Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2014
In de correspondentie met uw Kamer heb ik het afgelopen jaar enkele keren de mogelijkheid
van het openbaar maken van inspectiegegevens aan de orde gesteld waarbij de Inspectie
SZW uit eigen beweging informatie over bedrijven en instellingen met naam en toenaam
bekend maakt.1 Binnen SZW is de afgelopen maanden verkend welke (juridische) mogelijkheden daarvoor
bestaan, mede bezien vanuit de wens om vanuit het toezicht meer transparant en open
te zijn over de inzet, de werkwijze en de resultaten van de Inspectie SZW.
In het kader van het nalevingstoezicht op de arbeidswetgeving verantwoordt de Inspectie
SZW haar bevindingen over en prestaties van bedrijven en instellingen doorgaans geanonimiseerd
en op geaggregeerd niveau.
Bij andere toezichthouders is daarin (op onderdelen) de afgelopen jaren verandering
gekomen. Prestaties en toezichtsbevindingen worden steeds vaker kenbaar gemaakt met
vermelding van naam en toenaam van de onder toezichtgestelden. Als voorbeeld noem
ik hier de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Inspectie van het Onderwijs.
De Inspectie SZW wil in haar werkwijze aansluiten bij deze ontwikkeling naar meer
transparantie en op een aantal deelterreinen een begin maken om haar informatie over
inzet en inspectiebevindingen publiekelijk te delen. Transparantie over waar de Inspectie
controleert, wat de Inspectie doet en aantreft, past bij een modern toezichthouder.
Daarbij komt dat inspectiezaken tegenwoordig praktisch niet meer anoniem te houden
zijn door de invloed van de sociale media, zoekmachines e.d. Ook om die reden is het
van belang dat er betrouwbare en objectieve informatie over specifieke zaken gegeven
kan worden. Het publiekelijk toegankelijk maken van dergelijke informatie betekent
dat er meer openheid komt over bedrijven en instellingen waar de Inspectie SZW inspecteert.
Daarbij speelt het beschermingsmotief een belangrijke rol: (potentiële) werknemers,
burgers, maar vooral ook andere bedrijven kunnen worden geïnformeerd en gewaarschuwd
voor bedrijven die (ernstig) te kort schieten in de naleving van de arbeidswetten.
Meer transparantie over individuele bedrijven zal bovendien de naleving van regelgeving
kunnen verbeteren (versterken preventieve werking).
Vanwege de mogelijke impact (reputatieschade) is zorgvuldig handelen bij openbaar
maken van niet-geanonimiseerde gegevens van groot belang. Het vereist juridische en
procedurele waarborgen en brengt ook voor de Inspectie SZW in haar bedrijfsvoering,
organisatie en processen de nodige veranderingen mee.
Daarom kiest de Inspectie SZW voor een gefaseerde benadering. Er wordt dit jaar gestart
met een tweetal deelterreinen in het nalevingstoezicht van de arbeidswetten, waar
het openbaar maken van gegevens betreffende milieu informatie aan de orde is. Dit
betreft het BRZO-toezicht waarover het kabinet al eerder aan uw Kamer mededeling heeft
gedaan in reactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Daarnaast zullen ook in het kader van toezicht op de asbestsanering sanctiemaatregelen
tegen bedrijven die de regels inzake asbestsanering overtreden, publiekelijk gemaakt
worden. In beide gevallen gaat het om milieu-informatie waarvoor de Wet openbaarheid
van bestuur een ruimer openbaarmakingregime kent dan voor overige (inspectie-)informatie.
Voorts ben ik voornemens om ook voor het toezichtdomein arbeidsmarktfraude (betreffende
de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag en de Wet
allocatie arbeidskrachten door intermediairs) het actief openbaar maken van inspectiegegevens
waarbij bedrijven en instellingen met naam en toenaam worden vermeld, mogelijk te
maken. Daarvoor is een specifieke (aanvullende) wettelijke basis wenselijk (wijzigingswet).
In het kader van de voorgenomen maatregelen inzake de aanpak schijnconstructies werk
ik hiervoor een voorstel uit.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher