26 234 Vergaderingen interim- Committee en Development Committee

Nr. 217 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 september 2018

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor het schriftelijk Algemeen Overleg over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de IMF Jaarvergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) op 12 en 13 oktober.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Geannoteerde agenda voor het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergaderingen van het International Monetary and Financial Committee (IMFC)

1. Inleiding

Op 12 en 13 oktober vindt de jaarvergadering van het IMF in Bali plaats. De Ministers van Financiën van het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België nemen deel aan het IMFC op een jaarlijks roterende basis. Dit jaar vertegenwoordigt het Koninkrijk der Nederlanden de kiesgroep in het IMFC. Het IMFC is het hoogste politieke besluitvormingsorgaan van het IMF, waarin alle Ministers van Financiën deelnemen. De inzet van de kiesgroep in het IMFC wordt in goed overleg tussen de kiesgroeplanden opgesteld. Belangrijkste onderwerp op de agenda is de mondiale financieel-economische situatie. De DG conclusies gelden als inzet van het Koninkrijk tijdens de IMF/WB jaarvergadering.

2. Mondiale financieel-economische situatie

De wereldeconomie groeit in een aanzienlijk tempo met een door het IMF verwachte groei van 3,9% in 2018 en 2019. Hiermee ligt de mondiale groei op het hoogste niveau sinds 2010. Daarbij zijn er wel toenemende verschillen tussen regio’s zichtbaar. De groei in de VS blijft hoog, onder invloed van de belastingverlaging, terwijl de groei in de eurozone en Japan na enkele perioden van boven trendmatige groei licht terugvalt. Een aantal opkomende economieën met zwakkere fundamenten wordt geconfronteerd met druk op de wisselkoers en lagere groeiverwachtingen, terwijl andere economieën profiteren van de stijging van de grondstofprijzen. Het IMF geeft aan dat de risico’s voor de groei toenemen en wijst op toegenomen handelsspanningen, volatiliteit in wisselkoersen en kapitaalstromen van opkomende economieën en beleidsonzekerheid, onder meer over Brexit en economisch-politieke ontwikkelingen in Italië.

De groeivooruitzichten voor de meeste ontwikkelde economieën zijn op de korte termijn wat teruggevallen ten opzichte van 2017. Dit patroon sluit aan bij de economische cyclus, waarbij in veel landen de inhaalgroei vermindert omdat de onbenutte capaciteit (output gap) in de economie afneemt. Het sluiten van de output gaps gaat tevens gepaard met een normalisatie van het monetair beleid. Zo zal de Fed naar verwachting dit jaar de rente 3 tot 4 keer verhogen en heeft de ECB aangekondigd de netto-aankopen onder het aankoopprogramma per januari 2019 tot nul te willen reduceren, weliswaar afhankelijk van de inflatieontwikkelingen. Een normalisatie zal leiden tot stijgende rentelasten en kan tevens betekenen dat de «jacht op rendement» wat afneemt, waardoor kapitaal zich terugtrekt uit meer risicovolle projecten en landen. Dit kan gepaard gaan met een grotere volatiliteit op financiële markten, mede als gevolg van onzekerheid over het tempo van normalisatie. Op de middellange termijn is sprake van een dalende potentiële groei als gevolg van het afnemende arbeidsaanbod door vergrijzing en een lagere ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit sinds de crisis. Stijgende uitgaven als gevolg van vergrijzing in combinatie met een afnemend groeiperspectief verhogen de druk op publieke schuldquotes. Daarnaast is er in een aantal landen sprake van een toename van de beleidsonzekerheid mede als gevolg van een afnemend vertrouwen in instituties. Dit kan het doorvoeren van hervormingen en noodzakelijke macro-economische beleidsaanpassingen bemoeilijken.

Het Koninkrijk is van mening dat het huidige gunstige economische momentum dient te worden benut om de weerbaarheid van economieën te verhogen. Het reduceren van publieke schulden maakt de overheidsfinanciën minder gevoelig voor rentestijgingen en verhoogt de buffers om toekomstige negatieve schokken op te vangen. Bovendien zal het voeren van anticyclisch begrotings- en monetair beleid het risico op de opbouw van onevenwichtigheden in de reële economie en op financiële markten verkleinen. In de praktijk nemen de structurele begrotingstekorten in ontwikkelde economieën echter toe, ondanks de sluitende output gaps. Het Koninkrijk zal dan ook benadrukken dat grotere inspanningen noodzakelijk zijn om beleidsbuffers op te bouwen. Daarnaast zal het verlagen van private schulden bedrijven, huishoudens en banken bestendiger maken tegenschommelingen in het sentiment van financiële markten en een toekomstige verkapping van financiële condities.

Tegelijkertijd blijft de potentiële groei in veel landen laag, waardoor – wanneer de inhaalgroei verdwijnt – de groei terug zal vallen naar een lager niveau. Het duurzaam bestendigen van de huidige gunstige groeiniveaus vereist volgens het Koninkrijk dan ook het doorvoeren van hervormingen die het potentiële bbp verhogen. Dergelijke hervormingen kunnen op de korte termijn gepaard gaan met aanpassingskosten. Het is daarom juist nu opportuun om deze maatregelen door te voeren tijdens perioden van hoogconjunctuur. Hierdoor worden de maatschappelijke kosten verlaagd, wat kan bijdragen aan de steun voor de noodzakelijke hervormingen. Volgens de OESO is echter het hervormingstempo nu voor het vijfde opeenvolgende jaar verder afgenomen. Het Koninkrijk zal daarom de noodzaak voor extra inspanningen in de hervormingsagenda van landen benadrukken. Belangrijke elementen zijn efficiëntere insolventieraamwerken, het faciliteren van risicodragend kapitaal en het verlagen van toetredingsbarrières voor binnen- en buitenlandse bedrijven en arbeidsmarkthervormingen die het schokabsorptievermogen versterken.

Het Koninkrijk zal daarnaast de voordelen van vrije handel blijven benadrukken. Er is sprake van toenemende handelsspanningen en het doorvoeren van protectionistische maatregelen die niet in lijn zijn met multilaterale afspraken. Het multilaterale handelssysteem heeft door gemeenschappelijke regels en het opbouwen van vertrouwen een belangrijke bijdrage geleverd aan de groei van de wereldhandel en internationale investeringen, en daarmee aan de internationale welvaart. Het Koninkrijk zal daarom het vitale belang van het in stand houden van het multilaterale handelssysteem onderstrepen. Handel en internationale investeringen verhogen het nationaal inkomen dankzij specialisatie, toenemende concurrentie en het uitwisselen van kennis. Deze voordelen kunnen echter ongelijk worden verdeeld over groepen en regio’s. Het Koninkrijk zal benadrukken dat dergelijke herverdelingseffecten kunnen worden geadresseerd door een combinatie van sociale vangnetten, activerend arbeidsmarktbeleid, vormgeving van het belastingstelsel en toegang tot kwalitatief hoogstaand onderwijs. Ook arbeids- en productmarkthervormingen dragen bij aan een efficiënte herallocatie waardoor werknemers na handelsschokken snel elders aan de slag kunnen gaan. Protectionistisch beleid zal daarentegen leiden tot hogere prijzen voor consumenten een daling van de economische groei en daarom veel verliezers kennen. Bovendien is er in veel landen ruimte om de doelmatigheid van het herverdelingsbeleid te vergroten, bijvoorbeeld door sociale overdrachten meer te richten op groepen met het hoogste armoederisico.

Eurozone

De groei in de eurozone bedroeg in het eerste en het tweede kwartaal van 2018 0,4% kwartaal op kwartaal. Dit is weliswaar lager dan de kwartaalcijfers in 2017, maar die waren het hoogst in het afgelopen decennium en bevonden zich ruim boven de potentiële groei. Als gevolg van de sterker dan verwachte groeiterugval in de eerste helft van dit jaar heeft het IMF de groeiraming voor de eurozone licht neerwaarts bijgesteld naar 2,2% (– 0,2%) voor 2019 en naar 1,9% (– 0,1%) voor 2020. Hiermee blijft de groei naar verwachting hoger dan de potentiële groei, die volgens de Europese Commissie ongeveer 1,5% bedraagt. De commissie verwacht dan ook dat de output gap in 2018 zal sluiten. Ook conjunctuurindicatoren als de inkoopmanagersindex en het consumentenvertrouwen wijzen erop dat de groei gedurende de eerste maanden van het derde kwartaal hoger ligt dan de potentiële groei.

De groei is niet alleen breed gedragen over landen, maar ook over componenten, zowel de consumptie, investeringen als netto-export dragen bij. De arbeidsmarkt trekt ook verder aan. De werkloosheid laat een duidelijk dalende trend zien en ligt in juni met 8,3% lager dan begin 2009 en slechts één procentpunt boven de laagste werkloosheid in de Eurozone ooit (7,3% in december 2007). Hierbij zijn wel grote geografische verschillen zichtbaar, waarbij de werkloosheid in Italië (10,9%), Spanje (15,2%) en Griekenland (20,2%) nog hoog is en in Duitsland (3,4%), Nederland (3,9%) en Oostenrijk (4,7%) juist laag. Met name in Zuid-Europa is hier dus nog ruimte voor verbetering, zowel voor het verder aantrekken van de arbeidsmarkt als voor het verlagen van de structurele werkloosheid.

Het Koninkrijk vindt het belangrijk dat de gezonde economische ontwikkeling wordt gebruikt om de eurozone verder structureel te versterken. Nu de output gap zich in de meeste eurolanden gesloten heeft, is het zaak de potentiële groei te verhogen. Structurele hervormingen kunnen bijdragen aan hogere productiviteitsgroei en hogere arbeidsparticipatie. Ook is het belangrijk dat de begrotingsruimte die dankzij de gezonde groei vrijkomt, wordt ingezet voor verdere schuldreductie. De publieke schuldquote daalt in 2018 weliswaar in de meeste eurolanden, maar ligt in de meerderheid van de lidstaten nog boven de grenswaarde van 60% bbp uit het SGP. Daarnaast moet er verder worden gewerkt aan een groeivriendelijke samenstelling van de overheidsfinanciën. Tot slot is het wenselijk dat verdere stappen worden gezet met het gezond maken van de bankensector, onder meer via het verder aanpakken van niet-presterende leningen in een aantal eurolanden, al is dit in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van banken zelf en niet van overheden.

VK

Het IMF heeft de groeiraming voor het VK voor 2018 neerwaarts bijgesteld naar 1,4% (– 0,2%) en voor 2019 constant gehouden op 1,5%. Vergeleken met de laatste groeiraming voor het referendum (april 2016) ligt de groei voor deze jaren ca 0,7%-punt per jaar lager. Een belangrijke verklaring voor de lagere groei is de – door de hoge inflatie veroorzaakte – reële loondaling en onzekerheid over Brexit. Deze hebben een negatief effect op consumptie en investeringen. De mogelijkheid van de introductie van handelsbarrières tussen het VK en de EU blijft een neerwaarts risico vormen. Het Koninkrijk hecht er daarom aan dat zo snel mogelijk duidelijkheid wordt verkregen over de toekomstige verhoudingen.

VS

De groeiverwachtingen voor de VS voor 2018 en 2019 zijn gelijk gebleven op de hoge niveaus van respectievelijk 2,9% en 2,7%. De groei is mede zo hoog door de budgettaire stimulus vanuit de overheid. Hier staat tegenover dat de groei op middellange termijn lager uit kan vallen, doordat de stimulus van tijdelijke maatregelen uit de belastinghervorming langzaam afneemt en de toename van de schuldquote kan nopen tot ombuigingen. Het voeren van overmatig procyclisch beleid kan zodoende gepaard gaan met risico’s op langere termijn. De vraagstijging kan tevens leiden tot een toename van de import en daarmee het handelstekort. Stijgende handelstekorten kunnen de roep om protectionistische maatregelen versterken. Handelstekorten komen echter voort uit het nationaal spaar- en investeringsgedrag en worden slechts beperkt beïnvloed door protectionistische maatregelen. Het Koninkrijk zal blijven benadrukken dat het belangrijk is om de multilaterale regels voor vrije handel in stand te houden.

Japan

Net als in de eurozone viel de groei in Japan sterker terug dan verwacht. Als gevolg hiervan heeft het IMF de groeiverwachting voor Japan in 2018 verlaagd naar 1,0% (-0,2%) en die in 2019 gelijk gehouden op 0,9%. De afname van de Japanse beroepsbevolking door vergrijzing heeft op middellange termijn een drukkend effect op de groei. Ook in Japan dient het huidige positieve groeimomentum te worden benut om het groeipotentieel van de economie te versterken door sterker in te zetten op de derde pilaar van Abenomics – de structurele hervormingen. Daarnaast heeft Japan een zeer hoge staatsschuld en is het in de ogen van het Koninkrijk verstandig aandacht te besteden aan het verbeteren van de schuldhoudbaarheid, bijvoorbeeld door de belastingbasis te verbreden.

China

Het IMF heeft de groeiverwachting voor China gelijk gehouden, met 6,6% in 2018 en 6,4% in 2019. China lijkt de negatieve effecten van de handelsspanningen op de vangen met budgettaire- en monetaire stimulus, waar eerder juist werd ingezet op het verminderen van de afhankelijkheid van schulden voor groei. China heeft de afgelopen jaren goede stappen gezet t.a.v. het reguleren van de schaduwbanksector, waardoor deze sector gekrompen is, maar China lijkt nu terughoudend om de noodzakelijke verdere stappen te zetten. Ook worden reguliere banken aangespoord meer kredieten te verstrekken. Het Koninkrijk zal benadrukken dat het belangrijk is dat China doorgaat op de ingezette weg van het verminderen van krediet gedreven groei, het afbouwen van overcapaciteit en sluiten van onrendabele staatsondernemingen en het flexibiliseren van de wisselkoers, ook als dit ten koste gaat van de groei op korte termijn.

Opkomende economieën

In de groep opkomende economieën trekt de groei licht aan. Het IMF heeft de groeiverwachting van opkomende en ontwikkelingseconomieën in 2018 gelijk gehouden op 4,9% en 2019 op 5,1%, waarbij wel sprake is van een divergentie tussen landen. Vanwege de hogere olieprijzen zijn de groeiverwachtingen voor olie-exporteurs verhoogd, maar de groeiverwachtingen in landen van wie de munt onder druk staat, zoals Brazilië en Argentinië, zijn juist naar beneden bijgesteld. Deze landen hebben last van wereldwijde hogere rentes en de stijgende dollar. Met name landen met zwakkere fundamenten, zoals veel schuld in buitenlandse valuta, hoge lopende rekening tekorten en zorgen over de onafhankelijkheid van de centrale bank, ondervinden hier hinder van. Hiertoe behoort ook Turkije. Hogere beleidsrentes in landen als Mexico, Indonesië en India, in reactie op hogere inflatie en een depreciatie van de wisselkoersen, drukken de korte termijn groei in deze landen, waarbij de verwachting nog steeds is dat de groei in Mexico en India de komende jaren zal toenemen. In een aantal opkomende economieën is sprake van een stijgende bedrijfsschuld, die vaak is gedenomineerd in buitenlandse valuta. Een abrupte verslechtering van de financieringscondities of de wisselkoers vormt daarom een risico voor het groeivooruitzicht van deze landen. Het Koninkrijk pleit daarom voor het tegengaan van valuta- en looptijdmismatches en voor het verminderen van fiscale prikkels voor het aangaan van schuld.

Lage inkomenslanden

De groeiverwachting voor lage inkomenslanden is 5,0% voor 2018 en 5,3% voor 2019. In veel lage inkomenslanden zijn de publieke schulden sterk gestegen. Deze landen zouden de economische groei moeten gebruiken om budgettaire buffers op te bouwen, bijvoorbeeld door het verbreden van de belastinggrondslag en de afbouw van subsidies, zoals die aan brandstoffen. Bestedingsruimte zou daarnaast aangewend moeten worden voor effectieve investeringen om de productiecapaciteit te versterken. Het Koninkrijk vindt tevens dat een diversificatie van de economie, het versterken van de macro-economische stabiliteit en het hanteren van flexibele wisselkoersen kan bijdragen aan een duurzame versterking van het groeiperspectief voor deze groep landen.

Herziening t.o.v. aprilraming
 

Meest recente IMF-raming

Verschil tov aprilraming

 

2018

2019

2018

2019

Wereld

3,9

3,9

0,0

0,0

Ontwikkelde economieën

2,4

2,2

– 0,1

0,0

 

Eurogebied

2,2

1,9

– 0,2

– 0,1

 

Verenigde Staten

2,9

2,7

0,0

0,0

 

Japan

1,0

0,9

– 0,2

0,0

 

Verenigd Koninkrijk

1,4

1,5

– 0,2

0,0

Opkomende economieën en ontwikkelingslanden

4,9

5,1

0,0

0,0

 

China

6,6

6,4

0,0

0,0

 

Rusland

1,7

1,5

0,0

0,0

 

India

7,3

7,5

– 0,1

– 0,3

 

Brazilië

1,8

2,5

– 0,5

0,0

 

Lage inkomenslanden

5,0

5,3

0,0

0,0

3. IMF programma’s

Argentinië

Als gevolg van sterke depreciatie van de Argentijnse Peso heeft Argentinië begin mei bij het IMF aangeklopt voor een steunprogramma om het vertrouwen van de financiële markten te herstellen. De raad van bewindvoerders van het IMF heeft in juni besloten tot een programma van 50 miljard dollar, gekoppeld aan conditionaliteiten die de druk op de betalingsbalans van Argentinië moeten verlichten. Van de 50 miljard dollar wordt 30% uitgekeerd. Het overige deel staat klaar indien de situatie in Argentinië ondanks de ingezette hervormingen verslechtert.

De condities van het programma zijn erop gericht om het primair tekort van Argentinië terug te brengen door te bezuinigen op overheidssalarissen, energie- en transportsubsidies af te schaffen uitgaven aan lokale overheden en staatsbedrijven te verlagen. Tegelijkertijd is in het programma opgenomen dat uitgaven aan sociale zekerheid worden beschermd. Een tweede belangrijke doelstelling van het programma is om de onafhankelijkheid van de centrale bank te versterken. Het Koninkrijk zal de voortgang van het programma met Argentinië nauwlettend blijven volgen.

Voortgang programma Griekenland

Sinds de aanvang van de Griekse crisis is het IMF intensief betrokken geweest bij de drie Griekse leningsprogramma’s. Ook tijdens het Griekse programma van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), dat 20 augustus jl. is beëindigd, is het IMF nauw betrokken geweest bij de missies naar Griekenland en het monitoren van de voortgang van de implementatie van hervormingen. Gezien het financiële belang dat het IMF nog in Griekenland heeft en de bijbehorende post-programma surveillance zal het IMF ook na het ESM-programma betrokken blijven.

Voortgang programma Oekraïne

Het IMF voert momenteel gesprekken met de Oekraïense autoriteiten over de vierde voortgangsrapportage van het IMF programma, deze is gekoppeld aan de uitkering van een volgende tranche van middelen. Oekraïne heeft op het terrein van corruptiebestrijding belangrijke stappen gezet. Het wetsvoorstel ten behoeve van de oprichting van de onafhankelijke speciale anti-corruptierechtbank – in lijn met de voorwaarden die het IMF heeft gesteld voor het uitkeren van de volgende tranche – is door het parlement aangenomen op 7 juni jl. De oprichting van de anti-corruptierechtbank is een belangrijke stap in verdere corruptiebestrijding en moet samen met het National Anticorruption Bureau (NABU) en de Special Anticorruption Prosecutor’s Office (SAPO) het hart vormen van de corruptiebestrijding in Oekraïne.

Er liggen echter ook nog genoeg uitdagingen en verdere maatregelen zijn noodzakelijk. Het is voor afronding van de vierde voortgangsrapportage van belang dat Oekraïne hervormingen blijft doorvoeren om de economie verder te versterken en te stabiliseren. Het versterken van hervormingen op het gebied van pensioenen, energieprijzen en het op orde brengen van de begroting blijven belangrijke prioriteiten. Daarnaast is het belangrijk dat het budgettaire beleid op peil blijft in lijn met de programmadoelstellingen.

Als aan de gestelde voorwaarden van het IMF wordt voldaan zal de raad van bewindvoerders van het IMF besluiten over de uitkering van de volgende tranche. Het IMF zal van 6 t/m 19 september op missie gaan naar Oekraïne. Het is niet duidelijk wanneer de vierde voortgangsrapportage verwacht wordt. Het Koninkrijk ondersteunt het IMF-programma aan Oekraïne en blijft benadrukken dat het belangrijk is dat Oekraïne de daarbij behorende hervormingen blijft doorvoeren. Van het programma met een totale omvang van SDR 12,35 miljard (ca. € 15,8 miljard) is nu SDR 6,2 miljard uitgekeerd.

4. IMF middelen en quota

15de Quota Herziening.

De 15de quotaherziening moet conform planning uiterlijk in oktober 2019 worden afgerond tijdens IMF/WB Jaarvergadering. Eind juli dit jaar heeft het IMF aanvullende technische analyses gedaan over de mogelijkheden tot aanpassing van de variabelen in de quotaformule. Het Koninkrijk ziet beperkte noodzaak voor aanpassingen. Er is echter nog geen besluit genomen en het is niet de verwachting dat tijdens aankomende IMF/WB jaarvergadering grote stappen zullen worden gezet. Het Koninkrijk blijft benadrukken dat een herziening van de quotamiddelen en de quotaformule één pakket moet zijn.

Om de herziening verder te brengen moet eerst duidelijkheid komen over in hoeverre een quotaverhoging haalbaar is. Pas wanneer hier duidelijkheid over is, kan volgens het Koninkrijk bekeken worden welke allocatiemechanismen gebruikt kunnen worden om eventuele aanpassingen in de quotaverhoudingen te realiseren. Het Koninkrijk heeft nog geen definitieve positie ingenomen ten aanzien van de noodzaak voor een quotaverhoging.

Omvang het fonds

Tijdens de IMF/WB jaarvergadering zal naar verwachting verder worden gesproken over de benodigde omvang van de financiële middelen van het IMF. Het is belangrijk dat het IMF genoeg middelen heeft voor het financieren van programma’s wanneer landen in de betalingsbalansproblemen komen. Tegelijk vindt het Koninkrijk het van belang dat de juiste financiële prikkels gelden voor landen om werk te maken van noodzakelijke structurele hervormingen.

De IMF middelen bestaan uit permanente quotamiddelen waar alle IMF-leden aan bijdragen en tijdelijk beschikbaar gestelde middelen waaraan een deel van het lidmaatschap bijdraagt: de New Arrangements to Borrow (NAB) en de Bilateral Borrowing Arrangements (BBAs). Als er niets gebeurt zullen de BBAs uiterlijk eind 2020 aflopen en de NAB eind 2022. Het Koninkrijk zal een eventuele verlenging van de BBAs en de NAB kritisch bekijken maar indien nodig ook klaarstaan om te zorgen dat het IMF over voldoende middelen beschikt.

5. IMF Surveillance

Conditionality Review

Dit jaar wordt het raamwerk voor conditionaliteiten van IMF programma’s herzien. Deze herziening evalueert IMF programma’s die zijn afgesloten in de periode september 2011 t/m december 2017. Het doel van de herziening is het verbeteren van het conditionaliteitenraamwerk en de aansluiting van toekomstige IMF-programma’s bij de behoefte van programmalanden. De focus van de herziening van conditionaliteiten bij IMF-programma’s richt zich op het stellen van de juiste conditionaliteiten, gelijkwaardige toepassing van conditionaliteiten onder het lidmaatschap, de haalbaarheid van hervormingen voor het betreffende programmaland en de effectiviteit in het aanpakken van de specifieke problemen waar programmalanden voor staan.

IMF-programma’s moeten gebaseerd zijn op realistische ramingen en projecties. Daar lijkt ruimte voor verbetering. Het IMF is in het verleden vaak te positief geweest in de ramingen van economische groei in programmalanden. Daarnaast zijn ook de projecties van de verwachte schuldratio’s in programmalanden vaak te rooskleurig. Het Koninkrijk heeft hier in het verleden reeds aandacht voor gevraagd en zal dit punt blijven benadrukken bij de aankomende herziening. Tot slot vraagt het Koninkrijk meer aandacht voor de politieke en economische overwegingen bij IMF-programma’s. Het is belangrijk dat het IMF bij de prioritering van maatregelen politieke ontwikkelingen in programmalanden niet uit het oog verliest – bijvoorbeeld de electorale cyclus – om zo de succeskansen van programma’s te vergroten.

Schuldontwikkeling in lage inkomenslanden

Het Koninkrijk blijft bezorgd over de schuldontwikkeling in veel lage inkomenslanden, met name in Sub-Sahara Afrika. Uit een analyse van het IMF van dit jaar over de macro-economische ontwikkelingen blijkt dat wereldwijd het aantal landen dat met significante schuld gerelateerde uitdagingen te maken heeft is verdubbeld sinds 2013. De combinatie van beperkte economische groei per hoofd van bevolking, lage investeringsniveaus en onhoudbare schuldenniveaus kunnen het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen in deze landen sterk bemoeilijken. Krapper wordende mondiale financieringscondities kunnen deze landen verder in moeilijkheden brengen, omdat de ruimte voor anticyclisch begrotingsbeleid beperkt kan zijn door kleine budgettaire buffers en toenemende risico’s voor kapitaaluitstroom of wisselkoersdepreciatie.

Een aanvullende uitdaging voor lage inkomenslanden is dat de compositie van publieke schuld in lage inkomenslanden diverser is geworden, waarbij grotere delen van de schuld nu verstrekt worden door niet-traditionele publieke crediteuren zoals China en door buitenlandse private crediteuren. De toegenomen afhankelijkheid van tegen commerciële voorwaarden verstrekte schuld vraagt om voldoende capaciteit bij lage inkomenslanden om schuldontwikkeling en risico’s te kunnen monitoren en hier passend beleid op te vormen. Daarnaast constateert het IMF dat het bij een groot aantal lage inkomenslanden ontbreekt aan voldoende data over publieke, publiek gegarandeerde schuld, of schuld uitgegeven door lijnministeries, lagere overheden of staatsbedrijven.

Voor het Koninkrijk blijft het vergroten van schuldentransparantie en het vergroten van de capaciteit voor schuldenmanagement van lage inkomenslanden een prioriteit. Zowel binnen de G20 als binnen het IMF roept het Koninkrijk daarom op tot het gelijktijdig nemen van een aantal maatregelen, door zowel het IMF en andere internationale financiële instellingen, als debiteuren en publieke en private crediteuren. De internationale financiële instellingen kunnen bekijken hoe zij de beleidsdialoog met lage inkomenslanden over verstandig economisch beleid kunnen verdiepen, om zo te voorkomen dat deze landen teveel schuld op hun schouders nemen. Zo kan het IMF bekijken of het beleid dat zij hebben ten aanzien van schuldlimieten in landen uitgebreid kan worden naar niet-programmalanden. Tevens kan het IMF in de bestaande surveillance-instrumenten meer aandacht geven aan het identificeren van mogelijke gaten in beschikbare data over schulden en kunnen de datavereisten die het IMF stelt verscherpt worden. Het Koninkrijk is zelf een grote donor aan technische assistentieprogramma’s voor de opbouw van schuldmanagementcapaciteit en zal deze bijdragen voor de komende jaren verdubbelen. Het Koninkrijk zal wederom andere landen oproepen hier ook meer aan bij te gaan dragen. Daarnaast is het Koninkrijk voorstander dat landen die zich hebben verbonden aan de G20 richtlijnen gericht op het verstrekken van duurzame financiering zichzelf ook gaan beoordelen of zij zich hier aan houden. Het Koninkrijk juicht ook toe dat de private sector vergelijkbare richtlijnen probeert op te stellen, waarbij van de private sector dan wel gevraagd moet worden dat zij zich rekenschap gaan geven van de schuldhoudbaarheid van een land voordat nieuwe financiering wordt verstrekt.

Naar boven