het gedrang dreigden te komen. Door een gezamenlijke inspanning is de vertraging beperkt en komt de produktie niet in gevaar.

Ook het tijdig opleveren van de intakeformulieren door de CWI wordt door het ketenoverleg nauwgezet gevolgd, omdat deze de gegevens opleveren voor de claimbeoordeling bij het UWV en gemeenten en dus moeten aansluiten bij de betreffende werkprocessen van het UWV en gemeenten.

De overgang van personeel uit gemeenten naar de CWI, in verband met de uitkeringsintake, is ook een aandachtspunt in het ketenoverleg. Op verschillende plaatsen is dit nog niet rond en dat vormt een potentieel risico. Om de gemeenten aan te sporen naar oplossingen te zoeken heeft de Minister hierover een brief op 2 november jl. doen uitgaan.

Het Algemeen Ketenoverleg volgt de ontwikkeling van bedrijfsverzamelgebouwen omdat die een belangrijke schakel vormen in de keten. Het initiatief voor bedrijfsverzamelgebouwen ligt bij gemeenten. Daarom onderzoekt het Steunpunt SUWI Gemeenten thans de stand van zaken. Ook het Verandermanagement UWV onderzoekt op dit moment met welke temporisering frontoffice-activiteiten naar (welke) bedrijfsverzamelgebouwen kunnen worden overgebracht. Met het Verandermanagement CWI is overeenstemming bereikt over de wijze waarop herkenbaarheid en toegankelijkheid van de CWI in een bedrijfsverzamelgebouw kan worden gegarandeerd.

Daarnaast heeft de Minister tijdens het Algemeen Overleg van 26 september jl. aangekondigd nog een extern onderzoek te laten verrichten naar risico's voor de dienstverlening als gevolg van de invoering van de SUWI-wetten per 1 januari 2002. Het onderzoek is op 22 oktober jl. gestart.

Randvoorwaarde voor de inwerkingtreding van de SUWI-wetten is dat de voortzetting van de dienstverlening op ten minste het bestaande niveau te allen tijde gewaarborgd is. De centrale vragen van het onderzoek zijn:

1. In welke mate brengt de wijze waarop binnen het CWI de samenwerking met UWV en gemeenten is georganiseerd en met name de uitkeringsintake en daarmee samenhangende gegevensoverdracht (en de middelen die hierbij worden ingezet, w.o. Service Niveau Overeenkomsten, ICT en handmatige procedures) risico's met zich mee voor de dienstverlening in de eerste maanden van 2002 (t.o.v. de situatie in 2001)?

2. In welke mate brengt de wijze waarop binnen het UWV de verantwoordelijkheden zijn belegd m.b.t. de uitvoering van de primaire processen (uitkeringsverstrekking, premie-inning en reïntegratie) risico's met zich mee voor de dienstverlening in de eerste maanden van 2002 (t.o.v. de situatie in 2001)?

3. In welke mate brengt de wijze waarop binnen het CWI de verantwoordelijkheden zijn belegd m.b.t. de uitvoering van de primaire processen (werk- en uitkeringsintake, bemiddeling naar werk en vacaturevervulling voor werkgevers) risico's met zich mee voor de dienstverlening in de eerste maanden van 2002 (t.o.v. de situatie in 2001)?

Wekelijks wordt over de tussentijdse bevindingen gerapporteerd en dat biedt de mogelijkheid de voorbereiding van de implementatie van SUWI zo nodig bij te stellen en te versterken. Bij de beoordeling van de resultaten van het onderzoek dient ook betrokken te worden welke schade optreedt bij een uitstel van de inwerkingtreding.

Over de uitkomsten van het onderzoek zal de Kamer begin december, in het kader van het besluit over de inwerkingtreding van de SUWI-wetten, nader worden geïnformeerd.

Verantwoording in 2002

Tijdens het Algemeen Overleg van 26 september jl. heeft de Tweede Kamer het belang van periodieke rapportages over SUWI in 2002 onderstreept. De Minister heeft daarbij te kennen gegeven dat verantwoording zal worden afgelegd in een vierde voortgangsrapportage (mei 2002) én in het kader van de jaarlijkse evaluatie van SUWI die wettelijk is vastgelegd.

2.3.2 Veranderorganisatie

De Veranderorganisatie is belast met de implementatie van de nieuwe uitvoeringsstructuur en is ingesteld tot 1 januari 2002. De Verandermanagers CWI en UWV zijn verantwoordelijk voor het tot stand komen van respectievelijk de CWI en het UWV.

De oorspronkelijke taakopdracht luidde als volgt:

• ontwikkel een organisatie-ontwerp en lever een beschrijving van de taken en de werkprocessen voor de CWI en het UWV;

• schets condities waaronder bedrijfsverzamelgebouwen kunnen worden opgericht en kunnen functioneren;

• geef vorm aan de ICT-architectuur die CWI en UWV, ook in hun samenwerking met de gemeentelijke sociale diensten, moet ondersteunen;

• geef vorm aan de aspecten van communicatie bij de inrichting van CWI en UWV;

• geef vorm aan cliëntenparticipatie binnen CWI en UWV.

Zoals vermeld in de brief van 18 september 2001 (SUWI-SEC/01/270) ter voorbereiding van het Algemeen Overleg van 26 september jl. zijn voor de vorming van de CWI en het UWV projectorganisaties opgericht die door de Verandermanagers worden aangestuurd.

Daarmee is de voorbereiding van de CWI en het UWV verlegd van de Veranderorganisatie SUWI naar deze projectbureaus. De Veranderorganisatie is zich vanaf eind april in toenemende mate gaan toeleggen op het ondersteunen en waarborgen van de samenhang in de hele keten, i.c. de CWI, het UWV en gemeenten. Dit heeft zich geconcentreerd op de thema's ICT, financiën, toezicht, huisvesting, communicatie, cliëntenparticipatie, klant-/casemanagement/activering en controle en reïntegratie. Het Verandermanagement was verantwoordelijk voor de besluitvorming en afhandeling van gemeenschappelijke activiteiten.

Medio 2001, na de behandeling van de wetsvoorstellen SUWI en Invoering SUWI in de TK en na het verschijnen van het eerste concept van de bedrijfsplannen CWI en UWV, heeft de voorbereiding van de implementatie van SUWI een enorme impuls gekregen. De Veranderorganisatie (d.w.z. de daar ondergebrachte functies en gemeenschappelijke programma's) is toen tegen het licht gehouden, ook met het oog op de geplande opheffing per januari 2002. Indien mogelijk zijn programma's door het Algemeen Ketenoverleg afgerond, zoals huisvesting of elders in het ministerie ondergebracht, zoals toezicht en communicatie. Het programma klant/casemanagement en activering en controle heeft in kaart gebracht op welke wijze het aanspreekpunt voor de klant bij de CWI, het UWV en gemeenten wordt voorbereid. Ook zijn de overdrachtsmomenten geïnventariseerd van de ene naar de andere organisatie. Besloten is om in de eerste helft van 2002, als de implementatie verder zijn beslag heeft gekregen, de stand van zaken weer op te nemen. Het programma cliëntenparticipatie is toegespitst op de voorbereiding van de landelijke cliëntenraad en het toekennen van subsidies aan cliëntenorganisaties. Tot slot is het programma ICT dat zowel uit projecten suwinet als uit CWI-projecten bestond, beperkt tot de projecten suwinet. De ICT-projecten CWI worden door het Verandermanagement CWI beheerd.

Na 1 januari 2002 worden de Suwinet-projecten (voozover ze niet binnen de SUWI-organisaties zelf uitgevoerd dienen te worden) belegd bij het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen; zie hierover verder paragraaf 8.1.

Over de voortgang van de resterende programma's wordt aan het Algemeen Ketenoverleg gerapporteerd. Daar vindt ook de besluitvorming plaats over (te ondernemen) gemeenschappelijke activiteiten. De formele afhandeling daarvan is voor de laatste paar maanden tot 1 januari 2002 bij de Verandermanager CWI gelegd. Het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit is in die zin aangepast en op 12 november jl. gepubliceerd in de Staatscourant.

De directeur van het bureau van de Veranderorganisatie blijft tot januari 2002 verantwoordelijk voor de financiën en het personeel. Voorbereidingen zijn gaande om het financieel beheer na januari 2002 te regelen. De voorbereiding van de plaatsing van het personeel na januari 2002 is vrijwel gereed.

3. WETGEVING

Doel: De start van SUWI per 1 januari 2002 mogelijk maken door beleidsvoornemens in wetsvoorstellen en nadere regelgeving vast te leggen

3.1 Terugblik

– Wetgeving

Het wetsvoorstel SUWI en het wetsvoorstel Invoeringswet SUWI zijn door de Tweede Kamer op 5 juli 2001 aanvaard. Bij amendement of Nota van wijziging zijn een aantal wijzigingen aangebracht in de wetsvoorstellen SUWI. Deze wijzigingen beogen met name de onafhankelijkheid in de wet (in plaats van in een amvb, zoals aanvankelijk het voornemen van het kabinet was) te regelen van de toezichtsuitoefening door de Inspectie werk en inkomen en het gegevensverkeer. Tevens is thans voorzien in de instelling van een Landelijke cliëntenraad.

Op 3 oktober 2001 heeft de Vaste Commissie SZW van de Eerste Kamer haar Voorlopig Verslag bij de beide wetsvoorstellen vastgesteld. De Memorie van antwoord bij de SUWI-wetsvoorstellen is op 8 oktober 2001 bij de Eerste Kamer ingediend. Op 2 november 2001 heeft de Vaste Commissie een Nader Voorlopig verslag vastgesteld. De Nadere Memorie van antwoord is 12 november jl. naar de Eerste Kamer verzonden. Op 27 november 2001 heeft de Eerste Kamer de beide wetsvoorstellen aanvaard.

Op 19 november jl. is het wetsvoorstel Verzamelwet SZW-wetten door de Tweede Kamer plenair behandeld. Dit wetsvoorstel regelt onder meer het toezicht door de IWI op het IB en bevat nadere regels met betrekking tot het gegevensverkeer. Op 22 november 2001 is de Verzamelwet aanvaard door de Tweede Kamer.

Op 21 november 2001 is het wetsvoorstel Verzelfstandiging reïntegratiediensten arbeidsvoorzieningsorganisatie behandeld en aanvaard door de Tweede Kamer.

– Lagere regelgeving

Conform de toezegging aan de Tweede Kamer zijn het concept-Besluit SUWI, het concept-Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen en het concept-Besluit Inlichtingenbureau gemeenten aan de Tweede en Eerste Kamer voorgelegd. Op 9 oktober 2001 vond een Algemeen Overleg met de Vaste Commissie SZW van de Tweede Kamer plaats over de voorgehangen concept-besluiten. In een brief van 12 oktober 2001 (SUWI/SEC/2001/303) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijzigingen die het kabinet naar aanleiding van het overleg met de Vaste Commissie heeft aangebracht in het concept-Besluit SUWI. De Tweede Kamer heeft vervolgens toestemming gegeven om de besluiten naar de Raad van State te sturen, maar heeft wel het voorbehoud gemaakt om desgewenst na het herfstreces het concept-Besluit SUWI nogmaals aan de orde te stellen.

Op 7 november jl. heeft daarop een Algemeen overleg plaatsgevonden over het uitbesteden door de gemeenten van werkzaamheden op het raakvlak van sociale activering en reïntegratie. Het ging hierbij om de vraag of bedrijven die deze activiteiten uitvoeren wel of niet BTW-plichtig zijn (artikel 4.1, 3e lid van het concept-besluit SUWI). Aan de Tweede Kamer is toegezegd om hierover op zo kort mogelijke termijn een brief te sturen met een nadere toelichting. Tevens is toegezegd om de redactie van het genoemde artikel aan te passen ten einde alle mogelijke misverstanden op dit punt weg te nemen. In het algemeen overleg van 7 november is eveneens het voorgehangen Besluit uitvoering en financiering Wiw aan de orde geweest. De Minister heeft toegezegd om nader uit te werken in welke gevallen gemeenten op verzoek de verantwoordelijkheid voor de reïntegratie kunnen overnemen van het UWV van personen met een gedeeltelijke WW- of WAO-uitkering én een gedeeltelijke bijstandsuitkering (de invulling van het nieuwe artikel 2, 5e lid, van de Wiw). Een eerste overleg hierover met de gemeenten en het UWV i.o. en het ministerie heeft inmiddels plaatsgevonden.

Het streven was het Besluit SUWI, het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen en het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten in juli/augustus 2001 voor advies aan de Raad van State voor te leggen. Met de nadere uitwerking van deze besluiten is meer tijd gemoeid geweest dan voorzien, mede gezien het feit dat voor deze drie besluiten een voorhangprocedure is afgesproken.

Voorts ligt voor advies bij de Raad van State een «technische» verzamel-amvb om in diverse besluiten de terminologie in overeenstemming te brengen met SUWI.

De concept-regeling SUWI is op 6 november 2001 voor een uitvoerbaarheidstoets c.q. toezichtsbaarheidstoets voorgelegd aan de uitvoeringsorganisaties respectievelijk het Ctsv. Deze ministeriële regeling betreft de nadere uitwerking van onder meer de volgende onderwerpen:

• technische uitwerking van de termijn overdracht gegevens CWI aan UWV of gemeenten;

• polisadministratie/verzekerdenadministratie;

• financiering (toerekening uitvoeringskosten, beheer en administratie fondsen);

• reïntegratie (budgetten, het persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst en persoonsgebonden reïntegratiebudget);

• verantwoording en controle van bestuursorganen;

• gegevensverstrekking en -verwerking.

De ministeriële regeling, waarin de subsidieverstrekking door de Raad voor Werk en Inkomen wordt vastgelegd, is op 21 november 2001 bij de beide Kamers der Staten-Generaal voorgehangen. In afwijking van wat in de 2e voortgangsrapportage staat vermeld, is ervoor gekozen om voor de subsidieregeling RWI een aparte ministeriële regeling op te stellen.

Publicatie kan, voorzover de beide Kamers zich daarin kunnen vinden, in december 2001 plaatsvinden. Dit betekent een vertraging van ca. een maand ten opzichte van de in de 2e voortgangsrapportage vermelde termijn (oktober/november).

In concept is gereed een «technische» verzamel-ministeriële regeling om in diverse regelingen de terminologie in overeenstemming te brengen met SUWI.

3.2 Vooruitblik

– Wetgeving

De SUWI-wetsvoorstellen bieden de mogelijkheid om niet alle artikelen tegelijkertijd in te voeren. Door een extern bureau wordt een risico-analyse uitgevoerd naar de gevolgen van de invoering van SUWI voor het huidige niveau van dienstverlening door de uitvoeringsorganisaties. Het onderzoek wordt begin december 2001 afgerond.

– Lagere regelgeving

De adviezen van de Raad van State op het Besluit SUWI, het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen en het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten, alsmede de «technische» verzamel-amvb worden eind november/begin december 2001 verwacht. De geplande invoering per 1 januari 2002 behoort daarmee nog steeds tot de mogelijkheden.

Een inwerkingtredings-Kb waarmee de datum van inwerkingtreding wordt bepaald is in voorbereiding. Dit Kb staat gepland voor december 2001 en zal mede gebaseerd zijn op de eerder vermelde risico-analyse.

De adviezen van de uitvoeringsorganisaties c.q. het Ctsv op de Regeling SUWI worden eind november 2001 verwacht. Afronding van deze ministeriële regeling kan derhalve conform de in de 2e voortgangsrapportage opgenomen planning (november 2001) plaatsvinden. Publicatie vindt pas plaats na aanvaarding van de wetsvoorstellen door de Eerste Kamer.

De «technische» verzamel-ministeriële regeling zal tijdig voor 1 januari 2002 afgerond kunnen worden.

Planning Wetgeving

Ambitie per 1-1-2002Realisatie 1-11-2001Maatregelen nodig?
Inwerkingtreding Wetten SUWI, I SUWIOp 27 november 2001 heeft de Eerste Kamer de wetsvoorstellen aanvaard 
Inwerkingtreding Verzamelwet SZW-wetten19/11 plenaire behandeling in TK, 22/11 aanvaard en doorgezonden naar EK 
Inwerkingtreding Besluit SUWILigt sinds medio oktober bij Raad van State voor spoedadvies. Oorspronkelijke planning verzending naar RvSt was juli/augustus. N.a.v. AO op 9/10 is besluit op onderdelen aangepast. N.a.v AO op 7/11wordt redactie art. 4.1, lid 3, opnieuw bezienenige uitloop maar planning nog steeds haalbaar
Brief aan TK over BTW-plicht i.k.v. activiteiten op het snijvlak van activering en reïntegratieBrief wordt voorbereid en met de VNG afgestemdVerzending zo spoedig mogelijk
Inwerkingtreding Besluit IB19/10 verzonden naar Raad van State voor spoedadviesplanning haalbaar
Inwerkingtreding Besluit taakuitoefening IWI19/10 verzonden naar Raad van State voor spoedadviesidem
Inwerkingtreding Besluit uitvoering WIWGepubliceerd in Staatsblad; voorgehangen bij TKidem
Nadere uitwerking van het nieuwe artikel 2, 5e lid, van de WiwOverleg met betrokken organisaties gestartActiviteit loopt door in 2002
Inwerkingtredings KbWordt voorbereidPublicatie in december 2001
Risico-analyse t.b.v. besluitvorming over invoering artikelen SUWI-wetsvoorstellenWordt thans uitgevoerdNee, wordt afgerond begin december 2001
Inwerkingtreding Aanpassingsbesluit SUWI (technische verzamel-amvb)Ligt voor advies bij Raad van Stateplanning haalbaar
Inwerkingtreding Ministeriële regeling SUWIBegin november verzonden voor uitvoerbaarheids- en toezichtbaarheidstoetsplanning haalbaar
Inwerkingtreding Subsidieregeling RWIConceptregeling op 21 november 2001 voorgehangen bij TK/EK (Oorspronkelijke planning publicatie was oktober/november)planning haalbaar
Inwerkingtreding technische verzamel-ministeriële regelingConcept gereed 

4. ONTVLECHTING ARBEIDSVOORZIENING

Doel: Ontvlechting en verzelfstandiging van de bedrijfsonderdelen van Arbeidsvoorziening uiterlijk per 1 januari 2002 en een adequate en zorgvuldige afwikkeling van het concern Arbeidsvoorziening.

4.1 Terugblik

Algemeen

In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de volgende bedrijfsonderdelen: KLIQ, Facent en Centrum Vakopleiding. Het onderdeel Basisdiensten komt aan de orde in hoofdstuk 6.

Ter voorbereiding op het AO van 5 december a.s. over ESF wordt de Kamer schriftelijk geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot ESF-nieuw.

Aan de bestuurder Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening is gevraagd om de huidige financiele situatie in beeld te brengen, inclusief de wijze waarop deze situatie tot stand is gekomen. Dit vergt een beoordeling van de bestuurlijke vormgeving van de arbeidsvoorzieningsactiviteiten en van de financiële gang van zaken in het algemeen. In dit onderzoek wordt ook aandacht besteed aan de wijze waarop de externe accountant van Arbeidsvoorziening zijn werkzaamheden heeft verricht. Waar relevant, is er verder aandacht voor sturingsaspecten en bedrijfsvoering, alsmede voor de bevindingen uit het rapport van de commissie-Vonhoff (inzake het conflict tussen CBA en RBA Rijnmond). Het onderzoek zal eind 2001/begin 2002 gereed zijn.

KLIQ

In het kader van de behandeling van de Wet verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie (KLIQ-wet) heeft de Tweede Kamer KPMG gevraagd een aantal vragen te beantwoorden. Het KPMG-rapport naar de bevindingen van het onderzoek naar de samenstelling van de openingsbalans van KLIQ is op 20 september door de Tweede Kamer openbaar gemaakt.

De Wet verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie (KLIQ-wet) is inmiddels door de Tweede Kamer aanvaard.

Als alternatief voor de verplichte inkoop door gemeenten en UWV zal KLIQ in staat worden gesteld om enkele allianties/samenwerkingsovereenkomsten aan te gaan. In de brief van 5 oktober (Tweede Kamer 2000–2001, 27 549 en 27 296, nr. 9) zijn de randvoorwaarden en criteria voor deze allianties/samenwerkingsverbanden opgenomen. Binnen deze randvoorwaarden zal de Minister van SZW ingeval van (voorgenomen) allianties/samenwerkingsverbanden de Kamer niet eerst vooraf consulteren, maar achteraf verantwoording afleggen. Een samenwerkingsverband van KLIQ inzake informatieproducten (Matchcare) is inmiddels aangegaan, alsmede een dienstverleningsovereenkomst met uitzendbureau Manpower inzake Mobilans. Beide zijn reeds genoemd in de Nota naar aanleiding van het verslag (Tweede Kamer 2001–2002, 27 649, nr. 11, d.d. 17 oktober jl.).

Facent

Facent omvat de facilitaire ondersteuning, zoals de automatisering en huisvesting, van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Op 29 oktober heeft de Tweede Kamer een brief (Tweede Kamer 2001–2002, 26 448, nr. 30) ontvangen met een toelichting op het verkoopproces Facent.

Centrum Vakopleiding

In de brief d.d. 4 juli 2001 (Tweede Kamer 2000–2001, 26 448, nr. 27) is informatie aan de Kamer verstrekt over de door het kabinet gemaakte keuzen voor de toekomstige positionering van het Centrum Vakopleiding. In het Algemeen Overleg met de vaste commissie SZW van de Tweede Kamer op 9 oktober jl. is over deze brief gesproken.

Vervolgens is in de brief d.d. 5 november 2001 (Tweede Kamer 2002–2001, 28 080, nr. 1) het voornemen tot oprichting van de Stichting Centrum Vakopleiding medegedeeld.

4.2 Vooruitblik

Algemeen

De bestuurder Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening heeft een werkplan «Decompositie Arbeidsvoorziening» opgesteld, waarin de verschillende werkzaamheden voor de opheffing van Arbeidsvoorziening worden benoemd en van een tijdpad zijn voorzien. Een aantal activiteiten uit het decompositieplan zal nog doorlopen na 1 januari 2002, zodat een rechtspersoon Arbeidsvoorziening in liquidatie in stand moet blijven om deze zaken af te wikkelen. Het betreft onder meer de verantwoording over de jaarrekening over het jaar 2001. Zie ook hoofdstuk 11 Toezicht. Binnenkort ontvangt de Kamer de kwartaalrapportages.

KLIQ

De oprichting van de rechtspersoon, de NV KLIQ, is eind december 2001 voorzien. Op grond van de KLIQ-wet zullen activa en passiva aan de NV worden overgedragen en zal na exacte vaststelling van de waarde van deze balansposten per 1-1-2002 de openingsbalans na een zekere periode kunnen worden vastgesteld. De Kamer heeft hierover onlangs een brief ontvangen (FEZ/B&B/2001/77232, d.d. 12 november 2001).

Tijdens de behandeling van het Wetsontwerp verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft de Kamer gevraagd om inzicht in de omvang en de definitie van de technische post «onderhanden werk» bij KLIQ.

In de brief van 13 maart 2001 is aangegeven dat KLIQ is belast met het afhandelen van trajecten die voortvloeien uit eerdere afspraken tussen het Rijk en Arbeidsvoorziening. Deze contracten moeten ordelijk worden uitgevoerd. De werkzaamheden die hieruit voortvloeien vallen uiteen in onderhanden werk en in werkvoorraad. Ter toelichting het onderstaande.

Een reïntegratietraject voor een cliënt omvat veelal meerdere onderdelen en werkzaamheden door de uitvoerende instantie. Bij de lopende trajecten is op de verzelfstandigingsdatum van KLIQ, een deel van de werkzaamheden reeds verricht (onderhanden werk), terwijl een ander deel van de activiteiten van dat traject nog moet worden uitgevoerd (werkvoorraad). Het concern Arbeidsvoorziening zal middelen moeten reserveren ter financiering van zowel het onderhanden werk, als de werkvoorraad. Omdat het bij de werkvoorraad gaat om activiteiten die na de datum van verzelfstandiging worden verricht, wordt deze post niet op de openingsbalans van KLIQ opgenomen.

Onder onderhanden werk wordt derhalve verstaan de totale waarde van de vóór 1 januari 2002 door KLIQ verrichtte werkzaamheden voor de lopende trajecten en waarvoor KLIQ nog geen betaling heeft ontvangen. Dit vertegenwoordigt een vermogensbestanddeel en wordt als een technische post in de openingsbalans van KLIQ tot uitdrukking gebracht. Deze post is vooralsnog geraamd op f 155 mln. (zie mijn brief van 5 oktober jl.).

Over de totale omvang van de posten onderhanden werk, alsmede die van de werkvoorraad die op de liquidatiebalans van het concern Arbeidsvoorziening tot uitdrukking zal worden gebracht, zal pas exacte duidelijkheid ontstaan bij het opmaken van de jaarrekening 2001. Hierover zal de Kamer vervolgens zo spoedig mogelijk na vaststelling van de jaarrekening worden geïnformeerd.

Facent

De verkoop van vier bedrijfsonderdelen van Facent, te weten Werklinq, Talenter, Locant en Aterlier Apeldoorn is in volle gang. Dit proces van openbare verkoop aan derden omvat meerdere stappen en deze bedrijfsonderdelen bevinden zich thans in verschillende stadia van dit verkoopproces. Van de overige twee onderdelen wordt er één verkocht aan het personeel (Simnet), het andere is inmiddels ondergebracht bij Arbeidsbureau Nederland (Docuraat). Na de afronding van de verschillende verkooptrajecten, zal de Kamer een verantwoording ontvangen conform de procedure van de comptabiliteitswet ingeval van de verkoop van Staatsdeelnemingen.

Centrum Vakopleiding

Conform de toezegging in het Algemeen Overleg van 9 oktober jl. zal de Kamer in november separaat een brief ontvangen waarin een nadere toelichting zal worden gegeven op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de wens tot behoud van hoofdelijke versnelde scholing (HVS), de precieze inrichting van het proces en de financiële consequenties.

Oprichting van de Stichting Centrum Vakopleiding en de overgang van het Centrum Vakopleiding naar deze Stichting zijn voorzien per 1 januari 2002. De financiële startpositie van de op te richten stichting zal zorgvuldig worden bepaald.

Planning Ontvlechting Arbvo

Ambitie per 1-1-02Realisatie 1-11-01Maatregelen nodig?
Rapport bestuurder over financiële situatie bij Arbvo, bestuurlijke vormgevingRapport is in voorbereidingNee
Start NV KLIQWas eerder voorzien op 1-4-2001, nu voorzien op 1-1-2002) Voorbereiding draait op volle toerenSamenwerkingsverband aangegaan met Matchcare en een dienstverleningsovereenkomst met ManpowerPlanning nog steeds haalbaar
Oprichting Stichting CVDe oprichting ligt op schemaKamer ontvangt in november brief over HVS
Arbvo gaat op in CWIOp schema: Zie hfst. CWI en bijlage BedrijfsplanGeen
Verkoop bedrijfsonderdelen FacentDocuraat is ondergebracht bij Arbeidsbureau Nederland. Voorbereidingen verkoop overige onderdelen verlopen volgens planningGeen; Kamer ontvangt verantwoording conform comptabiliteitswet ingeval van de verkoop van Staatsdeelnemingen
Liquidatie ConcernDecompositieplan door bestuurder opgesteld en in uitvoering.Geen (enkele activiteiten lopen nog door)

5. UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN

Doel: Implementatie van de nieuwe structuur voor de uitvoering van taken met betrekking tot de sociale zekerheidswetten in de vorm van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen vanaf 1 januari 2002

5.1 Terugblik

De opbouw van het UWV is in volle gang. De afgelopen maanden zijn belangrijke stappen gezet om deze complexe operatie ten uitvoer te brengen. Kernthema daarbij is het bewaken van de continuïteit van de uitvoering en gelijktijdig de opbouw van een efficiënte op activering gerichte organisatie.

Veranderstrategie en aanpak

In het bedrijfsplan 2002–2005 wordt uitgebreid ingegaan op de veranderstrategie en een Veranderagenda als planningsinstrument voor de komende jaren.

Het UWV heeft voor zowel de korte termijn als voor de middellange termijn haar koers bepaald.

Voor de korte termijn is de aandacht gericht op het going concern dat zo min mogelijk hinder mag ondervinden van de juridische en bestuurlijke fusie per 1 januari 2002 en de kanteling in de besturing. Op de middellange termijn kiest het UWV voor «operational excellence». Daarmee wordt een focus gebracht in het veranderproces. Die focus betekent dat het veranderingsproces gericht is op een uitvoering van hoge kwaliteit, zowel in termen van rechtmatigheid en tijdigheid als doelmatigheid. Deze strategie geeft ook de klant de zekerheid dat het UWV zijn afspraken nakomt.

De gekozen strategieën vinden hun vertaling in de aanpak van het veranderingsproces.

• Iedere manager heeft een tweeledige opdracht, die naast het initiëren van verandering en vernieuwing tevens borging van het going concern omvat.

• Naast het management fungeert een tijdelijk programmabureau dat operationele taken oppakt, die nog niet in de nieuwe structuur kunnen worden uitgevoerd (zoals de opzet van de benoemingsprocedure en de opdrachtenstructuur), het benoemde management adviseert over de te volgen koers en veranderprojecten toetst op consistentie met de veranderstrategie. Per 2002 zullen de taken van het programmabureau kunnen worden uitgevoerd door de dan staande organisatie en wordt het bureau ontbonden.

• Het veranderingsproces is projectmatig ingericht. Alvorens een project kan starten, wordt een plan van aanpak inhoudelijk en financieel beoordeeld. Standaarden hiervoor zijn in het voorjaar van 2001 ontwikkeld. Leidraad voor de plannen vormde in 2001 de doelstellingen die in het grofontwerp zijn neergelegd. Voor 2002 en volgende jaren geldt de in het najaar van 2001 opgestelde Veranderagenda uit het Bedrijfsplan 2002–2005. Onderdeel van de inhoudelijke toetsing is het beoordelen naar mogelijke samenhang met CWI. De projectbegroting wordt onder meer beoordeeld op additionaliteit, hetgeen betekent dat het project aantoonbaar nodig is voor de vorming van het UWV. Daarmee wordt voorkomen dat de financiering van de reguliere uitvoering en de veranderingsactiviteiten door elkaar heen gaan lopen. Na een akkoord van het Verandermanagement UWV beoordeelt de Veranderorganisatie SUWI het plan marginaal waarna het ter financiering wordt voorgelegd aan het departement. De projectleider rapporteert periodiek over de voortgang van het project. Het Verandermanagement UWV heeft ingestemd met de opzet en inrichting van de administratieve organisatie.

Inrichting organisatie

Het Verandermanagement heeft de organisatie ingericht volgens een productgerichte divisiestructuur met centrale staven. Er zijn drie divisies, te weten de divisie Werkgeverszaken, die de premievaststelling en -inning verzorgt, de divisie WW en de divisie AG. Reïntegratiebevordering is een onderdeel van de opdracht van de divisies WW en AG. De inkoop van reïntegratiediensten is ondergebracht in een apart organisatieonderdeel. De divisies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de werknemersverzekeringen en de daartoe noodzakelijke product- en procesontwikkeling, de staven hebben deels een ondersteunende en deels een kaderstellende functie.

Staven en divisies hebben de afgelopen maanden concreet vorm gekregen en de managementteams zijn erop voorbereid de verantwoordelijkheid voor de uitvoering vanaf 1 januari 2002 over te nemen.

Benoeming management

In de maanden april tot september 2001 zijn directeuren en afdelingsmanagers benoemd.

In de brief van 18 september jl. (SUWI/SEC/01/270) werd gemeld dat na het vertrek van de heer J. van Lunteren snel voorzien is in een tijdelijke opvolging door de tijdelijke benoeming van de heer J. Neervens. De heer T. Joustra zal per 1 januari 2002 aantreden als voorzitter van de Raad van Bestuur.

Begin november 2001 heeft het Verandermanagement een versterking van de topstructuur voorgelegd. De organisatie hanteert het governancemodel met een Raad van Bestuur waarin ook aandachtsgebieden als uitkeren, collecteren, HRM en Financiën worden behartigd. De Raad van Bestuur wordt bijgestaan door een Groepsraad. De Raad van Bestuur kent de volgende samenstelling: De heer T. Joustra als voorzitter en met aandachtsgebied HRM, mevrouw A. Dümig, de heer T. Fransen en een nader te benoemen lid. De Groepsraad zal uit twaalf tot vijftien leden bestaan. De benoeming van die leden vindt in november 2001 plaats.

De versterking van de topstructuur, waarvan de invulling direct ter hand is genomen, leidt tot herschikking van managementposities.

Uitvoeringsstructuur

Het Verandermanagement UWV heeft de uitvoeringsstructuur vastgesteld. De frontoffice functies worden gefaseerd ondergebracht in bedrijfsverzamelgebouwen.

De midoffice activiteiten, zoals de vaststelling van recht, hoogte en duur van de uitkering, de administratie daarvan en het geven van betalingsopdrachten, worden regionaal gepositioneerd. Daarbij is het leidend principe niet primair de afstand tot de klant (er zullen betrekkelijk weinig directe klantcontacten zijn met het midoffice), maar de huidige vestigingsplaats van deze activiteiten.

Bij de vaststelling van het aantal regionale vestigingen en hun werkgebied is aangesloten op de districtsindeling die het CWI hanteert.

De hoofdkantoren van UWV en CWI worden gezamenlijk gevestigd in Amsterdam, vooralsnog in het pand van het Lisv. Omtrent de hoofdvestigingen van de divisies, de concernstaven en de backoffice functies (zoals het computercentrum) wordt de komende maanden besloten.

Betrokkenheid medewerkers

Bij het opbouwproces is een groot aantal medewerkers van Lisv en de uvi's betrokken. Met veel inzet wordt samengewerkt aan de opbouw van UWV.

5.2 Voortgang implementatie UWV

Uitgangspunten uit tweede voortgangsrapportage

In de vorige voortgangsrapportage werden de uitgangspunten voor 2002 als volgt geformuleerd:

• Per 1 januari 2002 dienen besturing en ondersteuning op orde te zijn;

• De veranderingen worden top down en fasegewijs ingevoerd;

• De uitvoering zal per 1 januari 2002 nog nagenoeg ongewijzigd zijn;

• De fysieke klantcontacten WW zullen per 1 januari 2002 zoveel mogelijk in CWI's/BVG's zijn ondergebracht en waar mogelijk ook de spreekuurcontacten voor arbeidsgehandicapten.

Met de benoeming van de Raad van Bestuur, de instelling van de Groepsraad en de twee managementlagen daaronder en de inrichting van staffuncties is het UWV voorbereid de besturing per 1 januari 2002 over te nemen van Lisv en de uitvoeringsinstellingen.

Hiermee is de top van de organisatie UWV-gewijs georganiseerd, terwijl de rest van de organisatie nog werkt op de wijze zoals in de jaren voor 2002. Vanaf 2002 wordt een proces van gefaseerde veranderingen uitgevoerd, waarbij medewerkers worden samengebracht in nieuwe eenheden, processen worden geüniformeerd en systemen worden geoptimaliseerd. In een volgende fase vindt, mede naar aanleiding van verwachte wetgeving, nieuwbouw van systemen plaats. In het Bedrijfsplan wordt aangegeven in welke mate en met welke fasering dit gebeurt.

Met de beslissing de organisatie met uitzondering van de top vooralsnog onveranderd te laten, hetgeen wil zeggen dat de uitvoerende medewerkers dezelfde werkzaamheden blijven doen voor dezelfde klantenkring en met gebruikmaking van dezelfde processen, systemen en procedures, zijn er voldoende veiligheden ingebouwd om de uitvoering op het vereiste niveau te continueren.

Vanaf 1 januari 2002 wordt, ook met het oog op de toenemende aandacht voor activering, de frontofficefunctie WW ondergebracht in de bedrijfsverzamelgebouwen. Ook de frontoffice functie arbeidsongeschiktheid (AG) zal, overigens geconcentreerd in een aantal regio's, plaatsvinden in een bedrijfsverzamelgebouw. Met gemeente Nijmegen, Eindhoven, Gouda en Maastricht zijn daarover al gesprekken gaande. Voor de overige planning wordt eerst een onderzoek gedaan om te bepalen op welke locaties, op welke wijze en op welke termijn dit kan worden geëffectueerd. De resultaten daarvan worden in januari/februari verwacht. De behandeling van de WAO en met name het proces van de beoordeling van het recht vragen immers veel aandacht en inspanning. Zoals bekend dient de door diverse oorzaken ontstane achterstand in herbeoordelingen in 2002 te worden weggewerkt. De kwaliteit van het medisch en arbeidskundig handelen dient te worden verhoogd, onder meer door protocollering. Voorts moet nieuwe wetgeving worden geïmplementeerd, zoals het wetsvoorstel Verbetering Poortwachter en de voorgenomen aanpassing van de wet REA.

Overgang personeel

De uitvoering van werknemersverzekeringen is zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht een arbeidsintensieve activiteit. De 22 000 medewerkers zijn dan ook het belangrijkste kapitaal voor het UWV. Het Verandermanagement zet in dit veranderingsproces hoog in op behoud van kwaliteit. Medewerkers moeten zich verbonden weten met het nieuwe UWV en kansen krijgen zich verder te ontwikkelen. Daarvoor geldt als basis een verantwoord arbeidsvoorwaardenpakket.

Bij de overgang van de medewerkers van Lisv en uvi naar het UWV staat zorgvuldigheid voorop.

Op 18 oktober 2001 heeft het Verandermanagement besloten welke medewerkers naar welke nieuwe eenheden gaan, onder voorbehoud van de behandeling van de SUWI-wetsvoorstellen door de Eerste Kamer en een positief advies van de COR. Voor 1 januari a.s. wordt tevens de overdracht van medewerkers van het Lisv en de uvi's naar de CWI ingevuld.

De uvi's en het Lisv stellen een geschillencommissie in waar de medewerkers een beroep op kunnen doen, indien zij problemen ondervinden bij de plaatsing.

Met de vakorganisaties is, na consultatie van de achterbannen, overeenstemming bereikt over het sociaal plan. In het sociaal plan is, in lijn met het wetsvoorstel SUWI, opgenomen dat medewerkers van rechtswege overgaan naar het UWV met behoud van rechten en plichten. Het sociaal plan biedt een salarisgarantieregeling, onder de conditie dat de medewerker een passende functie accepteert. Deze regeling houdt de garantie in van doorloop in de huidige salarisschaal. Dat geldt voor medewerkers die op 1 april 2001 in dienst waren bij één van de uitvoeringsinstellingen respectievelijk het Lisv. Medewerkers die na die datum in dienst traden, kunnen bij herplaatsing in een lagere schaal te maken krijgen met een afbouw van salaris van maximaal één schaal.

De pensioengarantie houdt in dat medewerkers overgaan naar het UWV met behoud van pensioenrechten, alsmede de aanvullende garanties die medewerkers reeds hebben voortvloeiend uit afgeschafte Vut-regelingen. Daarbij gaat het voor Uszo-medewerkers om de zogenoemde FPU en voor de medewerkers van de andere uitvoeringsinstellingen en het Lisv om garanties in het kader van prépensioen. Er is een gezamenlijke studie afgesproken met vakorganisaties naar de wijze waarop deze garanties geëffectueerd kunnen worden. De CAO's die gelden voor de medewerkers die overstappen naar het UWV, blijven voor hen per 1 januari 2002 van kracht. Met de vakorganisaties wordt overleg gestart over een UWV-CAO per 1 april 2002. Die CAO bevat dan de geharmoniseerde arbeidsvoorwaarden en pensioenregeling.

Overdracht Lisv

Per 1 januari 2002 houdt het Lisv van rechtswege op te bestaan. Een deel van de taken van het Lisv gaat over naar het UWV en een deel naar het departement. Het Verandermanagement UWV en het bestuur van het Lisv hebben afspraken gemaakt over een zodanige overdracht, dat het Lisv-bestuur zijn verantwoordelijkheid voor de uitvoering over 2001 nog volledig draagt en het UWV zich kan voorbereiden op het overnemen van die verantwoordelijkheid in 2002. Lisv en UWV baseren zich bij de overdracht op de brief d.d. 12 juni 2001 van Staatssecretaris Hoogervorst van SZW inzake de te hanteren wettelijke en toezichtkaders. Het overdrachtsprotocol is voorgelegd aan het Ctsv om te beoordelen of ook het kader voor het toezicht daarmee in overeenstemming is. De minister zal na het oordeel van het Ctsv hierover een besluit nemen. De operationele aansturing van de uitvoering wordt vanaf september 2001 gefaseerd overgedragen aan het UWV.

Afbouw uvi's

De statutaire directies van de huidige uvi's zijn verantwoordelijk voor de afwikkeling van de oude vennootschappen. Deze verantwoordelijkheid zal naast de wettelijke taken, zoals de jaarrekening, slotbalans en de ontbinding van de vennootschappen, tevens omvatten de financiële verantwoording en eindafrekening, de verantwoording rechtmatigheid en doelmatigheid en de verantwoording inzake andere taken. De coördinatie van deze taken wordt vanuit het UWV uitgevoerd door een regiegroep, die planning en voortgang bewaakt met het oog op het synchroon lopen van het afwikkelingstraject door de vijf uvi's.

Medezeggenschap

Direct aan het begin van het SUWI-proces hebben de ondernemingsraden van het Lisv en de uitvoeringsinstellingen een voorlopige centrale ondernemingsraad (COR) gevormd, die vooralsnog alleen het veranderingsproces als aandachtspunt heeft. Deze COR is voortdurend gesprekspartner van het Verandermanagement en heeft advies uitgebracht over belangrijkste voorgenomen besluiten, als het bedrijfsplan. De COR houdt op 30 november 2001 een themadag over de inrichting van de medezeggenschapsstructuur in het UWV. De COR heeft medio november nog niet geadviseerd over de plaatsing van de medewerkers binnen de nieuwe organisatiestructuur. Oorzaak daarvan is dat de ondernemingsraad van één van de uitvoeringsinstellingen vooralsnog geen positief advies heeft uitgebracht.

ICT

Zoals in het bedrijfsplan vermeld, kent het ICT-beleid drie sporen. De focus van ICT is vanaf 2002 gericht op het eerste spoor. Bij de start heeft het UWV tenminste vijf ICT-stelsels met vele honderden applicaties en gegevensverzamelingen binnen elk van de stelsels. Ze voeren alle een zelfde wet- en regelgeving uit, maar hebben in historie en groei een heel verschillende invulling gekregen. De bestaande systemen moeten vooralsnog worden onderhouden. De applicaties en gegevensverzamelingen van de vijf ICT-stelsels worden zodanig aangepast dat ze de gewenste UWV uitstraling naar buiten ondersteunen en eveneens in staat zijn de te uniformeren werkwijzen binnen het UWV daadwerkelijk te ondersteunen. De complexiteit van de aanpassingsoperatie is groot, maar kan het hoofd worden geboden, mits duidelijk wordt onderkend dat niet in alle gevallen een ideale oplossing kan worden geboden zonder dat dit ten koste gaat van de dienstverlening. Tegelijk wordt een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om het aantal systemen en applicaties te verminderen, in 2002 worden de resultaten van dit onderzoek verwacht. Daarbij wordt gedacht aan het versneld afstoten van onderhoudsintensieve systemen en het opwaarderen van een goedwerkend systeem tot standaardsysteem (best practice). In deze eerste fase wordt een aantal maatregelen getroffen om de vijf infrastructuren te koppelen en op elkaar af te stemmen. Daarnaast zal geïnvesteerd worden in moderne processen en systemen. Het Verandermanagement UWV betrekt de verwachte wetgeving Walvis bij de investeringsplanning voor de nieuwbouw.

Uitbesteding

Het Verandermanagement heeft besloten de huidige uitbestedingscontracten (in het bijzonder ICT) te continueren, teneinde de continuïteit te waarborgen. De ontwikkeling van een integraal uitbestedingsbeleid staat geagendeerd voor 2002. De Tweede Kamer heeft in dit verband ook een brief ontvangen over de SFS-constructie (SV/UB/01/71408).

Communicatie

UWV en CWI hebben gezamenlijk een huisstijl ontwikkeld die nadrukkelijk de ketengedachte onderstreept. In december zal de publieksvoorlichting over het UWV van start gaan. Daarbij is gekozen voor een low profile benadering, omdat de veranderingen voor de klanten in het begin van beperkte aard zullen zijn. Vanwege de regie die op de totale voorlichting wordt gevoerd, wordt verder verwezen naar hoofdstuk 8 Samenwerking kolommen.

Cliëntenparticipatie

De landelijke en decentrale regeling cliëntenparticipatie voor het UWV is in ontwikkeling. In overleg met cliëntenorganisaties zal daarnaast bezien worden of voor bijzondere doelgroepen aparte overlegvormen nodig zijn.

Andere taken

De lopende contracten voor het uitvoeren van andere taken gaan van rechtswege over op het UWV. Met de opdrachtgevers zal in de komende maanden overleg worden gevoerd over een toekomstige invulling van deze taken. Als bijlage bij deze rapportage is de toegezegde notitie andere taken toegevoegd.

5.3 Beheersing risico's

Het Verandermanagement UWV kiest nadrukkelijk voor een beheerst tempo bij het migratie- en transformatieproces om de risico's zo veel mogelijk te beperken.

Bij de overgang per 1 januari 2002 wordt het uitvoerend proces zo veel mogelijk ongemoeid gelaten. Het management en de concernstaven zijn vanaf de start van het UWV in positie, het uitvoerend proces en de ondersteunende functies continueren hun werkzaamheden zoals dat ook in 2001 gebeurt.

De risico's van discontinuïteit bij de overdracht van de besturing van het zittende naar het nieuwe management worden beheerst door de inzet van een tweetal instrumenten, het overdrachtsdossier, waarin de brengende manager nauwkeurig de staat van de uitvoering beschrijft ten behoeve van de ontvangende manager en een interne audit naar de huidige kwaliteit van de uitvoering en eventuele risico's. De interne audit wijst uit, dat de risico's bij het collecterend proces gering worden ingeschat. Dat geldt ook voor de uitvoering van het uitkeringsproces. Het intakeproces vraagt wel extra aandacht, mede vanwege het feit dat voortaan de uitkeringsintake WW door de CWI zal worden gedaan.

De medewerkers van Lisv en uitvoeringsinstellingen worden op meerdere manieren nauw betrokken bij de ontwikkelingen. Vele medewerkers participeren in werk- en projectgroepen. Voor alle medewerkers wordt maandelijks een UWV-bulletin uitgegeven, waarin de nieuwe organisatie stapsgewijs in beeld wordt gebracht. Daarnaast wordt actueel nieuws via de intranetten van de organisaties bekend gemaakt. Het management ontvangt periodiek elektronische managementmemo's ter ondersteuning van het werkoverleg met de medewerkers. Via een zogenoemde barometer wordt de betrokkenheid van de medewerkers gemeten. Aldus wordt continu gewerkt aan het informeren en betrokken houden van alle medewerkers om het draagvlak voor het UWV te vergroten.

Het ziekteverzuim, het personeelsverloop en de vacaturevervulling zijn stabiel, hetgeen als een teken kan worden gezien van vertrouwen in de nieuwe organisatie.

Het Verandermanagement UWV dan wel de directies hebben telkens benadrukt dat het veranderproces per 1 januari met grote nauwkeurigheid en zorgvuldigheid wordt uitgevoerd. In voortgaand overleg met de COR en de ondernemingsraden stellen zij alles in het werk om door het personeel gedragen besluiten tijdig te kunnen uitvoeren.

De bekendmaking van de nieuwe topstructuur van UWV begin november 2002 leidde opnieuw een proces van herbezinning bij de COR en de ondernemingsraden in. Zoals vermeld heeft de ondernemingsraad van één van de uvi's vooralsnog niet het advies uitgebracht over de voorgenomen besluiten tot kanteling van de besturing per 1 januari 2002 en de toewijzing van functie en werkplek aan de medewerkers. Deze OR neemt daarbij overigens geen afstand van de voorgenomen fusie op zich.

De Centrale ondernemingsraad UWV i.o. heeft als voorwaarde voor een positief advies gesteld dat alle ondernemingsraden van de zes betrokken organisaties positief zouden adviseren. Nu dat niet is gebeurd, zet de COR het licht vooralsnog niet op groen. Het valt desondanks niet uit te sluiten dat er vertraging optreedt in de voorbereiding op de start van UWV per 1 januari 2002.

Meer in zijn algemeenheid ligt er een risico in de toenemende druk om een veelheid van activiteiten tegelijk uit te voeren. Bedacht moet worden dat het gaat om een omvangrijke fusie. Daarnaast moet de Euro worden ingevoerd. De uvi's hebben de voorbereidingen hiervoor getroffen, het is de bedoeling dat er op 1 januari as. scenario's liggen om eventuele knelpunten op te vangen. Ook is er nieuw beleid in aantocht dat in de werkprocessen moet worden doorgevoerd. Voorts is er de hiervoor genoemde wens om ingrijpende organisatorische wijzigingen door te voeren, zoals de splitsing van front- en backoffice en het structureel verbeteren van de kwaliteit op onderdelen van de uitvoering. Door het toenemend aantal eisen dat aan het UWV wordt gesteld, ontstaat het risico dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de te treffen maatregelen en mogelijk zelfs de kwaliteit van de primaire uitvoering van de werknemersverzekeringen. Juist daarom is weloverwogen gekozen voor een pragmatische aanpak waarbij voorrang wordt gegeven aan continuïteit in de uitvoering.

Planning Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringent

Ambitie per 1-1-2002Realisatie 1-11-2001Maatregelen nodig?
Besturing op UWV niveau RvB benoemd Mgt-teams operationeel1/9 directeuren en afdelingsmanagers benoemdTopstructuur vastgesteldNeen
Uitvoering op uvi-niveau Processen en systemen blijven intact; bediend door huidige medewerkersToewijzing personeel aan functie en werkplek is voorbereidEffectuering in november na akkoord ondernemingsraden
Organisatie-, besturing- en dienstverlening Invoering organisatieconcept Besturingsconcept gereed Casemanagement in ontwikkeling Organisatieconcept gereed Contour- en besturingsconcept rondCasemanagement in ontwikkeling Neen
Medewerkers kennen functie/werkplek22 000 individuele brieven zijn voorbereidEffectuering in november
Proces CWI/UWV operationeelEvaluatie pilot gereedNeen, vooralsnog vindt dit handmatig plaats, electronische communicatie is nog niet gereed
Poortwachter ingevoerdVoorbereiding looptNeen
Euro ingevoerdVoorbereiding looptscenario's moeten klaar liggen om knelpunten op te vangen
CBBS wordt gefaseerd ingevoerdKnelpunten deels opgelostKnelpunten voor de 1e fase zijn tijdig opgelost

6. CENTRA VOOR WERK EN INKOMEN

Doel: Implementatie van de nieuwe structuur voor de uitvoering van taken met betrekking tot de arbeidsvoorziening en sociale zekerheidswetten in de vorm van de Centra Werk en Inkomen vanaf 1 januari 2002.

6.1 Terugblik

De periode sinds het uitkomen van de tweede voortgangsrapportage heeft vooral in het teken gestaan van het inrichten en van start gaan van de projectorganisatie belast met de implementatie van CWI. Deze projectorganisatie is als volgt vorm gegeven.

Over de implementatie vindt twee wekelijks overleg plaats met respectievelijk het UWV en met de gemeentelijke kolom (Divosa en het Steunpunt SUWI Gemeenten) in zgn. landelijke implementatieteams. In deze overleggen komen zaken als gegevensuitwisseling, overkomst van personeel en het raamwerk van te sluiten Service Niveau Overeenkomsten aan de orde.

Vanuit het management CWI wordt bovendien maandelijks over de hoofdlijnen en de voortgang van de implementatie overleg gevoerd met de hoofddirectie van het UWV en enkele directeuren van sociale diensten van gemeenten in de zgn. stuurgroep implementatie CWI.

De feitelijke implementatie wordt uitgevoerd onder leiding van een programmadirecteur die wordt ondersteund door een programmastaf. De programmastaf is verantwoordelijk voor de coördinatie van activiteiten en het opzetten van een systeem van monitoring via scorecards op systeemniveau en per vestiging van implementatie-activiteiten waarmee de tijdige uitvoering van deelactiviteiten kan worden gevolgd en waar nodig tijdig bijsturing kan plaatsvinden.

Een 5-tal stuurgroepen op landelijk niveau is binnen de ontwikkelde programmastructuur verantwoordelijk voor de implementatie op respectievelijk de volgende onderscheiden deelgebieden: HRM en opleidingen; ICT en werkprocessen; huisvesting; communicatie en juridische zaken. Voor de eerste vier onderdelen van de implementatie zijn inmiddels projectplannen vastgesteld. Binnenkort volgt nog het projectplan Wettelijke taken.

Per district zijn districtsimplementatieteams gevormd die onder leiding van een districtsmanager eveneens afstemming realiseren op districtniveau met activiteiten die plaats vinden vanuit uvi's/UWV en gemeenten. Voor de uitvoering van activiteiten op districtsniveau zijn projectgroepen gevormd.

Aan de implementatie per vestiging liggen vestigingsimplementatieplannen ten grondslag waarvan het format onlangs is vastgesteld. Deze plannen vormen ook de basis voor de 2-wekelijkse rapportage door middel van scorecards over de voortgang van de implementatie.

Tenslotte is het de bedoeling op vestigingsniveau een Regionaal Ketenoverleg (REKO) te creëren waarin op basis van de SNO afstemming tussen de ketenpartners plaatsvindt.

Binnen de projectorganisatie is veel aandacht uitgegaan naar het opstellen van projectplannen die enerzijds richting geven aan het implementatieproces en anderzijds de basis vormen voor het verkrijgen van financiële middelen voor de feitelijke implementatie. Talrijke voorbereidende activiteiten zijn ondernomen voor het inrichten van de CWI. Veel aandacht is tenslotte uitgegaan naar het opzetten van adequate systemen en rapportages die inzicht zullen geven in het verloop van het implementatieproces en het mogelijk maken om adequaat verantwoording af te leggen over de besteding van de beschikbaar te stellen middelen.

Daarnaast is gewerkt aan de (door)ontwikkeling van concrete zaken zoals het referentiewerkproces, de dienstverlening binnen het project werk.nl, pilots gericht op de gegevensoverdracht met ketenpartners, het functiegebouw, de plaatsingsprocedures e.d..

Ook de opstelling van het bedrijfsplan CWI heeft de afgelopen maanden zeer veel tijd gevergd.

In dit bedrijfsplan wordt nader ingegaan op de gekozen aanpak van het verandertraject.

Enkele ambities die in het planningsoverzicht bij de tweede voortgangsrapportage waren opgenomen (blz. 40 t/m 42) zijn bijgesteld. Deze bijstellingen betreffen:

• de eerste oplevering van het bedrijfsplan heeft wel plaatsgehad, zoals gepland, medio 2001. De finale oplevering heeft echter pas in november plaatsgevonden;

• het gereed zijn van CWIntake voor implementatie is niet in de maand september gerealiseerd maar in oktober en dan nog slechts voor 4 pilot-vestigingen en de verdere uitrol vindt vanaf 1 januari 2002 plaats. Dit betekent dat meer locaties langer de handmatige procedure dienen toe te passen;

• het trainingsprogramma voor medewerkers is niet direct na de zomer van start gegaan maar in de maand oktober. De deelname aan de trainingen is groot, de voorbereiding van de start van de CWI wordt door deze vertraging niet opgehouden;

• een regeling inrichting cliëntenparticipatie voor de CWI is niet in oktober beschikbaar gekomen, dit zal naar verwachting niet eerder in december zijn.

De diensten die voorheen – en ook nu nog – door het bedrijfsonderdeel basisdiensten, inmiddels aangeduid als Arbeidsbureau Nederland, van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie werden geboden zullen – SUWI-proof gemaakt – overgaan naar de CWI. De werkprocessen van dit bedrijfsonderdeel, bestaande ICT-faciliteiten, deskundigheid en kwaliteit van medewerkers, geldende – en op onderdelen verbeterde – administratieve procedures en de gebruikte gebouwen zullen in belangrijke mate de basis gaan vormen van de nieuwe CWI-organisatie.

Aldus zal dit onderdeel van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie blijvend een plek krijgen binnen het publieke domein van werk en inkomen.

6.2 Voortgang implementatie CWI

Algemeen

De implementatie is erop gericht om per 1 januari 2002 131 vestigingen als CWI van start te laten gaan. Dit betekent dat:

• de primaire uitingen van de huisstijl zijn ingevoerd;

• de beursvloer (met mogelijkheid van gebruik van de Nationale Vacature- en Sollicitantenbank en raadpleging van informatie over beroepen en opleidingen) operationeel is;

• het referentie werkproces in de volle breedte (d.w.z. werkintake, uitkeringsintake, sluitende aanpak, kwalificerende intake, specifieke advisering) wordt uitgevoerd;

• per team van medewerkers alle diensten van het CWI worden aangeboden;

• er sprake is van uitwisseling (voor enkele vestigingen digitaal; voor de overgrote meerderheid van de vestigingen vooralsnog op papier) van gegevens met de ketenpartners (UWV en gemeenten);

• verificatie (online) van gegevens met informatie zoals opgenomen in de gemeentelijke bevolkingsadministratie mogelijk is;

• inkijk in de bestanden van onderdelen (GUO, GAK, Cadans) van het UWV mogelijk zal zijn, de overige onderdelen volgen begin 2002;

• managementinformatie kan worden verkregen op basis van het management informatie portal;

• kan worden beschikt over een nieuwere versie van het Primair en Gemeenschappelijk Informatie (PGI-)systeem;

• de dienstverlening plaatsvindt op basis van afgesloten service niveau-overeenkomsten.

Daarmee is in een zeer kort tijdbestek een groot aantal stappen gezet in de richting van het eindperspectief van SUWI: intensieve samenwerking, concentratie en afstemming van activiteiten op het terrein van werk en inkomen in bedrijfsverzamelgebouwen.

Behalve het primair proces op de CWI-vestiging zullen ook de organisatie van de wettelijke taken, de ondersteunende processen en de aansturing van de organisatie per 1 januari 2002 op een nieuwe leest zijn geschoeid. Zo zullen centraal en decentraal punten voor indiening van aanvragen om tewerkstellingsvergunningen zijn ingericht en decentraal punten voor de preventieve ontslagtoets en de afgifte van allerhande verklaringen (WVA etc.) zijn ingericht, districtsserviceteams zijn gevormd en zal het hoofdkantoor zijn ingericht volgens de uitgangspunten van het fijnontwerp voor de CWI-organisatie.

HRM en opleidingen

Vanuit de uvi's zullen medewerkers (323 FTE, oorspronkelijk gepland: 345 FTE) de overstap naar de CWI maken. Met het UWV is overeengekomen vanaf 1 november 2001 deze medewerkers al werkzaamheden te laten verrichten op CWI-vestigingen in verband met inwerken, opleidingen etc. Vooralsnog is hierbij sprake van detachering van de betrokken medewerkers. Op dit moment is op regionaal niveau overleg gaande tussen uvi's en de CWI ten aanzien van de datum van overkomst en opleidingen.

Vanuit de gemeenten is de overkomst van personeel van gemeenten (gepland 250 FTE) nog niet voltooid. De onzekerheid over arbeidsvoorwaarden speelt hierbij een rol.

De colleges van B&W zijn door de minister bij brief van 2 november jl. gevraagd om de volle medewerking te verlenen bij het bevorderen van de overgang van medewerkers naar de CWI. Voor een goede uitvoering van de ABW-intake van het CWI is het voor het CWI noodzakelijk om te kunnen beschikken over op dit terrein gekwalificeerde medewerkers. Om te kunnen voorzien in de behoefte aan gemeentelijke expertise zal de CWI detachering van gemeentelijke personeel aan het CWI gedurende 2002 mogelijk maken. Zie ook paragraaf 6.3 Beheersing risico's. Veel gemeentelijke sociale dienst-medewerkers (ca. 150) zijn overigens al geruime tijd op detacheringsbasis binnen CWI werkzaam.

Belangrijk is voor de start van de CWI per 1 januari 2002 dat de definitieve teams van eigen medewerkers dan zijn gevormd en dat vooraf inwerken en opleidingen kunnen plaatsvinden.

De uitvoerend medewerkers van Arbeidsbureau Nederland zullen allen overgaan naar de nieuwe rechtspersoon CWI.

De managers en de ondersteunende medewerkers van Arbeidsbureau Nederland zullen per 1 november as. – onder het voorbehoud van de besluitvorming door de Eerste Kamer – worden geplaatst binnen de nieuwe organisatie. Voor districtsmanagers en vestigingsmanagers geldt dat de (voorgenomen) benoeming reeds heeft plaatsgevonden. Daarbij is het mogelijk gebleken een zekere vaste verhouding in de herkomst (ABNL,gemeenten en uvi's) van betrokkenen aan te houden. Voor de gemeentelijke kolom zal het wellicht niet mogelijk blijken voor alle voor deze geledingen beschikbare plaatsen kandidaten te leveren.

Speciale aandacht gaat uit naar de positie van de bedrijfsadviseurs minderheden. Bij de bespreking van de tweede voortgangsrapportage op 26 september jl. bleek dat leden van de Tweede Kamer hierover meer duidelijkheid wensten te krijgen. De positiebepaling van de bedrijfsadviseurs is als volgt uitgewerkt.

Op basis van het evaluatieonderzoek1 en bestuurlijk overleg met Arbeidsbureau Nederland (9 juli 2001) zijn afspraken gemaakt over een resultaatgerichte inzet van de bedrijfsadviseurs minderheden binnen de CWI. Dit zal zodanig plaatsvinden dat recht wordt gedaan aan de deskundigheid van deze adviseurs; tegelijkertijd zullen de bemiddelingsactiviteiten van de adviseurs Werk en Inkomen van de CWI worden versterkt.

De advies- en ondersteuningstaak op het gebied van multicultureel personeelsbeleid van individuele werkgevers en hun organisaties wordt voortgezet. Voorts wordt de samenhang met de uitvoeringstaken Wet SAMEN versterkt, zonder hierbij in de bevoegdheden van de Arbeidsinspectie te treden.

De minister heeft het voornemen om de heer R. de Groot te benoemen als voorzitter van de Raad van Bestuur.

Over het organisatiemodel, te realiseren bezetting, functiegebouw, plaatsingsoperatie e.d. is overeenstemming bereikt met het medezeggenschapsorgaan, samengesteld uit vertegenwoordigers van medezeggenschapsorganen van de 3 ketenpartijen. Over uitvoering van een sociaal plan met betrekking tot de overgang is door elk van de drie betrokken partijen een akkoord bereikt met de vakorganisaties.

Voor de training van de medewerkers in de diverse onderdelen van de dienstverlening van het CWI is een opleidingsplan ontwikkeld en van start gegaan. Er is in dat verband een omvangrijke trainingscapaciteit in het leven geroepen.

Voor 1 januari 2002 zullen ongeveer 350 medewerkers bijvoorbeeld de training oriëntatie sociale zekerheid volgen, ca. 550 een 3-daagse opleiding uitkeringsintake Werkloosheidswet en ca. 400 medewerkers een 4-daagse opleiding uitkeringsintake Algemene Bijstandswet. De trainingen worden in 6 districten wekelijks vanaf medio oktober tot 21 december as. gegeven, aan groepen van ongeveer 12 tot 15 deelnemers.

ICT en werkprocessen

Op 1 januari zullen alle 131 vestigingen de volgende ICT-ondersteuning kennen:

• werk.nl (Nationale Vacature en Sollicitantenbank en Werktraject)

• nieuwe versie van PGI

• management informatie portal

• verificatie GBA

• inkijk in UWV-bestanden

Een beperkt aantal vestigingen (naar het zich nu laat aanzien minimaal 4) kan dan ook al beschikken over nieuwe kantoorautomatisering en de intake module (CWIntake). De uitrol van deze systemen vindt gefaseerd plaats in de periode 15 oktober 2001–1 juli 2002. De implementatie van CWIntake is mede afhankelijk van een nieuwe kantoorautomatiseringstructuur die de oude infrastructuur vervangt. Voor de uitrol van een nieuwe infrastructuur en installatie van nieuwe werkstations is deze ruime periode nodig.

De 131 CWI worden in twee stappen voorzien van nieuwe en herijkte ICT-ondersteuning voor hun (nieuwe) werkprocessen. Vanaf 1 januari 2002 zullen de CWI uitgerust zijn met bovengenoemde basisvoorzieningen. Het huidige systeem (PGI) van Arbeidsbureau Nederland, primair ter ondersteuning van het bemiddelen van cliënten naar werk, is uitgebreid en verbeterd; medewerkers van de CWI kunnen geautomatiseerd bestanden van het UWV raadplegen (inkijk-faciliteit) en gegevens bij het GBA verifiëren. Bovendien komt een bezoekersversie van werk.nl (nationale vacature- en sollicitantenbank, informatiemodules van werktraject en teletekst-voorzieningen) beschikbaar. Ter ondersteuning van het operationeel management zal er een systeem draaien, waarmee inzicht in het uitgevoerde werk kan worden verkregen (management informatie portal).

Het implementatietraject van werk.nl is als volgt vormgegeven:

• op 1 oktober 2001 is een oefenversie van het systeem beschikbaar gekomen voor gebruik door de medewerkers van de Arbeidsbureaus/CWI;

• op 1 januari 2002 komt de bezoekersversie van werk.nl beschikbaar voor gebruik binnen het CWI door de klanten van het CWI, waarbij invoer van vacatures en werkzoekenden gecontroleerd zal plaatsvinden. Hiermee wordt vervuiling van informatie voorkomen;

• op 1 januari 2002 zal een lineaire versie (alleen raadplegen mogelijk) van teletekstvoorzieningen beschikbaar gaan komen;

• in de loop van januari 2002 zullen de informatiemodules van werk.nl (excl. de matchingfaciteit) via Internet beschikbaar gaan komen;

• Onder voorwaarde dat werk.nl in voldoende mate kan worden beveiligd voor inbreuk op de integriteit van informatie, zal de Internetversie van de totale werk.nl-applicatie medio 2002 worden gerealiseerd.

De basisvoorzieningen zullen vanaf begin 2002 uitgebreid worden met en partieel vervangen worden door een aantal nieuwe voorzieningen. De belangrijkste van deze nieuwe systemen vormt een applicatie ter ondersteuning van de geïntegreerde intake van werk en inkomen (CWIntake). Dit systeem zal in een omgeving met nieuwe kantoorautomatisering en aangepaste technische infrastructuur aangeboden worden. Invoering van dit systeem betekent tevens dat de berichten in het kader van de Werkloosheidswet, electronisch door de CWI verstuurd en door het UWV ontvangen kunnen worden. Verdere verwerking van deze berichten in de deelsystemen van het UWV zal in de loop van 2002 gerealiseerd kunnen worden.

Vertraging in het startmoment van implementatie van CWIntake is ontstaan doordat de functionele specificaties pas op een relatief laat tijdstip konden worden «bevroren». Dit bevriezen is noodzakelijk om een ongestoorde periode van testen te kunnen ingaan. Het tot overeenstemming komen met de ketenpartners over deze specificaties bleek meer tijd te vergen dan eerder werd verondersteld. Het feit dat nog niet op 1 januari op alle CWI-vestigingen zal kunnen worden beschikt over de CWIntake, wordt ondervangen door de gegevens niet via geautomatiseerde weg maar op papier (volgens de afgesproken specificaties) met de ketenpartners uit te wisselen.

Het systeem voor het raadplegen van vacatures en het matchen van profielen van werkzoekenden met deze vacatures zal in de loop van 2002, onder voorbehoud van privacy- en beveiligingsaspecten, ook voor werkgevers en werkzoekenden zelfstandig benaderbaar en bruikbaar zijn. Bovendien zullen de basisvoorzieningen zijn afgestemd op deze nieuwe systemen.

Onlangs is een nieuwe versie van het referentie werkproces (RWP 4.0) vastgesteld. Iedere vestiging zal per 1 januari a.s. komen te beschikken over tenminste 2 professionals die het gehele RWP kunnen uitvoeren. Grote vestigingen zullen naar rato meer professionals tellen.

Gefaseerd wordt op basis van dit RWP gewerkt aan het opleveren van tot in detail uitgewerkte werkinstructies en formulieren. Deze zullen op 16 november 2001 beschikbaar zijn.

In de concept ministeriële regeling SUWI is opgenomen dat de CWI met gemeenten en het UWV overeenkomsten sluit om nadere afspraken te maken over de uitvoering. In de Service Niveaus Overeenkomsten (SNO) worden de afspraken vastgelegd en deze betreffen de wijze waarop het werkproces wordt uitgevoerd (m.n. kwaliteitscriteria), in het bijzonder de overdracht van de uitkeringsaanvraag. De lopende pilots met het UWV en gemeenten geven een goed beeld van wat op dit punt mogelijk is en welke informatie voor partijen in de gegevensset CWIntake nodig is.

Zowel het standaardmodel van de SNO voor het UWV als het model van de SNO voor gemeenten is voor het jaar 2002 inmiddels gereed. Er is beperkte ruimte om op lokaal niveau dit model aan te vullen.

Met het UWV en gemeenten zullen afspraken gemaakt worden over het volgen van de werking van de SNO (het vaststellen van de feitelijke overdrachtstermijn en de juistheid en volledigheid van de overgedragen gegevens). Dit zal door gezamenlijk teams van kwaliteitsmedewerkers gebeuren die onafhankelijk van de uitvoering opereren. De SNO zal op basis van deze informatie verder evolueren; dit past ook bij de invoering van een dergelijk instrument dat de samenwerking tussen 131 CWI-vestigingen, honderden uvi-vestigingen en honderden gemeenten regelt.

Een belangrijke taak voor de CWI vormt de ondersteuning van de Regionale Platforms Arbeidsmarkt om te voorzien in actuele en kwalitatief goede informatie over de regionale arbeidsmarkt. Hiertoe worden per platform of cluster van platforms (al naar gelang de behoefte) werkconferenties belegd om de behoefte aan arbeidsmarktinformatie in kaart te brengen en om de regionale aanbieders van arbeidsmarktinformatie bijeen te brengen. Desgewenst verrichten de arbeidsmarktadviseurs van de CWI hun werkzaamheden op de locatie van het platform.

Huisvesting

Vrijwel alle 131 CWI zullen op 1 januari 2002 kunnen beschikken over een adequate huisvesting om de beursvloer te realiseren en de nieuwe huisstijl zichtbaar aan de «buitenkant» van het gebouw te kunnen voeren. Van een drietal CWI is op dit moment bekend dat het vinden van een geschikte locatie per januari 2002 een probleem vormt.

De SUWI-operatie heeft belangrijke gevolgen op het terrein van huisvesting. Voor Arbeidsbureau Nederland gaat het om de sluiting van kleinere vestigingen, ontvlechting van andere bedrijfsonderdelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, betrekken van – voor het CWI geschikte – panden en tenslotte het mede betrekken van bedrijfsverzamelgebouwen.

De financiële gevolgen en mogelijke inefficiënties die hiervan het gevolg zijn worden beperkt door:

• het (tot 2002) in frequent overleg, onder leiding van Arbeidsvoorziening Concern, bespreken van mutaties in gebruik van panden en het gezamenlijk zoeken naar oplossingen die de financiële schade beperken;

• de Huvemacontracten te ontbinden. Deze panden gaan terug naar het Concern. In 2002 zal het Concern overgaan tot de verkoop van deze panden. Hieronder bevinden zich 5 panden die geschikt worden geacht voor realisatie van een BVG. De CWI komt niet in aanmerking voor aankoop van de betreffende panden. Met gemeenten zal daarom worden overlegd over de overname van de panden. Als de ontvlechting van arbvo gereed is, zullen de gelden uit de verkoop weer terugvloeien naar de algemene middelen.

• huur van panden te beëindigen door afkoop van de resterende huurtermijnen dan wel door onderhuur. Door de «overbodigheid» van panden tijdig te signaleren worden de kosten van leegstand en afkoop beperkt gehouden;

• bij het zoeken van panden voor CWI-activiteiten c.q. de realisatie van een BVG ook de huisvestingsportefeuille van de uvi's/het UWV te betrekken;

• de investeringen beperkt te houden tot het meest noodzakelijke, indien de panden door de CWI worden betrokken en niet bestemd zijn voor een BVG. Het merendeel van de investeringen (vloerbedekking, plafonds, meubilair e.d. conform de gekozen huisstijl) zal dan ook pas in 2003 en 2004 worden gedaan, parallel aan de implementatie van BVG-en.

Voor de vestiging van het hoofdkantoor CWI wordt verwezen naar hoofdstuk 5 Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

Communicatie

De activiteiten op het terrein van communicatie betreffen de realisatie van een informatiecentrum CWI, interne communicatie, externe communicatie, ontwikkeling van een nieuwe CWI-huisstijl (in nauwe afstemming met het UWV) en een afscheid van Arbeidsbureau Nederland.

De nieuwe huisstijl is inmiddels vastgesteld. Er vindt nog een verdere doorontwikkeling/verbreding plaats naar alle relevante uitingen binnen de organisatie.

Per 1 januari 2002 zal de nieuwe huisstijl zijn ingevoerd. Binnen de vestigingen zal dat vooral betrekking hebben op een voor de klant herkenbare styling van de beursvloer, formulieren, brieven, folders etc. Folders die betrekking hebben op specifieke doelgroepen worden in overleg met de betrokkenen ontwikkeld. Een campagne om het publiek over de komst van CWI te informeren wordt voorbereid. Zie hoofdstuk 8 Samenwerking kolommen waar vanuit de regie op de totale voorlichting daar verder op wordt ingegaan.

De inrichting van de beursvloer, het voorlichtingsmateriaal en niet in de laatste plaats de dienstverlening door de medewerkers van de CWI stellen de klanten in de gelegenheid gemakkelijk, in de zin van «laagdrempelig», informatie te verwerven en te selecteren. In de jaarlijkse evaluatie van SUWI zal worden nagegaan of klanten adequaat aan de door hen gewenste informatie kunnen komen.

Overige wettelijke taken

De overige wettelijke taken zijn in een afzonderlijk organisatie-onderdeel ondergebracht. De uitvoering van de WAV (Wet Arbeid Vreemdelingen) -taak vindt centraal plaats. Decentraal kunnen wel aanvragen worden ingediend. Voor een aantal grote accounts is een centrale intake van de aanvragen mogelijk. De overige wettelijke taken zullen geheel decentraal worden uitgevoerd.

Pilot electronisch paspoort

In het kader van de doelstelling overheidsdiensten in meerdere mate electronisch toegankelijk te maken («electronische overheid») is de behoefte naar voren gekomen een «public key infrastructure» en een (landelijk) electronisch identiteitsbewijs tot stand te brengen. Hiertoe is een proef met electronische dienstverlening (via internet) en een electronische nationale identiteitskaart gehouden in Delft, waaraan door GSD, BPR, GAK, Lisv en Arbeidsbureau werd deelgenomen. Nu is een voortzetting van deze proef, mogelijk op een andere locatie, aan de orde maar dan met meer diensten en meer deelnemers. Arbeidsbureau Nederland c.q. de CWI-organisatie heeft aangegeven ook aan de voortzetting van deze proef mee te zullen doen. Op deze wijze wordt het mogelijk op electronische wijze gebruik te maken van de diensten van de CWI en wordt de toegankelijkheid ervan vergroot. De proef electronisch paspoort pas ook in de voorbereiding van het 2e spoor van suwinet.

Cliëntenparticipatie

De landelijke en decentrale regeling voor clientenparticipatie is nog in ontwikkeling. Op decentraal niveau worden panels en instrumenten voor klantonderzoek voorbereid. Daarnaast wordt gewerkt aan een handreiking voor de klant.

6.3 Beheersing risico's

In de tweede voortgangsrapportage SUWI werd een 6-tal kritische succesfactoren genoemd. Door het nemen van specifieke maatregelen dan wel het kiezen van een specifieke aanpak wordt getracht de onderkende risico's te beheersen.

1. Afstemmingsrisico. De implementatie van de CWI wordt in nauw overleg met de andere partners in de keten vorm gegeven. Hiermee wordt in belangrijke mate het risico van niet goed getimede dan wel onderling niet goed gecoördineerde uitvoering ondervangen.

2. Beschikbaarheid en kwaliteit van de medewerkers van de uvi's en de gsd'en. Zoals al beschreven is de overgang van uvi-medewerkers zo goed als geregeld. Voor de gsd-medewerkers ligt dit moeilijker, ondermeer in verband met onzekerheid over het pakket aan arbeidsvoorwaarden dat de CWI kan bieden. Dit blijft derhalve een belangrijke risicofactor voor de vorming van CWI. De verwachting is dat er per 1 januari a.s. een nieuwe CAO van kracht zal kunnen zijn. De gesprekken die met de vakbonden over de niewe CAO worden gevoerd zijn erop gericht dat op 5 december a.s. een akkoord kan worden bereikt.

Het risico wordt verkleind door doordat het regionale management initiatiefrijk contacten opbouwt met de gemeenten en de betreffende medewerkers. Dit heeft ertoe geleid dat thans ongeveer 50% per 1 januari a.s. in dienst wil treden. Tevens is een terugvaloptie geïntroduceerd: (verlenging van de) detachering tot 1 juli 2002, waarbij gedetacheerden die alsnog in dienst willen treden daartoe tot 1 maart 2002 die mogelijkheid wordt geboden. Voor de per 1 juli 2002 te voorziene vacatures kan dan op tijd worden geworven. Voor een aantal vestigingen is thans reeds duidelijk dat capaciteit vanuit de gemeentelijke hoek volstrekt zal ontbreken. Er wordt gewerkt aan tijdelijke oplossingen om ook op die vestigingen per 1 januari te kunnen starten.

Ook voor de te leveren kwaliteit worden risico's onderkend. Er is weliswaar een omvangrijk opleidingsprogramma gestart, doch dat leidt vooralsnog tot het bijbrengen van basiskennis. De praktijktoepassing zal pas vanaf 1 januari kunnen worden vormgegeven. In een aantal gevallen zijn inmiddels met sociale diensten coachingsafspraken gemaakt.

Het streven blijft om per 1 januari op alle vestigingen de benodigde vaardigheden aanwezig te hebben, eventueel in de vorm van tijdelijke hulpconstructies.

3. Het volgens planning verlopen van de relevante ICT-projecten. De introductie van ICT-faciliteiten zijn belangrijk voor het transparant maken van de arbeidsmarkt en de gegevensuitwisseling binnen de keten. Op grond van de opgedane ervaring is reeds besloten tot een meer gefaseerde invoering van de nieuwe kantoorautomatisering en de CWI intake-module. Alternatieven zijn voorhanden (bijvoorbeeld de schriftelijke data-uitwisseling) maar deze hebben door het arbeidsintensieve karakter ervan gevolgen voor de geplande efficiëncywinst. De invoering van werk.nl, het management informatie portal, de GBA-verificatie e.d. zijn belangrijk binnen het te realiseren CWI-concept. Deze onderdelen zullen per 1 januari 2002 reeds operationeel zijn.

4. Klantbediening. Onder deze risicofactor wordt het gevaar van een te sterke interne oriëntatie gerangschikt. De belangen van en aandacht voor de cliënt zouden dan onderbelicht kunnen blijven. Het communicatieplan dat wordt ontwikkeld besteedt daarom veel aandacht aan zowel interne communicatie (teneinde interne onrust en intern ongemak te beheersen) en externe communicatie (teneinde duidelijk neer te zetten wat de klant, werkgever en werkzoekende, kan verwachten). De hoge motivatie onder het personeel op de vestigingen is overigens erg hoopgevend.

5. Combinatie van taken. Het feit dat personen niet alleen taken uitvoeren voor het going-concern van Arbeidsbureau Nederland, maar ook de verantwoordelijkheid hebben voor het implementatietraject, biedt voor- en nadelen. Enerzijds is er de zware belasting voor betrokkenen en de schijn van bevoordeling van een van de partijen in het SUWI-traject. Anderzijds ontstaan er mogelijkheden om in het implementatietraject de kwantitatief belangrijkste partij – Arbeidsbureau Nederland – als meest bijdragende partij effectief in al haar onderdelen aan te sturen en daarmee een stevige greep te krijgen op het implementatieproces. Inmiddels is al veel gebeurd aan het gereed zetten c.q. aanpassen van de systemen van Arbeidsbureau Nederland. Gewezen kan worden op de districtsvorming, het inrichten van een nieuw proces van beleidsplanning en evaluatie, een nieuwe financiële administratie, een project- en verplichtingenadministratie, vervolmaking van het Management Informatie Portal, invoering van de systematiek van (balanced) scorecards, uitbreiden en upgraden van het informatie-management, herinrichten van een juridisch organisatie-onderdeel e.d.

6. Stabiliteit in de toekomstverwachtingen. De veranderingen van de afgelopen jaren voor de bij de CWI-vorming betrokken partijen hebben hun sporen bij de medewerkers van deze organisaties achtergelaten. Het ontstaan van elan, het zich vormen van een nieuwe, coherente en gewenste bedrijfscultuur vergen een forse inspanning van het management. De resultaten zijn daarbij mede afhankelijk van het perspectief dat de medewerkers kan worden geboden, waaronder een start per 1 januari a.s. Ter reductie van deze risicofactor die afneemt naarmate de start van de CWI dichterbij komt, worden naast het overleg in de projectstuctuur ook frequent bijeenkomsten gehouden tussen lijn- en stafmanagement. Het betreft dan bijeenkomsten van het management CWI met de districtsmanagers en landelijke bijeenkomsten met stafmanagers en CWI-managers. Deze risicofactor blijft vooralsnog zeer belangrijk.

7. Er kan nog een zevende risicofactor worden toegevoegd, een risico dat per 1 januari ontstaat. Het adagium is werk boven inkomen. Toch zal de prioriteitstelling bij de CWI in de eerste fase, vanaf 1 januari a.s. vooral zijn gericht op de kwaliteit van de uitkeringsintake. Daar voorzien de ketenpartners immers (rechtmatigheids-)risico's en de Serviceniveau-overeenkomsten zijn vooral daarop gericht. Indien de economische situatie zou verslechteren zal de druk op deze prioriteit alleen maar toenemen. Het CWI-management zal deze situatie nauwlettend monitoren en zonodig capaciteitsmaatregelen proberen te nemen op de locaties waar dit risico zich manifesteert.

Planning Centra voor Werk en Inkomen

Ambitie per 1-1-2002Realisatie 1-11-2001Maatregelen nodig?
Benoeming 122 CWI-managers102 managers benoemdWerving gestart voor niet vanuit kolommen bezette plaatsen; waarnemers aanwezig
Plaatsing 345 (FTE) UVI-medewerkers323 FTE's ingevuldNeen
Plaatsing 230 (FTE) GSD-medewerkers26 FTE's ingevuldReeds genomen, evt. verlengen huidige detacheringsovereenkomsten
Plaatsing 3264 ABNL-medewerkersMedewerkers voor 98% (3 205 personen) geplaatst onder voorbehoud besluitvorming EK en goedkeuring bedrijfsplanNeen
Training 2192 medewerkers842 medewerkers in trainingNeen. Verdere uitvoering opleidingsprogramma. Totaal aanbod van trainingen tot einde jaar van 2400 (ca. 5000 trainingsdagen).
Ondertekening CAO voor de CWITijdsplanning afgesproken met bonden; op 5 december as. onderhandelingsaccoord te verwachtenNeen
Nieuwe huisstijl aan buitenkant vd gebouwen van 138 locaties1In aanbestedingsfaseNeen
Implementatie PGI 4.0 op 131 CWIRealisatie volgens planningNeen
UWV-inkijk vanuit 131 CWIRealisatie volgens planning bij drie onderdelen UWV, Cadans, GUO en Gak; bij Sfb en USZO enige vertragingNeen, is niet mogelijk, andere onderdelen volgen zo snel mogelijk in 2002
Koppeling GBA vanuit 131 CWIRealisatie volgens planningNeen
Beschikbaarheid werk.nl op 131 CWIConsulentenversie operationeelNeen
Management Informatie Portal op 131 CWINieuwe release beschikbaar en op korte termijn te implementerenNeen
Beschikbaarheid 346 informatiezuilen282 zuilen geïnstalleerdNeen
Beschikbaarheid 482 klant PC's388 pc's geplaatstNeen
Uitrol KA en geautomatiseerde CWIntake op 4 CWIOp 4 locaties als pilot uitgerold  
 Naar verwachting zijn de 4 locaties per 1 jan. operationeelafhankelijk van de uitkomsten van de uitrol volgen de andere CWI
Invoering formulieren, werkinstructies en opleiding interface UWV afgerond15 november uitgeroldNeen
Invoering formulieren, werkinstructies en opleiding interface gemeenten afgerond15 november uitgeroldNeen
Doorvoering huisstijl in brieven, folders e.d. op 138 locatiesHuisstijl gereed; in productieNeen
Informatiecentrum CWIIn ontwikkelingNeen
Sluiten van 110 SNO's met gemeentenConceptformat nog in discussieNeen
Sluiten 1 SNO met UWVConceptformat nog in discussieNeen
Meetsystemen en rapportageformats gereedConcept-managementcontract gereedNeen

1 131 CWI, 6 districten, hoofdkantoor.

7. GEMEENTEN

Doel: Implementatie van de nieuwe structuur uitvoering werk en inkomen bij gemeenten

7.1 Terugblik

De invoering van de SUWI-wet heeft ook belangrijke gevolgen voor gemeenten. Het overdragen van de uitkeringsintake aan de CWI, het invoeren van casemanagement, het inkopen van reïntegratiediensten, nieuwe klantgroepen (ANW-gerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden), het opzetten van bedrijfsverzamelgebouwen en regionale platforms arbeidsmarktbeleid zijn daarvan belangrijke voorbeelden. Gemeenten zijn in het licht van de bestuurlijke verhoudingen zelf verantwoordelijk voor het implementeren van deze gevolgen. Zij zijn daarin ondersteund door de Veranderorganisatie SUWI en de stichting StimulanSZ. Door middel van een aantal stimuleringsregelingen (ten aanzien van de CWI, bedrijfsverzamelgebouwen en regionale platforms arbeidsmarktbeleid) zijn gemeenten ook financieel in hun voorbereidingen ondersteund.

In het voorjaar van 2001 is besloten dat deze implementatie binnen het gemeentelijk domein extra aandacht behoeft. Tussen Ministerie en VNG zijn nadere afspraken gemaakt over de ondersteuning van gemeenten. Daartoe is het Steunpunt SUWI Gemeenten opgericht: een projectorganisatie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarbij wordt nauw samengewerkt met gemeenten, VNG, Divosa, de CWI i.o., het UWV i.o. en de stichting StimulanSZ. In deze derde voortgangsrapportage is ook voor de eerste maal een separaat hoofdstuk aan de implementatie van SUWI bij gemeenten gewijd.

De behoefte aan ondersteuning vanuit het Steunpunt SUWI Gemeenten is in zogenoemde focusgroepen van gemeenten onderzocht. Daarnaast is in samenwerking met de directie Toezicht een schriftelijke enquête (monitoronderzoek) uitgevoerd onder 145 gemeenten (Meting stand van zaken voorbereiding SUWI door gemeenten, oktober 2001, als bijlage bij deze rapportage opgenomen). Ook deze bevindingen zijn input voor het richten van de activiteiten van het Steunpunt. Verder is nagegaan hoe gemeenten gebruik maken van de stimuleringsregelingen.

Uit het onderzoek onder 145 gemeenten, dat de stand van zaken van medio 2001 weergeeft, komen als belangrijkste conclusies naar voren:

• Over het geheel gezien lijken gemeenten zich bewust te zijn van SUWI. Er zijn al veel inspanningen geleverd om aan de nieuwe uitvoeringsstructuur te kunnen voldoen. Desondanks is er een aantal knelpunten benoemd;

• Vooral de gemeenten zonder CWI-vestiging lopen achter op de gemeenten met één of meer CWI-vestiging(en). Kleinere gemeenten lopen op een aantal punten achter op grotere gemeenten. Zij hebben vaak een afwachtende houding.

• Het is van belang dat de aansluiting op CWI en de ICT-ondersteuning zo snel mogelijk op orde komt, aangezien dit de mogelijkheden voor een samenhangende en efficiënte aanpak in de uitvoering zal vergroten.

Prioriteit bij de ondersteuning van gemeenten is aan voorlichting gegeven. In juli 2001 zijn gemeenten per brief geïnformeerd over de belangrijkste gevolgen van SUWI. Daarnaast zijn gemeenten, meer nadrukkelijk dan daarvoor het geval was, betrokken bij de uitwerking en afstemming van de voor gemeenten relevante onderdelen van de nieuwe structuur.

7.2 Voortgang implementatie SUWI bij gemeenten

Het Steunpunt is tevens nauw betrokken bij de CWI-vorming en levert onder andere inhoudelijke expertise bij het tot stand brengen van de Service Niveau Overeeenkomsten en het ontwikkelen van de ketenprocessen (aansluitingsprocessen tussen CWI en gemeenten).

Gedurende de eerste helft van november is een tweede monitoronderzoek uitgevoerd onder zo'n 145 gemeenten. Op basis van dit onderzoek zal een actueel beeld bestaan van de voortgang van de implementatie van SUWI bij gemeenten.

Wat betreft de bedrijfsverzamelgebouwen is bekend dat in tien gemeenten sprake is van een definitief bedrijfsverzamelgebouw en dat op meer locaties sprake zal zijn van een tijdelijk bedrijfsverzamelgebouw in afwachting van een definitieve locatie en nog te maken keuzen ten aanzien van de deelnemers in het bedrijfsverzamelgebouw. In november wordt vanuit het Steunpunt een onderzoek verricht naar de exacte stand van zaken van de ontwikkeling van bedrijfsverzamelgebouwen. Aan de hand van de resultaten zullen verdere acties worden bepaald.

In november zal ook een zogenoemde «foto» worden gemaakt van de stand van zaken in de 25 regionale platforms arbeidsmarktbeleid. Inmiddels is per november 2001 een landelijk dekkend stelsel van regionale platforms gerealiseerd. In januari 2002 wordt een landelijk congres georganiseerd voor de regionale platforms. Inmiddels hebben de platforms een vijftal ontwikkeltrajecten gedefinieerd op basis waarvan de professionele werking van platforms zal worden gestimuleerd.

Op een zestal regionale bijeenkomsten van het Steunpunt zijn gemeenten nader voorgelicht over de voor hen relevante gevolgen van SUWI. Mogelijke risico's liggen in de overheveling van de uitkeringsintake naar het CWI, de samenwerking tussen gemeenten en CWI en het vorm en inhoud geven aan de verantwoordelijkheid van gemeenten voor reïntegratie (ook voor de nieuwe doelgroepen). Zie ook hoofdstuk 6 Centra voor werk en inkomen. Wat betreft reïntegratie geldt dat gemeenten meer en meer toewerken naar een professionele vormgeving van de regierol, het opdrachtgeverschap en het casemanagement. In samenwerking met StimulanSZ is door het Steunpunt een handleiding inkoop van reïntegratiediensten gepubliceerd. Daarnaast zijn er ook opleidingen op dit terrein ontwikkeld. Ook is een handleiding rond de overkomst van niet-uitkeringsgerechtigden en ANW-gerechtigden opgesteld (zie tevens hoofdstuk 10 Reïntegratie). Het Steunpunt zal daarnaast ondersteuning bieden bij het ontwikkelen van goede geautomatiseerde systemen voor casemanagement.

Binnen het Steunpunt Suwi Gemeenten zijn de diverse voor gemeenten relevante aandachtsvelden belegd. Ook is sinds oktober een structuur van ongeveer 25 regionale accountmanagers gerealiseerd. De regionale accountmanagers zijn afkomstig uit gemeenten en voor een deel van hun tijd gedetacheerd bij het Steunpunt. Zij hebben onder meer tot taak het communiceren over en stimuleren van de implementatie van SUWI bij gemeenten in hun regio, waarbij ze samenwerken met de regionale adviseurs van de Stichting StimulanSZ.

Daarnaast spelen zij een rol in het ontwikkelen van de centrale producten waarmee gemeenten ondersteund kunnen worden.

Gemeenten hebben aangegeven intensief geïnformeerd te willen worden. In het kader van de communicatie met gemeenten is daarom in oktober, naast de gebruikelijke kanalen van telefoon en email, een op gemeenten gerichte website onder het gemeenteloket van het ministerie van start gegaan (www.gemeenteloket.minszw.nl). Daarnaast wordt met de directie toezicht samengewerkt met betrekking tot de telefonische servicelijnen van de rijksconsulentschappen. Alle informatievragen van gemeenten worden niet alleen vertaald naar concrete ondersteuning maar ook naar beleidssignalen voor het kerndepartement.

Begin december is nogmaals een zestal regionale voorlichtingsbijeenkomsten gepland om gemeenten over de meest actuele stand van zaken te informeren, bijvoorbeeld met betrekking tot de Service Niveau Overeenkomsten, de Ministeriële Regeling, de handmatige overdracht vanuit het CWI, de subsidieregeling Casemanagement.

Om de ontwikkeling van cliëntenparticipatie te stimuleren beoogt het Steunpunt eind 2001 een handreiking gereed te hebben. Daarbij gaat het zowel om het betrekken van klanten bij de hele keten en het aanspreken van nieuwe doelgroepen als om nieuwe vormen van klantenparticipatie (klanttevredenheidsonderzoeken, klantenpanels).

7.3 Beheersing van de risico's

De uitkomsten van het genoemde tweede monitoronderzoek zullen vertaald worden in gerichte acties vanuit het Steunpunt. Daarnaast zullen de resultaten gebruikt worden voor het in paragraaf 2.3.1 genoemde risico-onderzoek met het oog op de inwerkingtreding van SUWI. Zoals (in 7.2) vermeld liggen er mogelijk risico's in de overheveling van de uitkeringsintake naar het CWI, de gegevensoverdracht naar gemeenten en het vorm en inhoud geven aan de reïntegratieverantwoordelijkheid van gemeenten (ook voor de nieuwe doelgroepen). Met betrekking tot de reïntegratie geldt dat gemeenten nu intensief worden ondersteund en voorgelicht, ook over eventueel resterende onduidelijkheden, bijvoorbeeld ten aanzien van de BTW-plicht en de over de jaargrens lopende contracten. Van belang is dat gemeenten de klanten volgen in de reïntegratietrajecten. De G86 gemeenten hebben daarmee reeds enige ervaring en werken in veel gevallen ook met klantvolgsystemen. De huidige klantvolgsystemen zijn nog niet adequaat toegesneden op de nieuwe situatie welke met Suwi ontstaat. Kleinere gemeenten zullen veelal, in afwachting van adequate systemen, met reïntegratiebedrijven afspraken maken over tijdelijke oplossingen om de klant in trajecten te kunnen volgen. Het Steunpunt Suwi Gemeenten ontwikkelt in samenwerking met gemeenten een eisen- en wensenpakket waar klantvolgsystemen in de Suwi-context aan moeten voldoen.

Voor het adequaat uitvoeren van de uitkeringsintake door het CWI en de overdracht van de gegevens aan de sociale dienst geldt dat, onder verantwoordelijkheid van de CWI-organisatie, intensief wordt gewerkt aan een met gemeenten afgestemde formulierenset volgens een handmatige procedure. Deze handmatige procedure wordt ook getest in een tweetal zogenoemde pilots basisvoorziening (Bavo's: Harderwijk en Nieuwegein). Gemeenten zullen tevens betrokken worden bij de door het CWI te ontwikkelen scenario's om de dienstverlening te kunnen waarborgen. Detachering van personeel bij de CWI of scholing van CWI-personeel bij de sociale dienst zijn dan opties.

Tevens zal een met partners afgestemde model Service Niveau Overeenkomst worden aangereikt om over de dienstverlening en de samenwerking tussen CWI en gemeenten afspraken te maken.

Planning Gemeenten

Ambitie per 1-1-02Realisatie per 1-11-01Maatregelen nodig?
Algemeen  
Steunpunt Suwi Gemeenten, inclusief regionale accountmanagers operationeelGereedNeen
Monitor voortgang Gemeenten operationeel1e monitoronderzoek gereed 2e gestart  
 Geautomatiseerde monitor in ontwikkelingNeen
Inventarisatie beroep Stimuleringsregelingen BVG en RPGereedNeen
Website gemeenteloket operationeelGereedNeen
Regionale voorlichtingsbijeenkomstenLopendNeen
Ketenprocessen CWI – Gemeenten  
1. Papierenoverdracht tussen CWI en gemeenten is op basis van de uitgewerkte processen en formulieren van CWI en gemeenten geïmplementeerd• Sets van benodigde gegevens en bewijsstukken ABW is door gemeenten vastgesteld en overgedragen aan CWI • Conceptformulieren van CWI zijn ter toetsing uitgezet bij klankbordgroep (gemeenten/ VNG/DIVOSA). Uitreiken van conceptformulieren CWI is enkele weken vertraagd. • Start test in BAVO pilots (Nieuwegein en Harderwijk) • Gemeenten ontwikkelen draaiboeken voor het verwerken van de informatie van CWI plus een model en procedure voor het aanleveren van informatie aan CWI• M.n. de kleinere gemeenten hebben nog een afwachtende houdingDoor intensieve samenwerking tussen CWI en Steunpunt wordt vertraging geminimaliseerd, waarna getest kan worden in de 2 pilots en de uitrol naar CWI en gemeenten kan plaatsvinden • Het Steunpunt licht gemeenten voor middels brieven, handreikingen, informatie op het gemeenteloket, regionale accountmanagers en workshops in 6 regio's
2. Beperkt geautomatiseerde inkijk en berichtenverkeer• Beperkt tot voormalige CVCS-pilots• Voorbereiding uitrol IB vanaf 01-07-02Neen.
3. SNO tussen CWI en gemeenten zijn afgesloten • Conceptmodel is gereed en afgestemd met CWI en gemeenten, ondersteund door VNG en DIVOSA. Tevens vindt voorlichting plaatsNeen
4. Regionaal Ketenoverleg tussen gemeenten en CWI over de onderlinge dienstverlening gestart• Er bestaan reeds stuurgroepen CWI voor de bestaande CWINeen
Reïntegratie  
1. Gegevensuitwisseling tussen gemeenten en reïntegratiebedrijven is geïmplementeerd• G86 wisselen reeds gegevens uit met reïntegratiebedrijven • Kleinere gemeenten bereiden zich voor op nieuwe taak en uitwisseling van gegevensNeen
2. Klantvolgsysteem is aangeschaft en aangepast op nieuwe taak van de gemeenten• G86 hebben KVS die aangepast moeten worden op nieuwe taken• Andere gemeenten treffen voorbereidingen tot implementatie KVS• Achterstand op juiste programmatuur. Steunpunt start i.s.m. StimulanSZ een onderzoek naar pakket van eisen en wensen KVS• Steunpunt start overleg met leveranciers en zelfbouwers voor aanpassing programmatuur.
3. Gemeenten zijn voorbereid op nieuwe reïntegratietaak voor Niet uitkeringsgerechtigden en Anw-ers• Afspraken met ABNL en gemeenten/VNG over overdracht oude en nieuwe bestanden en trajecten zijn gemaakt. Gemeenten zijn voorbereid op nieuwe taak• Overdracht van Anw-ers van SVB naar gemeenten is voorbereid• Handreiking is verspreid• Neen
4. Casemanagement • CWI en klanten zijn bekend met vaste contactpersoon van de klant bij alle gemeenten. Gemeenten hebben casemanagement geïmplementeerd• Grootste deel van gemeenten heeft functies ingericht • Stimuleringsregeling voor gemeenten is in concept gereed• Neen
5. Inkoop & Regie Gemeenten kopen op juiste wijze trajecten in en voeren regie op de inkoop • Modelcontracten en handreikingen zijn door StimulanSZ ontwikkeld.• Voorlichting heeft plaatsgevonden.• Gemeenten worden bijgeschoold op het gebied van inkoop• voorlichting over de BTW-plicht
BVG  
Tiental definitieve BVG's zijn conform verwachting gerealiseerd• Ambitie is in 10 gemeenten gerealiseerd. Overige gemeenten hebben BVG in voorbereiding en richten eventueel een tijdelijk BVG in, in afwachting van definitieve situatie• Neen
Huisstijl BVG gerealiseerd• Uitwerking huisstijl vindt plaats• Neen
Regionale platforms  
Landelijk dekkend netwerk• Dekkend netwerk van 25 platforms is gerealiseerd• Neen
Inhoudelijke verdieping• Professionalisering wordt aan de hand van 5 thema's uitgewerkt• Neen

8. SAMENWERKING KOLOMMEN

In dit hoofdstuk passeert een aantal belangrijke thema's de revue die voor de SUWIketen van belang zijn: ICT, communicatie, cliëntenparticipatie en stimuleringsregelingen.

8.1 ICT

8.1.1. Terugblik

Het ICT-programma van de VO Suwi heeft tot doel om vanuit een gemeenschappelijk kader de informatiehuishouding van de SUWI-keten te ontwikkelen. Begin 2001 is het Beleidsplan ICT vastgesteld als bijlage bij het Grofontwerp Suwi. Vanuit dit gemeenschappelijk kader zijn verschillende ICT-trajecten gestart. Het UWV voert een eigen programma uit om ervoor te zorgen dat het ICT-beleid past bij gestelde bedrijfsdoelen en de gemaakte strategische keuzen. Door geregeld overleg wordt gewaarborgd dat het ICT-beleid van het UWV aansluit bij de rest van de keten. Voor de CWI wordt een ICT-programma uitgevoerd dat een co-productie is van de Veranderorganisatie Suwi en Arbeidsbureau Nederland. Dit programma zal leiden tot een informatiehuishouding die de CWI-organisatie in staat stel haar wettelijke taken goed uit te voeren. Daarnaast wordt binnen het gemeenschappelijke programma ICT van de Veranderorganisatie verder gewerkt aan de realisatie van ICT-componenten ter ondersteuning van de uitwisseling van gegevens tussen de verschillende partijen binnen het SUWI-domein. In deze paragraaf wordt ingegaan op het gemeenschappelijke ICT-programma van de VO Suwi.

Naast de vele werkzaamheden om de verschillende producten tijdig gereed te krijgen, zijn de eerste testen van een aantal producten uitgevoerd. Ook zijn de voorbereidingen voor implementatie en beheer verder opgepakt. Met de verschillende afnemers van de producten is overleg gevoerd over het overdrachtstraject vanuit de projecten naar de verschillende organisaties.

Stand van zaken en perspectief

Het ontwikkelen van ICT-ondersteuning om gegevensuitwisseling tussen SUWI-partijen mogelijk te maken verloopt in algemene zin goed. Vanaf eind oktober worden de verschillende componenten getest en de eerste resultaten daarvan zijn bevredigend. Naar verwachting kunnen de meeste Suwinet-voorzieningen (Berichtenverkeer, Inkijk-HTML, Inlezen) op korte termijn geïmplementeerd en in gebruik worden genomen. Het gebruik van deze Suwinet-voorzieningen zal in eerste instantie beperkt zijn in omvang, maar in de loop van 2002 zijn volle omvang krijgen.

De CWI, Cadans, USZO en het LISV zijn reeds aangesloten op het SUWI-brede netwerkvoorziening, het SUWI-koppelpunt. De overige partijen (Gak, Sfb, Guo en BKWI) zullen voor het einde van het jaar volgen. Ook Gemnet, netwerkleverancier van vele gemeenten, zal het begin van 2002 aangesloten zijn.

Om berichten tussen de CWI en het UWV inzake de Werkloosheidswet (WW) te kunnen versturen worden verschillende ICT-voorzieningen bij verscheidene partijen ontwikkeld. De CWI stelt WW-berichten op en zet deze digitaal klaar voor transport naar het UWV. De stichting RINIS zorgt voor het transport van de berichten naar een centrale postbus van het UWV. Het UWV regelt de centrale distributie en verwerking. Vanaf begin januari zullen naar verwachting vanaf de vier CWI die op dat moment met CWIntake werken WW-berichten elektronisch verstuurd worden. De meeste uitvoeringsinstellingen als onderdeel van het UWV zijn dan ook in staat deze berichten digitaal te ontvangen, echter nog niet automatisch in de WW-systemen te verwerken. De aanpassingen ter zake zullen in 2002 plaats vinden.

In de loop van 2002 zullen ook de overige CWI WW-berichten digitaal kunnen verzenden.

De faciliteiten voor uitwisseling met gemeenten zullen in de loop van 2002 ontwikkeld worden. Er is namelijk voor gekozen eerst de bouw van het Inlichtingenbureau, te weten de «fraude-applicatie» af te ronden (het systeem dat samenloopsignalen genereert ten behoeve van rechtmatigheidscontrole door gemeenten), alvorens deze aan te passen voor de sectorloket-functie in het kader van SUWI. Een parallelle ontwikkeling van zowel de fraudeapplicatie als het Sectorloket had een te grote belasting op het Inlichtingenbureau en de afzonderlijk gemeenten betekenden had voor beide trajecten risico's met zich mee gebracht. Aansluiting van gemeenten op het Inlichtingenbureau vindt plaats gedurende het hele jaar 2002.

Ter verbetering van de efficiency en klantgerichtheid van de dienstverlening aan de cliënten en verhoging van de rechtmatigheid van de uitvoering is de inkijk-functie ontwikkeld. Hiermee kunnen gegevens van het UWV door de andere partijen geraadpleegd en ingelezen worden.

De raadpleeg-functionaliteit is inmiddels zover gereed dat vanaf 1 januari 2002 alle 131 CWI relevante gegevens van de meeste voormalige uvi's als onderdeel van het UWV kunnen raadplegen. De overige onderdelen volgen begin 2002.

De inlees-functionaliteit van Inkijk is gekoppeld aan CWIntake. Op 1 januari 2002 kunnen de vier CWI die met CWIntake werken, gegevens van de voormalige uvi's als onderdeel van het UWV inlezen. De overige CWI krijgen de beschikking over deze functionaliteit als CWIntake wordt uitgerold. Indien alle partijen de noodzakelijke activiteiten hebben uitgevoerd,zal het handmatig overnemen van gegevens niet meer nodig zijn.

Aansluiting van Gemnet op het SUWI-koppelpunt maakt het mogelijk voor geautoriseerde medewerkers van de gemeenten die aangesloten zijn op Gemnet, bestanden van de CWI en het UWV te raadplegen.

Een aandachtspunt vormt het ontbreken van testomgevingen bij de CWI i.o. en de uitvoeringsinstellingen. Indien de ontwikkelde producten niet getest kunnen worden zullen ze ook niet beschikbaar gesteld kunnen worden voor productiedoeleinden. Onlangs heeft overleg plaatsgevonden met deze partijen om hun productieomgeving dan wel alternatieve omgevingen zodanig te gebruiken voor testdoeleinden dat de continuïteit van dienstverlening niet in gevaar komt, maar de ontwikkelde producten wel gevalideerd kunnen worden. Dit overleg heeft geleid tot goede afspraken waardoor het testtraject met slechts beperkte vertraging bij een enkele partij doorgang kan vinden en de productie niet wezenlijk in gevaar komt.

Om de gegevensuitwisseling tussen de partijen op een beveiligde wijze uit te kunnen voeren, waarbij ook de privacy van cliënten conform de wettelijke voorschriften wordt gewaarborgd, is SUWI-breed beveiligingsbeleid ontwikkeld en is er een toegangsbeveiligingspakket geselecteerd. Dit pakket omvat ook een functionaliteit waarin gebruikers kunnen worden geadministreerd en geautoriseerd om bepaalde gegevens te raadplegen en te gebruiken. De SUWI-partijen zullen voor 01-01-2002 het beveiligingsbeleid vaststellen. Beveiligingsbeleid en -normen rond Suwinet worden verankerd in de ministeriële regeling.

Naast deze infrastructurele zaken is het SUWI Gegevens Register (SGR) verder ontwikkeld. In dit gemeenschappelijke gegevensregister zijn alle gegevens die in 2002 uitgewisseld gaan worden opgenomen. Eind november verschijnt versie 1.0 van dit register. Deze versie wordt opgenomen in de ministeriële regeling.

Alle functionele en technische aspecten van Suwinet zijn vastgelegd in een architectuur-handboek dat de basis vormt voor het stelselontwerp. Het architectuurhandboek legt uit welke onderdelen het stelsel voor gegevensuitwisseling bestaat en hoe deze onderdelen met elkaar samenhangen. Het handboek is een belangrijke middel om de consistentie en de samenhang van Suwinet te bewaken. Dit is met name van belang omdat de ontwikkeling van Suwinet in samenspel tussen meerdere partijen gebeurt. Met behulp van het architectuurhandboek kan worden gewaarborgd dat de alle ontwikkelingen en aanpassingen op elkaar aansluiten. Het stelselontwerp dat op basis van de architectuurhandboek wordt ontwikkeld, zal worden vastgelegd in de ministeriële regeling. Het handboek en het stelsontwerp zijn groeidocumenten die bij wijzigingen en toevoegingen aangepast worden.

De verschillende documenten met onderlinge afspraken (SGR, stelselontwerp, beveiligingsbeleid) zullen net als de ontwikkelde infrastructurele producten in beheer worden genomen door het BKWI. Verdere ontwikkeling van deze producten zal inhoudelijk plaatsvinden binnen werkgroepen, waarin alle SUWI-partijen vertegenwoordigd zijn. Deze werkgroepen worden gefaciliteerd door het BKWI.

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen

De afgelopen maanden is speciale aandacht besteed aan de oprichting van het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI). Dit bureau zal de overkoepelende SUWI-producten in beheer nemen en de verschillende SUWI-partijen faciliteren bij het verder ontwikkelen van producten ter ondersteuning van de SUWI-keten. In het bedrijfsplan BKWI wordt dit verder uitgewerkt. Het BKWI wordt ondergebracht bij de CWI. De voorbereiding op de inrichting van het BKWI is in volle gang. Een directeur is geworven, een functiehuis is opgesteld, medewerkers worden geworven en beheerprocedures worden vastgelegd en geïmplementeerd. De verwachting is dat op 01-01-2002 voldoende gekwalificeerde medewerkers in dienst zijn genomen dan wel tijdelijk zijn ingehuurd om de wettelijke taken van dit bureau uit te kunnen voeren.

Beheersing risico's

De ontwikkeling van een Suwi-brede informatiehuishouding vereist een goede coördinatie en afstemming tussen alle betrokken partijen. In de afgelopen maanden is gebleken dat het een uitdaging is om deze coördinatie tot stand te brengen en in stand te houden in een veld waarin alle partijen volop in beweging zijn en interne veranderingsprocessen kennen, met hun eigen dynamiek en aanpak. Om de ketenbrede afstemming rond ICT-vraagstukken te waarborgen heeft de VO Suwi van meet af aan met een Programmateam Ketenintegratie gewerkt waarin alle partijen zijn vertegenwoordigd. Dit Programmateam zal op 1 januari 2002 het InformatieKetenoverleg (IKO) gaan vormen als voorportaal van het Algemeen Ketenoverleg (AKO).

Onder voorzitterschap van SZW komen in het IKO alle relevante aspecten van de samenwerking op het gebied van gegevensuitwisseling aan de orde, zoals de voortgang van projecten, gebruik en functionaliteiten van Suwinet, de voorwaarden die daartoe binnen de afzonderlijke organisaties aanwezig dienen te zijn, de activiteiten van BKWI etc.

Een ander belangrijk instrument voor de regievoering van SZW is de SUWI-regelgeving.

ICT programma VO Suwi

Ambitie per 1-1-2002Realisatie per 1-11-2001Maatregelen nodig?
Suwi-breed gegevensregister Suwi Gegevensregister versie 1.0. voor gegevensuitwisseling per 01-01-2002 gereed en verspreid onder Suwi-partijen. Register bekrachtigd als bijlage bij ministeriële regeling. Commentaar op concept van Suwi Gegevensregister 1.0. door alle Suwi-partijen geleverd. Commentaar wordt momenteel verwerkt conform planning ministeriële regeling.Nee
Stelselontwerp van Suwi-functionaliteit Stelselontwerp van (operationele) Suwi-brede functionaliteiten per 01-01-2002 gereed en onder Suwi-partijen verspreid. Stelselontwerp bekrachtigd als bijlage bij ministeriële regeling. Architectuur handboek wordt binnen ICT-programma als groeidocument op basis van keuzen binnen programma en onderliggende projecten bijgehouden en is tot stelselontwerp geredigeerd conform planning realisatie ministeriële regeling.Nee
Suwi-breed beveiligings- en privacybeleid Suwinet beveiligingsbeleid en -normen (waaronder pricacy-aspecten) geaccepteerd door alle Suwi-partijen. Beveiliging Suwi bekrachtigd als bijlage bij ministeriële regeling.Beveiligingsbeleid Suwi is opgesteld en geautoriseerd door Suwi-partijen. CTSV heeft beleid positief beoordeeld. Beleid wordt conform planning opgenomen in ministeriële regeling.Nee
Suwi-brede netwerkvoorziening Uitvoeringsinstellingen (UWV), CWI en Gemnet aangesloten op Suwi-brede netwerkvoorziening. Operationeel voor gegevensuitwisseling tussen partijen.BKWI, CWI, USZO en Cadans aangesloten. GAK, SFB en GUO in de planning voor medio november. Gemnet volgt begin december. Netwerk-functionaliteit per 01-01-2002 operationeel bij CWI en de meeste uvi's als onderdeel van het UWV. Overige onderdelen volgen begin 2002.Beperkte vertraging van minderheid uitvoeringsinstellingen accepteren. Geen maatregelen mogelijk.
Raadpleegfunctie op bestanden andere Suwi-partijen Raadpleegfunctie op bestanden van CWI en uitvoeringsinstellingen (UWV) beschikbaar voor CWI en uitvoeringsinstellingen (UWV).Losse componenten gereed. Integratie van componenten in meerderheid bij de partijen per 1 december gereed voor operationeel gebruik. Resterende onderdelen volgen volgens huidige inzichten in december. Functionaliteit per 01-01-2002 operationeel bij CWI en de meeste uvi's. Overige onderdelen zullen naar waarschijnlijkheid begin 2002 volgen.Beperkte vertraging van minderheid uitvoeringsinstellingen accepteren. Geen maatregelen mogelijk.
Inleesfunctie op bestanden andere Suwi-partijen Inleesfunctie op bestanden van uitvoeringsinstellingen (UWV) beschikbaar voor de CWI's die met CWintake werken.Losse componenten gereed. Integratie van componenten in meerderheid bij de partijen per medio december gereed voorimplementatie. Functionaliteit per 1 jan. naar verwachting operationeel bij 4 CWI's. De overige CWI's volgen in 2002.Beperkte vertraging van minderheid uitvoeringsinstellingen accepteren. Geen maatregelen mogelijk.
Suwi-breed toegangsbeveiligingspakket Toegangsbeveiligingspakket voor Suwi-brede functionaliteiten bij CWI en uitvoeringsinstellingen (UWV) geïntegreerd en operationeel voor beschikbare functionaliteiten.Losse componenten deels gereed. Integratiecomponenten in meerderheid bij de partijen per 1 december gereed voor operationeel gebruik. Resterende partijen en componenten volgen volgens huidige inzichten in december en begin 2002. Afronding vindt plaats na migratie van alle huidige CVCS-gebruikersBeperkte vertraging accepteren. Geen maatregelen mogelijk.
Suwi-brede gebruikersadministratie Gebruikersadministratie voor Suwi-brede functionaliteiten bij CWI en uitvoeringsinstellingen (UWV) geïntegreerd en operationeel voor geregistreerde gebruikers met gespecificeerde autorisatierechten. Losse componenten gereed. Integratie componenten in meerderheid bij de partijen per 1 december gereed voor operationeel gebruik. Resterende partijen volgen volgens huidige inzichten in december en begin 2002.Beperkte vertraging accepteren. Geen maatregelen mogelijk.
Functionaliteiten ten behoeve van uitwisseling van berichten inzake de WerkeloosheidsWet (WW). Gekoppelde functionaliteiten bij CWI, stichting RINIS en uitvoeringsinstellingen (UWV) gereed en operationeel op 4 CWI's met bijbehorende uitvoeringsinstellingen.Losse componenten in meerderheid gerealiseerd. Integratie componenten in meerderheid per 15 december bij alle partijen, uitgezonderd USZO, gereedvoor implementatie in 2002 en in verlengde voor operationeel gebruik.USZO-component, waarmee WW-berichten worden ontvangen medio 2002 gereed.• Vertraging van USZO accepteren.
Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen Bureau op 01-01-2002 operationeel. Beheer en onderhoud van nieuwe en bestaande ketenproducten ingericht, werkgroepen op het gebied van keteninformatisering opgestart. Een groot aantal vaste medewerkers en een aantal externe projectmedewerkers is geworven om per 01-01-2002 operationeel te kunnen zijn. Met Suwi-partijen zijn beheerprocedures ontwikkeld. 

8.2 Communicatie

Leidraad is dat alle betrokkenen (CWI, UWV, gemeenten en het ministerie de grondgedachte «werk boven inkomen» uitdragen in hun voorlichting over SUWI. Hiertoe worden de voorlichtingsactiviteiten afgestemd. Dit gebeurt onder voorbehoud van de besluitvorming over de SUWI-wetsvoorstellen door de Eerste Kamer.

In de rolverdeling richten CWI en UWV zich op de introductie van hun eigen organisatie en dienstverlening bij de eigen cliënten en relaties. De CWI zal daarnaast regionaal het bestaan van de nieuwe organisatie bekend maken bij het publiek. Ook gemeenten richten zich op hun eigen cliënten. Het ministerie richt zich op bekendmaking van de veranderde weten regelgeving. De veranderingen in de organisatie van de uitvoering van de sociale verzekeringen hangen direct samen met nieuwe regels voor reïntegratie van werknemers. Omdat (bepaalde) doelgroepen de gevolgen ondervinden van verschillende wetswijzigingen bundelt SZW de informatie van SUWI met informatie over het wetsvoorstel VerbeteringPoortwachter en de voorgenomen wijziging van de REA (in het Belastingplan deel V). SZW biedt de globale informatie en verwijst voor meer gedetailleerde informatie naar de betreffende organisaties, zoals CWI, UWV of gemeenten.

Voor de uitvoering van de diverse voorlichtingsuitingen wordt tevens bezien hoe de infrastructuren, zoals internetsites en telefonische helpdesks, met elkaar verbonden kunnen worden.

In het kader van haar introductie informeert CWI alle bestaande cliënten via direct mail. De wegwijzer naar het enige juiste loket per 1 januari wordt ondersteund door een advertentiecampagne in regionale kranten en op regionale radio-omroepen. Tevens komt er een nieuwe internetsite met een link naar Werk.nl. Vanaf medio december worden de panden door diverse middelen (onder meer vlaggen, banieren, borden) duidelijk herkenbaar CWI gemaakt. Cliënten krijgen op de kantoren een welkomstbrochure met nadere tekst en uitleg.

CWI informeert de medewerkers door een nieuwsbrief, een krant, intranetberichten en managementbijeenkomsten. Half december nemen de medewerkers symbolisch afscheid van de arbeidsbureau's en met het thema «Laat het groeien» geven zij de identiteit van de nieuwe organisatie in 2002 vorm.

De inzet van voorlichting voor de introductie van het UWV zal terughoudend gebeuren, omdat de cliënten de eerste tijd nog niet veel zullen merken van de veranderingen. In lijn met het voorlopig continueren van de huidige bedrijfsvoeringsprocessen blijven naast het UWV de uvi's ook herkenbaar, totdat de bedrijfsvoeringsprocessen zijn geüniformeerd.

Alle cliënten ontvangen uiterlijk half december uitleg over het UWV en de andere veranderingen die per 1 januari 2002 en daarna zullen plaatsvinden.

Het UWV informeert de medewerkers onder het motto «Doe je mee?» in onder meer intraberichten, magazines en managementbijeenkomsten: Zelf meedoen aan het nieuwe UWV draag eraan bij dat anderen kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt en/of het maatschappelijke leven.

Doelgroepen die door de informatie van SZW ondersteund moeten worden zijn werknemers, werklozen, arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. Informatie zal worden verstrekt aan werkgevers, reïntegratiebedrijven, arbodiensten en gemeenten. De algemene boodschap is: wie om wat voor reden dan ook buiten het arbeidsproces valt, heeft recht op ondersteuning om zo snel mogelijk terug te keren, maar heeft ook de verplichting daaraan mee te werken.

Voorlichtingsactiviteiten die het ministerie onderneemt zijn:

• een massamediale Poortwachterscampagne met Postbus 51 spots op tv, radio, advertenties, een campagnesite en brochures voor werknemers en werkgevers begin 2002.

• voorlichtingsmateriaal over SUWI op internetsites, brochures en SZW-media december gereed; verspreiding december/januari ook via intermediairen als werkgevers- en werknemersorganisaties, accountants- en administratiebedrijven, verzekeraars en partijen bij de arbo-convenanten.

• uitgebreide voorlichting aan werkgevers: eind november/begin december (na behandeling ewtgeving door de Eerste Kamer) een eerste informatieronde over SUWI en Poortwachter; december/januari – maart 2002 voorlichtingsbijeenkomsten in samenwerking met werkgevers- en brancheorganisaties.

• in samenwerking met de brancheogranisaties BOA en Borea informatiemateriaal voor reïntegratiebedrijven en arbodiensten

• intensieve informatievoorziening aan de gemeenten door het Steunpunt SUWI gemeenten. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van het Gemeenteloket van SZW op internet, een nieuwsbrief en bijeenkomsten.

Planning Communicatie

Ambitie per 1-1-2002Realisatie 1-11–01Afwijking planning
Introductie CWI bij cliënten Direct mail uit; alle CWI-kantoren als zodanig aan de buitenkant herkenbaar; welkomstbrochure beschikbaar op alle kantoren.Concept-tekst en logo gereedGeen
Introductie CWI bij medewerkers Alle medewerkers geïnformeerd over nieuwe taken. Reeds diverse nieuwsbrieven, intranetberichten uitgebrachtGeen
Introductie UWV bij cliënten Direct mail uit.Concept-tekst en logo gereedGeen
Introductie UWV bij medewerkers Alle medewerkers geïnformeerd over afdeling en leidinggevende binnen UWVReeds diverse nieuwsbrieven, intranetberichten, managementmemo's en bijeenkomsten geweest.Geen
Publiek geïnformeerd Poortwachterscampagne in de startblokken.Campagneplan gereed; uitwerking gaande. Geen
Werkgevers nader geïnformeerd Informatiemateriaal verspreiden en informatiebijeenkomsten houden. Teksten in voorbereiding en overleg met werkgevers- en brancheorganisaties gepland. Geen
Gemeenten nader geïnformeerd en voorbereid Door middel van bijenkomsten, Gemeenteloket op Internet en nieuwsbrieven op de hoogte en gereed.Bijeenkomsten gepland in november; diverse nieuwsbrieven en informatie op Gemeenteloket verspreid.Geen

8.3 Cliëntenparticipatie

Binnen de Veranderorganisatie SUWI is deskundigheid bijeengebracht in een programmateam met het doel de totstandkoming van cliëntenparticipatie voor te bereiden. Samen met vertegenwoordigers van de cliëntenorganisaties en medewerkers van UWV, SVb en CWI wordt gewerkt aan een evenwichtige en open structuur om de belangen van klanten binnen het SUWI-proces te kunnen waarborgen.

De cliëntenorganisaties zijn in staat gesteld om vanuit het door hen opgestelde programma «De klant centraal» in de overgangssituatie een inhoudelijke ontwikkeling op te starten naar SUWI en de realisatie van cliëntenparticipatie. Hiertoe is een subsidie van ca. f 400 000,– ter beschikking gesteld. Daarmee worden onder meer projecten uitgevoerd op het gebied van:

a) informatievoorziening en scholing voor cliëntenorganisaties;

b) laagdrempelige informatievoorziening voor de cliënt op het gebied van werk en inkomen;

c) het opzetten van een voor cliëntenorganisaties toegankelijk signaleringssysteem over de gevolgen van de overgangssituatie voor cliënten;

d) het opzetten van een keurmerk voor de kwaliteit van reïntegratiebedrijven vanuit cliëntenperspectief.

Mede met het oog op het kunnen uitvoeren van de motie van het lid Noorman-den Uyl c.s. (TK 2000–2001, 27 588 en 27 665, nr. 33) is de subsidie bedoeld onder b) verstrekt. Doel van het project is vast te stellen aan wat voor informatie cliënten behoefte hebben en op welke wijze en welke plek (bijvoorbeeld per bedrijfsverzamelgebouw) daar het beste in kan worden voorzien.

Tevens is geld beschikbaar gesteld aan de cliëntenorganisaties voor de coördinatie van deze activiteiten ten behoeve van de verschillende klantgroepen en hun organisaties.

Met de ontwikkeling en vormgeving van de Landelijke cliëntenraad is gestart (conform artikel 12 van het wetsvoorstel SUWI). Samen met de cliëntenorganisaties wordt gewerkt aan de invulling hiervan. Daarbij gaat het onder meer om de vertegenwoordiging vanuit de verschillende cliëntenorganisaties in de Landelijke cliëntenraad en de ontwikkeling van de inhoudelijke taakopdracht. Ondersteuning wordt geboden bij de inrichting van de Raad, waaronder het secretariaat. Ook de wijze waarop de landelijke cliëntenraad gefinancierd zal worden, is thans in ontwikkeling. De verwachting is dat voor 1 januari 2002 overeenstemming is bereikt tussen de cliëntenorganisaties onderling en met het Ministerie over de invulling en vormgeving van de Landelijke cliëntenraad. Op verzoek van de cliëntenorganisaties wordt de mogelijkheid onderzocht om per 1 januari 2002 te starten met een «Landelijke cliëntenraad in oprichting». Begin december dient hierover besluitvorming plaats te vinden.

Tenslotte kan vermeld worden dat SZW en het ministerie van VWS afspraken hebben gemaakt over de taakverdeling en samenwerking met betrekking tot cliëntenparticipatie. Het uitgangspunt is dat het ministerie van VWS de cliëntenparticipatie in het algemeen subsidieert en dat SZW meer in concrete zin cliëntenparticipatie bevordert en faciliteert op het terrein van de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de cliëntenorganisaties voor hun «instandhouding» niet afhankelijk zijn van het ministerie waar ze beleidsinhoudelijk mee overleggen, namelijk SZW. Dit betekent concreet dat SZW in eerste instantie:

• de kolomsgewijze cliëntenparticipatie bij de CWI, het UWV, de SVb financiert en bewaakt en bij gemeenten stimuleert;

• de landelijke cliëntenraad financiert, ermee overlegt en bewaakt dat de andere betrokken bestuursorganen dit laatste ook doen.

VWS ondersteunt de cliëntenorganisaties, via subsidiëring van Sjakuus en conform de binnen de Welzijnsnota passende prioriteiten (voor het jaar 2002) als: methodiekontwikkeling, zelfredzaamheid, deskundigheidsbevordering, ondersteuning van lokale en regionale zelforganisaties, netwerkontwikkeling en interculturalisatie.

In de komende maanden zal hier met de betrokken cliëntenorganisaties verder over worden overlegd. Op de subsidies voor 2002 zal het bovenstaande geen invloed meer hebben, maar nieuwe aanvragen (voor 2003) zullen aan de nieuwe taakverdeling moeten voldoen.

Planning Cliëntenparticipatie

Ambitie per 1-1-2002Realisatie 1-11–01Maatregelen nodig?
Cliëntenparticipatie bij CWI, UWV en SVbVoorbereiding per zbo gaande voor de inrichting van cliëntenparticipatie op centraal en decentraal niveauGeen
Afspraken over inrichting Landelijke cliëntenraadOnderzoek naar wensen cliëntenorganisaties uitgevoerd; vormt basis voor te maken afsprakenMogelijkheid start per 1 januari 2002 met Landelijke cliëntenraad i.o. wordt onderzocht
Ondersteuning cliëntenorganisaties t.b.v. voorbereiding op SUWISubsidie is verstrekt; eerste projecten zijn gestartNee, projecten lopen langer door
Taakverdeling SZW/VWS vastgelegdtaakverdeling op hoofdlijnen afgesprokenGeen
Nadere afspraken met cliëntenorganisaties over uitwerking taakverdeling VWS/SZW Start in januari 2002

8.4 Stimuleringsregelingen

Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid

De vorming van platforms wordt door SZW bevorderd door middel van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid. Voor de oprichting en instandhouding van de platforms is 20 mln. per jaar beschikbaar. De regeling geldt in beginsel voor de periode 2001-2003 en wordt steeds per kalenderjaar vastgesteld. De stimuleringsregeling voor 2001 is met ingang van 1 april 2001 in werking getreden. Medio oktober hebben 25 platforms een subsidieaanvraag ingediend, waarvan er inmiddels 22 zijn toegekend. Door de ingediende subsidieaanvragen ontstaat een landelijk dekkend stelsel van 25 regionale platforms.

Stimuleringsregeling SWI

Ter stimulering van de totstandkoming van SWI-centra is in de jaren 1999 en 2000 aan 160 samenwerkingsverbanden in totaal een bedrag van ruim 70 mln. verstrekt in de vorm van een lump sum bedrag.

Uit de ontvangen verslagen is gebleken dat daarvan een bedrag van ca. 50 mln. is besteed; de resterende ca. 20 mln. wordt teruggevorderd en zal voor het grootste deel in het jaar 2002 terugvloeien naar SZW. De beoordeling en afwikkeling van de verslagen zullen doorlopen in het jaar 2002.

Tijdelijke stimuleringsregeling CWI

Aansluitend op de stimuleringsregeling SWI is, ter ondersteuning van de totstandkoming van 131 CWI (125 + 6 functionaliteiten), de Tijdelijke Stimuleringsregeling CWI in het leven geroepen. Hiervoor is een totaal bedrag van 40 mln. gulden beschikbaar gesteld, 32 mln. voor het jaar 2001 en 8 mln. voor 2002.

Per medio oktober zijn 93 aanvragen ontvangen en is in 23 gevallen op grond van bijzondere omstandigheden uitstel verleend.

Omdat op grond van de regeling slechts aanvullende kosten worden vergoed voor zover geen financiering uit andere hoofde mogelijk is, en gebleken is dat een groot deel van de opgevoerde kosten uit later bekend geworden bestedingsplannen lijken te kunnen worden vergoed, zal naar verwachting maar gedeeltelijk een beroep op de beschikbare middelen worden gedaan. In verband met een minder snelle afwikkeling van de regeling dan verwacht, zullen er in 2001 naar het zich laat aanzien geen middelen in het kader van deze regeling worden uitgegeven.

Tijdelijke Stimuleringsregeling BVG

Voor de inrichting van bedrijfsverzamelgebouwen is voor het jaar 2001 een bedrag van 35 mln. beschikbaar gesteld.

Per medio oktober hebben 32 aanvragers het eerste deel van de subsidie, zijnde 50 000 gulden voor het maken van een plan van aanpak, aangevraagd; hiermee is dus een bedrag gemoeid van 1,6 mln. gulden. Aanvragen kunnen worden ingediend tot 31 december 2001. Naar verwachting zullen er naar verwachting in 2001 maximaal 50 van deze aanvragen zijn ingediend en gehonoreerd. Dit correspondeert met een bedrag van maximaal 2,5 miljoen.

9. RAAD VOOR WERK EN INKOMEN

Doel: Commissie voorbereiding Raad voor werk en inkomen:een vliegende start van de Raad voor werk en inkomen per 1 januari 2002 mogelijk maken.

9.1 Terugblik:

Kwartaalrapportages

In het Instellingsbesluit van de Commissie voorbereiding Raad voor werk en inkomen is bepaald dat de commissie regelmatig aan de Minister over de voortgang van haar werkzaamheden rapporteert (inclusief de uitgaven). Op 17 mei heeft de Commissie haar rapportage tot en met het eerste kwartaal van 2001 aangeboden. Op 31 augustus 2001 volgde de rapportage over het tweede kwartaal en op 5 november jl. de rapportage over het derde kwartaal. Per 1 oktober 2001 had het secretariaat van de Commissie 36 medewerkers (33,71 FTE).

Subsidieregeling

De Commissie voorbereiding Raad voor werk en inkomen heeft op 4 oktober jl. het concept van de «Stimuleringsregeling vacaturevervulling door werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers» vastgesteld. Belangrijk aspect van deze subsidieregeling is dat wordt uitgegaan van de vraag naar arbeid die bij een bedrijf, instelling of organisatie bestaat (vraaggerichte benadering). Naast dit element zullen in de subsidieregeling elementen worden opgenomen uit bestaande regelingen die hun effectiviteit hebben bewezen.

Na overleg met de Commissie is de conceptregeling omgezet in een concept-ministeriële regeling. Deze regeling is op 21 november jl. op grond van artikel 20, vierde lid, van het wetsvoorstel SUWI voorgehangen bij het parlement.

Momenteel worden de bij de subsidieregeling behorende formulieren – zoals aanvraag – formulieren, tussentijdse rapportageformulieren, model accountantsverklaring e.d. ontwikkeld door de Commissie. Deze formulieren, die de technische uitwerking vormen van hetgeen in de subsidieregeling is neergelegd, zullen tijdig gereed zijn voor de inwerkingtreding van de subsidieregeling per 1 januari a.s..

Voor de subsidieregeling is verplichtingenruimte van 200 miljoen gulden per jaar vastgesteld. Daarbij is het volgende kasritme vastgesteld: 75 miljoen gulden in 2002, 125 miljoen gulden in 2003 en vanaf 2004 150 miljoen gulden per jaar.

Taakafbakening Raad voor werk en inkomen met SER en andere organen

Conform toezegging is als bijlage bij deze voortgangsrapportage een notitie gevoegd over de taakafbakening van de Raad voor werk en inkomen met de SER en andere relevante organen op het terrein van werk en inkomen.

9.2 Vooruitblik:

Evaluatie werkzaamheden in 2001

De in oktober geplande evaluatie van de werkzaamheden van de Commissie is verplaatst naar november, zodat bij deze evaluatie ook de op 1 november jl. door de Commissie vastgestelde begroting en derde kwartaalrapportage kunnen worden betrokken. Uit de derde kwartaalrapportage blijkt overigens dat naar de mening van de Commissie een «vliegende start» van de Raad voor werk en inkomen per 1 januari 2002 mogelijk is.

Een extern onderzoek door het bureau KPMG maakt onderdeel uit van de evaluatie, die waarschijnlijk begin december kan worden afgerond. Ook uit dit onderzoek blijkt dat een «vliegende start» van de Raad per 1 januari a.s. mogelijk is.

Begroting 2002

De Commissie voorbereiding Raad voor werk en inkomen heeft conform planning in november een begroting voor het jaar 2002 ingediend. Mede op basis van voorgenoemde evaluatie van de Commissie en een externe beoordeling van de begroting door het bureau KPMG zal het budget van de Raad voor werk en inkomen voor 2002 in december worden vastgesteld (was gepland in november). Besluitvorming vindt plaats in het kader van de begrotingscyclus SZW.

Benoeming leden van de Raad voor werk en inkomen

Op verzoek van de minister heeft de SER geadviseerd over de representativiteit van de voordragende organisaties, die vervolgens zijn gevraagd leden voor te dragen. De formele benoeming vindt plaats in december, onder voorbehoud van instemming van de Eerste Kamer met de SUWI-wetsvoorstellen.

Eindverantwoording Commissie voorbereiding Raad voor werk en inkomen

Zoals aangegeven in de vorige Voortgangsrapportage is ervoor gekozen om de eindverantwoording de vorm te geven van een schriftelijke verantwoording over de gedane uitgaven binnen vier maanden na het einde van de taakopdracht van de Commissie. Deze afrekening moet voorzien zijn van een accountantsverklaring. Vervolgens kan decharge van de leden van de Commissie plaatsvinden.

Mandaatbesluit

De minister en de Commissie voorbereiding Raad voor werk en inkomen hebben afspraken gemaakt over de taakverdeling bij de uitvoering van de subsidieregeling van de Raad.

De Raad voor werk en inkomen is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de subsidieregeling. De Inspectie Werk en Inkomen zal hier toezicht op houden, waarbij de inspectie tevens toegang krijgt tot de administratie van de gesubsidieerde projecten, zodat projecten tussentijds en ter plaatse beoordeeld kunnen worden. Ook de departementale accountantsdienst krijgt de bevoegdheid namens de Minister – steekproefsgewijs – de administraties van projecten te beoordelen. De kassiersfunctie wordt belegd bij de directie Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van SZW.

Op basis van deze taakverdeling kan het mandaatbesluit worden opgesteld. Publicatie van dit mandaatbesluit in de Staatscourant is conform planning voorzien in december 2001.

Overig

De Commissie voorbereiding Raad voor werk en inkomen zal begin december verhuizen naar een ander kantoorpand binnen Den Haag.

De informatievoorziening van SVb, UWV, CWI en gemeenten aan de Raad voor werk en inkomen wordt in de ministeriële regeling SUWI geregeld (zie voor planning hoofdstuk 3 Wetgeving).

Planning Raad voor werk en inkomen (RWI)

Ambitie per 1-1-2002Realisatie 1-11-01Maatregelen nodig?
Benoeming leden RWISER heeft geadviseerd over representativiteit voordragende organisaties; benoeming kan waarschijnlijk in december plaatsvindenGeen
Voorbereiding start RWILigt op schemaGeen
Mandaatbesluit i.h.k.v. subsidieregeling RWIWordt voorbereid; publicatie voorzien in december 2001Geen
Taakafbakening RWI, SER en andere organenAfgerond; is als bijlage bij deze rapportage gevoegd 
Evaluatie werkzaamheden CVRWIWordt voorbereid; afronding naar verwachting begin december i.p.v. oktober 2001Geen
Begroting RWI 2002 goedgekeurdBegroting CVRWI ontvangen; vaststelling december i.p.v. november 2001Geen; goedkeuring begroting en vaststelling budget kan tijdig voor 1 januari 2002 plaatsvinden
Eindverantwoording CVRWI en dechargeStart na 1 januari 2002Geen; moet vóór 1 mei 2002 afgerond worden

10. REÏNTEGRATIEMARKT

Doel: Creëren van randvoorwaarden voor een goed functionerende reïntegratiemarkt en een outputgerichte sturing richting publieke opdrachtgevers

10.1 Terugblik

Informatiebehoefte opdrachtgevers

In mei 2001 is een onderzoek afgerond naar de informatiebehoefte van opdrachtgevers van reïntegratie trajecten (KPMG BEA mei 2001, het rapport is opgenomen in een bijlage bij deze rapportage). Naar aanleiding van dit onderzoek zijn ook twee expertmeetings gehouden met vertegenwoordigers van opdrachtgevers. Op basis van alle resultaten is inmiddels in kaart gebracht hoe de facilitering van opdrachtgevers gestalte moet krijgen.

Gegevensuitwisseling tussen opdrachtgevers onderling

Om meer inzicht te krijgen in de praktijk van gegevensuitwisseling tussen opdrachtgevers en reïntegratiebedrijven, heeft het Ministerie een onderzoek uit laten voeren door CapGemini Ernst&Young. Het eindrapport, dat in juli is vastgesteld, is ook als bijlage bij deze rapportage gevoegd.

Aanbesteding

Zoals in de brief van 18 september 2001 (SUWI/SEC/2001/270) over de voortgang van SUWI vermeld, heeft het Lisv de belangrijkste aanbevelingen uit de evaluatie van de eerste aanbestedingsprocedure verwerkt in de kaders voor de tweede aanbestedingsprocedure. In het Bestek reïntegratiecontracten 2002 zijn de doelgroepen omschreven, alsmede het verwachte aantal trajecten per doelgroep, de minimale prestaties per doelgroep en de financieringswijze.

Op 27 september 2001 heeft een Algemeen overleg plaatsgevonden over de aanbesteding door het Lisv. Voor de toezeggingen wordt verwezen naar de desbetreffende bijlage.

Nadere uitwerking in regelgeving

De nadere uitwerking in regelgeving op het gebied van reïntegratie heeft zijn beslag gekregen in het concept-besluit SUWI en de concept-regeling SUWI.

Toegezegde informatie i.k.v. reïntegratie

Tijdens de parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen SUWI op 27 juni 2001 heeft de Minister toegezegd aandacht te besteden aan het stimuleren van de externe inkoop van reïntegratieactiviteiten door gemeenten. Daarnaast zijn tijdens de parlementaire behandeling twee moties ingediend (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 588 en 27 665, nr. 34 en 35). In een bijlage bij deze voortgangsrapportage wordt nader ingegaan op de verantwoording van en het toezicht op de besteding van de publieke reïntegratiemiddelen (motie 35). Dit najaar ontvangt de Kamer een notitie over de rechten en plichten in relatie tot het persoonsgebonden budget (motie 34).

Op 7 november jl. heeft een Algemeen overleg plaatsgevonden over het uitbesteden door de gemeenten van werkzaamheden op het raakvlak van sociale activering en reïntegratie. Het ging hierbij om de vraag of bedrijven die deze activiteiten uitvoeren wel of niet BTW-plichtig zijn. De Tweede Kamer ontvangt hierover een dezer dagen een brief. Zie verder hoofdstuk 3 Wetgeving.

Tevens is toegezegd om nadere informatie te verschaffen over de vraag in hoeverre Europese aanbestedingsregels cao-afspraken met betrekking tot reïntegratie beperken.

De Europese aanbestedingsregels hebben alleen betrekking op de hierna te noemen aanbestedende diensten:

– de Staat (waaronder ministeries);

– zijn territoriale lichamen (gemeenten, provincies);

– publiekrechtelijke instellingen (rechtspersonen opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang andersdan die van industriële en commerciële aard en waarvan ofwel de activiteiten in hoofdzaak door een aanbestedende dienst worden gefinancierd ofwel het beheer is onderworpen aan toezicht door een aanbestedende dienst of waarvan de bestuursorganen voor meer dan de helft door een of meer aanbestedende diensten worden benoemd);

– verenigingen bestaande uit een of meer van de voorgaande categorieën.

CAO-partijen zijn dus geen aanbestedende diensten in de zin van de aanbestedingsrichtlijnen.

Tot slot is een notitie toegezegd over het aanbesteden van reïntegratietrajecten door gemeenten en de rol van de NMa hierbij. Deze notitie ontvangt de Kamer dit najaar.

Niet-uitkeringsgerechtigden en Anw'ers

Gemeenten worden bij de implementatie van hun nieuwe taak per 2002 ten aanzien van de reïntegratie van niet-uitkeringsgerechtigden en mensen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet ondersteund door het Steunpunt SUWI Gemeenten. Medio oktober hebben alle gemeenten een handreiking ontvangen met basisinformatie om met de implementatie aan de slag te gaan. Begin november zijn voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd over de nieuwe taak. Alle gemeenten hebben inmiddels ook een beschikking ontvangen met een indicatie van het bedrag dat de gemeenten kunnen verwachten voor deze nieuwe doelgroepen (voor zowel reïntegratietrajecten als uitvoeringskosten).

In het kader van een goede overgang van de verantwoordelijkheid naar de gemeenten worden de lopende reïntegratietrajecten voor de niet-uitkeringsgerechtigden/ANW-gerechtigden, voorzover die over de jaargrens heengaan, in opdracht van de CWI i.o. afgerond. Deze trajecten worden dan niet overgedragen aan de gemeenten, zodat die met een «schone lei» kunnen beginnen. Dit wordt bij ministeriële regeling geregeld (voor de planning zie hoofdstuk 3 Wetgeving).

Met Arbeidsbureau Nederland is gesproken over de opschoning van de bestanden. Afgesproken is dat Arbeidsbureau Nederland deze opschoningsactie op decentraal niveau voor 1 juli 2002 zal afronden.

10.2 Vooruitblik

Facilitering van opdrachtgevers

Bij facilitering van opdrachtgevers kan een onderscheid gemaakt worden tussen professionalisering en bevordering van de transparantie. Professionalisering betekent het zodanig toerusten van opdrachtgevers dat zij het inkopen van reïntegratietrajecten op een professionele manier kunnen vormgeven. Bevordering van de transparantie betreft met name inzicht in de aanbodkant van de reïntegratiemarkt en is direct van belang voor het kunnen behalen van optimale resultaten.

Uit het reeds genoemde onderzoek naar de informatiebehoefte van opdrachtgevers van reïntegratietrajecten blijkt dat voor opdrachtgevers beide invalshoeken belangrijk zijn en dat zij op beide terreinen behoefte hebben aan nadere informatie.

Taken met betrekking tot de transparantie van de markt kunnen voor een groot deel tot het domein van de RWI worden gerekend. Dit spoort met de wettelijke taak van de RWI. Het betreft zaken zoals de reïntegratiemonitor, een benchmark met betrekking tot de kwaliteit van reïntegratiediensten en, eventueel, een ervaringenbank.

Bij professionalisering van opdrachtgevers gaat het om voorlichting en om praktische handreikingen. Voor een deel wordt hierin nu voorzien door het steunpunt SUWI Gemeenten en voorheen door StimulanSZ. Daarnaast wordt ook aansluiting gezocht bij initiatieven van de werkgeversorganisaties.

Uit het onderzoek naar de informatiebehoefte van opdrachtgevers blijkt ook dat opdrachtgevers niet alleen hechten aan feitelijke gegevens van reïntegratiebedrijven (monitor), informatie betreffende de kwaliteit van reïntegratiebedrijven (benchmark) en praktische informatie met betrekking tot aanbestedingsproces en contracten (handreikingen), maar vooral ook behoefte hebben aan ervaringen van andere opdrachtgevers met reïntegratiebedrijven. Dit kan mogelijk worden ondergebracht in een ervaringenbank, waarin ook praktische informatie is ondergebracht over het inkoopproces. Omdat er mogelijk juridische aspecten verbonden zijn aan het openbaar maken van ervaringen van opdrachtgevers met reïntegratiebedrijven en om de kosten van een ervaringenbank in te schatten, wordt momenteel een haalbaarheidsstudie naar deze elementen uitgevoerd. Voor het eind van dit jaar zullen de resultaten bekend zijn. Bedoeling is dat op basis hiervan besloten wordt of er een ervaringenbank komt en welke elementen die zal bevatten.

Onderzoek gegevensuitwisseling tussen opdrachtgevers en reïntegratiebedrijven

Uit het genoemde onderzoek over gegevensuitwisseling blijkt dat reïntegratiebedrijven in staat zijn om gegevens ten behoeve van monitoring aan te leveren. Met betrekking tot cliëntgegevens laat het onderzoek een aanzienlijke verscheidenheid zien in soorten gegevens die worden uitgewisseld. Het privacy-bewustzijn van reïntegratiebedrijven is hoog, maar de uitwerking in concrete maatregelen verdient aandacht.

De uitkomsten van het onderzoek onderstrepen de noodzaak om het gegevensverkeer met reïntegratiebedrijven in te kaderen en te standaardiseren. Op korte termijn zal hieraan, in samenspraak met opdrachtgevers en de reïntegratiebranche, invulling worden gegeven. Het wettelijke kader voor opdrachtverlening rond reïntegratie voorziet erin dat bedrijven een privacyreglement moeten hebben en dat de opdrachtgevers de reïntegratiebedrijven verantwoording kunnen vragen over de gegevensverwerking binnen hun bedrijf. Privacy is ook een belangrijk aandachtspunt binnen het kwaliteitsbeleid van de brancheorganisatie. Via de (eventuele) ervaringenbank en gerichte voorlichting zal verder het bewustzijn en de praktijk van privacybescherming gestimuleerd worden.

Kwaliteitsproject Borea

Borea werkt aan de ontwikkeling van een kwaliteitsinstrument; dat wil zeggen een set indicatoren die de kwaliteit van reïntegratiediensten inzichtelijk kunnen maken. Het vertrekpunt daarbij is geweest dat dit kwaliteitsinstrument gebruikt zou kunnen worden ten behoeve van certificering. Certificering legt echter een sterke nadruk op de inrichting van processen en geeft onvoldoende informatie over andere aspecten van kwaliteit, met name de kwaliteit van de geleverde prestaties.

Het thans lopende kwaliteitsproject is gericht op het ontwikkelen van een «meetlat» waarlangs de prestaties van reïntegratiebedrijven gescoord kunnen gaan worden.Met deze zogenoemde «meetlat» kunnen de prestaties van reïntegratiebedrijven gescoord worden. Begin 2002 wordt het project afgerond. De kwaliteitsmeetlat is dan tevens bij een aantal reintegratiebedrijven getoetst op praktische uitvoerbaarheid. Uiteindelijk kan dit uitmonden in een benchmark. Deze benchmark geeft opdrachtgevers inzicht in hoe een reïntegratiebedrijf met betrekking tot verschillende indicatoren scoort op de meetlat. Een opdrachtgever kan dan zelf beoordelen welke indicatoren belangrijk zijn en vergelijken hoe verschillende bedrijven het met betrekking tot die aspecten doen. De benchmark zal in de loop van 2002 opgestart kunnen worden. Borea is met de CRWI in overleg over de uitvoering hiervan. Resultaten zijn niet eerder dan eind 2002 beschikbaar.

Trendrapport werking reïntegratiemarkt

Tijdens het Algemeen Overleg van 27 september jl. is door de Kamer gevraagd naar een integrale notitie over de reintegratiemarkt in ontwikkeling. De notitie moet inzicht geven in de werking van de markt.

Momenteel wordt de aanbesteding van een nieuw zogenaamd trendonderzoek naar de werking van de reïntegratiemarkt voorbereid. Dit kan gezien worden als een vervolg op een eerste onderzoek naar de reïntegratiemarkt in 2000 (Regioplan, «Een markt in ontwikkeling» oktober 2000). Het onderzoek moet enerzijds feitelijke informatie geven met betrekking tot de vormgeving van de markt (monitorgegevens), maar daarnaast ook inzicht bieden in specifieke thema's zoals kwaliteitseisen aan en kwaliteit van reïntegratiediensten, en ingaan op de stand van de marktwerking tegen de achtergrond van de daarvoor opgestelde spelregels zoals geformuleerd in de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel SUWI. Het onderzoeksrapport wordt voor de zomer 2002 verwacht.

Stimulering inkoopfunctie bij gemeenten

Op dit moment is een subsidieregeling in voorbereiding die activering en uitstroom door gemeenten wil stimuleren. De opzet van de regeling zal aansluiten bij de resultaatgerichte afspraken die bijvoorbeeld met de gemeente Den Haag zijn gemaakt. De subsidieregeling komt voort uit de bestuurlijke afspraken die SZW en VNG hebben gemaakt in het kader van de Agenda voor de Toekomst. Daarin is afgesproken dat het casemanagement bij gemeenten de komende jaren verder op sterkte wordt gebracht. Van Rijkszijde zal een financiële impuls beschikbaar worden gesteld, mits de betrokken gemeente bereid is een resultaatverplichting af te spreken onder wederzijds nader overeen te komen voorwaarden. Daarbij is ook afgesproken dat gemeenten zoveel mogelijk aspecten van reïntegratie aan private – niet aan gemeenten gelieerde bedrijven – uitbesteden.

In de regeling zal worden afgerekend op resultaten (gerealiseerde trajecten en gerealiseerde uitstroom). Dit is een prikkel om de reïntegratie efficiënt uit te voeren door gebruik te maken van private partijen. In de toelichting bij de regeling zal dit worden benadrukt.

Het streven is de regeling per 1 januari 2002 in werking te laten treden.

Planning Reïntegratie

Ambitie per 1-1-2002Realisatie 01-11-01Maatregelen nodig?
AanbestedingHet voor juli 2001 geplande AO over aanbesteding heeft op 27 september plaatsgevonden. Zie bijlage over toezeggingen.  
Notitie uitbesteding reïntegratie door gemeenten en rol NMaWordt voorbereidNee, toezending aan TK gepland voor najaar 2001
Notitie rechten/plichten i.r.t persoonsgebonden budget (motie 34)Wordt voorbereidNee, toezending aan TK gepland voor najaar 2001
Verwerking in nadere regelgevingOpgenomen in het concept-besluit SUWI en de concept-regeling SUWI. Publicatie in december; was voorzien voor oktober 
Facilitering opdrachtgevers gestart• onderzoek uitgevoerd naar informatiebehoeften opdrachtgevers (zie bijlage)• onderzoek naar praktijk uitwisseling gegevens uitgevoerd (zie bijlage)• zie activiteiten StimulanSZ. Steunpunt SUWI Gemeenten;• haalbaarheidsstudie ervaringenbank (kosten, juridische gevolgen) in uitvoering • overeenstemming met CV RWI over rol RWI m.b.t. monitor, benchmark en evt. Ervaringenbank • besluitvorming over ervaringen-bank of anderszins moet nog plaatsvinden o.b.v. de uitkomsten van de haalbaarheidsstudie (januari 2002)• opstarten benchmark in de loop van 2002; resultaten niet eerder dan eind 2002 • resultaten trendonderoek werking reïntegratiemarkt bekend voor zomer 2002
Regeling stimulering inkoopfunctie bij gemeentenIn voorbereiding 
Kwaliteitscriteria (Borea)  
 Borea zit op schema met uitvoering van kwaliteitsprojectAfronding gepland begin 2002
Overgang reïntegratie niet-uitkeringsgerechtigden/Anw'ers naar gemeentenIn concept-regeling SUWI is opgenomen dat gemeenten per 1 januari 2002 niet verantwoordelijk zijn voor de reïntegratie van deze doelgroep in het geval van reeds lopende reïntegratietrajecten.Zie verder planning gemeenten. Zie planning gemeenten
Opschoning bestanden niet-uitkerings-gerechtigden door ArbvoIn voorbereidingLoopt door in 2002 (tot 1 juli)

11. TOEZICHT

Doel: Zorgdragen voor een goede voorbereiding van de vormgeving en positionering van het toezicht in de nieuwe structuur van SUWI, toezicht in de overgangsperiode waarborgen en de risico's bij de uitvoering van bestaande wet- en regelgeving zoveel mogelijk beperken.

11.1 Toezicht in de overgangsperiode

Algemeen

Bij brief van 19 februari 2001 is uitvoerig ingegaan op de vormgeving van het toezicht in de overgangsperiode. Hoofdlijn is dat tot het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel SUWI de huidige instanties hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden behouden. Essentieel voor het toezicht in de overgangsperiode is goede afstemming tussen het departement. Tussen het departement, het UWV i.o., het CWI i.o., het Steunpunt SUWI gemeenten (een onderdeel van het ministerie) en de toezichthouders (respectievelijk het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv) en de directie Toezicht van het departement) vindt afstemming plaats over de activiteiten met betrekking tot het toezicht in de overgangsperiode om eventuele risico's op vermindering van de kwaliteit van de dienstverlening te minimaliseren. In september en begin oktober zijn een drietal bijeenkomsten georganiseerd waarin CWI i.o., UWV i.o. en het Steunpunt SUWI gemeenten inzicht hebben geboden in de lopende ontwikkelingen aan de toezichthouders. Met het oog op de ontwikkeling van het toezicht op de CWI vindt in november/december een vervolgbijeenkomst plaats.

Zoals in paragraaf 2.3.1 van deze rapportage toegelicht, wordt er een extern onderzoek uitgevoerd naar risico's voor het niveau van de huidige dienstverlening die kunnen optreden als gevolg van de invoering van de SUWI-wetten. Het onderzoek is zo opgezet dat waar mogelijk direct actie kan worden ondernomen als risico's worden geconstateerd. Mede uit dien hoofde maken vertegenwoordigers van het Ctsv en de directie Toezicht deel uit van de begeleidingscommissie van het onderzoek.

Om zoveel mogelijk gebruik te kunnen maken van de ervaring en expertise van het Ctsv is de toezichthouder, waar mogelijk, bij de beleidsvorming en relevante ontwikkelingen betrokken, zoals bij de beoordeling van de bedrijfsplannen. Formele voorlegging aan het Ctsv van deze bedrijfsplannen, zoals door het Ctsv bepleit in zijn brief van 26 oktober jl. aan de Kamer, acht het kabinet niet gewenst, omdat dit tot een ongewenste vermenging van verantwoordelijkheden zou leiden.Voorkomen moet worden dat de toezichthouder toezicht moet houden op beleid dat hij zelf mede vorm heeft gegeven.

Toezicht op uitvoering werknemersverzekeringen

Het veranderproces SUWI vergt, naast het reguliere toezicht, aandacht voor specifieke risico's en aandachtspunten. De specifieke uitvoeringsrisico's en aandachtspunten bij de uitvoering van werknemersverzekeringen zijn op basis van risicoanalyse vastgesteld. De volgende aspecten zijn benoemd als aandachtspunt: de rechtmatigheidsscores, de aandacht voor reïntegratie, de kwaliteit en totstandkoming van nieuwe rollen, de uitvoeringskosten, het M&O-beleid, fraude en het verloop/ ziekteverzuim personeel.

Het aangrijpingspunt voor het toezicht is de op grond van weten regelgeving verlangde kwaliteit van de dienstverlening. De reguliere stroom verantwoordingsproducten van uitvoeringsorganisaties aan het Ctsv en van het Ctsv aan de minister vormt het uitgangspunt. In deze verantwoordingsproducten is specifiek aandacht besteed aan de in het kader van de uitgevoerde risicoanalyse geïdentificeerde mogelijke risico's ten gevolge van SUWI.

De volgende aan de Tweede Kamer toegezonden rapportages geven een beeld van de toezichtsactiviteiten in de overgangsperiode in 2001:

• Het rapport «De integrale rapportage sociale verzekeringen in 2000» geeft een overzicht van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering door het Lisv en de uitvoeringsinstellingen. Het Ctsv is in gesprek gegaan met de betreffende uitvoeringsinstellingen om verbeteringen te bewerkstelligen. Zie verder hoofdstuk 12.

• De trendrapportages van het Lisv.

• De «Derde voortgangsrapportage claimbeoordeling WAO». Over de aansturing van de verbetering WAO-claimbeoordeling, zijn na afstemming met het Ctsv, afspraken gemaakt om het UWV i.o. de operationele aansturing te laten overnemen van het Lisv.

• Het rapport «Uitkeren of reïntegratie». Dit rapport gaat in op het vormgeven van de volumetaak van de uitvoeringsinstellingen m.b.t. de WW en de WAO. De bevindingen uit dit rapport worden benut bij de UWV-vorming.

• De Vijfde rapportage ontvlechting van het Ctsv en de rapportage boedelbeschrijving uitvoeringsinstellingen. Het Ctsv is in directeuren- en bestuurlijk overleg gevraagd nauwlettend aandacht te besteden aan de onduidelijkheid rondom de eigendom van de ICT-systemen bij verschillende uvi's.

Toezicht op de uitvoering door gemeenten

Het toezicht op de uitvoering door gemeenten in de overgangsperiode is uitgebreid met SUWI-gerelateerde aspecten. Zoals in de 2e voortgangsrapportage gemeld is bij de informatieverzameling extra aandacht besteed aan SUWI-gerelateerde aspecten.

SUWI is een agendapunt tijdens het regulier Toezichtsoverleg met de gemeente. In dit overleg worden de toekomstvisie, knelpunten, informatiebehoefte e.d. besproken en de bevindingen centraal teruggekoppeld.

De directie Toezicht heeft in oktober een rapport afgerond waarin de resultaten staan vermeld van een onderzoek naar de stand van zaken bij de voorbereiding van de gemeenten op SUWI-terrein (een onderzoek bij 145 gemeenten). De bevindingen geven geen aanleiding tot toezichtacties op korte termijn richting afzonderlijke gemeenten. Zij vormen input voor het Steunpunt SUWI Gemeenten. Het Steunpunt initieert in 2002 een monitor die alle gemeenten gaat volgen bij de voortgang op de diverse terreinen. Zie verder hoofdstuk 7.

De directie Toezicht heeft een quick scan, een kwalitatief onderzoek bij 28 gemeenten, uitgevoerd over uitstroom en uitbesteding. Deze quick scan geeft, vooruitlopend op het toezichtsplan 2002 van de Inspectie Werk en Inkomen, aanleiding voor nadere activiteiten, waaronder gericht onderzoek.

Beide rapporten zijn als bijlagen bij deze Voortgangsrapportage gevoegd.

Toezicht op Arbeidsvoorziening

De Tweede Kamer is reeds eerder geïnformeerd over de veranderde bestuurlijke constellatie bij Arbeidsvoorziening, waarbij per bedrijfsonderdeel bestuurders zijn aangesteld. Deze bestuurders rapporteren sinds hun aanstelling maandelijks over de voortgang met betrekking tot de financiën en de productie. Tijdens de overgangssituatie wordt allereerst toezicht gehouden op basis van de reguliere verantwoordingsproducten. Op basis van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 moet de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zich als geheel verantwoorden door middel van kwartaalrapportages. De bedrijfsonderdelen leveren hiervoor apart hun inbreng aan bij de bestuurder van Arbeidsvoorziening. Inmiddels zijn de eerste en tweede kwartaalrapportage 2001 door de bestuurder van Arbeidsvoorziening aangeleverd. Deze rapportages worden op het departement beoordeeld en binnen afzienbare tijd aangeboden aan het parlement. De jaarrekening 2000 wordt eind van dit jaar verwacht.

Bij de goedkeuring van de begroting 2001 van Arbeidsvoorziening was reeds voorzien dat de begroting later in dit jaar zou moeten worden aangepast in verband met onzekerheden omtrent de productie. Daarnaast moet de begroting als gevolg van de verzelfstandiging van het onderdeel ESF worden aangepast. Derhalve is eind augustus een begrotingswijziging aangeboden. Deze begrotingswijziging dient echter nog te worden aangepast omdat niet geheel wordt voldaan aan de wettelijke eisen. Hierover is met de bestuurders van de bedrijfsonderdelen gesproken. Binnenkort wordt een gewijzigd begrotingsvoorstel verwacht.

In aanvulling op de reguliere verantwoordingsproducten wordt in de overgangssituatie toezicht gehouden op basis van maandrapportages. Op basis van de achtereenvolgende maandrapportages kan inmiddels een beeld worden gekregen van de situatie bij de bedrijfsonderdelen.

11.2 Integratietraject toezicht

Bij eerdere gelegenheden bent u geïnformeerd over de afspraken over de voorbereiding inzake het samengaan van de directie Toezicht en het Ctsv tot de Inspectie werk en inkomen. Bij het implementatietraject is de volgende fasering beoogd:

a. fase 1: voorbereiding positionering en functioneren van de Inspectie;

b. fase 2: doorlichting samen te voegen organisaties in het licht van de taken, de positionering en het functioneren van de Inspectie;

c. fase 3: voorbereiding van het feitelijke samengaan en de integratie van de beide organisaties;

In de Memorie van Antwoord inzake de wetsvoorstellen SUWI is aangegeven dat de inrichting van de IWI een ingewikkeld traject is. Het integratietraject verloopt minder snel dan oorspronkelijk beoogd. In zijn eerder genoemde brief van 26 oktober jl. wijst het Ctsv hier ook op. In de brief inzake de stand van zaken SUWI van 17 januari 2001 werd overigens reeds aangegeven dat de voortgang van het wetgevingsproces SUWI in hoge mate het tempo van het daadwerkelijke integratieproces zou bepalen. In verband met de lopende kamerbehandeling van de wetsvoorstellen zijn – conform de wens van de Kamer – geen onomkeerbare stappen gezet. Na aanvaarding van het wetsvoorstel SUWI door de Tweede Kamer zijn de voorbereidende werkzaamheden voor de integratie van beide toezichthouders gestart. Ook aan de medezeggenschap werd en wordt een belangrijke plaats toegekend.

De heer mr. L. H. J. Kokhuis is – onder voorbehoud van goedkeuring van de wetsvoorstellen SUWI door de Eerste Kamer – benoemd in de functie van inspecteur-generaal van de Inspectie Werk en Inkomen. De beide Kamers zijn over zijn benoeming geïnformeerd. Direct na zijn benoeming is aan de beoogd inspecteur-generaal mandaat verleend om alle noodzakelijke besluiten te nemen en handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn in verband met de totstandkoming en inrichting van de IWI. De beoogd inspecteur-generaal is, met het oog op de voortgang van het integratieproces, voortvarend begonnen met zijn opdracht als kwartiermaker IWI.

De tweede fase (doorlichting samen te voegen organisaties) is inmiddels afgerond. Een driemanschap heeft de sturing van het integratieproces in fase 2 en de voorbereidende werkzaamheden voor fase 3 voor zijn rekening genomen. Naast de voorzitter van het College waren een directeur-generaal van SZW en een onafhankelijke, interim, voorzitter leden van dit driemanschap.

De voorbereidingen voor de derde fase zijn in volle gang:

1. Een gezamenlijke werkgroep onder leiding van één van de directeuren van het Ctsv werkt al enige tijd aan het concept jaarplan 2002 van de IWI. In de Regeling SUWI, waarin nadere regels op grond van de wetsvoorstellen SUWI worden gesteld, zal – als overgangsbepaling in afwijking van de reguliere wettelijke termijnen – worden bepaald dat de IWI vóór 1 februari 2002 een plan van werkzaamheden voor (het resterende deel van) het jaar 2002 en vóór 1 juli 2002 een meerjarig toezichtsplan voor de periode 2002 tot en met 2005 aan de minister voorlegt en vervolgens vaststelt. De plannen worden daarna – voorzien van het oordeel van de minister – ter kennis van de beide Kamers der Staten-Generaal gebracht.

2. Een gezamenlijke werkgroep onder leiding van de (interim) directeur van de directie Toezicht, waarin tevens de directeuren van het Ctsv zijn vertegenwoordigd, heeft inmiddels een onderbouwd concept organisatiemodel opgeleverd. Een volgende stap is het daadwerkelijke plaatsingsplan per 1 januari 2002, waarvoor de benodigde inventarisaties op korte termijn kunnen worden afgerond;

3. Een gezamenlijke werkgroep onder leiding van één van de directeuren van het Ctsv heeft een voorstel uitgewerkt ten behoeve van de gezamenlijke (voorlopige) huisvesting.

4. Deze werkgroep heeft tevens de concept begroting 2002 voorbereid, die inmiddels wordt besproken met het Ministerie van Financien. In de begroting van mijn departement is aangegeven dat de begroting voor de Inspectie Werk en Inkomen bij nota van wijziging op de begroting bij de Kamer zal worden worden ingediend. Deze nota van wijziging zal uw Kamer tijdig voor de behandeling van de SZW-begroting bereiken.

5. Dezelfde werkgroep is belast met de voorbereidingen voor het verkrijgen van de status van baten-lastendienst.

Al deze activiteiten waren gepland als onderdelen van de derde (en laatste) fase van de integratie.

Het uitgangspunt is een operationele toezichthouder per 1 januari 2002, die voldoende is toegerust om de wettelijke taken uit te oefenen. De IWI is een samenvoeging van de huidige toezichthouders. De huidige kennis en expertise van beide organisaties voor wat betreft het houden van toezicht op gemeenten en uitvoeringsinstellingen, wordt benut bij de inhoudelijke vormgeving van het toezicht en de inrichting van de IWI. In het kader van continuïteit van het toezicht zal het principe van functievolging bij de plaatsing van medewerkers centraal staan.

Aan nieuwe activiteiten wordt expliciet aandacht besteed.

Zoals reeds vermeld in de brief over de voortgang van SUWI van 18 september jl. is een gezamenlijke projectgroep van de directie Toezicht en het Ctsv belast met de vormgeving van het toezicht op de CWI. In dit kader hebben de in de tweede voortgangsrapportage SUWI aangekondigde pilots plaatsgevonden. De uitkomsten ervan vormen input voor de verdere ontwikkeling van het toezicht op de CWI. In oktober zijn werkbezoeken afgelegd en hebben contacten op landelijk niveau plaatsgevonden. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de bevindingen van de Rijksconsulentschappen (directie Toezicht SZW) uit het Toezichtsoverleg en toepassingen van de SUWI-monitor bij gemeenten. Vóór de inwerkingtreding van SUWI zullen de bevindingen uit dit onderzoek en de daaruit voortvloeiende consequenties voor de inrichting van het toezicht CWI door de Inspectie Werk en Inkomen bekend zijn. Op basis hiervan wordt het toezicht CWI in 2002 door de Inspectie vormgegeven en verder ontwikkeld. Dat geldt eveneens voor het toezicht door de IWI op de taakuitoefening door de RWI, waaronder de uitvoering van de subsidieregeling in het bijzonder.

Informatie-uitwisseling tussen de toezichthouders en UWV i.o., CWI i.o. en Steunpunt SUWI gemeenten, zoals de in 11.1 vermelde bijeenkomsten, dragen bij aan een adequate ontwikkeling van het toezicht op de nieuwe uitvoeringsstructuur.

In zijn brief van 26 oktober jl. aan uw Kamer gaf het Ctsv aan dat een definitieve op de nieuwe functie afgestemde organisatiestructuur en volledig op de SUWI-situatie toegesneden toezichtprocessen IWI niet voor 1 januari 2002 tot stand kon worden gebracht. Wij zijn van mening dat het met de inzet van beide organisaties mogelijk is, zoals eerdere afspraken tussen SZW en het Ctsv bevestigen, om op 1 januari 2002 een toereikende Inspectie neer te zetten, met de benodigde know-how, menskracht, flexibiliteit en instrumenten om de continuïteit van het toezicht te waarborgen en nieuwe toezichtsactiviteiten op te pakken.

De nieuwe uitvoeringsstructuur werk en inkomen zal op onderdelen geleidelijk vorm krijgen en pas over enige jaren volledig zijn uitgekristalliseerd. Ook de organisatie van de IWI zal in dit proces mee moeten groeien en zal niet onmiddellijk zijn definitieve vorm kunnen aannemen. Dit neemt niet weg dat wij ervan overtuigd zijn dat per 1 januari 2002 sprake zal zijn van een dekkend toezicht op het brede terrein van werk en inkomen.

11.3 Toezegging aan Tweede Kamer

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel SUWI is aan de Tweede Kamer een notitie toegezegd inzake het toezicht en de verantwoording op rechtmatigheid en doeltreffendheid van de besteding van publieke reïntegratiemiddelen (motie Noorman, vergaderjaar 2000–2001, 27 588 en 27 665, nr. 35). Deze notitie is inmiddels gereed en is als bijlage bij deze rapportage gevoegd.

Planning Toezicht

Ambitie per 1-1-2002Realisatie 1-11-2001Maatregelen nodig?
Aandacht voor risico's gedurende overgangssituatie• Continue aandacht van de toezichthouders voor signalen m.b.t. eventuele vermindering van de conform wet- en regelgeving verlangde kwaliteit van de dienstverlening.• Deelname toezichthouders aan begeleidingscie. Risico-onderzoek• Continue aandacht voor signalen over mogelijke risico's• Een en ander zal worden verwerkt in het jaarplan 2002 van de IWI.
Oordeel 1e en 2e kwartaalrapportage 2001 Arbvobeoordeling vindt thans plaatsjaarrekening 2000 wordt eind van dit jaar verwacht
Ontwerp nieuwe toezichtsstructuurDe toezichtsstructuur is opgenomen in de SUWI-wetsvoorstellen en het concept-besluit taakuitoefening IWI 
IWI operationeel om de wettelijke taken uit te oefenen• De feitelijke voorbereidingen op het integratietraject zijn na aanvaarding van het wetsvoorstel SUWI door de Tweede Kamer uitgebreid.• Benoeming van kwartiermaker/ IG (onder voorbehoud aanvaarding wetsvoorstel SUWI door de Eerste Kamer)Voorbereiding loopt door
Plaatsingsplan IWIVoorbereidingen gestartNee, inventarisaties worden op korte termijn afgerond
Verkrijgen van status van baten-lastendienstVoorbereidingen gestart 
Pilots CWIAfgerond. Vormen input voor verdere ontwikkeling toezicht op CWI 
Toezicht op taakuitoefening RWIWordt voorbereid 
IWI heeft uiterlijk 1 februari 2002 haar jaarplan 2002 gereedVoorbereidingen gestart 

12. HANDHAVING EN FRAUDEBESTRIJDING

Doel: Het vormgeven van een effectief handhavingsbeleid

12.1 Terugblik

Algemeen

Binnen de nieuwe SUWI-constellatie wordt gestreefd naar een integraal, evenwichtig en samenhangend handhavingsbeleid. Bij de inrichting van de nieuwe organisaties en de processen wordt nadruk gelegd op voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik in sociale zekerheidswetten. Hierbij staat centraal de baliefunctie van de CWI, de reguliere controle en opsporing bij het UWV en de opsporing van zware sociale zekerheidsfraude door het SIOD.

Ten behoeve van de inrichting van het handhavingsbeleid bij het UWV is door het Verandermanagement een handhavingsopdracht verstrekt aan de beoogd manager Handhaving. De opdracht omvat onder meer de inventarisatie van handhavingsrisico's in de wet- en regelgeving, de bepaling van de afstand van de vereiste prestaties tot de huidige door uitvoeringsinstellingen geleverde prestaties, alsmede de formulering van de uitvoerings- en systeemspecificaties voor de distribuerende, collecterende en gegevensprocessen. In de opdracht is mede begrepen, de borging van bestaande going concern activiteiten die de huidige uitvoeringsinstellingen en het Lisv op het handhavingsterrein verrichten, de leiding en sturing daarvan en de te bereiken resultaten daarvan.

Activiteitenplan Handhaving

Inmiddels heeft het UWV i.o. het Activiteitenplan Handhaving 2002 afgerond. Daarnaast is ook het Jaarplan Handhaving 2002 in concept gereed. In de ambtelijke besprekingen met het UWV i.o. over het concept-Overdrachtsprotocol Lisv-UWV, het concept-Jaarplan UWV 2002 en het concept-Bedrijfsplan UWV (Meerjarenplan) is ook Handhaving aan de orde gesteld.

SIOD

Tevens heeft besluitvorming plaatsgevonden over de definitieve invulling van de SIOD. De SIOD zal de departementale opsporingsdienst worden die de opsporing van kolomoverstijgende, zware sociale zekerheidsfraude en arbeidsmarktfraude ter hand neemt. Op dit moment wordt gewerkt aan de feitelijke opbouw van de SIOD-organisatie die per 1 januari 2002 vooralsnog beperkt van start zal gaan. Per september is het managementteam aangetreden en is gestart met een grootscheepse werving- en selectieprocedure.

Overdracht taken AI aan SIOD en UWV

Met betrekking tot de Arbeidsinpectie kan gemeld worden dat de zware opsporingszaken op het terrein van de Wet Arbeid Vreemdelingen (b.v. georganiseerde illegale arbeid) per 1 januari 2002 overgedragen worden aan de SIOD, evenals de zware fraudezaken op het terrein van de arbeidsmarktsubsidies (ESF-fraude). De Minister heeft het voornemen om de overige inspectie- en opsporingstaken op het terrein van de Wet Arbeid Vreemdelingen op termijn (1-1-2003) over te dragen aan het UWV. Het overleg met de OR van de Arbeidsinspectie is daarover gaande. Na overdracht van genoemde taken aan de SIOD en zo mogelijk aan het UWV, zal de Arbeidsinspectie de taken verrichten op het terrein van de Arbeidsomstandighedenwet, de Arbeidstijdenwet, de Waadi, de Bestrijdingsmiddelenwet, de Wet op de gevaarlijke werktuigen en de Kernenergiewet.

Verbeterplan M&O-beleid

Tijdens het Algemeen Overleg op 5 juni 2001 over de Financiële Verantwoording 2000, is aan de Kamer toegezegd in de 3e voortgangsrapportage SUWI, aandacht te besteden aan het M&O-beleid bij de uitvoeringsinstellingen (bron: TK 27 700 nr. 69, verslag van een Algemeen Overleg).

De aanleiding was dat de Algemene Rekenkamer (AR) bij de Financiële Verantwoording 2000 van SZW heeft geconstateerd dat de aansturing van SZW op het vlak van M&O-beleid bij de uvi's reeds enige jaren te kort schiet. De AR baseert deze constatering onder meer op het Ctsv-rapport «Rechtmatigheidsverklaringen 1999 Werknemersverzekeringen». De AR heeft op basis van zijn bevindingen overwogen om een bezwaaronderzoek in te stellen. Hiervan is afgezien nadat de Minister bij brief van 9 mei een verbeterplan aan de AR heeft gezonden. In zijn rapport bij de financiële verantwoording 2000 van SZW, heeft de AR de verwachting uitgesproken, dat de Minister op korte termijn zijn toezegging, om regelmatig inzicht en informatie te geven over de concrete planning/voornemens en resultaten, dit alles in een helder tijdschema, nakomt.

Het verbeterplan heeft als doel om binnen de bestaande (en toekomstige) sturingsconstellatie te bewerkstelligen dat er bij de uitvoeringsinstellingen (en vanaf 1-1-2002 bij het UWV) een toereikend M&O-beleid, alsmede een toereikende M&O-toelichting bij de financiële verantwoording worden gerealiseerd. Ter verbetering van de aansturing op M&O-beleid in 2001 heeft SZW de volgende maatregelen genomen:

• inrichting van een taskforce voor het verbeterplan;

• het expliciet en regelmatig aan de orde te stellen van het verbeterplan in zowel ambtelijk en bestuurlijk overleg, als in de schriftelijke correspondentie met Lisv, Ctsv en UWV i.o.;

• en het aansturen op adequate verwerking ervan in de bedrijfs- en jaarplannen en overdrachtsdossiers t.b.v. uitvoering, sturing & toezicht in 2002 e.v..

Overeenkomstig zijn toezegging heeft de Minister bij brief van 19 juni 2001 de Algemene Rekenkamer de uitwerking van het Verbeterplan «aansturing M&O-beleid uitvoeringsinstellingen» (hierna uitwerking verbeterplan), toegezonden. Deze uitwerking geeft aan welke concrete acties door verschillende actoren (SZW, het Ctsv, het Lisv, de uitvoeringsinstellingen en het UWV i.o.) zullen worden ondernomen. Voor zover mogelijk zijn ook de tijdpaden voor de acties vastgelegd.

Overeenkomstig de toezegging heeft periodiek ambtelijk overleg met de Algemene Rekenkamer plaats. Over de bevindingen van de Algemene Rekenkamer, alsmede over het verbeterplan en de inzet daarbij van alle betrokken partijen, zijn het Ctsv en het Lisv schriftelijk geïnformeerd. Tevens is het Ctsv en het Lisv gevraagd aan te geven welke nog openstaande tekortkomingen vóór 1 januari 2002 zullen zijn opgeheven en welke concrete vervolgstappen gezet zullen worden. Het Ctsv heeft daarbij aangegeven dat een toereikende toelichting M&O bij de financiële verantwoording mogelijk volgend jaar al door alle uitvoeringsinstellingen gerealiseerd kan worden.

Of deze verwachting van het Ctsv zal worden waargemaakt, is onder meer afhankelijk van de inzet van alle betrokken partijen. In gezamenlijk overleg met het Ctsv, het Lisv en het UWV i.o., wordt getracht dit doel zo mogelijk al volgend jaar te realiseren. Komende tijd zal het Lisv/UWV i.o. hierover met de uitvoeringsinstellingen overleg voeren. Ook het Ctsv zal het overleg met de uitvoeringsinstellingen benutten om te komen tot een toereikende toelichting inzake misbruik bij de verantwoording over 2001.

Bij de ambtelijke besprekingen met het UWV i.o. over het concept-overdachtsprotocol Lisv-UWV, over het concept jaarplan UWV 2002 en over het concept-meerjarenplan UWV is afgesproken dat de voortzetting van het verbetertraject van het M&O-beleid door het UWV adequaat zal worden opgepakt. Dit zal ook in het definitieve overdrachtsprotocol, het jaarplan UWV 2002 en in het meerjarenplan UWV tot uitdrukking worden gebracht. Begin 2002 zullen nadere afspraken worden gemaakt met het UWV over de verdere acties in het kader van het verbetertraject van het M&O-beleid.

In dit traject hoort ook een adequate overdracht van het toezicht op het verbetertraject van het M&O-beleid bij het UWV: van het Ctsv aan de Inspectie voor Werk & Inkomen.

12.2 Vooruitblik

Het Overdrachtsprotocol Lisv-UWV, het jaarplan UWV 2002 en het bedrijfsplan UWV (meerjarenplan) worden het komend jaar gebruikt bij de toetsing van het uitgevoerde handhavingsbeleid, gemeten naar de geformuleerde doelstellingen.

Handhaving vormt een integraal onderdeel van de werkprocessen. Wat de werkprocessen van het UWV betreft, vormen de werkprocessen van de uvi's het uitgangspunt. Onder andere door middel van benchmarking zullen in 2002 nieuwe werkprocessen worden ontwikkeld en in een operationele omgeving worden uitgetest. Er worden transparante, uniforme werkprocessen gecreëerd, waardoor de doorloopsnelheid toeneemt en outputsturing en heldere informatievoorziening mogelijk wordt, ook en juist op het gebied van handhaving.

De afgelopen jaren heeft het kabinet de fraudebestrijding geïntensiveerd, waarover de Minister van Justitie de Kamer heeft geïnformeerd met o.a. de voortgangsrapportage «bestrijding financieel-economische criminaliteit» (TK 17 050, nr. 223). In de door de Minister van Justitie voor het 1e kwartaal van 2002 aangekondigde nota zal het kabinet de tussenbalans van deze intensiveringsoperatie opmaken. Het kabinet zal daarbij, ook ten aanzien van het SZW-terrein, aangeven welke aanvullende maatregelen zij noodzakelijk acht. Te zijner tijd zullen deze maatregelen ook hun weerslag vinden in de toekomstige UWV-plannen.

In vorige rapportages is reeds de bestrijding van identiteitsfraude als speerpunt genoemd. Fraude met identiteit en identiteitsbepalende gegevens heeft als doel het wederrechtelijk behalen van financieel gewin en kan bestaan uit personenverkeer (grensoverschrijding), aanspraak op rechten (toetreding tot arbeid, aanvraag uitkering en voorziening) en het ontduiken van verplichtingen (belastingen, premies). Het vindt zijn neerslag door te frauderen met reisen brondocumenten, met persoonsgegevens (in zowel leidende basisregisters als sectorale persoonsregistraties) en met het sofi-nummer. Identiteitsfraude is derhalve een bovensectoraal probleem, dat zich echter onevenredig vaak manifesteert in de sociale zekerheid door het aldaar te behalen financieel gewin.

De CWI speelt in dit kader een belangrijke een rol, omdat daar in veel gevallen het eerste contact met de cliënt, met vaststelling van de identiteit, plaatsvindt en een begin wordt gemaakt met het uitvragen en verifiëren van de voor een uitkering relevante gegevens.

Een overzicht van het gevoerde beleid over 2000 komt in november beschikbaar in de Integrale Handhavingsrapportage.

Andere beleidsdoelstellingen betreffen de bestrijding van internationale fraude en zwarte fraude. Ook wordt de integratie van de gegevensstromen tussen de sociale zekerheid en de zorgsector vormgegeven, hetgeen naast doelmatigheid eveneens vanuit fraudebestrijdingsoptiek rechtmatigheid beoogt.

De intensivering van de fraudebestrijding op bovengenoemde speerpunten bij het UWV werkt op termijn door in de soorten zaken die door de SIOD zullen worden opgepakt.

Zoals aangegeven in eerdere brieven en voortgangsrapportages (Tweede Kamer vergaderjaar 2000–2001: 26 448, nr. 26; vergaderjaar 2001–2002: 26 448, nr. 28), is de start van de implementatie van het Inlichtingenbureau enige maanden vertraagd; de stichting Inlichtingenbureau begint nu in december 2001 met de landelijke implementatie. Eind 2002 zullen, volgens planning, alle gemeenten op het Inlichtingenbureau zijn aangesloten.

De stichting Inlichtingenbureau is per 1 september 2001 opgericht (zie ook Tweede Kamer vergaderjaar 2001–2001: 27 635). De heer Schutte, oud-kamerlid en fractievoorzitter voor de GPV, is tot voorzitter van het bestuur benoemd.

Planning Handhaving en Fraudebestrijding

Ambitie per 1-1-2002Realisatie 1-11-2001Maatregelen nodig?
UWV-activiteitenplan HH 2002 gereedPlan is klaarNee
UWV-Jaarplan HH 2002Conceptversie gereedNee
SIOD van startMT is benoemd; Sollicitatieprocedures en benoemingen vinden plaats, er zijn voldoende sollicitanten om de doelstelling te kunnen verwezenlijken Nee
Overdracht WAV-taken AI aan SIOD rondSollicitatiegesprekken zijn gedeeltelijk al afgerondNee
Overdracht overige inspectie- en opsporingstaken AI i.k.v. WAV aan UWVMoet nog startenNee; overdracht dient voor 1 januari 2003 plaats te vinden
Integrale handhavingsrapportage SZW met TK besprokenRapportage aan de TK aangebodenca. Twee weken vertraging; geen maatregelen nodig
Aansturing M&O uvi's n.a.v. ARK-rapport (start verbeterpunten)Een aantal verbeteringen is inmiddels gerealiseerd. Lisv en Ctsv zijn verzocht om aan te geven wanneer de resterende onzekerheden zijn verholpen en om periodiek te rapporteren m.b.t. de resterende onzekerheden. Nee; begin 2002 worden nadere afspraken met het UWV gemaakt over het verbetertraject M&O-beleid
   
Implementatie InlichtingenbureauStart implementatie in december 2001 (i.p.v. september)Nee. Eind 2002 zullen, volgens planning, alle gemeenten op het Inlichtingenbureau zijn aangesloten.

13. DOELMATIGHEID EN DOELTREFFENDHEID

Doel: (rapporteren over) uitwerking sturingsfilosofie van SZW richting nieuwe uitvoeringsorganisaties gericht op efficiency en effectiviteit; (inzicht geven in) de financiële aspecten van de implementatie van SUWI.

Als op 1 januari 2002 de wet Structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI) in werking treedt, krijgt de Minister van SZW een directe verantwoordelijkheid voor de aansturing van de zelfstandige bestuursorganen (zbo's) die belast zijn met de uitvoering van de wetten op het gebied van werk en inkomen. Op grond van de SUWI-wet moeten de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI), de Sociale verzekeringsbank (SVb) en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) jaarlijks een jaarplan en een meerjarenbeleidsplan vaststellen. De SVb is een bestaande zbo die door de SUWI-wet niet noemenswaardig wordt gewijzigd; de CWI en het UWV zijn nieuwe zbo's. Aan beide is vooruitlopend op SUWI gevraagd om in een bedrijfsplan een beeld te geven van de inrichting van hun organisatie. Daarbij is de mogelijkheid aangegeven om in het bedrijfsplan, naast een meerjarenvisie, ook het jaarplan 2002 op te nemen. De CWI heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt; het UWV heeft een afzonderlijk jaarplan gepresenteerd.

In juni is een eerste concept van de bedrijfsplannen UWV en CWI ontvangen. Voortbouwend op het grofontwerp werd hierin op hoofdlijnen een beeld geschetst van de veranderstappen, de reguliere uitvoeringskosten en de incidentele transformatiekosten die dit veranderproces mogelijk maken. In deze plannen werd het ambitieniveau met betrekking tot de doelmatigheid en de nadere invulling van de veranderstappen nog in beperkte mate weergegeven. Ook ontbraken in deze plannen instrumenten om het proces beheersbaar te maken. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn de continuïteit van de dienstverlening en de beheersing van de kosten.

Over de inhoud van de bedrijfs- en jaarplannen is gedurende de afgelopen maanden op verschillende niveaus intensief overleg gevoerd met de verandermanagers. Het Ministerie van Financiën is hierbij actief betrokken geweest. De overleggen zijn grotendeels gericht geweest op het formuleren van heldere en concrete doelstellingen ten aanzien van de effectiviteit, klantgerichtheid, kwaliteit en vooral doelmatigheid van de uitvoering. Waar mogelijk zijn de doelstellingen meetbaar gemaakt in prestatieindicatoren.

Tijdens het overleg is veel aandacht besteed aan het opbouwen van goede zakelijke verhoudingen tussen de uitvoeringsorganen en het departement, waarbij transparantie en het wederzijds informeren voorop staat.

In de definitieve bedrijfsplannen die op 16 november zijn gepresenteerd, is een evenwicht tot stand gebracht tussen de ruimte om de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren in de komende jaren via concreet benoemde veranderstappen en een door het Verandermanagement gedragen ambitieniveau om te komen tot een substantiële reductie van de uitvoeringskosten. Tevens zijn goede afspraken gemaakt om de incidentele transformatiekosten te beheersen maar tegelijkertijd een belangrijke kwaliteitsimpuls wordt gegeven om de uitvoeringsproces te optimaliseren. Daarbij wordt ook een relatie gelegd met de te bereiken besparingen. Bij de CWI is de transformatieimpuls nodig om de taak als eerste schakel in de keten optimaal te kunnen vervullen en daarmee ook het beroep op de uitkeringen te kunnen beperken. Bij het UWV geldt daarenboven het principe dat door samenvoegen van organisatieonderdelen synergievoordelen kunnen worden bereikt.

Naar aanleiding van de bedrijfsplannen heeft het kabinet zich een oordeel gevormd over het kosten en batenbeeld van de Suwiwet, waarbij onderscheid is gemaakt tussen de effecten op de uitkeringslasten (effectiviteit) en de effecten op de uitvoeringskosten (efficiency).

Een belangrijk aspect van de SUWI-voorstellen is dat de effectiviteit van de uitvoering zal verbeteren. Daarmee kan ook het niveau van de uitkeringslasten worden beperkt.

Dit begint reeds in de eerste schakel van de keten bij de CWI. Door de versterkte activerende functie van de CWI zullen met name kansrijke uitkeringsgerechtigden sneller dan voorheen uit de uitkering geraken. Hierdoor zijn baten te verwachten bij het uitkeringsvolume van de Werkloosheidswet en de Algemene Bijstandswet.

Naast de versterking van de activering is van belang dat de handhaving van de wet- en regelgeving strikter zal zijn. Met name bij het UWV zijn door schaalvoordelen positieve effecten te verwachten op het gebied van fraude en de omvang van het aantal onrechtmatige uitkeringen.

Het derde positieve effect van SUWI op de uitkeringslasten betreft de reïntegratie. Trajecten zullen sneller worden aangeboden en doorlopen en het plaatsingsresultaat van de trajecten zal verbeteren. De uitkeringsduur wordt korter en meer mensen stromen uit de uitkering. Naast de stroomlijning van de organisatie, heldere procedures en verantwoordelijkheden en een betere informatievoorziening is hier vooral de marktwerking een belangrijke motor.

Per saldo veronderstellen wij dat de positieve effecten op de uitkeringslasten in de structurele situatie meer dan 500 mln. kunnen bedragen. Een kanttekening hierbij is dat vergelijkbare effecten deels ook zullen worden gerealiseerd door andere in gang gezette beleidstrajecten. Hierbij moet gedacht worden aan trajecten als de Agenda voor de Toekomst (met gemeenten) en het wetsvoorstel Verbetering poortwachter. Opgemerkt wordt dat SUWI complementair aan en faciliterend voor deze trajecten is. Het zal lastig zijn om deze effecten van elkaar te isoleren. Mede om deze reden heeft het kabinet gemeend een behoedzaam scenario te moeten volgen en de hierboven genoemde effecten op de uitkeringslasten niet in het nu voorziene uitgavenbeeld te verwerken.

SUWI biedt ook nieuwe kansen om de efficiency van de uitvoering te verbeteren. Daarbij mogen de reguliere uitvoeringsactiviteiten niet in de knel komen en moet er ook ruimte zijn om nieuwe beleidsvoornemens als de introductie van het poortwachtermodel in het kader van de WAO te kunnen implementeren. Op basis van de bedrijfsplannen komt het beeld naar voren dat door synergiewinsten en herijking van uitvoeringsprocessen een kostenreductie mogelijk is. Deze kostenreductie kan op korte termijn worden ingezet om de incidentele transformatiekosten te financieren en te komen tot een kwaliteitsimpuls voor de uitvoering. Op langere termijn zal een substantiële daling van het kostenniveau worden bereikt. Daarnaast worden extra middelen beschikbaar gesteld voor de nieuwe beleidsvoornemens en om het nieuwe uitvoeringsconcept van de CWI vorm te geven. Zo zijn voor 2002 de middelen beschikbaar voor de uitvoering van het MKB-convenant en zal na 2002 opnieuw worden bezien welke additionele middelen voor de bemiddeling van allochtonen ter beschikking moeten worden gesteld.

In de brief waarmee deze rapportage wordt aangeboden wordt meer in detail ingegaan op de kosten en baten die de komende jaren mogen worden verwacht ten aanzien van SUWI. Hierbij dient overigens te worden opgemerkt dat het beeld dat in overzichten 1 en 2 is weergegeven op een aantal punten afwijkt van de gegevens die zijn opgenomen in de bedrijfsplannen. Zowel bij de CWI als het UWV wijkt het kabinet in haar oordeel af van de in de bedrijfsplannen gevraagde bedragen. Bij CWI ligt dit vooral op het vlak van de transformatiekosten (deel van de gevraagde reguliere kosten heeft een incidenteel karakter en grotere spreiding van transformatiekosten in de tijd). Bij het UWV wordt het verschil met name veroorzaakt doordat het kabinet een andere inschatting maakt met betrekking tot de kosten voor nieuw beleid.

Samengevat ontstaat het volgende beeld met betrekking tot de uitvoeringskosten.

Overzicht 1 Kosten en baten UWV 2002–2006*

UWV (x 1 mln. gld)20022003200420052006>
Reguliere kosten UWV3 3853 3483 3593 3553 338
aanvullende beleidskosten160175175175175
kwaliteitsverbetering67133233333333
Totaal reguliere kosten3 6123 6563 7673 8633 846
      
Doelmatigheidsbesparing– 167– 366– 599– 833– 833
Totaal regulier budget3 4453 2903 1683 0303 013
Incidentele fusiekosten357    
Incidentele transformatiekosten1002333665000
Totaal incidentele kosten4572333665000
Totale uitgaven UWV3 9023 5233 5343 5303 013

* bij constante prijzen 2002 en constante volumina

Overzicht 2 Kosten en baten CWI 2002–2006*

CWI (x 1 mln. gld)20022003200420052006
Reguliere basisdienstverlening665655655655655
uitbreiding basisdienstverlening3838383838
Totaal reguliere kosten703693693693693
      
Doelmatigheidsbesparing– 12– 78– 114– 141– 143
Totaal regulier budget691615579552550
Mkb-convenant**67    
Totaal budget CWI758615579552550
      
Incidentele transformatiekosten120772660
Totale uitgaven CWI878692605558550
BKWI- reguliere kosten1515151515
BKWI-incidentele kosten47    
Totale uitgaven CWI en BKWI940707620573565

* bij constante prijzen 2002 en constante volumina

** na afloop van het MKB-convenant zal worden bezien welke additionele middelen voor de bemiddeling van allochtonen in de jaren na 2002 ter beschikking moeten worden gesteld.

De reguliere kosten zullen via de budgettering ter beschikking worden gesteld. Daarnaast zullen middelen worden gereserveerd om de incidentele kosten uit te kunnen financieren, nadat de plannen van aanpak zijn beoordeeld. Voor de CWI worden deze middelen op de staartpost gereserveerd. In totaal gaat het om een bedrag van 229 mln. gulden dat extra wordt toegevoegd aan het reeds beschikbare bedrag van 1325 mln. gulden.

Voor de incidentele kosten 2001 en 2002 zullen middelen worden ingezet die op de aanvullende post van Financiën beschikbaar zijn. De nu voorziene mutaties zullen in het voorjaar 2002 bij Kaderbrief in het financiële beeld worden verwerkt.

Met de bedrijfsplannen is een goede basis gelegd om vanaf 2002 de uitvoering door UWV en CWI adequaat ter hand te kunnen nemen. Toch zullen ook in de komende periode een aantal onderwerpen nog nader moeten worden uitgewerkt. Ook op het gebied van de aanvullende prikkels in de uitvoering wordt momenteel een verkenning uitgevoerd. Over de resultaten van deze verkenning wordt de Kamer begin volgend jaar geïnformeerd.

Met de uitvoeringsorganisaties is afgesproken om in de komende periode een aantal items nader uit te werken. Het betreft:

• een gezamenlijk project om te komen tot aangepaste referentiediensten UWV en CWI;

• vaststelling van prestatieindicatoren;

• vastlegging van de beheersafspraken om het gewenste beleid ook te realiseren;

• met betrekking tot migratie/transformatieprojecten

• opstellen en voorleggen van concrete projectplannen;

• maximering van de kosten en afbakening van de projectsoorten;

• vaststellen financieringsafspraken en uitwerken van financieringswijze

• stroomlijning van het proces van budgettering met betrekking tot de budgetvastelling 2003

Er is in feite sprake van een groeimodel dat de komende jaren verder zal worden uitgebouwd.

De SUWI-voornemens hebben vooral invloed op de nieuw te vormen UWV en CWI. Naast deze organisaties zullen echter ook middelen ter beschikking worden gesteld voor de Raad van Werk en Inkomen, IWI en de SVb. Het SVb-budget en het budget voor de Raad van Werk en Inkomen zullen vanaf 2002 door de minister van SZW worden vastgesteld. Het budget van de IWI maakt deel uit van de SZW-begroting. Tegenover de IWI-kosten staat de besparing op de kosten van het Ctsv.

Planningsoverzicht

Ambitie per 1-1-2002Realisatie per 1-11-2001Maatregelen nodig
Sturingsfilosofie uitgedragen aan uitvoeringHoofdlijnen medio 2001 vastgesteld. Nadere uitwerking is continu procesniet specifiek, wel nadere afstemming met uitvoering
Vastleggen begrotings- en verantwoordingscyclusHoofdlijnen medio 2001 gereed en vervolgens verwerkt in concept MR-SUWI 
Inzicht kosten-baten SUWIBedrijfsplannen UWV/CWI op 16 november ontvangen (eerste concepten conform planning medio 2001)geen

14. FINANCIËLE ASPECTEN

14.1. Terugblik

14.1.1. Algemeen

In dit hoofdstuk worden de financiële ontwikkelingen weergegeven sinds de vorige rapportage. Voor een goed begrip is het noodzakelijk te weten dat de middelen die van de staartpost SUWI worden overgehaald naar de begroting van SZW betrekking hebben op apparaatsuitgaven en programma-uitgaven.

14.1.2. Programma-uitgaven

De programma-uitgaven voor SUWI 2001 die in de SZW-begroting op artikel 15.06 zijn ondergebracht, hebben betrekking op transformatie-uitgaven in het kader van:

• het verandertraject CWI,

• het verandertraject UWV,

• de stimuleringsregeling CWI,

• de stimuleringsregeling Bedrijfsverzamelgebouwen,

• de stimuleringsregeling regionale platforms,

• de organisatie-overstijgende ICT-uitgaven onder verantwoording van de Veranderorgansatie SUWI,

• de uitgaven in het kader van de Commissie Voorbereiding RW

• de uitgaven in het kader van Arbvo.

Voorafgaand aan de weergave van de stand van zaken van de bovengenoemde onderdelen, is het van belang op het volgende te wijzen.

Het beeld dat in tabel 2 wordt gepresenteerd in de kolommen realisaties UWV en CWI per 31/10, is gebaseerd op de begrotingsadministratie van SZW. In de administratie van het departement zijn de realisaties op dit moment nog niet verwerkt. De betreffende uitgaven worden door het UWV en de CWI verantwoord en begin december door het departement betaalbaar gesteld. Alsdan worden de realisatiecijfers ook ten laste gelegd van de begroting van SZW. Vooruitlopend op de administratieve verwerking wordt in onderstaande tabel 1 alvast een prognose gegeven van de per ultimo van dit jaar door de Verandermanagers verwachte uitgaven.

Tabel 1. Prognose van uitgaven voor CWI en UWV volgens de Verandermanagers

 raming bestedingsplanprognose uitputting 2001
1. UWV9379
2. CWI149,7117

Uitgaven die in 2002 worden gedaan voor projecten die in 2001 zijn ingezet, zijn opgenomen in de bedrijfsplannen CWI en UWV.

In onderstaande tabel wordt naar de stand van de begrotingsadministratie per 31 oktober 2001 aangegeven welke middelen voor welk onderdeel van het transformatieproces beschikbaar zijn, wat er per die datum is verplicht en wat er tot dan feitelijk is uitgegeven. Vervolgens zal worden toegelicht waarom op bepaalde onderdelen de realisatie achterblijft bij de verwachtingen.

Tabel 2. Ontwikkeling van de programma-uitgaven SUWI t/m 31 oktober 2001

 raming bestedingsplanrealisatie VPL per 31/10realisatie KAS per 31/10verschil kas t/m 31/10 t.o.v. raming
1. UWV9300– 93
2. CWI149,700– 149,7
waarvan stim. reg. CWI3200– 32
3. Algemeen (via VO SUWI)119,129,524,1– 95
waarvan stim.reg. BVG352,51,6– 33,4
4. Stimuleringsregeling regionale platforms2016,516,5– 3,5
5. Commissie Voorbereiding RWI9,87,37,3– 2,5
6. Arbvo235134,388,2– 146,8
Totaal626,6187,6136,1– 490,5

Onderstaand worden individuele regels uit de tabel toegelicht.

1. UWV en 2. CWI

Op het verschil tussen de begrotingsadministratie en de realiteit is hiervoor reeds uitgebreid ingegaan.

De kolom raming bestedingsplan is gebaseerd op de bestedingsplannen die deze zomer door de Verandermanagers zijn ingediend. Op grond daarvan zijn toen financiële middelen gereserveerd op de staartpost en is afgesproken dat die middelen beschikbaar worden gesteld aan de hand van concrete projectplannen met een deugdelijke financiële onderbouwing.

De Veranderorganisatie SUWI neemt namens SZW de uiteindelijke beslissing over de veranderprojecten op basis van een overeengekomen toetsingskader, echter na consultatie van het kerndepartement. Vervolgens verleent de Veranderorganisatie SUWI de gevraagde budgetten bij wijze van voorschot, dan wel op declaratiebasis, afhankelijk van de voortgang per project. Na afronding van de projecten dient verantwoording te worden afgelegd over de CWI- en UWV-projecten.

3. Algemeen (via VO SUWI)

De achterstand in de CWI- en UWV-overstijgende kosten die onder de verantwoordelijkheid van de VO-SUWI vallen, heeft twee oorzaken. In de eerste plaats blijft de realisatie van de betalingen op het gebied van de ICT-projecten achter bij de ramingen. Daarnaast is ten aanzien van de stimuleringsregeling BVG nog geen besluit gevallen over de beoordelingscriteria van de aanvragen.

6. ARBVO

De 235 mln gulden bestaat voor het grootste deel uit 190 mln gulden voor Kliq. Daarvan is een belangrijk deel bestemd voor voorzieningen die eerst aan het eind van het jaar het kasbeeld zullen belasten.

In 2000 is aan programma-uitgaven een bedrag van 63,7 mln gulden uitgegeven, zodat de totale uitgaven tot en met 31 oktober 2001 optellen tot een bedrag van 199,8 mln gulden.

14.1.3. Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven die in de SZW-begroting op artikel 11.01 zijn ondergebracht, behelzen in 2001 additionele uitgaven die bestemd zijn voor:

• de personele uitgaven van de Veranderorganisatie SUWI,

• de materiële uitgaven van de Veranderorganisatie SUWI,

• de personele uitgaven binnen het departement,

• de materiële uitgaven binnen het departement.

In onderstaande tabel wordt naar de stand per 1 november 2001 aangegeven welke middelen voor welk onderdeel van het transformatieproces beschikbaar zijn en wat er per die datum feitelijk is uitgegeven. Vervolgens zal worden toegelicht waarom op bepaalde onderdelen de prognose achterblijft bij de oorspronkelijke verwachtingen. De realisatiegegevens zijn gebaseerd op de individuele gerealiseerde verplichtingen voor de diverse uitgavencategorieën en de uitgaven die op grond daarvan zijn verricht. Uitzondering op deze regel zijn de materiële uitgaven van de SZW-directies. Deze realisaties zijn deels bepaald op basis van standaard normbedragen. Specifiek voor de uitgaven voor ambtelijk personeel is de grondslag de feitelijk voor elk individu geldende loonkosten.

Tabel Ontwikkeling van de apparaatsuitgaven SUWI t/m 31 oktober 2001

 basis budgetRealisatie VPL per 31/10Realisatie KAS 31/10verschil kas t.o.v. basisbudget t/m 31/10prognose KAS 2001verwachte uitputting 2001
personeel VO SUWI11 3378 9207 396– 3 9419 209– 2 128
materieel VO SUWI2 1741 3451 241– 9332 20632
personeel SZW4 9284 2423 694– 1 2344 553– 375
materieel SZW1661 201457291736570
overige uitgaven SZW385451701316762377
Totaal18 99016 15913 489– 5 50117 466– 1 524

Aan de tabel kunnen de volgende gegevens worden ontleend.

Met uitzondering van de uitgaven voor het personeel Veranderorganisatie SUWI zijn geen opmerkelijke afwijkingen te constateren ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen. De uitgaven voor het personeel SUWI zullen echter naar verwachting aan het eind van dit jaar in een onderuitputting resulteren van ruim 2 miljoen gulden. De reden daarvoor is dat de Veranderorganisatie SUWI per 1 januari 2002 ophoudt te bestaan en dat in verband daarmee in de loop van het jaar de afbouw in het personeelsbestand sneller is verlopen dan bij de raming van de uitgaven werd voorzien. Aan de andere kant zijn met name in de materiële sfeer voor SZW in de loop van het jaar extra kosten ontstaan. Deze hebben betrekking op extra uitgaven in verband met de integratie van het CTSV en de Directie Toezicht. Daarnaast is besloten een extern bureau in te zetten voor om een second-opinion te geven op de bedrijfsplannen van de CWI en het UWV. Deze kosten zijn gefinancierd uit de lagere uitgaven aan personele uitgaven voor het personeel van de Veranderorganisatie SUWI.

In 2000 is ten behoeve van het apparaat al een bedrag van 11,7 mln gulden uitgegeven, zodat tot en met 31 oktober 2001 een totaalbedrag van 25,189 mln gulden is uitgegeven.

14.1.4. Uitputting staartpost

Ten opzichte van de 2e Voortgangsrapportage hebben t/m 31 oktober 2001 geen overboekingen plaatsgevonden van de staartpost naar de SZW-begroting. Er heeft zich echter wel een mutatie voorgedaan ten aanzien van de geraamde uitgaven voor het sociaal plan Arbvo. Daarvoor is begin dit jaar een uitgave geraamd van 85 mln gulden. Die uitgaven zullen op een andere manier worden vormgegeven. Eerst bij Najaarsnota wordt besloten over de verdere ontwikkeling van de staartpost. Daarbij worden ook de uitgaven voor het sociaal plan betrokken. Voor de volledigheid wordt de stand van de staartpost en de ontwikkelingen daarin t/m 31/10/2001 in onderstaande tabel weergegeven.

Stand van zaken aanvullende post SUWI (in mln gld)

 20002001
a. Raming aanvullende post75225
b. Uitdeling 2000– 64,5 
c. Uitdeling 2001 (VJN 2001) – 316,8
d. Totaal a+b+c10,5– 91,8
e. Intertemporele verschuiving– 10,5190,5
f. Totaal d+e098,7
g. Stelpost Arbvo/SUWI/ESF 500
h. Totaal f+g 598,7

14.2. Vooruitblik

Programma-uitgaven

De uitgaven die gemoeid zijn met de vorming van CWI en UWV zullen tot en met 31 december 2001 onder de verantwoordelijkheid van de Veranderorganisatie SUWI worden verricht. Nu die organisatie per 1 januari 2002 niet meer bestaat, moet een andere voorziening worden getroffen. Op dit moment wordt met alle betrokken partijen overlegd over de meest doelmatige wijze van organisatie. De besluitvorming over die nieuwe wijze van organiseren is nog niet afgerond. Uiteraard zal één van de uitgangspunten daarbij zijn dat de transformatiekosten afzonderlijk blijven geadministreerd en dat daaraan in de verantwoording achteraf afzonderlijk aandacht wordt besteed.

Ook na 1 januari 2002 zullen middelen voor de transformatieprocessen binnen CWI en UWV moeten worden ingezet. Om te voorkomen dat deze middelen vermengd raken met de reguliere uitvoeringskosten voor CWI en UWV wordt een afzonderlijk regime voor deze processen ingezet.

Voor wat betreft het CWI worden de middelen gepositioneerd op een staartpost bij Financiën.

Om de beschikking over deze middelen te krijgen zal de CWI onderbouwde projectplannen in het kader van de transformatie moeten indienen bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De plannen worden in samenwerking met het ministerie van Financiën beoordeeld. Wanneer beide departementen instemmen met de projectplannen, worden de middelen aan de CWI beschikbaar gesteld via de SZW-begroting. Uiteraard geldt daarbij de eis dat de met de projectplannen gemoeide middelen afzonderlijk binnen de CWI worden geadministreerd en dat daarover achteraf verantwoording moet worden afgelegd.

BIJLAGE 1

 Toezegging (+ datum)Stand van zaken medio november 2001Planning
 CWI  
1.Pilots termijnen gegevensaanlevering tussen CWI, gemeenten,UWV (13-12-2000)Pilots UWV lopen; CWI en steunpunt SUWI Gemeenten overleggen met diverse gemeenten over gegevensset + overdracht. Zie hoofdstuk 6 en 8, 3e voortgangsrapportageInfo 1e helft van 2002
2.Nagaan of contracten CV Huvema passen in huisvestingsplan (21-2-2001)Wordt meegenomen bij besluitvorming over huisvesting Zie hoofdstuk 6, 3e voortgangsrapportageInfo 1e helft van 2002
3.Info aan TK over positie bedrijfsadviseurs minderheden (sept. 2001)Zie hoofdstuk 6, 3e voortgangsrapportageInfo 1e helft van 2002
4.Info over aantal CWI waarbij ICT integraal geregeld is (sept. 2001)Zie hoofdstuk 6, 3e voortgangsrapportageInfo 1e helft van 2002
 UWV  
1.TK wordt geinformeerd over salaris- en pensioengaranties personeel UWV (juni 2001)Info verstrekt bij brief van 18 september jl.; Overleg over vormgeving loopt nog. Zie hoofdstuk 5, 3e voortgangsrapportageInfo 1e helft van 2002
2.Experimenten met uitbesteding taken UWV (n.a.v. SFS-constructie) (juni 2001)In november is brief naar TK gezonden Zie hoofdstuk 5, 3e voortgangsrapportageAfgerond
3.Notitie andere taken (juni 2001)Bijlage bij 3e voortgangsrapportageAfgerond
 Gemeenten  
1.Stimuleren gemeenten om extern reintegratie-activiteiten in te kopen (anders dan via Stimulansz) (juni 2001)Afspraken gemaakt i.h.k.v. agenda voor de toekomst: casemanagement wordt ondersteund door Rijk o.b.v. resultaatverplichtingen. Private uitbesteding wordt gestimuleerd via subsidieregeling. Zie hoofdstuk 10 van 3e voortgangsrapportageInfo 1e helft van 2002
2.– Info voor gemeenten over uitbesteding en BTW-heffing (7 november 2001)– Brief aan gemeenten in voorbereidingdecember 2001
 – Aanpassing art. 4.1 lid 3 9concept-besluit SUWI (7 november 2001)– Alternatieve redactie wordt uitgewerktnovember 2001
3.Nader uitwerken (in Amvb) in welke gevallen gemeenten opdrachtgever reintegratie worden bij samenloop uitkeringen (gedeeltelijke ABW-uitkering en gedeeltelijke WW- of WAO-uitkering (7 november 2001)1e Overleg tussen gemeenten, UWV i.o. en ministerie heeft plaatsgevonden1e kwartaal 02
 Reïntegratie  
1.Notitie uitbesteding gemeentenWordt voorbereid; NMa wordt hierbij betrokken.Begin 2002
2.Notitie over wijze waarop i.h.k.v. de wet boeten en maatregelen de rechten en plichten van cliënten bij de persoonlijke reintegratiebudgetten worden vormgegeven (juni 2001)Notitie wordt voorbereidNajaar 2001
3.Aanscherpen begrip duurzame plaatsing in aanbestedingsprocedures (27/09/01)Voorbereiden overleg met UWV en gemeenten over inhoud bestek aanbestedingsprocedureSept. 2002 gereed
4.Overleg met BOREA om keurmerk snel af te ronden (27/09/01)Deelname aan klankbordgroep kwaliteitshandboek BOREA Zie hoofdstuk 10, 3e voortgangsrapportageInfo in 1e helft van 2002
5.Staatssecretaris beraadt zich over integrale notitie «reintegratiemarkt» in ontwikkeling (27/09/01)Zie hoofdstuk 10, 3e voortgangsrapportageInfo in 1e helft van 2002
6.Informatie over de betekenis van EU-regels aanbesteding voor CAO-afsprakenZie hoofdstuk 10, 3e voortgangsrapportageAfgerond
 ICT  
1.Regievoering door SZW via het ketenoverleg (21–02–2001)Permanente activiteitLoopt door in 2002
2.Jaarstukken uitvoeringsorganisaties moeten afzonderlijk hoofdstuk ICT bevatten (21-02-2001)Wordt verwerkt in begrotings- en verantwoordingscyclusMinisteriele regeling gereed november 2001
 RWI  
1.Info aan TK over apparaatskosten RWI (juni 2001)Begroting is ingediend: goedkeuring begroting en vaststelling budget in december; loopt via begrotingscyclusdecember 2001
2.Notitie taakafbakening RWI/SER/andere organen (juni 2001)Bijlage bij 3e voortgangsrapportageAfgerond
3.Info TK i.k.v. begroting SZW over hoogte subsidieregeling RWI (juni 2001)Zie hoofdstuk 9, derde voortgangsrapportageAfgerond
 Cliëntenparticipatie  
1.Jaarlijkse conferentie over cliëntenparticipatie (21-02-2001)Onderzocht wordt of dit een van de taken kan zijn van de landelijke cliëntenraadnovember/december 2001
2.Subsidieregeling cliëntenorganisaties (21–02–2001)Voor overgangsfase is ca. f 400 000,– toegezegd.afgerond
3.Overleg met cliëntenorganisaties over vormgeving cliëntenparticipatie op decentraal niveau bij CWI en UWV (21-02-2001)Overleg heeft geleid tot aanpassing wetsvoorstel. Concrete invulling in de vorm van een regeling voor CWI en UWV is in voorbereiding.december 2001
4.Overleg met VNG over meer uniforme cliëntenparticipatie bij gemeenten (juni 2001)Overleg vindt plaats i.h.k.v. afspraken Agenda voor de toekomst. Steunpunt SUWI ondersteunt.Info in 1e helft van 2002
5.Taakafbakening SZW en VWS op gebied cliëntenparticipatie (juni 2001)Zie hoofdstuk 8, 3e voortgangsrapportageAfgerond
6.Financiering landelijke cliëntenraadOverleg met cliëntenorganisaties over taken en vormgeving landelijke cliëntenraad is gestart. Initiatief ligt bij cliënten-organisaties. SZW faciliteert.november/december 2001
 Kosten en baten  
1.De Kamer ontvangt voor de begrotingsbehandeling een indicatief meerjarenbeeld van kosten en baten (juni 2001)Bedrijfsplannen CWI en UWV bevatten belangrijke input Zie hoofdstuk 13, 3e voortgangsrapportage en de bedrijfsplannenAfgerond
 Toezicht  
1.Toegang Inspecteur-Generaal tot TK om toezichtsbevindingen toe te lichten (juni 2001). OMV-besluit 2002 ter toelichting naar TK (26/09/01)Praktijk overige inspecties in kaart gebracht. In organisatie- en mandaatbesluit wordt geregeld dat de Inspecteur-Generaal op verzoek toelichting kan geven. Afgerond
2.Notitie TK over rol IWI t.a.v. toezicht op ESF (juni 2001)Brief aan TK verstuurd 5 oktober 2001Afgerond
3.Notitie TK inrichting verantwoording en toezicht op rechtmatigheid en doelmatigheid besteding publieke middelen. (Expertise NMA wordt erbij betrokken). (juni 2001)Bijlage bij 3e voortgangsrapportageInfo in 1e helft van 2002
4.Info over fusieproces Ctsv/directie Toezicht incl. huisvesting (26/09/01)Zie hoofdstuk 11, 3e voortgangsrapportageAfgerond
5.Protocol werkwijze Iwi ter info naar TK (26/09/01)Wordt voorbereid.Najaar 2001
 Prikkels uitvoeringsorganisaties  
1.Notitie over mogelijkheden m.b.v. prikkels van en tussen uitvoeringsorganisaties de prestaties te verhogen (juni 2001)Wordt voorbereid. Begin 2002
 Fraude en misbruik  
1.Jaarlijkse rapportage over fraude en misbruik (21-02-2001)Rapportage wordt voorbereidnovember 2001
 Bedrijfsverzamelgebouw  
1.Laagdrempelige informatievoorziening (motie 33 mw. Noorman) (juni 2001)De CWI en een project van de cliëntenorganisaties geven hier vorm aan. Zie hoofdstuk 6 en 8, 3e voortgangsrapportageInfo in 1e helft van 2002
2.Waar mogelijk bevorderen vestiging SVb in bedrijfsverzamelgebouw (juni 2001) Voortgaande activiteit
 Monitoring  
1.Wijze waarop gemeenten taken delegeren aan CWI (juni 2001)Nog geen taken gedelegeerdVoortgaande activiteit
2.Wijze van samenwerking tussen CWI, UWV en gemeenten (juni 2001)Info in hoofdstuk 5, 6, 7, en 8, 3e voortgangsrapportageVoortgaande activiteit
 Evaluatie  
1.Na een jaar worden de afspraken met VNG over uitbesteding reïntegratie geevalueerd (juni 2001)Evaluatie SUWI 2001 
 Arbeidsvoorzieningsorganisatie  
1.Kwartaalrapportages Arbvo ter info naar TK voor begrotingsbehandeling (sept. 2001)Rapportages 1e en 2e kwartaal 2001worden thans beoordeelddecember 100
2.TK ontvangt voor 01/01/2002 liquidatiebelans, jaarrekening 2000, toerekening naar bedrijfsonderdelen Arbvo (sept. 2001)Jaarverrekening 2000 wordt eind 2001 verwachtVoor 01-01-02
3.Info TK over criteria aangaan allianties/samenwerkingsverbanden. Ook info over proces Facent (26/09/2001)Brief met info op 5-10-01 naar TK (FEZ/2001/66827)Afgerond
4.Info TK in november 2001 over strategie i.k.v. Centrum Vakopleiding. Aandacht voor wijze van financiering en borging scholingsconcept voor langere termijn (okt. 2001)Wordt voorbereidnovember, begin december/01
 Voortgangsrapportages  
1.TK ontvangt ook in 2002 voortgangsrapportages groot project (september 2001) TK bepaalt
 Wet- en regelgeving  
1.Vragen TK n.a.v. besluit SUWI worden zo spoedig mogelijk beantwoord. Besluit wordt aangepast. (oktober 2001)Brief naar TK op 12/10; besluit aangepast.Afgerond
2.TK wordt i.k.v. voorbereiding wetsvoorstel Belastingplan V geïnformeerd over instrumentarium REA (oud en nieuw) en over afschaffing WSW-korting (oktober 2001)In Nota n.a.v. Verslag bij het wetsvoorstel Belastingplan is hierop ingegaan.Afgerond
 Diversen  
1.Info TK overgang personeel AI naar SIOD (26/09/2001)Zie hoofdstuk 12, 3e voortgangsrapportageInfo in 1e helft van 2002
2.Bedrijfsplannen CWI en UWV worden voor begrotingsbehandeling naar TK gestuurd (26/09/2001)Bedrijfsplannen zijn gelijktijdig met 3e voortgangsrapportage naar TK gestuurdAfgerond
3.TK wordt geinformeerd over eventuele gevolgen Kaderwet zbo's (juni 2001)Voortgang parlementaire behandeling wetsvoorstel wordt gevolgd. 

BIJLAGE 2 Taakafbakening Raad voor Werk en Inkomen, de Sociaal-Economische Raad en andere relevante organisaties op het gebied van werk en inkomen

Tijdens de parlementaire behandeling van de SUWI-wetsvoorstellen in juni 2001 is de relatie tussen de Raad voor werk en inkomen en de SER en andere relevante organisaties op het gebied van werk en inkomen aan de orde geweest. Toegezegd is om bij de 3e voortgangsrapportage SUWI een notitie te voegen, waarin de relatie tussen de Raad voor werk en inkomen en de SER wordt beschreven. Met deze notitie wordt deze toezegging gestand gedaan.

Achtereenvolgens wordt ingegaan op de relatie tussen:

1. Raad voor werk en inkomen – Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)

2. Raad voor werk en inkomen – Sociaal-Economische Raad (SER)

3. Raad voor werk en inkomen – Centra voor Werk en Inkomen (CWI)

4. Raad voor werk en inkomen – Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)

1. Raad voor werk en inkomen – Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Voor het specifieke terrein van werk en inkomen is de Raad voor werk en inkomen een overlegorgaan voor het kabinet, in casu het verantwoordelijke vakdepartement SZW. De Raad voor werk en inkomen doet op dit terrein voorstellen aan de Minister van SZW. De minister stelt, gehoord de voorstellen van de Raad, het beleid vast en is ook verantwoordelijk voor dit beleid

Daarbij gaat het onder meer om arbeidsmarkt- en reïntegratiebeleid, het coördineren en monitoren daarvan, met het oog op een duurzame participatie van uitkeringsgerechtigden en overige werkzoekenden op de arbeidsmarkt. Onder duurzame participatie valt nadrukkelijk ook het voorkomen dat kwetsbare groepen uitvallen uit het arbeidsproces. Daartoe worden maatregelen ingezet, die zijn gericht op het hele spectrum van langdurig werklozen tot en met met werkloosheid bedreigde werkenden (en arbeidsgehandicapten). Het arbeidsmarktbeleid is daarbij gericht op het doelmatig bij een brengen van vraag en aanbod, waartoe ook het wegnemen van belemmeringen voor arbeidsparticipatie en het oplossen van personeelsknelpunten behoort.

De Raad voor werk en inkomen heeft tot taak overleg te voeren met de minister over de voorstellen van de Raad over:

– het beleid met betrekking tot werk en inkomen;

– het arbeidsmarktbeleid;

– de omvang en verdeling van gelden ten behoeve van de inschakeling van werkzoekenden in het arbeidsproces;

– besteding van gelden uit het Europees Sociaal Fonds;

– bevorderen van de kwaliteit en de transparantie van de reïntegratiemarkt;

– het beleid met betrekking tot de door het UWV vast te stellen premiepercentages voor de wachtgeldfondsen;

– indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren, bedoeld in de Werkloosheidswet;

– beleidsvoornemens die aanmerkelijke administratieve consequenties kunnen hebben voor werkgevers.

Ten aanzien van de eerste vier terreinen worden de voorstellen jaarlijks vervat in een beleidskader dat aan de minister overlegd wordt. De minister kan slechts gemotiveerd afwijken van de voorstellen in het beleidskader. Daarnaast kan de Raad voor werk en inkomen gevraagd en ongevraagd voorstellen doen.

De Raad voor werk en inkomen stelt jaarlijks een beleidskader op met voorstellen voor de concrete vormgeving van het te voeren beleid op het gehele terrein van werk en inkomen.

SZW zal deze voorstellen beoordelen en, indien ze worden onderschreven, verwerken in de beleidsplannen. Het ministerie van SZW draagt er zorg voor dat de implementatie van de onderschreven voorstellen in de uitvoering gewaarborgd is. Dit kan bijvoorbeeld door aanpassing van wet- en regelgeving of door de voorstellen op te nemen in de jaar- en bedrijfsplannen van de uitvoerende instanties.

De Raad voor werk en inkomen kent ook namens de minister subsidies toe voor de financiering van sectorale, regionale en bedrijfsinitiatieven op het gebied van reïntegratie van uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden.

De Raad voor werk en inkomen heeft de wettelijke taak voorstellen aan de minister te doen teneinde de kwaliteit en de transparantie van de reïntegratiemarkt te bevorderen. Naast het formuleren van voorstellen, zal de Raad ook bepaalde feitelijke werkzaamheden kunnen (laten) uitvoeren. Met de Commissie voorbereiding Raad voor werk en inkomen is overeengekomen dat de Raad taken op het gebied van de transparantie van de aanbodkant van de reïntegratiemarkt zal verrichten, zoals het (doen) uitvoeren van een reïntegratiemonitor. Het op termijn (doen) uitvoeren van een ervaringenbank (afhankelijk van de uitkomsten van een haalbaarheidsstudie) en benchmark door de Raad is eveneens mogelijk. De Raad kan de resultaten hiervan betrekken in zijn voorstellen.

De minister blijft uiteraard eindverantwoordelijk voor het bevorderen van de transparantie.

Daartoe wordt ondermeer sturings- en verantwoordingsinformatie verzameld om – zo nodigde – kaders bij te kunnen stellen en toezicht te kunnen houden.

2. Raad voor werk en inkomen – SER

De Raad voor werk en inkomen en de SER verschillen duidelijk van elkaar qua positie en qua werkterrein en invalshoek.

Onderscheid in positie

De wettelijke basis, samenstelling en taken van de Sociaal-Economische Raad zijn neergelegd in de Wet op de bedrijfsorganisatie. Daarnaast valt de SER onder de werkingssfeer van de Kaderwet adviescolleges, zij het dat niet alle bepalingen in die wet van toepassing zijn op de SER. De Raad voor werk en inkomen vindt zijn wettelijke basis in de SUWI-wetgeving en is een orgaan dat overleg voert over specifieke en concrete vraagstukken inzake het beleid met betrekking tot werk en inkomen1. De Raad voor werk en inkomen valt buiten de werkingssfeer van de Kaderwet adviescolleges.

Onderscheid in werkterrein en invalshoek

Ten aanzien van de inhoud heeft de SER een zeer brede adviestaak over het gehele terrein van het sociaal-economisch beleid. Een onderdeel daarvan vormt het arbeidsmarktbeleid. Op dat gebied wordt de Raad voor werk en inkomen een relevante medespeler. Het werkgebied van de Raad voor werk en inkomen is specifieker dan dat van de SER.

Hieruit vloeit een verschil in werkterrein en invalshoek tussen beide organisaties voort: het werkterrein van de SER is vooral te vatten in trefwoorden als algemeen, strategisch en conceptueel; dat van de Raad voor werk en inkomen met specifiek, operationeel en instrumenteel.

Mede als uitvloeisel van het voorgaande zullen de werkzaamheden van de SER meer vanuit het perspectief op de langere termijn beïnvloed worden en de werkzaamheden van de Raad voor werk en inkomen vanuit het perspectief op de kortere termijn en gericht op de uitvoering van het beleid op het terrein van werk en inkomen.

Belangrijk is, wat de samenstelling betreft, de betrokkenheid van gemeenten bij de Raad voor werk en inkomen, gelet op hun verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het reïntegratiebeleid gericht op bijstandsgerechtigden en (vanaf 1 januari 2002) niet-uitkeringsgerechtigden. Dat maakt een directe betrokkenheid van sociale partners en gemeenten ten aanzien van het beleid op het gebied van werk en inkomen, zoals vormgegeven in de Raad voor werk en inkomen, logisch.

Ondanks de verschillen in invalshoek en werkterrein is een zekere overlap tussen SER en Raad voor werk en inkomen niet altijd uit te sluiten. Dat hoeft niet nadelig te zijn, zolang er maar sprake is van een goede afstemming, waardoor beide gremia elkaar, ieder vanuit de eigen invalshoek en verantwoordelijkheid, aanvullen en versterken. Om de afstemming en samenwerking tussen beide organen te bewaken en te bevorderen zal regelmatig een afstemmingsoverleg plaatsvinden tussen de algemeen secretarissen en/of de voorzitters van beide gremia.

Een voorbeeld van dergelijk meer specifiek overleg is de advisering over het Ibo-rapport «Aan de Slag». Afgesproken is dat de Raad voor werk en inkomen daar overeenkomstig het verzoek van het kabinet in maart voorstellen over zal doen in zijn jaarlijks beleidskader. De SER zal het rapport gebruiken bij zijn in april/mei 2002 uit te brengen advies over het sociaal-economisch beleid voor de middellange termijn. beide raden zullen hun rol in deze vervullen in overeenstemming met de eerder beschreven uitgangspunten.

3. Raad voor werk en inkomen – CWI

Waar de Raad voor werk en inkomen een overlegorgaan voor het gehele terrein van werk en inkomen is, is de CWI een uitvoeringsorgaan voor een deel van het terrein, namelijk de basisdiensten. Er zijn raakvlakken ten aanzien van informatie over sectoraal en regionaal beleid, waarbij beide partijen elkaar nodig hebben. beide partijen kunnen initiatiefnemen voor onderlinge afstemming en contacten. Hierover zijn door beide organisaties in oprichting al afspraken gemaakt.

De Raad voor werk en inkomen doet voorstellen aan de minister ten behoeve van het arbeidsmarktbeleid van het kabinet. Daarnaast verstrekt de Raad namens de minister subsidies ter ondersteuning van sectorale, regionale en bedrijfsinitiatieven op het gebied van reïntegratie.

De CWI verzamelt en verstrekt algemene en specifieke arbeidsmarktinformatie (sectormonitor, informatie over sectoren en opleidingen e.d.) aan werknemers en werkgevers en verricht gerichte bemiddeling bij sectorprojecten. Tenslotte vervult de CWI een makelaars- en coördinatiefunctie: ondersteuning bij het tot stand komen en uitvoeren van sectorconvenanten, servicepunten voor sectoren, advisering over de aanpak van knelpunten op de arbeidsmarkt, vertaling van Cao-afspraken, internationale aspecten van het arbeidsmarktbeleid.

In de ministeriële regeling SUWI wordt de informatievoorziening van de CWI aan de Raad voor werk en inkomen geregeld.

4. Raad voor werk en inkomen – UWV

De Raad voor werk en inkomen zal vanwege zijn taak op het terrein van werk en inkomen samenwerken met het UWV, bij voorbeeld met betrekking tot reïntegratie en opdrachtgeverschap.

De Raad zal de minister voorstellen kunnen doen over de vaststelling of wijziging van de Regeling indeling bedrijfs- en beroepsleven in sectoren en overwegingen die relevant kunnen zijn voor de premievaststelling voor de wachtgeldfondsen. Deze voorstellen hebben dus consequenties voor het UWV, maar gaan via de minister die uiteindelijk de premies vaststelt en de indelingsregeling vaststelt.

In de ministeriële regeling SUWI is de informatievoorziening van het UWV aan de Raad geregeld.

Goede afstemming met en medewerking van de gemeenten en het UWV is bij de werving en selectie van deelnemers aan de subsidieregeling van belang. Deze zijn immers primair verantwoordelijk voor het reïntegreren van werkzoekenden. Het UWV en de gemeenten moeten dan ook toestemming geven voor «hun» uitkeringsgerechtigden om deel te nemen aan een door de Raad voor werk en inkomen gesubsidieerd subsidietraject.

BIJLAGE 3 Notitie Verantwoording en toezicht op de besteding van publieke reïntegratiemiddelen

I. Inleiding

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) is u een notitie toegezegd inzake de verantwoording en het toezicht op rechtmatigheid en doeltreffendheid van de besteding van publieke reïntegratiemiddelen (zie bijlage I: motie Noorman-Den Uyl, vergaderjaar 2000–2001, 27 588 en 27 665, nr. 35). Deze notitie strekt ter nakoming van deze toezegging.

In deze notitie wordt ingegaan op de verantwoordelijkheidsverdeling voor reïntegratie, de beschikbare reïntegratiebudgetten en op de sturing door de minister. Tenslotte wordt – in onderlinge samenhang – de verantwoording en het toezicht met betrekking tot de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van reïntegratiemiddelen behandeld.

De notitie gaat in op de verantwoordings- en toezichtslijnen en stelt de vraag centraal hoe de Minister waarborgt dat hij zijn verantwoordelijkheid voor een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van de publieke reïntegratiemiddelen kan waarmaken.

2. Verantwoordelijkheid voor reïntegratie

Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel SUWI en het wetsvoorstel Invoeringswet SUWI zijn de verantwoordelijkheden met betrekking tot reïntegratie in de uitvoeringsstructuur, in hoofdlijnen, als volgt belegd:

• het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) wordt verantwoordelijk voor de reïntegratie in het kader van de werknemersverzekeringen, voorzover deze verantwoordelijkheid niet is neergelegd bij de werkgevers (met instemming van de werknemers). Het UWV is de opdrachtgever voor de reïntegratie van WW-gerechtigden en van bepaalde groepen arbeidsgehandicapten. Daarnaast heeft het UWV de taak om voor de reïntegratie van arbeidsgehandicapten subsidie te verstrekken.

• de verantwoordelijkheid van gemeenten wordt uitgebreid: naast de verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden en langdurig werklozen, krijgen gemeenten per 1 januari 2002 de verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden op basis van de Algemene nabestaandenwet. Gemeenten beschikken over middelen in het kader van de Wet op de inschakeling van werkzoekenden (WIW). Voor de reïntegratie van niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden op basis van de Algemene nabestaandenwet worden geoormerkte budgetten ter beschikking gesteld. Ook de middelen die gemeenten krijgen in het kader van Sluitende aanpak en de Wet op de (re-)integratie van arbeidsgehandicapten (REA) lopen via de WIW vanuit het budget scholing en activering.

• de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en de uitvoering van een subsidieregeling voor sectorale, regionale en bedrijfsinitiatieven op het gebied van reïntegratie van uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden, De RWI doet voorstellen aan de Minister over aangelegenheden met betrekking tot het terrein van werk en inkomen, waaronder de omvang en de verdeling van gelden ten behoeve van de inschakeling van werkzoekenden in het arbeidsproces.

In beginsel dient de daadwerkelijke uitvoering van de reïntegratie-activiteiten te worden uitbesteed aan private reïntegratiebedrijven. De privatisering van de reïntegratie-activiteiten is een van de pijlers onder de SUWI-wetsvoorstellen. Het kabinet verwacht dat het in vrije concurrentie kunnen uitvoeren van reïntegratie-activiteiten niet alleen tot meer efficiency zal leiden, maar ook tot betere kwaliteit en cliëntvriendelijkheid.

3. Publieke reïntegratiemiddelen

Onderstaand overzicht geeft, in samenhang, het totaal op de reïntegratiemarkt te besteden reïntegratiebudget per 1 januari 2002 weer. Het schema geeft de reïntegratiebudgetten weer zoals deze zijn opgenomen in de begroting. Middelen die beschikbaar zijn voor gesubsidieerde arbeid vallen daar buiten en vallen derhalve ook buiten het bereik van deze notitie.

Overzicht Reïntegratiebudgetten Bron: Rijksbegroting SZW 20021Bedragen 2002 in mln euro'sOpdrachtgevers
Reïntegratiebudget UWV (excl. sluitende aanpak49UWV
Rea2419UWV, gemeenten
Restant prestatiebudget Arbvo91UWV, Stichting Centrum Vakopleiding
Sectorale initiatieven (RWI)334RWI
WIW scholing & activering (excL Rea. Sluitende aanpak)260gemeenten
Sluitende aanpak160UWV, gemeenten
Totaal1 013 

1 Het betreft zowel als middelen.

2 Aan wijziging onderhevig door belastingplan 2002 V-Sociale zekerheidswetgeving.

3 De RWI heeft voor het jaar 2002 34 mln. Euro aan kasgeld beschikbaar. In de komende jaren loopt dit bedrag op. In 2003 is 56.5 mln. Euro beschikbaar en vanaf 2004 een bedrag van 68 mln. Euro.

Boven op bovenstaande budgetten kan nog ruim 175 miljoen euro aan ESP-gelden worden ingezet voor reïntegratie-activiteiten. Met de beschikking van de Europese Commissie van 8 augustus 2001 is goedkeuring verleend aan bet plan waarin de verdeling van de ESF-bijdrage en de complementaire nationale bijdragen per programmajaar en per prioritair zwaartepunt zijn vastgelegd.

Bij het budget dat wordt verstrekt aan de nog op te richten Stichting Centrum Vakopleiding (CV) gaat het om een subsidieregeling. Deze subsidieregeling regelt dat voor bepaalde doelgroepen tegen een gereduceerd tarief een beroep gedaan kan worden op de diensten van de Stichting Centrum Vakopleiding. De verantwoording van en het toezicht op deze subsidie loopt via de accountantsdienst van het departement. Dit deel van het reïntegratiebudget zal verder in deze notitie buiten beschouwing worden gelaten.

4. Sturing

De Minister verstrekt overeenkomstig daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving publieke middelen aan of via het UWV, de gemeenten en de RWI. Deze organen leggen verantwoording af aan de minister over de besteding hiervan. ook indien in het traject daarna de publieke gelden ter uitvoering van activiteiten in handen van private partijen worden gesteld. De aansturingsinstrumenten van de minister liggen met name op het terrein van bestuurlijke afspraken, de vaststelling van het budget, nadere regelgeving – bijvoorbeeld met betrekking tot contracteisen – en verantwoording en toezicht. De minister beschikt ten opzichte van het UWV en gemeenten bovendien over een aanwijzingsbevoegdheid. Dit instrument is een «ultimum remedium», dat wil zeggen dat dit alleen wordt toegepast wanneer andere bestuurlijke collectie-instrumenten onverhoopt ontoereikend zijn. Het gaat hierbij niet om individuele gevallen.

De Minister is eindverantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende inzet van de publieke reïntegratiemiddelen en de ESF-middelen. Hierover zullen, in het kader van het jaarplan en de begrotingscyclus, met de uitvoering concrete afspraken worden gemaakt.

De toezichtsbevindingen en -oordelen van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) zijn hierbij een belangrijke input voor de minister. De publieke reïntegratiemiddelen worden door of via het UWV, gemeenten, dan wel de RWI besteed. De genoemde organen zijn verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op een rechtmatige, doelmatige én doeltreffende besteding van publieke middelen. Zij leggen hierover aan de Minister verantwoording af. Een belangrijk deel van deze informatie kan de Minister ontlenen aan de door de uitvoerders te overleggen verantwoordingsinformatie, zoals de door accountants gecertificeerde jaarrekening en het jaarverslag.

Naast onderzoek voor toezichtsdoeleinden zal de minister zich met behulp van evaluatieonderzoek een beeld vormen van de doeltreffendheid van het reïntegratiebeleid.

Onderdeel hiervan is ook de beoordeling van de klantgerichtheid van de dienstverlening. Voor de reguliere informatiestroom zijn of worden monitoren ontwikkeld die de reïntegratie-inspanningen en resultaten jaarlijks zullen gaan meten (bijstandsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden, WW'ers en arbeidsgehandicapten). Via het zogeheten «knooppunt beleidsinformatie» kan inzicht worden verkregen in de duurzaamheid van de reïntegratie.

De toezichtsbevindingen en de hierboven genoemde onderzoeken vormen een belangrijke inbreng ten behoeve van de beleidsevaluatie waarin de uitgangspunten van het stelsel zullen worden beoordeeld.

5. Verantwoording en toezicht

De publieke reïntegratiemiddelen worden door de Minister aan het uwv, de gemeenten, en voor een ander deel door tussenkomst van de RWI, verstrekt. Op basis van het wetsvoorstel SUWI, de bijbehorende regelgeving en de materiewetten leggen deze organen verantwoording af aan de minister over de besteding van deze middelen.

De IWI houdt toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van deze publieke reïntegratiemiddelen. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) houdt toezicht op de naleving van de Mededingingswet door reïntegratiebedrijven. Het toezicht op de uitvoering van (wettelijke) reïntegratietaken door opdrachtgevers wordt niet uitgeoefend door de NMa maar door de IWI. De Kamer ontvangt separaat een notitie over het toezicht op het aanbesteden en uitvoeren van reïntegratietaken door gemeenten, inclusief de rol van de NMa.

Het UWV en de gemeenten worden opdrachtgevers van reïntegratiebedrijven. Daarnaast verstrekt het UWV subsidies, ondermeer aan werkgevers, voor de reïntegratie van arbeidsgehandicapte werknemers. De RWI gaat, namens de minister, subsidies verstrekken aan sectorale, regionale en bedrijfsinitiatieven op het gebied van reïntegratie. Voor het verstrekken van bovenstaande subsidies is een aparte ministeriële regeling ontwikkeld waarin staat onder welke voorwaarden de subsidies worden verstrekt. Deze regeling hangt thans voor bij de beide Kamers der Staten-Generaal.

Gemeenten hebben bovendien de mogelijkheid om voor reïntegratie-activiteiten ESF-gelden aan te vragen bij het Agentschap SZW.

Het onderstaande schema geeft op hoofdlijnen de geldstromen en de verantwoording en het toezicht met betrekking tot de inzet van publieke reïntegratiemiddelen weer. In het schema, dat uiteraard een versimpeling is van de werkelijkheid, zijn de geldstromen aangegeven met stippellijnen, de doorlopende lijnen betreffen de verantwoording en het toezicht hierop. De lettering komt overeen met de subparagrafen hieronder.

Het toezicht op en de verantwoording over publieke reïntegratiemiddelen in hoofdlijnen

kst-26448-35-1.gif

5a. Verantwoording door het UWV, de RWI en de gemeenten aan de Minister

De verantwoordings- en controlesystematiek is opgezet conform de «Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording» (VBTB)-systematiek. In het wetsvoorstel SUWI zijn de hoofdlijnen van de verantwoordingssystematiek voor de SUWI-organen vastgelegd. Het UWV en de RWI verantwoorden zich jaarlijks aan de Minister over de resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden door middel van een jaarverslag en een jaarrekening. Daarnaast verantwoorden zij zich via kwartaalrapportages. Jaarlijks verantwoorden gemeenten zich over de uitvoering door middel van een verslag over de uitvoering waarvan de (financiële) jaaropgave onderdeel uitmaakt. Dit bestuurlijk verantwoordingsverslag is de basis voor het rijkstoezicht. De jaarrekeningen en het jaarverslag moeten worden gecertificeerd door een accountant.

In het Ontwerpbesluit SUWI is aangegeven dat alvorens overeenkomsten met reïntegratiebedrijven of arbodiensten worden gesloten, het UWV en het gemeentebestuur een transparante en toetsbare aanbestedingsprocedure volgen in het kader waarvan meer offertes worden gevraagd op basis van vooraf vastgestelde criteria. De gemeente zal in het verantwoordingsverslag aangeven hoe de aanbestedingsprocedures zijn uitgevoerd.

5b. Verantwoording door reïntegratiebedrijven aan bet UWV en de gemeenten

Voor de reïntegratie van de doelgroepen waarvoor zij verantwoordelijk zijn sluiten het UWV en de gemeenten contracten met reïntegratiebedrijven. Het UWV en gemeenten dienen ervoor te zorgen dat de contracten aan bepaalde vormvereisten voldoen, In het Ontwerpbesluit SUWI wordt geregeld dat opdrachtgevers (en dit betreft ook werkgevers – individueel of op brancheniveau – en arbeidsgehandicapte werknemers, voorzover deze een persoonsgebonden reïntegratiebudget aanvragen) gehouden zijn contractueel te regelen dat:

• de (publieke) opdrachtgever alle relevante informatie bij de opdrachtnemer (het reïntegratiebedrijf) kan opvragen;

• de opdrachtnemer toestaat dat een externe accountant in opdracht van de (publieke) opdrachtgever toegang krijgt tot alle relevante informatie in verband met een review op de verstrekte verantwoordingsinformatie.

Op deze wijze wordt de wijze van samenwerking tussen opdrachtgever en het reïntegratiebedrijftransparant gemaakt Bovendien wordt door bovenstaande voorwaarden gegarandeerd dat door het UWV en de gemeenten altijd verantwoording kan worden afgelegd over de ingekochte reïntegratietrajecten.

5c. Verantwoording door subsidieaanvragers aan bet UWV en de RWI

De werkgever is verantwoordelijk voor de reïntegratie van zijn arbeidsgehandicapte werknemers, ten minste zolang het dienstverband duurt. De werkgever zal daarvoor contracten sluiten met reïntegratiebedrijven. Het UWV kan dan aan de werkgever op aanvraag subsidie verstrekken voor reïntegratie-activiteiten, waarmee de inschakeling in de arbeid van betreffende werknemers wordt bevorderd buiten het bedrijf van de werkgever. Behalve dat de werkgever over de besteding van deze subsidie aan het UWV verantwoording moet afleggen, is één van de voorwaarden voor toekenning van de subsidie dat de werkgever met het reïntegratiebedrijf een contract heeft gesloten, waarin is geregeld dat het reïntegratiebedrijf rechtstreeks verantwoording aflegt aan het UWV. Daarnaast kan de werkgever uiteraard zelf met het reïntegratiebedrijf afspreken of en hoe het reïntegratiebedrijf verantwoording aflegt aan de werkgever.

De aan de werkgever toekomende premiekorting na goedkeuring van het Belastingplan 2002 V (Kamerstukken II, 2001/2002, 28 016, nrs. 1–2) dient bij het UWV te worden aangevraagd.

Het UWV legt over de jaarlijkse inkomsten verantwoording af aan de minister. Er is sprake van een subsidietaak van het UWV wanneer de vrijstelling van de premie niet voldoende is om de noodzakelijke kosten die zijn verbonden aan de reïntegratie van de werknemer te dekken; in die situatie kan de werkgever voor de meerkosten subsidie ontvangen van het UWV. Om voor deze subsidie in aanmerking te komen moet de werkgever een gespecificeerde aanvraag indienen. Hierbij is de informatie van belang op grond waarvan het UWV de hoogte van de te betalen sociale verzekeringspremies vaststelt. In dat kader zijn de artikelen 10 tot en met 15 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen van belang. Hieruit vloeien verplichtingen voort voor de werkgever bij het voeren van de loonadministratie en bij de loonopgave.

Het UWV kan op basis van artikel 44 van de Wet REA bijzondere subsidies verstrekken aan specifieke scholingsinstituten en aan andere instellingen en organisaties voor projecten. In de sfeer van de verantwoording ligt de nadruk op toetsing vooraf aan de gestelde criteria. De minister wijst de scholingsinstellingen aan die als bodemvoorziening voor de scholing van arbeidsgehandicapten worden aangemerkt en voor subsidie in aanmerking komen en bepaalt het totaalbedrag van de subsidie. Het UWV bepaalt vooraf, aan de hand van de jaarrekeningen van de instellingen, de verdeling van de middelen en stelt achteraf de subsidie definitief vast.

De subsidie voor overige instellingen wordt verleend op grond van ingediende projectplannen die passen binnen het door het UWV vastgestelde kader. De eisen waaraan de verantwoording moet voldoen, worden tevoren vastgelegd in de beschikking tot subsidieverlening. Na afronding van een project wordt aan de hand van de verantwoording van de resultaten achteraf de subsidie definitief vastgesteld.

Een deel van de subsidies die het UWV verstrekt heeft betrekking op de arbeidsgehandicapte zelf. Het kan bijv. gaan om een subsidie ten behoeve van een meeneembare werkvoorziening.

Andere op de persoon gerichte subsidies zijn o.a. het persoonsgebonden reïntegratiebudget, de reïntegratie-uitkering, het starterskrediet en de loonsuppletie. De voorwaarden waaronder deze subsidies worden verstrekt liggen vast in de wet- en regelgeving met betrekking tot de Wet REA. Het UWV is er verantwoordelijk voor dat de subsidie conform de gestelde eisen is besteed en zal hiertoe van de subsidie-aanvrager de benodigde informatie verlangen; deels vooraf en deels achteraf. De verantwoording loopt derhalve via het UWV.

Tot slot kan gewezen worden op de subsidies die via de RWI worden verstrekt. Ook de RWI zal zich moeten vergewissen dat de aanvragers voldoen aan de in de subsidieregeling gestelde voorwaarden. Subsidie-ontvangers zullen bijvoorbeeld tijdens de looptijd van het project informatie moeten verstrekken over de voortgang. In de betreffende subsidieregeling worden eisen opgenomen met betrekking tot de door de aanvrager te voeren administratie, zodat te allen tijde het vereiste inzicht kan worden geboden.

Ook gemeenten verstrekken subsidies aan personen. Het betreft hier de stimuleringspremies op grond van artikel 3 WIW. Na invoering van het Belastingplan 2002 I wordt de zogenaamde gedefiscaliseerde werkaanvaardingspremie omgezet in de een «toetrederskorting». Voor de overige stimuleringspremies, die wel bij de gemeenten blijven, is het aan de gemeente om het hierin te voeren beleid vast te leggen in een verordening. Deze subsidies zijn niet betrokken bij het schema onder «5».

5d. Rol Agentschap SZW

Voor de reïntegratietrajecten die gemeenten uitvoeren. behalve voor de REA-middelen, kan bij het Agentschap SZW subsidie worden verkregen uit het ESF-3 budget. Voor de middelen die worden verstrekt op basis van de subsidieregeling RWI kan geen aanvullende financiering worden verkregen op basis van ESF. Het agentschap SZW draagt de integrale verantwoordelijkheid voor een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van ESF-regelingen en legt daarover verantwoording af. De integrale verantwoordelijkheid impliceert dat het Agentschap primair verantwoordelijk is voor het toezicht op de besteding van de ESF-gelden door de aanvragers. Het Agentschap. op zijn beurt, wordt gecontroleerd door de Accountantsdienst van het departement, terwijl de directie Financieel Economische Zaken vanuit haar controllersfunctie toezicht houdt op de rechtmatige en doelmatige besteding van ESF-middelen en het financieel beheer bij het Agentschap.

5e. Rol Inspectie Werk CD Inkomen

Een adequaat toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van publieke reïntegratiemiddelen is een belangrijke voorwaarde bij de verantwoording door de Minister aan het parlement. De IWI zal in het kader van haar wettelijk inspectietaak toezicht houden op de besteding van publieke reïntegratiemiddelen door SUWI-organen en gemeenten. Het aangrijpingspunt voor het toezicht van de IWI zijn respectievelijk:

• het UWV (in de rol van publieke opdrachtgever en in de rol van subsidieverstrekker);

• de gemeenten (in de rol van publieke opdrachtgever);

• de RWI (in de rol van subsidieverstrekker namens de Minister).

De IWI baseert zich bij de oordeelsvorming in belangrijke mate op de aangeleverde verantwoordingsinformatie en op eigen onderzoek. Het UWV, de gemeenten en de RWI zijn – op grond van de wetsvoorstellen SUWI – gehouden om alle informatie aan de IWI te verschaffen benodigd voor de uitoefening van haar toezichtstaak. Indien nodig kan de IWI het UWV en de gemeenten opdragen om een review uit te laten voeren op de door de opdrachtgever verstrekte verantwoordingsinformatie.

De besteding van publieke reïntegratiemiddelen zal een dwarsdoorsnijdend thema vormen bij de toezichtsuitoefening door de IWI. Het komende jaar zal in het teken staan van de (door-) ontwikkeling van het toezicht op de uitvoering van wettelijke taken door de uitvoeringsorganen op het terrein van werk en inkomen. Er zal door de IWI thematisch toezichtsonderzoek worden verricht naar de besteding van publieke reïntegratiemiddelen. De onderwerpen van deze onderzoeken zullen worden bepaald aan de hand van risico-analyses.

Een voorbeeld van een thema waaraan op basis van risico-analyse extra aandacht kan worden besteed. is de vraag of het UWV en de gemeenten de aanbestedingsprocedures toepassen zoals de wetgever bedoeld heeft en of zij voldoen aan de vormvereisten voor de contracten zoals die worden gesteld in het Ontwerpbesluit SUWI. Het totaal van bovengenoemde activiteiten zal leiden tot rapportages over de besteding van de publieke reïntegratiemiddelen.

In de brief van 5 oktober jl. (TZ/TBO/01/66765) is de Kamer geïnformeerd over de rol van de IWI bij het toezicht op ESF. De IWI zal in het kader van haar wettelijke inspectietaak toezicht houden op de besteding van publieke reïntegratiemiddelen door de SUWI-organen en de gemeenten. ESF-gelden kunnen als financieringsbron een onderdeel vormen van deze reïntegratiegelden. Op basis van het bovenstaande vallen ESF-gelden. als deze deel uitmaken van de door de SUWI-organen en gemeenten te besteden publieke reïntegratiemiddelen, onder het toezicht van de IWI. Voor de uitoefening van het toezicht zal de IWI gebruik maken van de verantwoordings- en controle-informatie van de aanvragers c.q. de opdrachtgevers van reïntegratietrajecten. Daarbij kan de IWI onrechtmatigheden signaleren. die zij vervolgens aan het Agentschap SZW zal doorgeven. Op basis van dit signaal kan het Agentschap beslissen of er aanvullende controles moeten worden verricht op projectniveau. Op deze wijze wordt recht gedaan aan de gecreëerde verantwoordelijksheidverdeling. De IWI heeft op grond van zijn wettelijke inspectietaak geen bevoegdheden om – in het kader van ESF – controles te verrichten op projectniveau. Het Agentschap SZW zal op zijn beurt eventuele in het kader van zijn controlerende rol geconstateerde onrechtmatigheden melden aan de IWI. Deze signalerende rol van beide organisaties zal in een samenwerkingsovereenkomst worden vastgelegd. In aanvulling hierop bestaat de mogelijkheid dat de IWI in een specifieke, afgebakende opdracht van de minister ook onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitvoering van de ESF-regeling kan verrichten. In dit geval gaat het dan om een bovenwettelijke taak.

6. Afsluitend

Het kabinet meent dat met de in SUWI en de relevante materiewetten gecreëerde verantwoordelijkheidsverdeling, alsmede de in dat kader gekozen systematiek van (aan-)sturing, verantwoording en toezicht, een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van publieke reïntegratiemiddelen op adequate wijze wordt gewaarborgd. Het UWV en de gemeenten kunnen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheden. Dat geldt evenzeer indien hieraan tekortkomingen van de kant van de private opdrachtnemer (mede) ten grondslag liggen.

Het realiseren van de doelstelling van SUWI in de zin van de beoogde marktwerking met betrekking tot reïntegratie. moet uiteraard wel worden gezien als een groeiproces. Dit geldt eveneens voor het toezichts- en verantwoordingsmodel. Zowel de vragers (de opdrachtgevers) als de aanbieders (de private reïntegratiebedrijven) zullen aan hun nieuwe rol moeten wennen.

Veel aandacht zal worden besteed aan het bevorderen van marktconform gedrag bij de opdrachtgevers. De ontwikkelingen op de private reïntegratiemarkt worden nadrukkelijk gevolgd. Een uitgebreid monitoring- en evaluatieprogramma is in voorbereiding. De eerste evaluatie zal – zoals reeds eerder toegezegd – na een jaar plaatsvinden. Ook de toezichthouder zal in 2002 extra alert zijn en eventuele oneffenheden signaleren.

Bijlage 1: motie 35

«overwegende, dat de inzet van publieke middelen in het kader van reïntegratie te allen tijde verantwoording nodig maakt op de doeltreffendheid en doelmatigheid;

overwegende, dat de samenloop van private en publieke reïntegratiemiddelen alsmede ESP-middelen het nodig maakt dat een heldere verantwoording op rechtmatige inzet van deze middelen en het integrale toezicht daarop dient te worden vastgesteld;

verzoekt de regering binnen drie maanden een uitgewerkt voorstel te presenteren, waarin het toezicht, de verantwoording, op rechtmatigheid en de doeltreffendheid van de besteding van publieke middelen wordt vastgesteld.»

BIJLAGE 4 Notitie andere taken

1. Aanleiding

In juni 2001 zijn de wetsvoorstellen Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringorganisatie werk en inkomen en de Wet verbetering poortwachter plenair behandeld. Tijdens deze behandeling kwam naar voren dat een spanningsveld te onderkennen is met betrekking tot de mogelijkheid tot uitvoering van andere taken door de CWI, het UWV en de Svb (artikel 13 wetsvoorstel SUWI). Aan de ene kant laat een heldere scheiding tussen private en publieke taken geen ruimte voor de uitvoering van private werkzaamheden door een publieke organisatie. Een overheidsorganisatie dient zich primair te richten op de goede uitvoering van haar wettelijke taken. Het is niet de bedoeling dat zij er private werkzaamheden bij gaat doen. Aan de andere kant leidt de uitvoering van de andere taken voor private partijen tot grote voordelen voor werkgevers- en werknemersorganisaties. De premie-inning voor bovenwettelijke cao-regelingen kan immers «meeliften» met de premie-inning voor de wettelijke taken van het UWV. Ook andere werkzaamheden in het kader van bovenwettelijke aanvullingen op basis van cao-regelingen kunnen gezamenlijk worden uitgevoerd. Dit heeft een administratieve lastenverlichting voor werkgevers- en werknemersorganisaties tot gevolg.

Het dilemma tussen een strikte scheiding van publiek en privaat enerzijds en administratieve lastenverlichting anderzijds behoeft nadere bestudering. Vanuit continuïteitsoverwegingen is het, ook naar de mening van de Tweede Kamer zo bleek tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, niet verstandig en wenselijk om te besluiten dat het UWV en de Svb geen andere taken voor private partijen mogen uitvoeren. De uitvoering van andere taken kan volgend jaar aan de orde komen in de evaluatie van het wetsvoorstel SUWI. Dat is dan ook het moment waarop een eventuele heroverweging van de mogelijkheid tot uitvoering van de andere taken voor private partij en kan plaatsvinden. Met betrekking tot de CWI is het niet de bedoeling dat zij andere taken voor private partijen gaan uitvoeren. Het is echter niet uitgesloten dat zij andere taken voor publieke partijen uitvoeren.

In deze notitie wordt achtereenvolgens ingegaan op de criteria waaraan de andere taken moeten voldoen om door de CWI, het UWV of de Svb te mogen worden uitgevoerd (paragraaf 2); de kosten van de uitvoering van de andere taken, inclusief het fondsbeheer (paragraaf 3); de consequenties van het eventueel afstoten van de andere taken (paragraaf 4) en hetgeen waaraan in de evaluatie van het wetsvoorstel SUWI over de andere taken aandacht zal worden besteed (paragraaf 5). In de bijlage wordt een overzicht gegeven van de andere taken die op dit moment worden uitgevoerd1.

2. Criteria voor uitvoering van de andere taken

Andere taken zijn werkzaamheden die de CWI, het UWV of de Svb voor derden (zowel voor publieke organisaties als voor private organisaties (werkgevers- en werknemersorganisaties)) verrichten en die niet wettelijk aan hen zijn opgedragen2. Voor de uitvoering van andere taken is goedkeuring van de minister nodig. De andere taken kunnen in drie categorieën worden ingedeeld:

• werkzaamheden met betrekking tot bovenwettelijke aanvullingen op WW, ZW, WAO op grond van een regeling die tot stand is gekomen in overleg tussen werknemers- en werkgevers(verenigingen);

• heffing en inning van premies en de betaling van uitkeringen op grond van een regeling die tot stand is gekomen in overleg tussen werknemers- en werkgevers(verenigingen);

• werkzaamheden voor publieke organisaties.

Bij het goedkeuren van de uitvoering van andere taken wordt rekening gehouden met het beleid zoals dat in het kader van het wetsvoorstel Markt en Overheid is ontwikkeld.

Uitgangspunt daarbij is dat overheidsorganisaties alleen marktactiviteiten mogen verrichten indien dat de aangewezen weg is voor de behartiging van het openbaar belang. De uitvoering door het UWV van bovenwettelijke aanvullingen en de premie-inning voor cao-regelingen in samenhang met de betreffende wettelijke regeling leidt tot administratieve lastenverlichting voor werkgevers en betere dienstverlening voor de burgers.

In het concept-besluit SUWI is een aantal criteria genoemd op grond waarvan de andere taken uitgevoerd mogen worden (artikel 3.1). Verzoeken om goedkeuring voor de uitvoering van andere taken zullen hieraan worden getoetst. Uitgangspunt daarbij is dat het UWV de andere taken mag uitvoeren, die de uitvoeringsinstellingen op grond van de Osv 1997 reeds mogen uitvoeren. De Svb mag ook alle taken uitvoeren die reeds op grond van de Osv 1997 uitgevoerd mogen worden. De uitvoering van nieuwe regelingen die door het UWV of de Svb met private partij en (werkgevers- en werknemers(organisaties)) worden overeengekomen, zullen op de private markt moeten worden ondergebracht, tenzij zij overeenkomen met regelingen die thans al worden uitgevoerd door de uitvoeringinstellingen of de Svb. De lopende contracten van de uitvoeringsinstellingen zullen dus in UWV-verband voortgezet worden.

De uitvoering van de wettelijke en andere taken is op dit moment sectoraal georganiseerd. De andere taken en de uitvoering daarvan zijn ook sterk sectoraal bepaald en verschillen per uitvoeringsinstelling. De sectoren die op dit moment gebruik maken van de uitvoering van de bovenwettelijke regelingen of de premie-inning voor cao-regelingen door de uitvoeringsinstellingen zijn divers. Het gaat daarbij verhoudingsgewijs met name om de sectoren waarvoor de werknemersverzekeringen op dit moment worden uitgevoerd door het GUO, SFb UOSV en het USZO. Het gaat dus om de agrarische sector, de bouwsector en de overheidssector. bij Cadans en het GAK hebben de sectoren de uitvoering van de bovenwettelijke regelingen grotendeels aan private organisaties uitbesteed. Het USZO neemt een bijzondere positie in, aangezien zij eerst alleen de bijzondere rechtspositionele regelingen voor overheidspersoneel uitvoerde. Met de inwerkingtreding van de OOW worden de wettelijke werknemersverzekeringen nu door het USZO uitgevoerd veelal in samenhang met de (bovenwettelijke) rechtspositionele regelingen.

Het is van belang dat de uitvoering van de andere taken zo veel mogelijk gescheiden van de uitvoering van de wettelijke taken plaatsvindt. Hierdoor wordt vermenging van publieke en private geldstromen voorkomen. Natuurlijk zal de uitvoering niet geheel gescheiden plaats kunnen vinden. De uitvoering van de processen waarin de wettelijke en de andere taken samenlopen (bijvoorbeeld de gelijktijdige inning van de wettelijke en de bovenwettelijke premies) bepalen immers de administratieve lastenverlichting en de klantvriendelijkheid voor de werkgevers. De uitvoering van de andere taken zal wel gescheiden geadministreerd en in rekening gebracht worden bij de opdrachtgever. Ook het contractbeheer zal gescheiden plaatsvinden. Het UWV zal bij voorbeeld een speciale afdeling inrichten die zich bezighoudt met het afsluiten en beheren van contracten van de andere taken en die de contacten met de externe opdrachtgevers onderhoudt. Om tot een goede uitvoering van de andere taken te komen zal regelmatig met de betrokken partij en overleg gevoerd worden.

3. Kosten

In de concept ministeriële regeling op grond van artikel 3.1 van het concept besluit SUWI wordt de kostentoerekening voor de andere taken nader geregeld. Zoals reeds in de vorige paragraaf is aangegeven dient de organisatie van de uitvoering voor andere taken zodanig plaats te vinden dat de andere taken zo min mogelijk interfereren met de uitvoeringsprocessen voor de wettelijke taken. Dit geldt ook voor de kosten die met de uitvoering van de andere taken zijn gemoeid. Het wegvallen van een andere taak dient zo min mogelijk de uitvoeringskosten van de wettelijke taken te beïnvloeden. Daarom zullen het UWV en de Svb (en eventueel ook de CWI) de andere taken waar mogelijk gescheiden van elkaar uitvoeren en zullen de kosten van deze gescheiden uitvoering rechtstreeks en integraal aan de opdrachtgever worden toegerekend. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het contractbeheer, maar ook om de kosten van de investeringen en de ondersteuning van de implementatie binnen de organisatie die nodig is om de andere taak uit te kunnen voeren. Voor de resterende kosten die voor de andere taak gemaakt worden in de continue publieke uitvoering (de samenloopprocessen) zal een verdeelsleutel op basis van de omvang van de additionele activiteiten worden gehanteerd.

Overigens worden de private fondsen van de bovenwettelijke premies niet door de uitvoeringsinstellingen beheerd. De uitvoeringsinstellingen innen de bovenwettelijke premies en storten deze door naar de private fondsen die door de sociale partners zelf worden beheerd.

In tabel 1 worden de kosten voor de uitvoering van de andere taken door de uitvoeringsinstellingen aangegeven. Het gaat hier om de kosten over het jaar 2000. bij het USZO worden beduidend meer andere taken uitgevoerd en dus meer kosten gemaakt dan bij de overige uitvoeringsinstellingen. Het USZO voerde immers eerst alleen de bijzondere rechtspositionele regelingen voor overheidspersoneel uit.

Tabel 1: Kosten voor de andere taken over het jaar 2000 in miljoenen euro's.

Uitvoeringsinstelling Kosten
Cadans1,82
Gak3,86
GUO5,22
SFB9,08
USZO64,44
Totaal84,40

In tabel 2 worden de kosten van de andere taken die door de Sociale Verzekeringsbank worden uitgevoerd aangegeven. Dit zijn de begrote kosten voor het jaar 2002.

Tabel 2: Begrote kosten voor de andere taken voor het jaar 2002 in miljoenen euro's.

Sociale verzekeringsbankKosten
Fonds Voorheffing Pensioenverzekering6,874
Werkzaamheden bureau Belgische Zaken en Bureau Duitse Zaken0,785
Buitendienstonderzoeken sociaal attachés0,222
Administratieve uitvoering Regeling persoonsgebonden budget19,557
Totaal27,438

Uit het voorgaande kan in ieder geval geconcludeerd worden dat de andere taken van geringe omvang zijn ten opzichte van de wettelijke taken. Daarnaast worden zij met name voor publieke organisaties uitgevoerd (het grootste gedeelte ligt bij het USZO).

4. Consequenties van het afstoten van de andere taken

Zoals reeds bij de aanleiding beschreven bleek tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel SUWI er consensus te zijn over het feit dat het vanuit continuïteitsoverwegingen en beperking van de administratieve lasten niet het juiste moment is om de andere taken af te stoten. De uitvoeringsinstellingen en het Lisv moeten tot één publieke organisatie, het UWV, omgevormd worden. Ook zonder de afbouw van de uitvoering van de andere taken is dit al een zeer aanzienlijke reorganisatielast. Daarnaast zijn er meerjarige contracten afgesloten die van de uitvoeringsinstellingen overgaan naar het UWV. Op dit moment blijkt niet dat marktpartijen de ambitie hebben om op grote schaal andere taken te gaan uitvoeren.

Het is in dit kader van belang dat de CWI, het UWV en de Svb ook andere taken voor publieke organisaties uitvoeren. Het lijkt niet verstandig en ook niet wenselijk dat deze andere taken in de toekomst niet meer verricht mogen worden, tenzij zij dermate veelomvattend worden dat de uitvoering van de wettelijke taken in gevaar komt.

5. Evaluatie

Op grond van het wetsvoorstel SUWI zal in de evaluatie in ieder geval ingegaan worden op de uitvoering van de andere taken door de zbo's (scheiding publiek en private geldstromen, kosten etc.). Daarnaast zal aangegeven worden welke nieuwe regelingen door de zbo's worden uitgevoerd en eventueel ook welke regelingen niet meer uitgevoerd worden. De gemaakte en in rekening gebrachte kosten zullen worden opgenomen.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter wille van de toegankelijkheid is in hoofdstuk 8 Samenwerking Kolommen een planningsoverzicht opgenomen na de betreffende paragraaf.

XNoot
1

H-J. Batelaan, D. Leveling en A. Odé, Bedrijfsadvisering minderheden, een vak apart: Een evaluatie. Elsevier, 2001.

XNoot
1

Ontleend aan: Eerste Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 27 588 en 27 665, nr. 38c, p. 15.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Het gaat hier dus niet om bijvoorbeeld de premieinning Ziekenfondswet door de uitvoeringsinstellingen en de uitvoering van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers, de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen, het afgeven van detacheringsverklaringen voor internationale detacheringen in het kader van het Besluit Internationale taken, de uitvoering van de Remigratiewet voor de minister van BZK en de vrijwillige verzekering AWBZ door de Sociale Verzekeringsbank.

Naar boven