Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 26448 nr. 229 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 26448 nr. 229 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2005
Hierbij bied ik u, mede namens de Staatsecretaris, het plan van aanpak aan, volgens welke de evaluatie SUWI 2006 zal worden ingericht.
Plan van aanpak Evaluatie SUWI 2006
De Wet SUWI bevat een evaluatieartikel. Artikel 86, lid 1 luidt als volgt:
«Onze Minister zendt gedurende drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet jaarlijks, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.»
Bij verschillende gelegenheden is aangekondigd dat in het jaar 2006 de integrale SUWI-evaluatie zal worden uitgebracht. De evaluatie SUWI 2006 vindt strikt genomen dus niet zijn basis in een wettelijke verplichting, maar in een toezegging aan het parlement.
Op 1 januari 2002 is de Wet SUWI ingevoerd. Van begin af aan was duidelijk dat het bij SUWI ging om een operatie van ongekende omvang. Voor de implementatie van SUWI is vier jaar uitgetrokken. Dat betekent dat per 1 januari 2006 de SUWI-organisaties zodanig ingericht dienen te zijn dat zij zo goed mogelijk bijdragen aan de doelstellingen van SUWI: werk boven uitkering, klantgerichtheid en doelmatigheid. Hierbij moet aangetekend worden dat mede als gevolg van de noodzakelijke voorbereiding van het nieuwe beleidsprogramma (Wia, WW) met UWV is afgesproken dat de implementatie van SUWI (deels) getemporiseerd wordt tot 1 januari 2007. Bij het oordeel over de bereikte resultaten zal hiermee rekening worden gehouden.
In dit plan van aanpak wordt geschetst hoe SZW wil (laten) toetsen of de beoogde doelstellingen van de Wet SUWI per 1 januari 2006 daadwerkelijk zijn bereikt en op welke wijze de SUWI-organisaties daaraan hebben bijgedragen. In vervolg op het Kabinetsstandpunt naar aanleiding van het rapport van de Commissie Kohnstamm «Een herkenbare staat: investeren in de overheid» (IBO-Vor), zal de evaluatie SUWI 2006 tevens worden benut voor een doorlichting van de SUWI-zbo’s1.
In paragraaf 2 wordt de centrale vraagstelling geformuleerd en wordt de reikwijdte van de SUWI-evaluatie aangegeven. Paragraaf 3 bevat een toelichting op de werkwijze. In paragraaf 4 wordt beschreven hoe in het kader van deze evaluatie wordt afgestemd met de uitvoeringsorganisaties en belanghebbenden bij de evaluatie. De planning staat in paragraaf 5.
2. Doel, centrale vraagstelling en afbakening evaluatie
2.1 Doel en centrale vraagstelling evaluatie SUWI 2006
Het doel van de evaluatie SUWI 2006 is vast te stellen wat de doeltreffendheid is van de veranderingen die per 1-1-2002 zijn ingevoerd in de uitvoering van de sociale zekerheid en de (publieke) arbeidsvoorziening, hoe deze veranderingen zich verhouden tot de pre-SUWI-situatie en welke voortgang sinds januari 2002 is geboekt. Knelpunten zullen worden geïnventariseerd en waar mogelijk voorzien van suggesties voor oplossingsrichtingen.
De centrale vragen van het evaluatieonderzoek SUWI 2006 luiden:
• In hoeverre zijn de hoofddoelstellingen van de Wet SUWI gehaald (werk boven uitkering, betere klantgerichtheid, betere doelmatigheid)?
• Hebben de wijzigingen in de uitvoeringsstructuur bijgedragen aan het realiseren van de hoofddoelstellingen? Welke verbeteringen zijn er mogelijk?
• Zijn de organisaties die werkzaam zijn binnen het SUWI-stelsel in staat gebleken belangrijke wijzigingen op het gebied van wet- en regelgeving op een adequate wijze voor te bereiden en in te voeren?
• Is de opzet en werking van sturing en toezicht adequaat, rekening houdend met de toetsingscriteria uit de rijksbrede doorlichting van zbo’s?
In de evaluatie SUWI 2006 zal aan de Staten-Generaal verslag worden gedaan over «de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk». Doeltreffendheid van de Wet SUWI evalueren betekent dat nagegaan moet worden of het SUWI-stelsel, zoals dat in de wet is neergelegd, heeft bijgedragen aan het bereiken van de doelstellingen van de Wet SUWI.
Daarnaast wordt de evaluatie SUWI 2006 benut voor een doorlichting van de SUWI-zbo’s naar aanleiding van het eerder genoemde rapport van de Commissie Kohnstamm.
Het evaluatieonderzoek richt zich met name op het vaststellen van de effecten op de SUWI-doelstellingen van de volgende wijzigingen:
• de verbinding die is gelegd tussen de sociale zekerheid en de (publieke) arbeidsvoorziening;
• de nieuwe verdeling tussen publiek (uitkeren) en privaat (reïntegratie);
• de vorming van één Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) en 5 private uitvoeringsinstellingen;
• de vorming van de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI);
• de opdrachtgevende rol van UWV en gemeenten op het gebied van reïntegratie;
• de taakverdeling tussen CWI, UWV en gemeenten en de mede daaruit voortvloeiende noodzaak om zo goed mogelijk met elkaar samen te werken in de keten van werk en inkomen;
• de vorming van de Raad voor werk en inkomen (RWI);
• de inrichting van cliëntenparticipatie en het instellen van de Landelijke Cliëntenraad (LCR);
• de vorming van het Bureau Keteninformatisering werk en inkomen (BKWI) en het Inlichtingenbureau (IB);
• de wijze waarop de sturing en het toezicht zijn vormgegeven.
De evaluatie SUWI 2006 richt zich wat betreft gemeenten met name op de ketensamenwerking en keteninformatisering. Voor de uitvoering van de WWB is in een aparte evaluatie voorzien.
De uitkomsten van de evaluatie van de werking van de reïntegratiemarkt (op basis van het Trendrapport 2006), de evaluatie van de Wet verbetering poortwachter en de evaluatie van de Individuele reïntegratieovereenkomst (IRO) worden betrokken bij de evaluatie SUWI 2006.
In de evaluatie SUWI 2006 zal geen aparte aandacht worden besteed aan de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid. Voor deze organisaties is recent al een evaluatie uitgevoerd en een nieuw onderzoek heeft naar verwachting weinig toegevoegde waarde.
In dit hoofdstuk staat de uitvoering van het evaluatieonderzoek centraal. In paragraaf 3.1 worden de onderzoeksthema’s belicht: werk boven uitkering (effectiviteit), klantgerichtheid, doelmatigheid, samenwerking in de keten, sturing en toezicht en het functioneren van de RWI. Daarna volgen toelichtingen op de aard van het onderzoek, het beoordelingskader en de uitvoering van het onderzoek door externen.
Werk boven uitkering (effectiviteit)
In de Nota naar aanleiding van het Verslag bij de Wet SUWI staat hierover onder meer het volgende vermeld.
«Effectiviteit staat voor lagere uitkeringslasten, een beter activerend en reïntegrerend karakter van de nieuwe uitvoering, een betere beheersing van het volume en een adequate wijze van uitkeringsvoorziening. Belangrijke indicatoren hiervoor zijn de uitkeringsduur, de in – en uitstroom, de plaatsingsresultaten van trajecten, het aantal bemiddelingen, etc.»
Bij «werk boven uitkering» gaat het om drie subdoelstellingen: het beperken van de instroom (preventie), het bevorderen van reïntegratie en het bevorderen van een tijdige en juiste uitkeringsverstrekking. Wat betreft de SVB gaat het slechts om die laatste subdoelstelling: tijdig de juiste uitkering.
Het beperken van de instroom (preventie)
Het kabinetsbeleid is in de eerste plaats gericht op het activeren en ondersteunen van werkgevers en werkzoekenden. CWI, UWV en gemeenten hebben daarbij een ondersteunende rol.
CWI vormt het eerste loket voor mensen die op zoek zijn naar werk. CWI moet een bijdrage leveren aan transparantie op de arbeidsmarkt, onder meer via een actueel en toegankelijk overzicht van vacatures en werkzoekenden. Daarnaast geeft CWI informatie en advies aan werkgevers en werknemers, activeert en controleert zoekgedrag en plaatst werkzoekenden op vacatures.
Bij UWV is de preventieve rol zowel gericht op het arbeidsongeschiktheidsdomein, als op het voorkomen van werkloosheid. Bij gemeenten is de preventieve rol zowel gericht op de inkomensfunctie van de WWB om vast te kunnen stellen of terecht een beroep op bijstand wordt gedaan als op het zo snel mogelijk toeleiden van werkzoekenden naar de arbeidsmarkt.
Gemeenten, CWI, UWV en werkgevers hebben de verantwoordelijkheid om de individuele ondersteuning bij de zoektocht naar werk zo effectief mogelijk te laten verlopen. Met CWI en UWV worden hierover prestatieafspraken gemaakt. Gemeenten hebben met de invoering van de WWB een budget voor uitkeringen en reïntegratie gekregen en zijn volledig risicodragend voor dit budget. De financieringssystematiek in de WWB en de prestatieafspraken met UWV en CWI leiden ertoe dat de uitvoerders baat hebben bij een kwalitatief goed en effectief reïntegratieaanbod met als uiteindelijke streven: uitstroom naar regulier werk. De daadwerkelijke uitvoering van reïntegratieactiviteiten vindt veelal plaats door private reïntegratiebedrijven.
De cliënt heeft er recht op dat hij tijdig de juiste uitkering ontvangt van SVB, UWV of de gemeente. De waarborgfunctie van de overheid dient te allen tijde gegarandeerd te zijn. Indien uitkeringsgerechtigden voldoen aan hun verplichtingen dienen zij tijdig de juiste uitkering te ontvangen. De normen voor tijdigheid en rechtmatigheid zijn in de wet vastgelegd. Indien niet aan de verplichtingen wordt voldaan dient alert te worden opgetreden. Dit geldt voor de gehele keten van werk en inkomen Door de uitvoeringsorganisaties dient dan ook een samenhangend handhavingsbeleid te worden gevoerd1.
In de Memorie van Toelichting bij de Wet SUWI zijn de beoogde prestaties op het gebied van klantgerichtheid onder meer als volgt geformuleerd:
«Het nieuwe stelsel voorziet in één loket voor ontslagwerklozen, bijstandsgerechtigden en overige werkzoekenden op de CWI-locatie. Het stelsel is er voorts op gericht (o.m. door de opzet van een gemeenschappelijke ICT-infrastructuur) een snelle, goede en op de persoon gerichte benadering van de cliënt mogelijk te maken. De wettelijke informatiebepalingen en de ICT-infrastructuur bevorderen de transparantie van de gegevensuitwisseling en daarmee de privacy. Cliëntenparticipatie wordt geregeld.»
De klant centraal1
Cliënten mogen verwachten dat de uitvoeringsorganisaties in staat zijn recht te doen aan hun specifieke behoeften en wensen. SVB, UWV en gemeenten dienen tijdig de juiste uitkering te verstrekken. Het gaat om maatwerk, waarbij de aandacht voor rechten en plichten van de cliënt in evenwicht is. Ook de klant/werkgever heeft recht op maatwerk. Een essentieel element voor een klantgerichte en effectieve organisatie vormt de informatievoorziening aan cliënten. Dat kan variëren van het geven van informatie over rechten en plichten tot het bieden van inzicht in het uitvoeringsproces en overige gerelateerde zaken, zoals het aanbod van reïntegratiebedrijven. Ook de onlangs ingevoerde arbeidsadviseur moet hier worden genoemd, die vanuit een onafhankelijke positie de werkzoekende op diens verzoek met name kan informeren op het gebied van reïntegratie.
Fysieke, telefonische en digitale bereikbaarheid, snelheid van handelen en correcte bejegening zijn belangrijke klantwaarden.
Cliëntenparticipatie bij de SUWI-organisaties is verankerd in de Wet SUWI, zowel op landelijk als op regionaal niveau. In de evaluatie SUWI 2006 zal worden onderzocht of er in de SUWI-structuur een werkend systeem van cliëntenparticipatie tot stand is gekomen. Met name moet worden onderzocht in hoeverre het overleg tussen de SUWI-zbo’s en hun cliëntenraden leidt tot waarneembare veranderingen in de dienstverlening van deze organisaties. Met andere woorden: Op welke wijze gaan de SUWI-organisaties om met de gevraagde en ongevraagde adviezen van de cliëntenraden? Verdere aandachtspunten zijn onder meer de samenstelling van de cliëntenraden (representativiteit), de informatievoorziening aan de cliëntenraden en de facilitering van de cliëntenparticipatie bij de zbo’s. Het functioneren en de samenstelling van de LCR, alsmede het overleg en de interactie tussen de LCR en de uitvoeringsorganisaties alsmede de RWI, vormt eveneens een onderdeel van de evaluatie SUWI 2006. De zelfevaluatie van de LCR zal in de evaluatie SUWI 2006 worden meegenomen.
In de Nota naar aanleiding van het Verslag bij de Wet SUWI staat hierover onder meer het volgende vermeld.
Efficiency moet tot lagere uitvoeringskosten leiden. Belangrijke indicatoren zijn o.m. de inrichting van de werkprocessen, de huisvestingskosten, de personeelsomvang en de structurele exploitatiekosten van ICT-investeringen.»
Door het creëren van schaalvoordelen, het verminderen van systeemovergangen en het verminderen van uitvoeringslagen2 werd met de invoering van het SUWI-uitvoeringsstelsel beoogd een verbetering van de doelmatigheid tot stand te brengen, dat wil zeggen een verlaging van de uitvoeringskosten. Bij de verbetering van de doelmatigheid is als voorwaarde gesteld dat de reguliere uitvoeringsactiviteiten niet in de knel mogen komen bij de invoering van SUWI en dat er ruimte moet zijn om nieuwe beleidsvoornemens te kunnen implementeren.
Bij de totstandkoming van SUWI is een concreet beeld geschetst van de uitgangspositie van UWV en CWI (met inbegrip van BKWI) en de beoogde ontwikkeling van de uitvoeringskosten over de periode 2002–2006 (Kamerstukken II, 2001–2002, 26 448, nr. 35). De hierin vastgelegde financiële afspraken vormen voor deze evaluatie het kader, waarbij rekening zal worden gehouden met de zich wijzigende volumes en de met de uitvoering afgesproken beleidswijzigingen.
Voor de overgang van het bestaande naar het nieuwe stelsel zijn (incidentele) transformatie- en migratiemiddelen voor UWV en CWI ter beschikking gesteld. Het gaat hierbij om incidentele middelen die nodig werden geacht voor bijvoorbeeld de bouw respectievelijk aanpassing van ICT-systemen, personele kosten (voor sociale plannen en scholing), huisvestingskosten en kosten van het management van het transformatieproces. Deze kosten zullen in onderlinge samenhang met de reguliere uitvoeringskosten worden bezien.
Samenwerking in de keten van werk en inkomen
De in het SUWI-stelsel neergelegde taaktoedeling en -verdeling tussen CWI, UWV en gemeenten is zodanig dat deze organisaties gedwongen zijn goed samen te werken, willen zij de SUWI-doelstellingen realiseren. Dat betekent dat (met uitzondering van de SVB) bij het in kaart brengen en beoordelen van de geleverde prestaties vrijwel altijd ook aandacht moet worden besteed aan samenwerkingsaspecten. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan het ontwikkelen van ketenprestatie-indicatoren, de (ketenbrede) inzet van bemiddelings- en reïntegratie-instrumenten, de ontwikkeling van een ketenbreed dienstverleningsconcept voor werkzoekenden/uitkeringsgerechtigden en werkgevers, (ketenbrede) handhaving, gezamenlijke huisvesting in bedrijfsverzamelgebouwen en de uitwisseling van gegevens binnen het SUWI-stelsel.
De evaluatie SUWI 2006 dient antwoord te geven op de vraag in hoeverre de inrichting en de werking in de praktijk van het stelsel van sturing en toezicht adequaat is. Eventuele knelpunten en suggesties voor oplossingsrichtingen dienen in kaart te worden gebracht Met de Wet SUWI is de inrichting van sturing en toezicht op het terrein van werk en inkomen aanmerkelijk veranderd. In overeenstemming met het wetsvoorstel inzake de Kaderwet zelfstandig bestuursorganen zijn de bevoegdheden van de minister van SZW jegens de zbo’s uitgebreid. Bovendien is de sturingsrelatie met de uitvoering – door het wegvallen van een bestuurlijke tussenschakel als het Lisv – op onderdelen directer geworden.
SZW heeft een sturingsvisie voor de SUWI-organisaties ontwikkeld. De toepassing ervan in de praktijk levert een aantal uitdagingen op, die bij de evaluatie SUWI 2006 nader in beeld dienen te komen. Kernvraag is of de balans tussen de politieke verantwoordelijkheid van de minister en de ruimte die de uitvoerder nodig heeft, in evenwicht is. Bovendien is de vraag of de minister voldoende sturingsmogelijkheden heeft niet los te zien van het vraagstuk van kwaliteit en kwantiteit van de verantwoording. Betrouwbaarheid en transparantie van de informatievoorziening is een belangrijk thema voor de uitvoering en daarmee ook een item voor het toezicht en de sturing door de minister.
Met de brief van 30 maart 2004 (Kamerstukken II, 2003–2004, 26 448, nr. 126) naar aanleiding van de huisvestingskwestie UWV, is versterking van de aansturing en het toezicht op de zbo’s aangekondigd. Op basis van de ervaringen op dat moment werd het noodzakelijk geacht een aantal verbeteringen door te voeren, zoals op het punt van volledigheid en kwaliteit van informatie en de rol van de Raad van advies. Van belang is met deze SUWI-evaluatie zicht te krijgen op de werking en de toereikendheid van de rol die de Raad van advies nu heeft.
De WRR schetst in zijn rapport «Bewijzen van goede dienstverlening» een beeld van wantrouwen over en weer tussen departementen en uitvoeringsorganisaties. Dat heeft geleid tot een te grote nadruk op controleren en afrekenen van de uitvoeringsorganisaties, de SUWI-sector niet uitgezonderd. Het sturingssysteem moet in de ogen van de WRR beter recht doen aan het gemengde karakter en de onderlinge afhankelijkheid van de maatschappelijke dienstverlening. Dat systeem moet tevens meer stimulansen bieden voor verbetering en vernieuwing. In de kabinetsreactie (Kamerstukken II, 2004/’05, 29 362, nr. 32) is aangegeven dat bij de SUWI-evaluatie 2006 de stimulansen voor verbetering en vernieuwing worden bezien.
De RWI is in 2004 reeds geëvalueerd1. Uit het evaluatierapport kwam naar voren dat de RWI zijn wettelijke taken in hoge mate heeft uitgevoerd. Het kabinet heeft op basis van deze evaluatie bij brief van 29 april 2004 aan de Tweede Kamer gemeld de RWI in gewijzigde vorm te handhaven teneinde de gebleken waarde van met name coördinatie, overleg en expertisevorming inzake decentraal arbeidsmarktbeleid te bewaren. Het wetsvoorstel waarbij de taken van de RWI zijn gewijzigd is op 4 maart 2005 in werking getreden.
Met de RWI is afgesproken dat de evaluatie 2004 niet wordt overgedaan, maar wordt benut voor de evaluatie SUWI 2006. Wel wordt onderzocht wat in algemene zin de bijdrage van de RWI aan de SUWI-doelstellingen is geweest. Tot slot moet worden onderzocht hoe de RWI in 2005 is omgegaan met de uitvoering van de nieuwe taken (de facto een accentverschuiving).
3.2 Aard van het evaluatieonderzoek
De evaluatie SUWI 2006 beslaat het tijdvak 1 januari 2002 tot 1 januari 2006. De focus ligt op de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden sinds 1 januari 2002, waarbij voorzover daar gegevens over bekend zijn, zal worden teruggegrepen op de pre-SUWI-periode.
Waar mogelijk zal gebruik worden gemaakt van al beschikbare informatie. Het zwaartepunt zal liggen op kwalitatief onderzoek ten einde percepties over en ervaringen met het nieuwe stelsel en de bijdrage van de SUWI-organisaties aan het bereiken van de SUWI-doelen in beeld te kunnen brengen. Hierbij zullen de ervaringen van mensen in het veld, ook van werkgevers, worden betrokken. Suggesties voor verbeteringen zullen worden geïnventariseerd. Benchmarks en good (best) practices binnen het SUWI-stelsel en voorzover vergelijkbaar ook daarbuiten kunnen hierbij dienen als referentiemateriaal.
Het kwalitatieve onderzoek zal worden aangevuld met kwantitatieve analyses. Deze analyses zijn in de eerste plaats gericht op het vaststellen van de geleverde prestaties op het gebied van werk boven uitkering en in hoeverre daarmee de doelen van SUWI zijn bereikt.
De in meibrieven, goedkeuringsbrieven, jaarplannen en verslagen van bestuurlijk overleg vastgelegde afspraken over te leveren prestaties, prestatie-indicatoren en normen staan centraal bij het beoordelen van de prestaties op het gebied van werk boven uitkering en klantgerichtheid. De context wordt uiteraard bij het beoordelen van de prestaties van de uitvoering betrokken. Externe factoren als de dynamiek van de omgeving, de stand van de conjunctuur en nieuw beleid zijn immers van invloed op de resultaten en dienen daarom bij de beoordeling mee te wegen.
De onderzoekers kunnen zich bij het beoordelen van de prestaties van de zbo’s met name baseren op de stukken die zijn gewisseld in het kader van de P&C-cyclus. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van de Voortgangsrapportages implementatie SUWI, de jaarverslagen, nota’s van bevindingen en rapporten van IWI. Ook de tussen de ketenpartners afgesloten Service Niveau Overeenkomsten vormen een bron van informatie. Verder wordt verwezen naar de vele rapporten die zijn verschenen op het gebied van werk en inkomen van bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer, de Raad voor werk en inkomen en onderzoeksinstituten.
Voor sturing en toezicht gelden de met de Wet SUWI op de aspecten sturing en toezicht beoogde doelstellingen als referentiekader. Hiervoor zij verwezen naar de Memorie van Toelichting bij de Wet SUWI, in samenhang met ondermeer het wetsvoorstel Kaderwet zelfstandig bestuursorganen. Ook sedertdien verschenen gezaghebbende documenten en rapporten kunnen hierbij worden betrokken, zoals de brief van 30 maart 2004 inzake versterking sturing en toezicht (Kamerstukken II, 2003–2004, 26 448, nr. 126) en het eerdergenoemde kabinetsstandpunt naar aanleiding van het rapport van de commissie-Kohnstamm.
3.4 Uitvoering van het onderzoek
Uit een oogpunt van objectiviteit zal de evaluatie SUWI 2006 worden uitgevoerd door externen. Aangezien de omvang van de evaluatie aanzienlijk is, is gekozen voor het laten uitvoeren van een aantal deelonderzoeken. Er komen deelonderzoeken naar:
• werk boven uitkering en klantgerichtheid;
• doelmatigheid;
• sturing en toezicht
• het functioneren van de RWI.
De rapporten worden openbaar aanbesteed conform de Europese aanbestedingsregels.
Een hoofdaannemer is verantwoordelijk voor de afstemming tussen de deelonderzoeken. De hoofdaannemer is daarnaast verantwoordelijk voor de totstandkoming van het eindrapport, waarin het antwoord moet worden gegeven op de centrale vragen. In het eindrapport zullen de uitkomsten worden verwerkt van de separate evaluatieonderzoeken naar de Wet verbetering poortwachter, de werking van de reïntegratiemarkt (op basis van het trendrapport 2006) en de individuele reïntegratieovereenkomst (IRO).
4. Betrokkenheid uitvoeringsorganisaties en belanghebbenden
Het concept plan van aanpak evaluatie SUWI 2006 is besproken in bestuurlijk overleggen met CWI, UWV, SVB, VNG, Divosa, RWI, LCR, IB en BKWI, alsmede in het Algemeen Ketenoverleg (AKO). De uitkomsten en de conclusies van de evaluatie zullen ook met deze organisaties worden besproken, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau, voordat de evaluatie aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
Bij de evaluatie is betrokkenheid van vertegenwoordigers van de SUWI-organisaties en cliënten(organisaties) van groot belang. Zij zullen worden uitgenodigd zitting te nemen in de klankbordgroep die zal worden ingesteld. Via deze klankbordgroep kunnen zoveel mogelijk belanghebbenden bij het project worden betrokken, zonder dat daarmee de onafhankelijkheid van de evaluatie in het geding komt.
Naast de hierboven genoemde organisaties kunnen al naar gelang het onderwerp ook andere organisaties voor de klankbordgroep worden uitgenodigd. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan vertegenwoordigers van gemeenten, cliëntenraden en aan wetenschappers.
Er zal overleg worden gevoerd met BOREA.
Aangezien in het kader van de evaluatie SUWI 2006 de SUWI-zbo’s conform de rijksbrede criteria zullen worden doorgelicht, is nauwe afstemming met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Financiën noodzakelijk.
15 December 2005:
– Vaststelling Plan van aanpak, verzending ter informatie aan Tweede Kamer
15 December–28 februari 2006:
– Aanbesteding en gunning onderzoeksopdrachten
28 februari–15 juli:
– Uitvoering deelonderzoeken
– Opstelling deel- en eindrapporten
15 juli–15 augustus:
– Afstemming concept eindrapport met betrokken organisaties
1 oktober:
– Aanbieding eindrapport en deelrapporten aan parlement
De SVB maakt geen onderdeel uit van de keten Werk en inkomen. Wel vindt er geautomatiseerde gegevensuitwisseling plaats met andere SUWI-organisaties, bijvoorbeeld via RINIS.
Voor de SVB geldt dat het thema «de klant centraal» gerelateerd moet worden aan de doelstelling juiste en rechtmatige uitkeringsverstrekking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26448-229.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.