26 283
Migratie Antilliaanse jongeren

nr. 52
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2009

Op 1 februari 2008 heeft uw Kamer de kabinetsbrief ontvangen waarin het beleid voor Antilliaans Nederlandse jongeren met problemen vanaf 2009 is opgenomen1. Een belangrijk onderdeel hiervan is de uitvoering door de gemeenten. Hierover is in 2008 het eindrapport verschenen van de Taskforce Antilliaanse Nederlanders dat op 30 september 2008 aan uw Kamer is aangeboden2. Het eindrapport van de Taskforce is voor het Rijk en gemeenten aanleiding geweest om de aanpak van deze problematiek opnieuw tegen het licht te houden. In deze brief geeft het kabinet aan welke keuzes het maakt ten aanzien van de aanpak van de probleemjongeren voor de periode vanaf 2010.

Inhoud en indeling van deze brief

De komende jaren zullen gebruikt worden om enerzijds de problematiek verder terug te dringen en anderzijds de benodigde specifieke kennis en deskundigheid zo veel mogelijk bij reguliere instellingen onder te brengen. Gemeenten zijn hiervan de uitvoerders en zullen samenwerken met de Antilliaanse gemeenschap. Het Rijk zal jaarlijks met de gemeenten de voortgang bespreken en voert bovenregionale activiteiten uit (o.a. kennisdeling en onderzoek). De 22 Antillianengemeenten ontvangen in de periode 2010 t/m 2013 euro 4,5 mln per jaar via een decentralisatie-uitkering. In de periode hierna (2014 t/m 2017) zal deze bijdrage worden afgebouwd.

In paragraaf 1 van deze brief wordt kort een probleembeschrijving gegeven. Ook zijn in deze paragraaf de meest recente cijfers opgenomen over schooluitval, werkloosheid en criminaliteit.

In paragraaf 2 wat gaat het kabinet doen, wordt ingegaan op het bestaande beleid en de versterking daarvan, en de wijze waarop Rijk, Antillianengemeenten en de Antilliaanse gemeenschap de komende jaren gezamenlijk deze problematiek zullen aanpakken. Aan de orde komen: de wijze waarop het Rijk en gemeenten de adviezen van de Taskforce gebruiken, de toename van het aantal Antillianengemeenten, de voor de gemeenten beschikbare middelen van 2010 t/m 20131, de eisen die aan de gemeentelijke plannen zullen worden gesteld en de wijze waarop gemeentelijke plannen zullen worden vastgesteld.

In de laatste paragraaf is aangegeven hoe de komende jaren de voortgang beoordeeld wordt, en de manier waarop het Rijk en de gemeenten voortgang en resultaten zullen meten.

Deze brief wordt uw Kamer mede namens de minister voor Jeugd en Gezin, de minister van Justitie, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangeboden. Over de inhoud van deze brief heeft overleg plaatsgevonden met de Antillianengemeenten en vertegenwoordigers van de Antilliaanse gemeenschap.

Probleembeschrijving

In Nederland leven zo’n 130 000 Antilliaanse Nederlanders. Er zijn twee werkelijkheden. Al gaat het met de meeste van hen gewoon goed, een in verhouding groot deel van hen heeft problemen om aansluiting te vinden en te participeren in de samenleving. Dit uit zich in o.a. oververtegenwoordiging op gebieden als criminaliteit, werkloosheid en voortijdig schooluitval. Uw Kamer heeft ter zake informatie ontvangen in eerdere brieven van 1 februari 2008 en, meer recentelijk, van 14 april 2009 (in antwoord op uw vragen2 over het aantal Antilliaans-Nederlandse jongeren met problemen)3. Uit de cijfers in laatstgenoemde brief bleek dat het jaarlijks gaat om ongeveer 300 voortijdig schoolverlaters in het voortgezet onderwijs, 900 voortijdig schoolverlaters in het MBO, 2000 jongeren zonder werk, en zo’n 3300 jongeren tegen wie proces verbaal wordt opgemaakt.

Stabilisatie/afname op gebieden criminaliteit en schooluitval

In Nederland is er in zijn algemeenheid sprake van een afname van de criminaliteit. Bij de Antilliaanse Nederlanders is deze afname zelfs iets groter4. Uit de cijfers in onderstaande tabel komt naar voren dat criminaliteit, gemeten in HKS cijfers (het aantal verdachten tegen wie proces verbaal is opgemaakt), sinds 2004 is afgenomen, zowel in absolute cijfers als in percentage van de Antilliaanse Nederlandse populatie5.

Toch is de oververtegenwoordiging nog hoog. In bijlage 1 zijn recente cijfers opgenomen over de oververtegenwoordiging van Antilliaanse Nederlanders waar het schooluitval, criminaliteit en werkloosheid betreft. In 2008 is het aantal verdachten onder de Antilliaanse Nederlanders meer dan zes keer zo hoog als bij autochtone Nederlanders. De oververtegenwoordiging is wel afgenomen van 7,3 in 2004 naar 6,4 in 20086.

 Aantal Antilliaans Nederlandse verdachten van 12 en ouder Aantal Antilliaans Nederlandse verdachten van 12 jaar en ouder als percentage van het totale aantal in Nederland wonende Antilliaans Nederlandse personen van 12 jaar en ouder
20049 2289,0%
20058 5518,3%
20068 1728,0%
20078 3088,0%
20088 2717,8%

Waar het voortijdig schoolverlaten betreft, laten de cijfers over de periode 2004/2005 t/m 2006/2007 ook een daling zien. Dit geldt voor zowel het voortgezet onderwijs als het MBO. In het voortgezet onderwijs is daarbij ook de oververtegenwoordiging gedaald. Op het MBO is de oververtegenwoordiging niet afgenomen omdat schooluitval onder andere groepen ook gedaald is.

Waar het werkloosheidscijfers betreft lijkt vooral de economische conjunctuur bepalend. In jaren van lage werkloosheid (2002 en 2007) bedroeg werkloosheid onder Antilliaanse Nederlandse ongeveer 10%. In 2005 (jaar met hoge werkloosheid) bedroeg werkloosheid onder Antilliaanse Nederlanders 16%. De oververtegenwoordiging bleef gedurende deze jaren echter constant. Over de hele periode 2002 t/m 2008 lag het werkloosheidspercentage onder Antilliaanse Nederlanders ongeveer drie keer hoger dan onder autochtone Nederlanders. In vergelijk met andere groepen doen de Antilliaanse Nederlanders (in de leeftijd tussen 15 en 65 jaar) het iets beter dan de Marokkaanse Nederlanders en iets slechter dan de Turkse Nederlanders, maar deze percentages verschillen weinig. Het werkloosheidspercentage onder Antilliaanse Nederlanders in 2008 (meest actuele cijfers) bedroeg 9,7%. Zie bijlage 1 voor een overzicht van werkloosheidspercentages over de periode 2002 t/m 2008.

Betekenis voor de toekomst

De inspanningen van het kabinet om de problematiek van de schooluitval, de werkloosheid en de criminaliteit te verminderen werpen vruchten af. Dit is ook het geval bij de Antilliaanse Nederlanders.

Het is aannemelijk dat niet alleen de inzet van de overheid en de Antilliaanse gemeenschap gedurende de laatste jaren, maar ook de afgenomen immigratie vanuit de Nederlandse Antillen sinds 2000, van invloed is geweest. In haar rapport schrijft de Taskforce Antilliaanse Nederlanders hierover dat problemen van Antilliaanse Nederlanders in belangrijke mate bepaald worden door deze migratie. In de jaren negentig steeg het aantal Antilliaanse migranten uit de Nederlandse Antillen. Sinds 2000 neemt de jaarlijkse immigratie juist af en vanaf 2003 is het migratiesaldo zelfs negatief1.

Uit de jaarlijkse rapportages van gemeenten blijkt dat onder de Bestuurlijke Arrangementen veel werk verzet is op gemeentelijk niveau. Ook is duidelijk dat de inzet van de Antilliaanse gemeenschap in veel gemeenten constructief is geweest. Ondanks positieve signalen kunnen we nog geen harde uitspraken doen over de effecten van het beleid. De Bestuurlijke Arrangementen worden momenteel geëvalueerd. Het evaluatierapport zal in het eerste kwartaal van 2010 worden opgeleverd. Een onderdeel van deze evaluatie is een studie naar best practices. De inzet en betrokkenheid van de Antilliaanse gemeenschap en de samenwerking tussen gemeenschap en gemeenten is onderdeel van deze evaluatie. Ook vindt op dit moment een herhalingsonderzoek plaats naar de wetenschappelijk geschatte omvang en kenmerken van de groep langdurig in Nederland verblijvende niet in de GBA geregistreerd staande Antilliaanse Nederlanders. Dit onderzoek zal voor het eind van het jaar zijn afgerond. Beide onderzoeksrapporten zullen meer inzicht geven in de effecten van het gevoerde beleid en zullen aan uw Kamer worden aangeboden.

Achterliggende oorzaken

Voor een uitgebreidere beschrijving van de verschillende oorzaken die aan de basis liggen van de oververtegenwoordiging van Antilliaanse Nederlanders op de gebieden schoolverlaten, werkloosheid en criminaliteit wordt verwezen naar eerder genoemde brief van 1 februari 2008 over dit onderwerp en naar het rapport van de Taskforce. Kort gezegd verkeert een nog te groot deel van de Antilliaanse Nederlanders in een sociaal-economisch achtergestelde positie met bijhorende problemen van dien. Het gaat hierbij om zaken als: instabiele gezinssituaties, armoede, tienerzwangerschappen1, laag opleidingsniveau, geen realistisch zelfbeeld, onvoldoende taalbeheersing, schulden – vaak door een onverantwoorde levensstijl –, onvoldoende vertrouwen in de overheid en hulpverlening, onvoorbereid naar Nederland komen, moeite hebben met de relatief complexe Nederlandse samenleving en het vinden van huisvesting2.

Uit gesprekken met gemeenten is in aanvulling hierop, naar voren gekomen dat een deel van de Antilliaans Nederlandse jongeren die in aanraking komen met de politie een zeer laag opleidingsniveau hebben, aanpassingsproblemen hebben en soms lijken te kampen met psychische en/of LVG-problematiek. Om hier meer inzicht in te verkrijgen zal hier onderzoek naar worden verricht. De uitkomsten van dit onderzoek zullen naar verwachting beschikbaar zijn in het laatste kwartaal van 2009.

Tot slot is het van belang op te merken dat problemen onder Antilliaans Nederlandse jongeren vaak niet of te laat worden onderkend en vervolgens ad hoc en niet altijd met voldoende kennis van zaken worden aangepakt3. De beoogde gedragsverandering is daardoor vaak onvoldoende en veelal van tijdelijke aard.

Wat gaan kabinet en gemeenten doen

Van 2005 tot en met 2008 richtte het kabinet zich met de Bestuurlijke Arrangementen met gemeenten op het terugdringen van de oververtegenwoordiging van Antilliaans Nederlandse probleemjongeren op de terreinen van schooluitval, werkloosheid en criminaliteit. In voorgaande paragraaf is aangegeven dat criminaliteit en schooluitval de laatste jaren zijn afgenomen. De extra inzet van de afgelopen jaren zal van 2010 t/m 2013 worden voorgezet om deze resultaten te bestendigen en de nog bestaande oververtegenwoordiging op eerder genoemde terreinen verder terug te dringen.

De bereikte resultaten sinds 2005, de afnemende migratie sinds 2000 en de staatkundige hervormingen van de Nederlandse Antillen, bieden de ruimte om de extra inzet geleidelijk af te bouwen en in te bedden bij reguliere instanties. De periode van 2010 t/m 2013 zal gebruikt worden om enerzijds de problematiek (oververtegenwoordiging) verder terug te dringen en anderzijds al zoveel mogelijk de benodigde specifieke kennis en deskundigheid bij reguliere instanties onder te brengen. Het Rijk stelt hiervoor een jaarlijkse bijdrage van € 4,5 miljoen beschikbaar. In de periode die hierop volgt, van 2014 t/m 2017 zal deze extra bijdrage worden afgebouwd.

De inspanningen van het kabinet blijven er op gericht om de overlast die door Antilliaans Nederlandse jongeren wordt veroorzaakt aan te pakken, vooral in steden met veel problemen onder deze groep. Daarbij moet het de harde kern maar ook jongeren daarom heen, duidelijk zijn dat er geen excuses bestaan voor asociaal of crimineel gedrag. Indien een jongere zijn leven op orde wil brengen en daarbij hulp nodig heeft, dan is ondersteuning en begeleiding beschikbaar. Het kabinet wil er echter geen misverstand over laten bestaan dat het de verantwoordelijkheid van de jongere zelf is om de geboden kansen ook daadwerkelijk te pakken.

Naast het stellen van grenzen zal ook perspectief worden geboden aan de jonge generatie Antilliaans Nederlandse kinderen die leeft in gezinnen die nu onmachtig zijn hen goed op te voeden. Dit perspectief moet ook worden geboden aan jongeren die hun school niet afmaken, aan nieuwkomers vanuit de Nederlandse Antillen, ex-gedetineerden, ouders en/of alleenstaande moeders die moeite hebben met de opvoeding van hun kinderen, en andere Antilliaanse Nederlanders die moeite hebben om hun leven op orde te krijgen. Vaak is daarbij sprake van een multiproblematiek. Door op tijd de juiste ondersteuning of begeleiding te bieden, kunnen grotere persoonlijke en maatschappelijke problemen voorkomen worden.

De aanpak krijgt op lokaal niveau vorm. Uiteindelijk moet daar door effectief ingrijpen door verantwoordelijke instanties de oververtegenwoordiging op gebieden als criminaliteit en werkloosheid worden teruggedrongen. Om te voorkomen dat instellingen daarbij langs elkaar heen werken moet samenhangend te werk worden gegaan1. Tevens zullen de instellingen de specifieke aanpakken en bewezen methoden zich eigen moeten maken zodat zij deze vaak lastige groep jongeren, adequaat kunnen corrigeren en helpen. De gemeenten zijn hiervoor eerstverantwoordelijke maar gelet op de hardnekkigheid van de problematiek, vraagt dit ook om de ondersteuning van het Rijk en de betrokkenheid en inzet van de Antilliaanse gemeenschap.

Op dit moment maken de Antillianengemeenten plannen voor de periode 2010 t/m 2013 waarin de adviezen van de Taskforce over de coördinatie, de focus in de aanpak, de keuze voor methodieken en de specifieke groepen worden verwerkt. Daarbij hebben de gemeenten, afhankelijk van de lokale situatie, de vrijheid eigen prioriteiten te stellen. Belangrijk voor de aanpak de komende jaren is dat deze goed gecoördineerd en samenhangend is. De gemeenten ontvangen een bijdrage via de decentralisatie-uitkering. Dit markeert een nieuwe fase voor het beleid, waarbij de overgang gemaakt wordt van een veelheid van activiteiten en projecten naar een meer samenhangende aanpak die beter gebruik maakt van de bijdrage die reguliere instanties leveren bij de vermindering van de problematiek.

Het is de bedoeling dat in de toekomst bestaande instellingen iedereen adequaat helpen. Dit is iets anders dan dat iedereen op dezelfde manier wordt geholpen. Ook bestaande instellingen zullen met een specifieke aanpak kunnen en moeten werken als daarmee goede resultaten worden bereikt bij bepaalde groepen. Het kabinet wil uiteindelijk af van het specifieke beleid voor bepaalde groepen dat eruit bestaat dat er speciaal voor bepaalde groep (in dit geval Antillianen) projecten, structuren en organisaties worden opgericht. Het verdient de voorkeur om er naar toe te werken dat de bestaande instellingen wel goed zijn uitgerust. Dat daar nog veel moet gebeuren blijkt wel uit het feit dat allochtone jongeren zijn ondervertegenwoordigd in de lichte vormen van hulpverlening en juist oververtegenwoordigd in de zware vormen van hulpverlening. Dit kan er op wijzen dat problemen niet tijdig worden onderkend en afdoende behandeld.

Voorts onderschrijft het kabinet de aanbeveling van de Taskforce van de werkwijze van «vinden en binden», zoals reeds in een aantal gemeenten het geval is. Deze werkwijze blijkt vooral effectief waar het gaat om doorgaans lastige bereikbare groepen en jongeren met wie gedurende een langere periode vrij intensief contact moet worden onderhouden om tot resultaten te komen. Naast het totaal pakket aan mogelijkheden dat voor alle Nederlandse jongeren beschikbaar is om gedrag in de goede richting te beïnvloeden, zullen zodoende, waar nodig, voor Antilliaans Nederlandse jongeren coaches en/of begeleiders beschikbaar zijn, vaak met een Antilliaanse achtergrond, die deze jongeren begeleiden bij het op orde krijgen van hun leven.

Bestaand beleid en versterking daarvan

Het kabinet heeft reeds veel reguliere maatregelen genomen die ook van invloed zijn op de problematiek rond Antilliaans Nederlandse jongeren. Voorbeelden zijn: het supersnelrecht, de veiligheidshuizen waarin de persoonsgerichte benadering vorm krijgt, de wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, de laagdrempelige opvoedondersteuning via de centra voor jeugd en gezin, het programma diversiteit in het jeugdbeleid, de mogelijkheid van de burgemeester om via de Raad voor de kinderbescherming de kinderrechter te verzoeken opvoedondersteuning dwingend op te leggen en de extra middelen voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid en plusvoorzieningen in het MBO om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. Voor een uitgebreid overzicht van reeds bestaande en/of geplande (reguliere) maatregelen die ook van invloed zijn op de aanpak van problemen die door Antilliaanse Nederlandse jongeren worden veroorzaakt verwijs ik u naar de bijlage 2. In deze bijlage zijn zowel repressieve als preventieve maatregelen opgenomen.

Om jongeren goed te kunnen helpen, is een soepele samenwerking noodzakelijk tussen alle partijen in de jeugdketen. De jeugdketen bestaat uit een groot aantal instanties en professionals, die echter te vaak langs elkaar heen werken. De verwijsindex risicojongeren brengt risicomeldingen van hulpverleners bij elkaar en informeert hulpverleners onderling over hun betrokkenheid bij jongeren. De verwijsindex moet bijdragen aan effectievere samenwerking van hulpverleners en gemeenten.

De Tweede Kamer heeft op 2 juli ingestemd met het wetsvoorstel voor de verwijsindex risicojongeren. Bij de behandeling van het wetsvoorstel is aan de orde geweest hoe de problematiek van Antilliaans-Nederlandse jongeren kan worden meegenomen in het kader van de verwijsindex risicojongeren. De Kamer heeft een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht te bevorderen dat de Antillianencoördinator in zijn hoedanigheid als gemeentelijk medewerker met een regierol in het jeugdbeleid meldingsbevoegd wordt in de verwijsindex. De motie is verwerkt in de algemene maatregel van bestuur die in november bij uw Kamer zal worden voorgehangen. In aansluiting op de brief van 19 december 2008, zal het kabinet een visie presenteren over de bredere problematiek van registratie op etniciteit. De kabinetsvisie zal binnenkort in de Ministerraad worden besproken en vervolgens aan uw Kamer worden voorgelegd. Inmiddels zijn 122 gemeenten op de verwijsindex risicojongeren aangesloten, waarvan 8 van de zogenoemde 21 Antillianengemeenten. De ervaringen zijn positief aangezien de 8 Antillianengemeenten in het kader van de proeftuin actief melden aan de verwijsindex. De komende maanden zullen de andere gemeenten aansluiten. Het organiseren van de samenwerking op lokaal niveau vergt de nodige inspanningen in de Antillianengemeenten. Ter ondersteuning is een implementatiemanager aangesteld die de Antillianengemeenten begeleidt bij het aansluiten op de verwijsindex.

Inburgering

Antilliaanse Nederlanders zijn niet verplicht in te burgeren omdat zij de Nederlandse nationaliteit bezitten. Via de regeling vrijwillige inburgering kunnen Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders met een taalachterstand wel een aanbod voor inburgering en taal krijgen van gemeenten. In 2007 en 2008 hebben gemeenten in het kader van de regeling vrijwillige inburgering in totaal 127 inburgeringsvoorzieningen aan Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders aangeboden1. Het ging om 68 reguliere inburgeringsvoorzieningen, 59 inburgeringsvoorzieningen gecombineerd met reïntegratie en/of op de arbeidsmarkt gerichte activiteiten, en 1 taalkennisvoorziening1. Voor de eerste helft van 2009 bedroegen deze cijfers respectievelijk: 52 voorzieningen, waarvan 33 regulier, 18 gecombineerd en 1 taalkennisvoorziening.

In vergelijking met het vorige inburgeringsstelsel (tot 1-1-2007) is het aantal door gemeenten aangeboden inburgeringsvoorzieningen aan Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders laag. Als verklaring voor deze huidige lage aantallen zijn door gemeenten de volgende oorzaken genoemd: Antilliaanse Nederlanders zijn niet inburgeringsplichtig; inburgering heeft voor Antilliaanse Nederlanders geen prioriteit; inburgering heeft voor Antilliaanse Nederlanders een negatieve «allochtone» associatie en er wordt door gemeenten en aanbieders niet actief geworven onder Antillianen.

Een aantal gemeenten heeft reeds actie ondernomen om meer taalcursussen te geven aan Antilliaanse Nederlanders. Zo heeft Capelle a/d IJssel een communicatiecampagne uitgevoerd om de voordelen van inburgeren onder de aandacht te brengen en heeft bijvoorbeeld Nijmegen, samen met de Antilliaanse gemeenschap, specifieke taaltrajecten ontwikkeld en aangeboden voor Antilliaanse Nederlanders.

Het kabinet wil samen met gemeenten de komende jaren meer Antilliaanse Nederlanders (waaronder ook nieuwkomers) bereiken en hen een passend aanbod voor Inburgering en Taal doen. Dit zal gedaan worden door de Antilliaanse gemeenschap hier meer bij te betrekken. Samen zullen oplossingen worden gezocht om meer kandidaten voor deze cursussen te bereiken en te werven. Ook zal worden bekeken of het koppelen van inburgerings- en taalcursussen aan andere trajecten een mogelijk effectieve aanpak is. Denk daarbij aan intensieve gezinsbegeleiding en trajecten gericht op participatie of deelname aan de arbeidsmarkt. Voor wat betreft een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een vrijwillige inburgeraar met een uitkering, geldt dat deze wordt afgestemd op een voorziening gericht op de arbeidsinschakeling.

Onderzoek en verspreiding kennis

Onderzoeken die op dit moment worden uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VROM zijn de evaluatie van de Bestuurlijke Arrangementen en het onderzoek naar best practices; het herhalingsonderzoek naar het aantal niet in de GBA ingeschreven Antilliaanse Nederlanders en eerdergenoemd onderzoek naar sociaal-psychologische aspecten van criminaliteit onder Antilliaans Nederlandse jongeren. De uitkomsten van deze onderzoeken zullen beschikbaar worden gesteld voor gemeenten en de Nederlandse Antillen via het Sociaal Kenniscentrum Curaçao Nederland (het SKCN). Onderzoeken die op dit moment door het WODC worden uitgevoerd en die specifiek betrekking hebben op het terugdringen van criminaliteit onder Antilliaanse Nederlanders zijn opgenomen in bijlage 2.

Betrokkenheid van de Antilliaanse gemeenschap

Voor een succesvolle aanpak en het vinden en binden van de Antilliaanse doelgroep, is samenwerking met de Antilliaanse gemeenschap nodig. De komende jaren wordt de Antilliaanse gemeenschap structureler, en minder vrijblijvend betrokken bij de verschillende stadia van beleidsformulering en -uitvoering. Waar nodig wordt ondersteuning geboden om de deskundigheid en het netwerk van de Antilliaanse Nederlanders of de Antilliaanse organisaties te vergroten.

Het kabinet zal samenwerkingsverbanden op lokaal niveau ondersteunen. Daartoe wordt samen met de Antillianengemeenten en de Antilliaanse gemeenschap gewerkt aan een manier om partijen te binden aan een structurele vorm van samenwerking, passend bij de lokale situatie. Het kabinet neemt het advies van de Taskforce over om de ontwikkeling van een landelijk secretariaat ten behoeve van de lokale vertegenwoordigers van de Antilliaanse gemeenschap te ondersteunen.

TOPA, de commissie die tijdens de uitvoering van de bestuurlijke arrangementen de samenwerking tussen gemeenten en Antilliaanse gemeenschap heeft ondersteund en gestimuleerd, is gevraagd een advies te schrijven over de wijze waarop de samenwerking tussen gemeenten en de Antilliaanse gemeenschap verder verbeterd kan worden. Dit advies zal in oktober 2009 worden aangeboden aan de minister voor WWI. In overleg met Antillianengemeenten en de Antilliaanse gemeenschap zullen aan de hand van dit advies verdere afspraken gemaakt worden voor de periode vanaf 2010.

Samenwerking met Nederlandse Antillen/Curaçao

De problematiek in Nederland kan niet worden losgezien van de situatie op de Nederlandse Antillen, en in het bijzonder Curaçao1. De problemen waar een groep Antilliaanse Nederlanders mee worstelt is gedeeltelijk meegenomen uit de Nederlandse Antillen. Ook speelt hierbij een niet realistisch beeld van wat men in Nederland kan verwachten. Dit geldt in het bijzonder voor personen die in de Nederlandse Antillen al in een maatschappelijke kansarme positie verkeerden. De ervaring leert dat deze Antilliaanse Nederlanders in Nederland de aansluiting sneller missen en dat dit effect heeft op volgende generaties. Dit is niet wenselijk. De afgelopen jaren (2004–2007) kwamen gemiddeld ongeveer 3000 personen van de Nederlandse Antillen en Aruba naar Nederland (het netto saldo was deze jaren overigens negatief)2. Ten aanzien van niet realistische verwachtingspatronen bij jongeren die naar Nederland komen zal samen met de Antilliaanse gemeenschap bekeken worden hoe hier verbetering in kan worden aangebracht.

Het kabinet verwacht dat migratie naar Nederland de komende jaren gelijk blijft of afneemt. De staatkundige veranderingen moeten leiden tot een verbetering van het welzijn van de inwoners van de Nederlandse Antillen. Het kabinetsbeleid is erop gericht dat alle eilanden van de Nederlandse Antillen op het moment van transitie een gezonde startpositie hebben. Dit wordt bevorderd door de schuldsanering en investeringen in de maatregelen die zijn neergelegd in de Sociaal-Economische Initiatieven (SEI’s).

Met het SEI werken alle vijf de eilanden aan de verbetering van het investeringsklimaat door o.a. het aanpassen van arbeidswetgeving, het terugdringen van administratieve lasten en, bij de relatief grote economieën van Curaçao en Sint Maarten, het invoeren van mededingingswetgeving en een mededingingsautoriteit. Ook omvatten de SEI’s voor een totaalbedrag van ANG 132 miljoen aan investeringen, die moeten bijdragen aan structurele economische groei. Zo wordt geïnvesteerd in infrastructuur, werkgelegenheid, toerisme, middenen kleinbedrijf en diversificatie van de economie.

Ook het Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP) en de projecten die via de Antilliaanse Medefinancierings Organisatie (AMFO) worden gefinancierd zullen bijdragen aan de verbetering van het toekomstperspectief van Antilliaanse jongeren in de eigen regio. Binnen het Onderwijsprogramma wordt gewerkt aan het inrichten van een zorgstructuur om te voorkomen dat leerlingen voortijdig het onderwijs verlaten en aan verbetering van het niveau van het Nederlands. AMFO werkt, door financiering van NGO’s, aan een duurzame oplossing van armoede en sociale uitsluiting op de eilanden van de Nederlandse Antillen. Het leeuwendeel van de door AMFO gefinancierde projecten richt zich op de jeugd.

Overige samenwerkingsverbanden met de Nederlandse Antillen, en Curaçao in het bijzonder, zijn: de ondersteuning van de integrale wijkaanpak op Curaçao; het project Toekomst Antilliaanse Militie1, de onderwijssamenwerking tussen Curaçao en de 21 Antillianengemeenten (gericht op vroeg- en voorschoolse educatie, handhaving leerplicht en verzelfstandiging openbaar onderwijs) en de verbeterde uitwisseling van kennis en ervaring tussen Nederland en de Nederlandse Antillen en Curaçao om inzicht te krijgen in de aard van problemen van jongeren en oplossingen die effectief zijn. Hiervoor zet het Sociaal Kenniscentrum Curaçao-Nederland (SKCN) een informatie-infrastructuur op.

Samenwerking met Gemeenten

Het Rijk zal van 2010 t/m 2013 financiering beschikbaar stellen voor de gemeentelijke aanpak. Daarna zal de rijksbijdrage aan de gemeentelijke aanpak van 2014 t/m 2017 afgebouwd worden. Er moet voorkomen worden dat beleid op beleid wordt gestapeld en het is daarom van belang dat gemeenten reeds de komende jaren de extra middelen in toenemende mate via reguliere gemeentelijke instellingen tot besteding zullen laten komen. Uiteindelijk zullen deze instellingen iedereen, inclusief Antilliaanse Nederlanders, op adequate en effectieve manier moeten kunnen bijstaan en waar nodig corrigeren. Hiervoor zullen de instellingen specifieke kennis, ervaring met deze groep, en capaciteit in huis moeten hebben.

Er wordt naar gestreefd dat, met ondersteuning van het Rijk, dit zoveel mogelijk in 2013 volbracht is. Het kabinet sluit zich aan bij het advies van de Taskforce dat gemeenten met een relatief kleine problematiek al vanaf 2010 zo veel mogelijk via reguliere kanalen werken en dat «reguliere instellingen» moeten worden aangejaagd.

Van 2010 t/m 2013 zal jaarlijks € 4,5 miljoen door het Rijk beschikbaar worden gesteld voor de uitvoering van de gemeentelijke plannen. Bestuurlijk is afgesproken dat de gemeenten hetzelfde bedrag investeren waardoor jaarlijks € 9 miljoen beschikbaar zal zijn. De verdeling van de rijksmiddelen over de gemeenten is opgenomen in bijlage 3. De verdeling is dezelfde als voorgaande jaren waarmee wordt voorkomen dat opgedane kennis en ervaring binnen gemeenten verloren gaat als gevolg van een bijstelling van beschikbare middelen. Van 2014 t/m 2017 zal de rijksbijdrage geleidelijk worden afgebouwd.

De driedeling in gemeenten zoals door de Taskforce voorgesteld wordt overgenomen in de zin dat de Gemeenten met een relatief kleine problematiek reeds vanaf 2010 zoveel mogelijk dienen in te zetten op het versterken van de gemeentelijke voorzieningen. Op dit moment wordt door het Rijk, in overleg met gemeenten de laatste hand gelegd aan het toetsingskader dat gebruikt wordt bij de vaststelling van de gemeentelijke plannen.

Van de vijf mogelijke nieuwe Antillianengemeenten die in het rapport van de Taskforce worden genoemd, hebben de gemeenten Spijkenisse en Hellevoetsluis aangegeven zich de komende jaren te willen aansluiten als Antillianengemeente. Arnhem, met wie in 2005 een Bestuurlijk Arrangement was afgesloten, heeft aangegeven dat de omvang van de problematiek niet langer categoraal beleid rechtvaardigt en dat de gemeente daarom na 2009 hierover geen vervolgafspraken zal maken met het Rijk. Door deze mutaties is er vanaf 2010 sprake van in totaal 22 Antillianengemeenten.

De rijksmiddelen zullen met een decentralisatie-uitkering via het gemeentefonds beschikbaar worden gesteld. In de septembercirculaire zijn gemeenten nader geïnformeerd over de vormgeving van deze decentralisatie-uitkering. Hierdoor zullen de administratieve lasten, die verband houden met de financiële rapportages, afnemen. Om op bestuurlijk niveau prestatie-afspraken met elkaar te kunnen maken, leveren gemeenten voor het eind van 2009 hun beleidsvoornemens aan. Via een gemeentemonitor en een jaarlijkse rapportage is het samenwerkingsverband van gemeenten en rijk in staat om jaarlijks de voortgang en de effectiviteit van de aanpak te bespreken. Hierbij zullen zowel de uitvoering als de resultaten ten aanzien van beide doelstellingen (1. terugdringen van overlast en 2. toerusten van reguliere instellingen met specifieke kennis, ervaring en werkwijzen) worden besproken.

Een belangrijk onderdeel van de gemeentelijke plannen betreft de samenwerking met de Antilliaanse gemeenschap. Het advies van de Taskforce om middelen beschikbaar te stellen voor een professionalisering van de gemeentelijke beraden wordt overgenomen. In de gemeentelijke plannen zal daarom worden aangegeven hoe de professionalisering en ondersteuning van de gemeenschap, en tevens de samenwerking met de Antilliaanse gemeenschap vorm zal krijgen

Monitoring en evaluatie

Jaarlijks zal VROM met gemeenten overleggen over de voortgang van de plannen en de tot dan toe bereikte resultaten. Tijdens deze overleggen zullen ook, indien nodig, aanpassingen van de gemeentelijke plannen besproken en overeengekomen kunnen worden.

Gedegen, actuele en vergelijkbare cijfers (zowel in de tijd als tussen gemeenten) zijn nodig om de resultaten van de gemeentelijke plannen de komende jaren te meten. VROM werkt op dit moment met de Antillianengemeenten aan een monitor om dit mogelijk te maken. Met deze monitor zullen op gemeentelijk niveau jaarlijks gegevens worden verzameld. Hierdoor zullen gemeenten en Rijk over gedetailleerde en actuele informatie kunnen beschikken. Uw Kamer zal over de uitkomsten van deze jaarlijkse metingen geïnformeerd worden.

Eind 2012, begin 2013 zal een evaluatie worden uitgevoerd met als doel inzicht te krijgen in de bereikte voortgang en resultaten. Ook zal de evaluatie moeten aangeven in hoeverre, inbedding van specifieke kennis en aanpakken bij reguliere instellingen nog moet plaatsvinden en zo ja, op welke wijze. Daarbij zal ook gekeken worden naar de hiervoor benodigde capaciteit.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan

BIJLAGE 1

Indicatoren schooluitval, criminaliteit en werkloosheid

De 21 Antillianengemeenten hebben gedurende de periode 2005 t/m 2008 (en tevens in het overgangsjaar 2009) ingezet op het terugdringen van de oververtegenwoordiging van Antilliaans Nederlanders jongeren waar het bovengenoemde drie indicatoren aangaat.

Voortijdig schoolverlaten1

Het percentage voortijdige schoolverlaters in het voortgezet onderwijs van Antilliaans Nederlandse herkomst is gedaald van 4% in 2004/05 naar 3% in 2006/07. Het voortijdig schooluitval onder autochtone leerlingen in het voortgezet onderwijs bedraagt 2%. Omdat het hier om relatief kleine aantallen gaat en om kleine onderlinge verschillen is voorzichtigheid geboden bij het interpreteren van deze cijfers. Desalniettemin komt uit de CBS cijfers naar voren dat de oververtegenwoordiging in deze periode is gedaald van 100% naar 50%.

Waar het het voortijdig schooluitval van Antilliaans Nederlandse leerlingen in het MBO betreft zien we een afname van 20% in 2004/05 naar 17% in 2006/07. De oververtegenwoordiging van Antilliaanse Nederlandse jongeren ten opzichte van andere leerlingen is niet gedaald (maar gestegen) want bij de meeste andere groepen daalde in dezelfde periode het percentage voortijdig schoolverlaters op het MBO sterker. Als volgt: onder Turkse Nederlanders minus 22%, onder Surinaamse Nederlanders minus 21%, onder autochtone Nederlanders minus 20%, onder Antilliaanse Nederlanders dus minus 15% en onder Marokkaanse Nederlanders minus 6%.

Criminaliteit2

Als indicator van criminaliteit worden de «cijfers over de Antilliaanse verdachtenpopulatie van de 21 Antillianengemeenten» gebruikt. In onderstaande tabel is het percentage Antilliaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder tegen wie in het betreffende jaar proces verbaal is opgemaakt, vermeld.

Tabel 1

 Aantal Antilliaans Nederlandse verdachten van 12 en ouderAantal Antilliaans Nederlandse verdachten van 12 jaar en ouder als percentage van het totale aantal in Nederland wonende Antilliaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder
20049 2289,0%
20058 5518,3%
20068 1728,0%
20078 3088,0%
20088 2717,8%

Bovenstaande tabel laat zien dat sinds 2004 het aantal Antilliaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder tegen wie jaarlijks proces verbaal wordt opgemaakt, geleidelijk afneemt. Zowel in absolute aantallen als in percentage van de totale Antilliaans Nederlandse bevolking.

Gedurende deze periode is het percentage verdachten in de leeftijdcategorie van 12 t/m 24 jaar gedaald van 10,3% in 2004 naar 9,9% in 2008. Het percentage Antilliaanse Nederlanders van 25 jaar en ouder is gedaald van 8,7% naar 7,1%. Bijna 60% van alle Antilliaans Nederlandse verdachten valt in deze laatste leeftijdscategorie.

Ten opzichte van autochtone Nederlanders is de oververtegenwoordiging van Antilliaanse Nederlanders per jaar als volgt1:

JaarOververtegenwoordiging (12 jaar en ouder)
20047,3
20056,7
20066,5
20076,2
20086,4

Ondanks de afname gaat het hier om een hoog cijfer. Een gedeelte van deze oververtegenwoordiging kan verklaard worden door verschillen in demografische en sociaal economische omstandigheden. Zo behoudt bijvoorbeeld, volgens de landelijke criminaliteitskaart van de KLPD uit 2007, de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders na correctie op (zes) demografische en sociaal-economische factoren een oververtegenwoordiging van 3,62.

Waar het om absolute aantallen gaat laat onderstaande tabel zien dat Antilliaanse Nederlanders op een zevende plaats komen in de lijst van aantallen verdachten van 12 jaar en ouder in 2008:

Tabel 2: Alle verdachten van 12 jaar en ouder in 2008, naar herkomst (top tien)

HerkomstAantal verdachten
Nederland134 638
Marokko15 754
West-Europa14 589
Suriname14 482
Turkije11 380
Voormalig Oostblok8 820
Ned. Antillen8 271
Overig Afrika8 254
Midden Oosten4 994
Indonesië4 672

Werkloosheid

Waar het werkloosheid onder Antilliaanse Nederlanders betreft, blijkt uit tabel 3 dat deze indicator vooral bepaald wordt door economische conjunctuur3.

Tabel 3 Werkloosheidspercentage 15 tot 65 jarigen

 2002200320042005200620072008
Autochtone Ned.3,4%4,4%5,3%5,2%4,4%3,7%3,2%
Niet-westerse Ned.9,8%13,7%15,9%16,4%14,3%10,3%9,0%
Antilliaanse Ned.10,3%14,115.7%15,7%14,7%10,0%9,7%
Turkse Ned.9,5%13,1%15,4%14,8%14,4%9,0%8,1%
Surinaamse Ned.7,1%9,7%12,2%13,7%10,7%8,0%6,4%
Marokkaanse Ned.10,1%17,9%19,3%18,8%16,1%11,1%10,2%

Ook de laatste jaren is ondanks een daling van de werkloosheid onder Antilliaanse Nederlanders van 15,7% (in 2005) naar 9,7% (in 2008), de oververtegenwoordiging van Antilliaanse Nederlanders weinig of niet veranderd. Zie hiervoor tabel 4 waarin de oververtegenwoordiging ten opzichte van de autochtone beroepsbevolking is opgenomen.

Tabel 4 Werkloosheidspercentage 15 tot 65 jarigen

 2002200320042005200620072008
1. Autochtone Ned.3,4%4,4%5,3%5,2%4,4%3,7%3,2%
2. Antilliaanse Ned.10,3%14,115,7%15,714,7%10%9,7%
Oververtegenwoordiging in relatie tot autochtone Nederlanders (regel 2 gedeeld door regel 1)3,03,23,03,03,32,73,0

BIJLAGE 2

Overzicht van bestaande en in voorbereiding zijnde grenzenstellende en perspectief biedende maatregelen & van onderzoeken (update 20/8/09)

Bestaande grenzenstellende maatregelen

Actieplan overlast en verloedering (BZK, Justitie, J&G en WWI)

In het kader van het project Veiligheid begint bij Voorkomen en het Actieplan Overlast en Verloedering zijn diverse maatregelen in gang gezet om overlastgevende en criminele jongeren aan te pakken. De aanpak van overlast en verloedering heeft met het Actieplan overlast en verloedering (maart 2008, looptijd tot 2011) een extra impuls gekregen.

(Super)snelrecht (Justitie)

Met de Raad voor de rechtspraak is overeengekomen dat bij alle rechtbanken de mogelijkheid wordt gecreëerd om zaken die zich daartoe kwalificeren binnen de termijn van inbewaringstelling op zitting te brengen (snelrecht). In geval van (te verwachten) grootschalige openbare ordeverstoringen of in het kader van evenementen, voetbalwedstrijden of gerichte (alcohol)controles, kan eveneens bij alle rechtbanken de zaak binnen de termijn voor inverzekeringstelling op zitting worden gebracht (supersnelrecht).

Veiligheidshuizen/casusoverleg (Justitie)

Op lokaal niveau worden momenteel goede ervaringen opgedaan met de samenwerking bij de aanpak van deze jongeren in het Veiligheidshuis of het justitieel casusoverleg. In de loop van 2009 zal een landelijk dekkend systeem van Veiligheidshuizen gerealiseerd zijn door de realisatie van circa 40 Veiligheidshuizen.

Beke/Ferwerda aanpak (BZK en Justitie)

In verschillende gemeenten zijn zeer goede ervaringen opgedaan met de zogeheten groepsaanpak volgens de systematiek van Beke en Ferwerda. Met deze systematiek worden op lokaal niveau 3 typen jeugdgroepen in kaart gebracht zodat een gerichte aanpak kan worden ingezet. Het gaat om «hinderlijke», «overlastgevende»en «criminele» jeugdgroepen. Het ministerie van BZK heeft aan de politiekorpsen financiële middelen beschikbaar gesteld om de registratie van jeugdgroepen op lokaal niveau te verbeteren en om vanaf eind 2009 een jaarlijks beeld van de jeugdgroepen te realiseren.

Landelijk Expertise Centrum Diversiteit (LECD) (BZK)

Het LECD heeft in 2001 de Expertgroep Diversiteit opgericht. De Expertgroep Diversiteit is opgebouwd uit politiemensen met allerhande culturele achtergronden, die veelal in andere regio’s al ervaring hebben opgedaan met betrekking tot diversiteitzaken. Zij worden ingezet op plekken in het land, waar politieteams extra kennis en/of competenties nodig hebben.

Overigens heeft de minister van Binnenlandse Zaken in 2007 met de korpsbeheerders afspraken gemaakt over een meer divers samengesteld personeelsbestand bij de politie.

Experiment FFKappe (BZK)

Onder verantwoordelijkheid van de minister van BZK zullen in een aantal gemeenten vervolgpilots plaatsvinden met de «FFKappe»-aanpak, waarin met jongeren die overlast veroorzaken een contract wordt gesloten over hun gedrag. Wanneer dit niet leidt tot afname van de overlast, kan de jongere een bevel van de burgemeester krijgen. Overtreding van dit bevel kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. Met verschillende gemeenten is contact gelegd over mogelijke pilots.

Gedragscodes in buurten en op scholen (Justitie)

Het kabinet stimuleert het opzetten van lokale gedragscodeprojecten teneinde het wederzijds respect en vreedzame omgangsvormen tussen burgers te bevorderen. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft in opdracht van het ministerie van Justitie hiervoor een handreiking ontwikkeld, die de vorm van een stappenplan heeft. De handreiking is via de website www.hetccv.nl voor iedereen beschikbaar.

Buurtbemiddeling en jongerenbuurtbemiddeling (Justitie)

Ook bemiddelingsprojecten zijn in het kader van normstelling en het tegengaan van ongewenst gedrag relevant. Buurtbemiddeling draagt bij aan sociale cohesie, veiligheid en leefbaarheid van wijken. Uit de evaluatie «het succes van buurtbemiddeling» (2004) bleek dat meer dan 90% van de lokale betrokkenen tevreden tot zeer tevreden over buurtbemiddeling zijn. Justitie wil deze effectief gebleken aanpak stimuleren en streeft derhalve naar een verdubbeling van het aantal buurtbemiddelingsprojecten van 70 in 2007 naar 150 in 2010. Jongerenbuurtbemiddeling richt zich specifiek op buurtconflicten met of tussen jongeren. Voor deze variant op buurtbemiddeling wordt momenteel een aanpak ontwikkeld. In januari 2009 zal in vijf gemeenten een pilot met jongerenbuurtbemiddeling van start gaan.

Ontwikkeling van effectieve gedragsinterventies voor jeugdigen (Justitie)

Met het oog op verbetering van de persoonsgerichte aanpak worden effectieve gedragsinterventies ontwikkeld, die ter beoordeling worden voorgelegd aan de Erkenningcommissie Gedragsinterventies Justitie. Inmiddels zijn dertien gedragsinterventies voor minderjarigen (voorlopig) erkend. De persoonsgerichte aanpak heeft ook een nieuwe impuls gekregen door de inwerkingtreding (op 1 februari 2008) van het wetvoorstel gedragsbeïnvloeding jeugdigen. De wet biedt de rechter de mogelijkheid om alle jeugdsancties met elkaar te combineren en heeft een nieuwe maatregel toegevoegd, namelijk de gedragsbeïnvloedende maatregel. Ook de mogelijkheden om sancties en verschillende vormen van behandeling en begeleiding te combineren, worden vergroot. Voor zover programma’s voor Antilliaanse Nederlanders in het strafrecht worden toegepast, geldt dientengevolge dat ook deze op termijn dienen te zijn erkend door genoemde commissie.

In voorbereiding zijnde grenzenstellende maatregelen

Wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (BZK en Justitie)

Het wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast maakt het mogelijk om in een vroegtijdig stadium te interveniëren. De burgemeester krijgt met dit wetsvoorstel de mogelijkheid om diegenen die structureel overlast veroorzaken een gebiedsverbod, een groepsverbod en/of meldingsplicht op te leggen. Daarnaast kan de burgemeester een bevel geven aan de ouders van een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren indien dit kind in groepsverband herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord. In geval van een gepleegd strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig is verstoord, dan wel in verband waarmee vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens personen dan wel aanhoudende vernielingen, kan de officier van justitie– vooruitlopend op het oordeel van de rechter – een gedragsaanwijzing opleggen. Hierbij kan het gaan om een gebiedsverbod, een meldingsplicht, een contactverbod en een aanwijzing zich te doen begeleiden. Met deze maatregelen kan ernstig overlastgevend gedrag sneller en effectiever aangepakt worden. Het wetsvoorstel is op 7 april 2009 aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste kamercommissie voor BZK/AZ heeft op 9 juni 2009 verslag uitgebracht en wacht op de memorie van antwoord. Het wetsvoorstel gaat in het najaar in consultatie. In aanvulling op dit voorstel is de minister van Justitie voornemens de rechter de bevoegdheid te geven om een wijkverbod als zelfstandige maatregel op te leggen bij gevallen van overlast.

Wijkverbod (Justitie)

Rechters krijgen de mogelijkheid een wijkverbod als zelfstandige maatregel op te leggen om overlast van probleemjongeren effectief te bestraffen. De rechter kan de vrijheidsbeperkende maatregel opleggen in plaats van of naast een geldstraf of vrijheidsstraf. In de praktijk zal het effect van een wijkverbod als zelfstandige maatregel groter zijn omdat voor een langere duur kan worden gekozen dan bij een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hierdoor kan het strafrecht bijdragen aan de leefbaarheid in steden en wijken. Bovendien sluit het goed aan bij het snelrecht en de ontwikkeling van de Veiligheidshuizen, waarin gemeenten, jeugd- en zorginstellingen, politie en justitie onder één dak samenwerken. Het wetsvoorstel gaat in het najaar van 2009 in consultatie.

Regierol gemeenten veiligheidsbeleid (BZK en Justitie)

De regierol van gemeenten op het gebied van het gemeentelijke veiligheidsbeleid zal wettelijk worden verankerd. Tenminste één maal in de vier jaar wordt een veiligheidsbeleidsplan opgesteld op grond van een analyse van de lokale veiligheidssituatie en de te verwachten ontwikkelingen in de eerstvolgende vier jaar.

Kennisfundament (WODC/Justitie)

Door het WODC van het ministerie van Justitie is het Kennisfundament ontwikkeld voor de ondersteuning van de gemeenten bij de aanpak van de criminaliteit onder Marokkaans-Nederlandse jongens. Het instrument geeft inzicht in de werkzame mechanismen bij het voorkomen van criminaliteit en recidive. Het Kennisfundament is bedoeld om de lokale partners in staat te stellen hun aanpak te optimaliseren. Om het Kennisfundament ook toe te kunnen passen voor Antilliaans-Nederlandse jongeren is in opdracht van het WODC een aanvulling gemaakt om het Kennisfundament meer toe te snijden op de problematiek van deze doelgroep. De toepassing in de praktijk voor zowel de Marokkaans-Nederlandse als de Antilliaanse-Nederlandse jongeren worden pilotes uitgevoerd in een tweetal steden. Advies- en Onderzoeksbureau Beke en het WODC doen in twee steden een praktijkproef om het Kennisfundament toe te passen. Uit de pilots blijkt dat het kennisfundament een goede bijdrage kan leveren aan een onderbouwing en de verdere verbetering van de aanpak in de gemeenten. Om de beschikbare kennis toe te passen is een intensieve interactie tussen de wetenschappers en de beleidsmakers op het niveau van de gemeenten nodig. Dit zal onderdeel uitmaken van de vervolgaanpak in het najaar van 2009.

Stevige aanpak Twaalfminners (Justitie, J&G en BZK)

Steeds meer gemeenten geven aan dat jonge kinderen betrokken zijn bij incidenten. Vanaf 2009 worden deze zogenaamde «12-minners» met politiecontacten eenduidig geregistreerd. Hierdoor wordt crimineel gedrag van kinderen beter inzichtelijk en kan snel en gericht strafrechtelijk worden ingegrepen op het moment dat de jeugdige na zijn twaalfde verjaardag opnieuw de fout in gaat. Er komt een nieuwe reactie ter vervanging van de huidige STOP maatregel. Om kinderen die het risico lopen het criminele pad op te gaan tijdig te herkennen is het signaleringsinstrument «ProKids» ontwikkeld. Dit instrument wordt van mei ’09–mei ’10 in vier pilots getest waarna in 2010 mogelijk een landelijke uitrol volgt. Als de politie zich zorgen maakt over het mogelijk afglijden van de 12-min verdachte dan wordt deze jongere met een zorgformulier aangemeld bij het Bureau Jeugdzorg. Dat zal het gezin de nodige hulp aanbieden. Mocht vrijwillige hulpverlening onvoldoende effect hebben dan zal de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek starten en zo nodig via de rechter een civielrechtelijke maatregel vragen. Het uiterste middel is in dat geval een uithuisplaatsing. Onderzocht word of het opschorten van de kinderbijslag van ouders die niet mee werken aan de opvoeding van hun kind Daarnaast wordt onderzocht of de uitbetaling van de kinderbijslag opgeschort kan worden ingeval ouders zich zelfs binnen een dwangkader onttrekken aan de noodzakelijke hulpverlening. Tevens wordt de mogelijkheid tot het opleggen van een boete aan onwillende ouders onderzocht.

Snelle inzet van kinderbeschermingsmaatregelen (J&G en JUS)

Het kabinet verruimt de mogelijkheden om een minderjarige onder toezicht te stellen. De rechter kan deze maatregel straks ook opleggen aan kinderen met minder ernstige problemen waar ingrijpen toch gewenst is. Daarnaast krijgt de burgemeester via de raad voor de kinderbescherming toegang tot de kinderrechter om opvoedondersteuning af te kunnen dwingen in situaties waar dat voor de ontwikkeling van het kind noodzakelijk is en ondersteuning niet op vrijwillige basis wordt aanvaard. Indien de raad voor de kinderbescherming niet tot indiening van een verzoek tot ondertoezichtstelling overgaat nadat hij melding van de burgemeester heeft ontvangen dat een maatregel met betrekking tot het gezag dient te worden overwogen, kan ook de burgemeester (net als bureau jeugdzorg) de raad verzoeken binnen twee weken het oordeel van de kinderrechter te vragen of een kinderbeschermingsmaatregel nodig is. Het wetsvoorstel Herziening kinderbeschermingsmaatregelen is in juli 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden en treedt naar verwachting op 1 januari 2011 in werking.

Bestaande perspectief biedende maatregelen

Wonen, Wijken en Integratie

De hoofdlijnen van het integratiebeleid staan beschreven in de Integratienota 2007–2011 «Zorg dat je erbij hoort». Het beleid richt zich in beginsel niet op specifieke etnische, culturele of levensbeschouwelijke groepen, maar op het tegengaan van segregatie, het wegnemen van belemmeringen en het bieden van kansen voor sociale, culturele en economische participatie. Alleen in uitzonderlijke situaties is een specifieke aanpak te rechtvaardigen. De oververtegenwoordiging van Antilliaanse en Marokkaanse jongeren in de criminaliteitscijfers is naar het oordeel van het kabinet zo’n bijzondere situatie. Hierin gaat een krachtige repressieve aanpak van daders gepaard met het bieden van concrete perspectieven op maatschappelijke participatie. De gemeenschappelijke integratieagenda «Datgene wat ons bindt» is een handreiking voor gemeenten. De handreiking beoogt meer samenhang te creëren tussen de activiteiten van Rijk en gemeenten op het gebied van integratie.

Omgevingsanalyse (OCW en J&G)

In opdracht van OCW en J&G is een hulpmiddel ontwikkeld waarmee CJG-professionals een omgevingsanalyse van jonge kinderen kunnen uitvoeren om te zien of zij een risico hebben op een taalachterstand in het Nederlands. Op basis van deze analyse kunnen de ouders een VVE-advies voor hun kinderen krijgen.

Experimenten achter de voordeur: één gezin-één plan (WWI en J&G)

De problemen die «achter de voordeur» plaatsvinden zijn in de praktijk divers en complex van aard. Het kan gaan om problemen zoals schulden, langdurige werkloosheid, schooluitval, opvoedproblemen en dergelijke. In het kader van de wijkaanpak zijn in zeven gemeenten experimenten gestart hoe de gecoördineerde hulpverlening aan multiprobleemgezinnen het best georganiseerd kan worden. In de experimenten ondersteunt het rijk gemeenten en instanties om de samenhangende aanpak in de praktijk vorm te geven. Looptijd 2009–2010.

Nazorg na detentie (Justitie)

Het kabinet hecht belang bij verbetering in de nazorg voor ex-gedetineerden. Voor ex-gedetineerden om te voorkomen dat zij in hun oude gedrag terugvallen, voor burgers omdat zij gebaat zijn bij een veilige omgeving, met minder overlast en criminaliteit. «De verbetering van de nazorg vindt plaats in het kader van het Justitieprogramma «Veiligheid begint bij Voorkomen». Per 1 april 2009 is een nazorgstelsel in werking getreden waarbij gemeenten actief betrokken worden bij de totstandkoming van een nazorgplan voor jeugdigen die de justitiële inrichting verlaten. In die gemeenten waar een specifiek aanbod voor de Antilliaans-Nederlandse jongeren beschikbaar is, kan dit onderdeel worden van dit individuele nazorgplan. Op 7 juli 2009 hebben Staatssecretaris Albayrak van Justitie en VNG-voorzitter Jorritsma een samenwerkingsmodel ondertekend waarmee de nazorg voor ex-gedetineerden wordt versterkt.

Uitbreiding inzet Interactieteam FORUM (WWI)

Het Interactieteam telt op dit moment 26 leden, de samenstelling is multidisciplinair en multi-etnisch. Vanuit het Interactieteam wordt gevraagd en ongevraagd geadviseerd over de aanpak van zich op lokaal niveau voordoende problemen op gebied van (allochtone) jeugd en veiligheid en interetnische spanningen.

Diversiteit in het Jeugdbeleid (J&G/WWI)

Jeugdzorg moet toegesneden zijn op de diversiteit die er is aan ouders en kinderen. Daarom investeert Jeugd en Gezin, samen met het programmaministerie Wonen Werken en Integratie, € 10 miljoen, in Diversiteit in het jeugdbeleid. Hiermee willen we bereiken dat migrantenkinderen en hun ouders even goed worden bereikt door algemene voorzieningen, zoals opvoedondersteuning, peuterspeelzaalwerk, jeugd- en jongerenwerk, spel en bewegen en dat ook bij migranten problemen in de opvoeding en ontwikkeling vroegtijdig worden gesignaleerd en aangepakt. Het programma «diversiteit in het jeugdbeleid» omvat drie lijnen: interculturele kennisontwikkeling, versterking intercultureel vakmanschap én versterken van lokale jeugdvoorzieningen.

Campussen (J&G, OCW, SZW, Justitie)

Het kabinet wil jongeren zonder zicht op opleiding of arbeid die dreigen af te glijden naar maatschappelijk ongewenst gedrag, met een strakke aanpak terugleiden naar maatschappelijke participatie. In negen pilots campussen krijgen jongeren de zorg, werkervaring, training, motivatie en discipline die ze nodig hebben voor deelname regulier onderwijs of arbeidsmarkt. De pilots worden in 2010 geëvalueerd met het oog op een structurele regeling.

Zorg advies teams (ZAT’s) (J&G en OCW)

In Zorg- en Adviesteams werken professionals samen met scholen om problemen van kinderen op te lossen. In deze teams werken professionals vanuit de zorg, welzijn, veiligheid, justitie en het onderwijs samen rondom basis en voortgezet onderwijs. Het onderwijs heeft de taak om voor elk kind en elke jongere met een beperking een goed onderwijsaanbod te creëren. Voor niet onderwijsgerelateerde problemen is hulp van andere professionals, zoals maatschappelijk werk en Jeugd(gezondheids)zorg noodzakelijk. In 2011 moet volledige dekking van goed werkende ZAT’s in alle niveaus van het onderwijs zijn gerealiseerd.

Herstart, Op de Rails en Rebound (OCW)

Bedoeld voor jongeren die dreigen uit te vallen van school, niet meer naar school komen of niet meer te handhaven zijn vanwege gedragsproblemen en die een bedreiging vormen voor de veiligheid van medeleerlingen en docenten. Zij kunnen terecht bij Herstart (langdurig thuiszitters), Op de Rails (gedragsproblemen maar zonder indicatie speciaal onderwijs) en Reboundvoorzieningen (gedragsproblemen die leiden tot veiligheidsproblemen in de klas). Doel is dat de jongeren na een aantal maanden tot een jaar weer kunnen instromen in het regulier of speciaal onderwijs.

Kwaliteitsteam Veiligheid (OCW)

De kwaliteitsteams bestaan uit deskundigen op het terrein van sociale veiligheid. De teams worden op verzoek van (samenwerkingsverbanden van) scholen ingezet. Ze voeren op locatie een quick scan uit en bieden advies op maat. De teams adviseren over mogelijk oplossingen voor gesignaleerde knelpunten, leggen daarbij zonodig de relatie met leerlingenzorg en het ZAT en ondersteunen scholen bij het maken en waarborgen van (bestuurlijke) afspraken. De teams behandelen geen individuele casuïstiek of acute crisissituaties.

VVE en Schakelklassen (OCW)

De VVE-programma’s richten zich op taalstimulering vanuit peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en groep 1 en 2 van de basisschool. Doel is kans op goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière te vergroten. Het kabinet streeft naar een 100% aanbod van VVE aan de doelgroep. Schakelklassen hebben tot doel kinderen met een taalachterstand met intensieve begeleiding weer in het reguliere onderwijs of op een hoger onderwijsniveau te laten instromen. Uit onderzoek blijkt dat de resultaten over het algemeen positief zijn. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de voorschoolse educatie en schakelklassen, scholen voor de vroegschoolse educatie. Via de Lokale educatieve agenda maken gemeenten, scholen en kinderopvang maken afspraken over samenwerking, vroegsignalering en de aanpak van achterstanden. In juni 2009 is het wetsvoorstel Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie aangeboden (Kamerstukken II, 2008/09, 31 989, nrs. 1–3). Daarin wordt voorgesteld dat gemeenten de verantwoordelijkheid krijgen om een dekkend aanbod van VVE te realiseren voor de doelgroepkinderen. Verder worden gemeenten verplicht met betrokken organisaties afspraken te maken over het bereik van het aantal doelgroepkinderen te optimaliseren.

Gewichtenregeling PO (OCW)

De gewichtenregeling bepaalt hoeveel middelen een basisschool ontvangt voor het bestrijden van onderwijsachterstanden. De school ontvangt een bedrag per leerling, zodra een drempelwaarde (6%) is gepasseerd. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van het opleidingsniveau van ouders. De scholen ontvangen het geld in de vorm van extra personeelsformatie. Vanaf het schooljaar 2009–2010 krijgen scholen die gevestigd zijn in de zogeheten impulsgebieden, naast de gewichtenmiddelen, een extra bedrag per gewichtenleerling. Het gaat dan om scholen die gevestigd zijn in postcodegebieden met veel lage inkomens en/of veel uitkeringen.

Het Leerplusarrangement VO (OCW)

De ene school voor voortgezet onderwijs heeft het zwaarder dan de andere school met evenveel leerlingen. Deze andere factoren kunnen leiden tot een opeenstapeling van problemen («probleemcumulatie»), zich onder andere uitend in veel leerlingen met een verhoogd risico op spijbelen, vertraging in schoolloopbanen, voortijdig schoolverlaten, criminaliteit en/of jeugdzorgproblematiek. Deze probleemcumulatie kan zich voordoen in alle schoolsoorten. Het Leerplusarrangement VO beoogt scholen die te maken hebben met probleemcumulatie extra te ondersteunen door aanvullende personele bekostiging.

Doelstelling van het Leerplusarrangement VO is het bijdragen aan vermindering van voortijdig schoolverlaten, het beter dan voorheen kunnen leveren van meer maatwerk aan leerlingen, en het maximaliseren van de schoolprestaties door onder meer het voeren van expliciet taal(achterstanden)beleid. Voor het Leerplusarrangement VO is per jaar circa 60 miljoen euro beschikbaar. Voor de nieuwkomers/vreemdelingen en overige uitvoering Leerplus is aanvullend nog jaarlijks circa 19 miljoen euro beschikbaar.

Aanval op de uitval (OCW)

Het aantal nieuwe schooluitvallers moet in 2012 gehalveerd zijn. Het accent ligt op preventie, hierbij zijn speerpunten: soepele overgang van vmbo naar mbo, betere loopbaanbegeleiding, betere zorg op school, meer aandacht voor «doe-scholieren», maatwerk. De regionale aanpak VSV houdt in: het Rijk heeft vierjarige prestatieconvenanten (2008–2012) gesloten met gemeenten en scholen in alle 39 RMC-regio’s (Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie). Daarbij staat een regionale aanpak van voortijdig schoolverlaten met de gemeente als regisseur voorop en ligt de nadruk op preventie van uitval. Daarnaast zijn en worden extra programmagelden VSV ingezet in de regio’s voor de periode 2008–2009 en 2010–2011.

Specifiek voor de doelgroep «overbelaste jongeren» (jongeren die door een opeenstapeling van problemen een groot risico lopen op (maatschappelijke) uitval) wordt voor de schooljaren 2009/2010 en 2010/2011 incidenteel in totaal ca. €60 miljoen vrijgemaakt voor het aanjagen van zogeheten plusvoorzieningen. Binnen een plusvoorziening wordt een combinatie van kwalificerend onderwijs, zorg- en hulpverlening en waar nodig arbeidstoeleiding aangeboden zodat ook deze jongeren hun schoolloopbaan met succes kunnen afronden. Gemeenten krijgen structurele middelen om deze voorzieningen ook na 2010 structureel te borgen. Binnen de convenanten, programmagelden en de extra middelen voor «overbelaste» jongeren hebben regio’s de vrijheid om te investeren in een preventieve aanpak van schooluitval voor bepaalde (etnische) groepen.

Meedoen jeugd door sport (VWS en WWI)

In dit programma worden de specifieke kenmerken van sport benut voor opvoedings- en integratiedoelen van de (allochtone) jeugd. Dit gebeurt door het creëren van ontmoeting tussen allochtone en autochtone jeugd in de sport, het betrekken van hun ouders daarbij en het inzetten van sportverenigingen en sportscholen. Doelen en resultaten van het programma zijn:

– sportdeelname allochtonen vergroten

– preventie: begeleiden van kwetsbare jongeren, het bevorderen van volwaardig burgerschap en participatie van jongeren in de samenleving, tegengaan van sociaal isolement en het voorkomen van overlast en probleemgedrag

– zorg: voorkomen van uitval van jongeren en/of het bewerkstelligen van reïntegratie met behulp van sport en het aanpakken van overlast en probleemgedrag.

Voogdijprotocol Nederlandse Antillen en Aruba (J&G)

Minderjarige Antilliaans-Nederlandse jongeren (jonger dan 18 jaar) die zich zelfstandig in Nederland willen vestigen, dienen voordat zij naar Nederland vertrekken de voogdij te hebben geregeld. Tussen de ministers van Justitie van Nederland en de Nederlandse Antillen zijn daarvoor samenwerkingsafspraken gemaakt via een (gewijzigd) Voogdijprotocol. Met Aruba bestonden tot voor kort geen formele afspraken omtrent de voogdijregeling voor Arubaanse minderjarigen die zich zelfstandig in ons land willen vestigen. De minister voor Jeugd en Gezin heeft in 2008 met Aruba ook een voogdijprotocol afgesloten. De Tweede Kamer is op 27 augustus 2008 bij brief geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de voogdijprotocollen.

In voorbereiding zijnde perspectief biedende maatregelen

Laagdrempelige opvoedondersteuning via Centra voor Jeugd en Gezin (J&G)

Kinderen en ouders moeten dicht bij huis terechtkunnen voor informatie en advies en voor hulp bij opgroeien en opvoeden. Het Centrum voor Jeugd en Gezin bundelt lokale functies en taken op gezondheid, opgroeien en opvoeden, voor kinderen en jongeren van – 9 maanden tot 23 jaar en hun ouders. Sinds het aantreden van het kabinet is de basis gelegd voor een landelijke dekking van Centra voor Jeugd en Gezin in 2011. Er is een basismodel vastgesteld, er is extra geld beschikbaar voor gemeenten en in samenwerking met de VNG een ondersteuningsprogramma ontwikkeld.

Gemeentelijke regie jeugdketen (J&G)

Gemeenten worden regisseur van de jeugdketen. Dit houdt in dat gemeenten zorgdragen voor sluitende samenwerkingsafspraken tussen alle instellingen betrokken met jeugd: maatschappelijk werk, jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, onderwijs, eerstelijns gezondheidszorg, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, instellingen voor werk en inkomen, leerplicht ambtenaren, schuldhulpverlening, woningcorportaties, politie, Openbaar ministerie en dergelijke. Een belangrijk onderwerp waarover afspraken gemaakt moeten worden is de coördinatie van de zorg als er meerdere hulpverleners bij een gezin zijn betrokken. De gemeentelijke regierol is vastgelegd in het wetsvoorstel Centra voor Jeugd en Gezin en regierol gemeenten in de jeugdketen dat juni 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Wet investeren in Jongeren (SZW, J&G, OCW)

De «Wet investeren in jongeren» die per 1 oktober 2009 in werking treedt, verplicht gemeenten jongeren van 16/18 tot 27 jaar die niet werken of leren en die zich bij hen melden een werkleeraanbod te doen (voor 16- en 17-jarigen geldt dit alleen als die jongeren een startkwalificatie hebben behaald). Het werkleeraanbod kan bestaan uit een baan, een vorm van scholing of een combinatie van beide, afgestemd op de situatie van de jongeren. Als zij werk accepteren krijgen ze salaris van de werkgever. Als dit salaris onvoldoende is of als zij een leeraanbod hebben geaccepteerd, kunnen de jongeren in aanmerking komen voor een inkomensvoorziening die even hoog is als een bijstandsuitkering. Als zij het aanbod niet accepteren dan krijgen zij ook geen inkomensvoorziening van de gemeente. Of een inkomensvoorziening wordt toegekend is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de jongere en zijn of haar eventuele partner. Het kabinet wil jongeren stimuleren hun school af te maken, hun opleiding te vervolgen, werken en leren te combineren of een baan te aanvaarden. De voorgestelde maatregelen zijn bedoeld om te bevorderen dat jongeren duurzaam aan de slag komen en te voorkomen dat ze afhankelijk worden van de bijstand.

Wijziging Rijkswet op het Nederlanderschap en voorgenomen Rijkswet personenverkeer (Justitie)

De wijziging Rijkswet op het Nederlanderschap is in december 2008 bij de TK ingediend. De voorgestelde wijziging heeft tot gevolg dat voor naturalisandi, woonachtig op één van de zes eilanden, een taalexamen Nederlands op A-2 niveau een verplichte voorwaarde voor de naturalisatie wordt. Het traject rond de Rijkswet Personenverkeer loopt op dit moment. De beoogde inwerkingtreding is thans het jaar 2010. Het voornemen is om in deze rijkswet te voorzien in de mogelijkheid om een Nederlander die nog geen tien jaar ononderbroken ingezetene is van een land (Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten) of openbaar lichaam (de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba) om redenen van openbare orde of openbare veiligheid een verbod op toegang tot en verblijf in dat land of openbaar lichaam op te kunnen leggen, indien de Nederlander in kwestie door zijn persoonlijk gedrag een actuele, daadwerkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving van dat land of openbaar lichaam vormt.

Verwijsindex Risicojongeren (J&G)

Om jongeren goed te kunnen helpen, is een soepele samenwerking noodzakelijk tussen alle partijen in de jeugdketen. De jeugdketen bestaat uit een groot aantal instanties en professionals, die echter te vaak langs elkaar heen werken. De Verwijsindex brengt risicomeldingen van hulpverleners bij elkaar en informeert hulpverleners onderling over hun betrokkenheid bij jongeren. De index moet bijdragen aan effectievere samenwerking van hulpverleners en gemeenten. Op 3 juli heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Verwijsindex risico’s jeugdigen goedgekeurd. De wet moet, na instemming van de Eerste Kamer, ingaan op 1 januari 2010. Vooruitlopend daarop wordt nu proefgedraaid in 122 gemeenten. Hierbij zijn professionals met elkaar in contact gebracht zodat de hulpverlening aan kinderen kon worden afgestemd. Op 19 december 2008 heeft het kabinet besloten de doelstellingen die aan de Verwijs Index Antillianen worden gesteld binnen de VIR te realiseren. Een aparte verwijsindex voor Antilliaans-Nederlandse risicojongeren is hiermee overbodig geworden.

Ondersteuning Integrale wijkenaanpak op Curaçao (WWI)

Het concept van een gerichte wijkenaanpak vindt al op diverse vormen plaats op Curaçao.

Eind 2008 is een intentieverklaring tussen de minister voor WWI, de minister-president van de Nederlandse Antillen en de Gezaghebber van Curaçao ondertekend om te komen tot een verbeterde integrale wijkenaanpak. Het vervolg en welke inbreng daarbij vanuit gemeenten kan worden gegeven is hangt af van de vraag vanuit Curaçao. Drie Antillianengemeenten, Dordrecht, Rotterdam en Nijmegen zullen in ieder geval ter ondersteuning van Reda Sosial via twinning kennisuitwisseling tot stand brengen. Het streven is om daarover gezamenlijk op 1 oktober 2009 een charter af te sluiten.

Jonge ouders en/of alleenstaande Antilliaans Nederlandse moeders

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie zal samen met de minister voor Emancipatie ten behoeve van het faciliteren van kennisdeling binnnen de Antillianengemeenten een kennisbijeenkomst organiseren over jonge ouders en/of alleenstaande Antilliaans Nederlandse moeders.

Onderzoeken

Integratie

Cijfers over integratiebeleid zijn onder andere bekend via de lokale Integratiekaart. Het instrument bevat cijfers over zowel allochtonen als autochtonen en is daardoor te gebruiken door zowel gemeenten met specifiek integratiebeleid als gemeenten die een breder geformuleerd achterstandsbeleid voeren. De Lokale Integratiekaart is een instrument in ontwikkeling. De huidige versie bevat cijfers over de periode 1999–2008. Jaarlijks vindt een update van gegevens plaats. Op langere termijn zal ook het aantal indicatoren voor integratie worden uitgebreid.

Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie 2009

Op 2 juli 2009 is de eerste editie van Cijfers over Wonen, Wijken en Integratie verschenen. In dit boekje staat basisinformatie over de beleidsthema’s van Wonen, Wijken en Integratie. De vele tabellen en grafieken geven inzicht in ontwikkelingen op terreinen als wijkenaanpak en stedenbeleid, woningmarkt alsmede inburgering en integratie. Nieuwe onderwerpen komen aan bod in het hoofdstuk Inburgering en Integratie. Ook de leefbaarheidsscores van de wijken uit de Leefbaarometer vormen een nieuw onderwerp. Waar mogelijk wordt een vergelijking gemaakt met andere EU-lidstaten.

Psychische- en gedragsproblematiek onder Antilliaans-Nederlandse jongeren (WWI en JUS)

Uit gesprekken met de gemeente Rotterdam is naar voren gekomen dat veel van de Antilliaans Nederlandse jongeren die in aanraking komen met de politie een zeer laag opleidingsniveau hebben, aanpassingsproblemen hebben en soms lijken te kampen met psychische en/of LVG-problematiek. Om hier meer inzicht in te verkrijgen wordt in 2009 onderzoek verricht naar de «Psychosociale problematiek en (licht) verstandelijke beperkingen bij Antilliaans-Nederlandse jongeren met politiecontact». De uitkomsten van dit onderzoek zullen naar verwachting beschikbaar zijn in het laatste kwartaal van 2009.

Monitor geregistreerde Jeugdcriminaliteit

Het WODC voert een onderzoek uit naar de aard, omvang en trends in door politie en justitie geregistreerde jeugdcriminaliteit. Dit onderzoek vindt plaats in het kader van een zogenoemde Monitor geregistreerde Jeugdcriminaliteit 2008. Doel van dit onderzoek is de ontwikkeling in het aantal verdachten vanwege een misdrijf en afdoeningen door OM/ZM in de periode 1996–2007 te onderzoeken. Daarbij wordt ook onderscheid gemaakt in de trends naar herkomstgroepen (zowel tussen herkomstgroepen als binnen herkomstgroepen). Dit onderzoek levert in het najaar van 2009 een eerste beschrijvende rapportage en naar verwachting eind van 2009 een meer verdiepende studie waarin trends in maatschappelijke (demografische, sociale, economische en beleidsmatige) ontwikkelingen gerelateerd worden aan de trends in jeugdcriminaliteit.

Beleving Vrijheidsbeneming

Een tweede WODC studie betreft een onderzoek naar «Beleving van de vrijheidsbeneming door jongeren in voorlopige hechtenis en jeugddetentie» (werktitel). In deze studie wordt ook expliciet ingegaan op Antilliaanse/Arubaanse jongeren (vooral in vergelijking met jongeren uit andere herkomstgroepen). De doelstelling van de studie is vierledig:

• Inzicht krijgen in de wijze waarop diverse aspecten van vrijheidsbeneming worden ervaren door jongeren die op basis van een voorlopige hechtenis of jeugddetentie minimaal een week zijn opgevangen in een justitiële jeugdinrichting.

• Inzicht krijgen in de relatie tussen individuele kenmerken en de wijze waarop jongeren vrijheidsbeneming ervaren, waarbij specifiek aandacht wordt gevraagd voor verschillen naar sekse, herkomstgroep en leeftijd.

• Inzicht krijgen in de relatie tussen de ervaren vrijheidsbeneming, opvattingen over het plegen van delicten in het algemeen en misdragingen in de inrichting.

• Inzicht krijgen in de relatie tussen de ervaren vrijheidsbeneming, opvattingen over het delict waarvoor de jongere is gedetineerd en misdragingen in de inrichting.

Het onderzoek start in het najaar van 2009.

Monitor zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit (MZJ)

Een derde WODC studie betreft de «WODC Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit, meting 2010». Door politie geregistreerde jeugdcriminaliteit biedt maar voor een deel zicht op de jeugdcriminaliteit. Een andere bron is zelfrapportage. Het WODC verricht sinds 1987 om de zoveel tijd een studie naar door jongeren zelfgerapporteerde delicten. Begin 2010 zal de nieuwe meting plaatsvinden. Het project betreft een nieuwe meting van de WODC Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit waarvan de laatste meting in 2005 is geweest. Het project bestaat uit een basisstudie met de mogelijkheid tot verdiepende studies. De doelstelling van de basisstudie is inzicht krijgen in:

• Omvang en aard van zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit bij een representatieve onderzoeksgroep van 10–17-jarigen en verschillen in zelfgerapporteerde jeugddelinquentie tussen subgroepen (sekse, leeftijd, herkomstgroep, opleidingsniveau, urbanisatiegraad)

• Trends in zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit in vergelijking tot de trends in door de politie geregistreerde jeugdcriminaliteit (op macroniveau) over de periode 1996–2009 en verschillen tussen subgroepen (zie hiervoor «Monitor Jeugdcriminaliteit»).

Dit onderzoek start in het najaar van 2009. Een eerste rapportage wordt verwacht medio 2010.

Harde Kern: High age crime curve onderzoek (Justitie)

Op dit moment loopt het onderzoek naar de oorzaken van de afwijkende age-crime curve onder Antilliaanse Nederlanders. In tegenstelling tot bij een «normale» age-crime curve, blijven de criminaliteitscijfers onder Antilliaanse Nederlanders namelijk erg hoog in het derde en vierde levensdecennium. Pas na het veertigste levensjaar zien we een evidente daling in de criminaliteitscijfers onder deze bevolkingsgroep.

Quick Scan herhalingsonderzoek «Omvang en kenmerken N-GBA geregistreerde langdurig in Nederland verblijvende Antilliaanse Nederlanders» (WWI)

Om actueel zicht op de wetenschappelijk geschatte omvang en samenstelling van de groep langdurig in Nederland niet in GBA-geregistreerde Antilliaanse Nederlanders te verkrijgen zal hiernaar in 2009 een onderzoek worden uitgevoerd. In 2006 is hierover al een keer een onderzoek uitgebracht, Quick Scan. De cijfers (0-meting) in het onderzoek dateren van 2003 en daarvoor. Met het herhalingsonderzoek kan inzicht worden verkregen of de groep groter of kleiner is geworden dan voorheen en welke groep personen we ongeveer missen in andere wetenschappelijke cijfers.

Monitor (WWI)

In het najaar van 2009 wordt het uitvoeren van de zogenaamde monitor Antillianengemeenten aanbesteedt. Hiermee zullen jaarlijks relevante statistische gegevens worden verzameld in de Antillianengemeenten waaruit de percentages werkloosheid, voortijdig schoolverlaten en criminaliteit onder de verschillende bevolkingsgroepen (waaronder Antilliaanse Nederlanders) in deze gemeenten naar voren komt. Deze monitor zal jaarlijks een actueel beeld geven van de oververtegenwoordiging van de verschillende bevolkingsgroepen in de gemeenten.

Evaluatie (WWI)

In het najaar van 2009 wordt de evaluatie van de Bestuurlijke Arrangementen aanbesteed en uitgevoerd. Het accent hierbij zal liggen op best practices. Onder de Bestuurlijke Arrangementen zijn meer dan 120 projecten uitgevoerd, op verschillende gebieden (bijv. terugdringen werkloosheid), bedoeld voor verschillende specifieke groepen (bijv. jonge moeders, schoolverlaters), en waarbij verschillende aanpakken zijn gehanteerd (bijv. coaches). Er wordt onderzocht welke aanpakken voor welke groepen, en met welk doelen, effectief bleken. Ook zal een algemeen oordeel gegeven worden over de effectiviteit van de Bestuurlijke Arrangementen.

BIJLAGE 3

Rijksbijdrage per gemeente 2010 t/m 2013

Gemeentecode en naam GemeenteBijdrage per jaarTotale bijdrage over periode van vier jaar (2010 t/m 2013)
0014 Groningen195 000780 000
0034 Almere220 000880 000
0080 Leeuwarden57 500230 000
0193 Zwolle82 500330 000
0268 Nijmegen107 500430 000
0307 Amersfoort85 000340 000
0363 Amsterdam522 5002 090 000
0400 Den Helder87 500350 000
0502 Capelle aan den IJssel92 500370 000
0505 Dordrecht200 000800 000
0518 s’-Gravenhage570 0002 280 000
0530 Hellevoetssluis45 000180 000
0599 Rotterdam1 172 5004 690 000
0606 Schiedam97 500390 000
0612 Spijkenisse95 000380 000
0622 Vlaardingen82 500330 000
0637 Zoetermeer122 500490 000
0718 Vlissingen47 500190 000
0758 Breda115 000460 000
0772 Eindhoven137 500550 000
0855 Tilburg257 5001 030 000
0995 Lelystad92 500370 000
TOTAAL4 485 00017 940 000

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 283, nr. 31.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 283, nr. 45.

XNoot
1

De bedragen die in deze brief worden genoemd betreffen nieuw beleid zoals bij begroting 2010 is besloten. Overige maatregelen vallen binnen de bestaande budgetaire middelen.

XNoot
2

Kenmerk 09-NAAZ-B-006/2009D05875.

XNoot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 283, nr. 50.

XNoot
4

Eerste voortgangsrapportage van Veiligheid begint bij Voorkomen (TK 2008–2009, 28 684, nr. 178).

XNoot
5

In 2004 werden 368 Antilliaanse Nederlanders door de KLPD tot de zgn. «harde kern» gerekend. In 2008 was dit aantal 326. Het aantal Antilliaanse Nederlanders dat door de KLPD tot de zgn. «meerderjarige zeer actieve veelplegers» wordt gerekend was 470 in 2004. In 2008 was dit aantal 387.

XNoot
6

Cijfers over de Antilliaanse verdachtenpopulatie van de 21 Antillianengemeenten, KLPD, periode: 2004–2008.

XNoot
1

Eindrapport van de Taskforce Antilliaanse Nederlanders, «Antilliaanse probleemgroepen in Nederland, een oplosbaar maatschappelijk vraagstuk», pagina 17 en 18.

XNoot
1

In de emancipatienota «Meer kansen voor vrouwen» (2008–2011) heeft het kabinet aangekondigd dat zij (onbedoelde en ondoordachte) tienerzwangerschappen wil voorkomen. Een groot deel van de tienermoeders kampt namelijk met maatschappelijke problemen. Het aantal tienerzwangerschappen (15–19 jaar) is de afgelopen 5 jaar gedaald, ook onder Nederlands Antilliaanse meisjes. Toch is de kans dat een Nederlands Antilliaans meisje zwanger wordt 6,5%. Die kans is bijna 7x groter, en onder de eerste generatie 8x groter dan de kans (0,98%) dat een autochtoon meisje zwanger wordt (bronnen: Rutger Nisso Groep, factsheet Tienermoeders en abortus in Nederland 2009, CBS, Minder allochtone tienermoeders, september 2006).

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 283, nr. 31.

XNoot
3

In de brief «Diversiteit in het Jeugdbeleid», Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 001, nr. 52, 11 juli 2008, wordt dieper ingegaan op interculturele kwaliteit in de jeugdsector.

XNoot
1

Zo is bijvoorbeeld de gemeentelijke regierol voor de jeugdketen is vastgelegd in het wetsvoorstel Centra voor Jeugd en Gezin en regierol gemeenten in de jeugdketen dat juni 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden.

XNoot
1

Bron: Informatiesysteem Inburgering (IS). Dit is exclusief trajecten die Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders mogelijk van gemeenten hebben ontvangen in het kader van andere financieringsbronnen (zoals bijv. de Wet Werk en Bijstand).

XNoot
1

De taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een middelbare beroepsopleiding op niveau 1 of 2.

XNoot
1

Eerste Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 700 IV, D.

XNoot
2

Taskforce rapport pagina 17 en 18.

XNoot
1

Het project Toekomst Antilliaanse Militie (TAM) stelt jonge Antilliaanse dienstplichtigen in staat na hun dienstplicht een civiele vakopleiding te volgen, zodat zij een beter perspectief op de arbeidsmarkt hebben. Defensie en BZK ondersteunen dit project.

XNoot
1

CBS Statline.

XNoot
2

Cijfers over de Antilliaanse verdachtenpopulatie van de 21 Antillianengemeenten, KLPD, 23 juni 2009.

XNoot
1

Cijfers over de Antilliaanse verdachtenpopulatie van de 21 Antillianengemeenten, KLPD, periode: 2004–2008.

XNoot
2

KLPD, Landelijke criminaliteitskaart 2007, pagina 123.

XNoot
3

CBS Statline.

Naar boven