Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2013
Graag bied ik U de reactie aan op het verzoek van de commissie Buitenlandse Zaken
van 3 april jl. inzake een standpunt van het kabinet over de resolutie van de VN-Mensenrechtenraad
over een onderzoek naar gewelddadigheden in Sri Lanka.
Context
Na het einde van de circa 30 jaar durende burgeroorlog in Sri Lanka, in mei 2009,
heeft de internationale gemeenschap de regering van Sri Lanka verscheidene keren opgeroepen
tot een onafhankelijk onderzoek naar mogelijke oorlogsmisdaden begaan door zowel de
regeringstroepen als de Tamil Tijgers (LTTE). Achtergrond vormt het belang dat wordt
gehecht aan het afleggen van verantwoording als onderdeel van nationale verzoening.
Mede onder invloed van de internationale druk stelde President Rajapaksa van Sri Lanka
in 2010 de Lessons Learnt and Reconciliation Commission (LLRC) in. Het rapport van de commissie (december 2011) bevat belangrijke aanbevelingen
voor de verbetering van de mensenrechtensituatie en goed bestuur. Het laat echter
een aantal aspecten van het verzoeningsproces ongenoemd, waaronder het afleggen van
verantwoording over het bloedige einde van de burgeroorlog en meer delegatie van de
uitvoerende macht naar het provinciaal niveau. Het merendeel van de aanbevelingen
uit het LLRC rapport is tot op heden nog niet geïmplementeerd, ondanks de instelling
van een presidentiële commissie en een nationaal actieplan.
VN-Mensenrechtenraad
Voor de Verenigde Staten was deze situatie aanleiding om tijdens de zitting van de
VN-Mensenrechtenraad in 2012 en 2013 het initiatief te nemen voor de indiening van
een resolutie «on Accountability and Reconciliation in Sri Lanka». De resoluties werden beide keren door de lidstaten van de EU gesponsord en na stemming
aangenomen. In beide resoluties wordt Sri Lanka opgeroepen over te gaan tot implementatie
van de aanbevelingen in het LLRC-rapport. De recente resolutie uit 2013 grijpt daarenboven
ook terug op de rapportage van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens (UNHCHR)
uit februari 2013 waarin gepleit wordt voor een onafhankelijk, geloofwaardig onderzoek
naar de aantijgingen over schendingen van de mensenrechten en het internationaal recht.
Daarnaast wordt Sri Lanka in de resolutie opgeroepen in gesprek te blijven met UNHCHR
en andere relevante internationale organisaties voor steun en bijstand bij het uitvoeren
van de aanbevelingen uit de rapporten van de UNHCHR en de LLRC.
Nederlandse inzet
Nederland treedt ten aanzien van de mensenrechtensituatie in Sri Lanka in EU-verband
op. Het kabinet is zich ervan bewust dat er in Sri Lanka het nodige moet gebeuren
op het gebied van verbetering van de mensenrechtensituatie en het functioneren van
de rechtsstaat, zoals een onafhankelijke rechtspraak, een betere bescherming van mensenrechtenverdedigers
en meer vrijheid van meningsuiting. Nederland vindt het voorts belangrijk dat straffeloosheid
wordt tegengegaan en nationale verzoening wordt bevorderd. De Srilankaanse autoriteiten
beschouwen de kritische houding van de VS en de EU overigens als eenzijdig, ongerechtvaardigd
en als niet consistent. Dat zet soms spanning op de dialoog.
Nederland heeft met de andere lidstaten van de EU de MRR-resolutie mede gesponsord
omdat de tekst evenwichtig is en naast kritiek ook benoemd wat is verbeterd, zoals
de terugkeer van ontheemden, de sluiting van de vluchtelingenkampen, de aanleg van
infrastructurele werken en de ontmijning van grote gebieden.
Vooruitblik
Met deze resolutie wordt Sri Lanka aangespoord vervolgstappen te zetten. Het initiatief
ligt bij de regering van Sri Lanka. De oproep van de Raad is echter niet vrijblijvend.
De Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens zal, tijdens de 24e reguliere zitting van de Raad in september as., de voortgang mondeling toelichten.
Tijdens de daarop volgende zitting zal de Raad over de implementatie van de resolutie
spreken.
De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans