Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 augustus 2012
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 19 juni jl. hebben de leden Van Bommel (SP),
Peters (GroenLinks) en Timmermans (PvdA) het kabinet verzocht in te gaan op de wenselijkheid
van een onderzoek naar het gebruik van geweld in de periode van dekolonisatie van
Indonesië. Naar aanleiding van dit verzoek informeren wij u, mede namens de minister-president,
als volgt.
Wij onderkennen dat een zo volledig mogelijk beeld van het verleden zonder meer van
groot belang is. Dit geldt in het bijzonder voor periodes in de geschiedenis die tot
op de dag van vandaag in de actualiteit staan.
De afgelopen decennia is er veel onderzoek gedaan naar de onderhavige periode. Onderzoeksmateriaal
is in ruime mate beschikbaar en sommige onderzoekers werken samen met Indonesische
partners. Onderzoek heeft in de loop der tijd geleid tot een groot aantal waardevolle
wetenschappelijke en journalistieke publicaties. Voorbeelden hiervan zijn de in 1969
in opdracht van de regering de verschenen Excessennota, de bronnenuitgave «Officiële
bescheiden betreffende de Nederlands Indonesische betrekkingen 1945 – 1950» (20 delen),
delen uit de serie «Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog» van
prof. dr. L. de Jong, studies naar de geweldsexcessen op Zuid-Sulawesi en onderzoek
over Rawagedeh.
Op 19 juni jl. hielden enkele historische instituten een pleidooi voor verder onderzoek.
Vanzelfsprekend staat het de instituten vrij om binnen hun programma en verantwoordelijkheidsgebied
ruimte te maken voor studie naar het gebruik van geweld in de periode van dekolonisatie.
Zij zijn hiertoe geëquipeerd en zij beschikken over de benodigde onderzoeksbudgetten.
Zij kunnen dit onderzoek desgewenst in gezamenlijkheid doen met internationale partners.
Wij zien hier ten principale geen inhoudelijke, sturende of begeleidende rol voor
het kabinet.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal
De minister van Defensie,
J. S. J. Hillen