25 877
Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 19..)

nr. 15
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 19 maart 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3 wordt «onderling overleg» vervangen door: regelmatig onderling overleg.

B

In artikel 4, derde lid, wordt de puntkomma aan het einde van onderdeel b vervangen door een punt en vervalt onderdeel c.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

d. het verrichten van onderzoek betreffende andere landen ten aanzien van onderwerpen met een overwegend niet-militaire relevantie, die door Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met Onze betrokken Ministers zijn aangewezen.

2. Het derde lid vervalt.

D

In artikel 17, eerste lid, wordt «van hun taak voor het» vervangen door: van hun taak, dan wel ter ondersteuning van een goede taakuitvoering, voor het.

E

In artikel 18 wordt «artikel 6, tweede lid, onder a, en derde lid,» vervangen door: artikel 6, tweede lid, onder a en d,.

F

In artikel 25, achtste lid, eerste volzin, wordt «telecommunicatie dat zijn oorsprong of bestemming heeft in andere landen aan» vervangen door: telecommunicatie die zijn oorsprong of bestemming in andere landen heeft, aan .

G

In artikel 25a, eerste lid, eerste volzin, wordt «telecommunicatie dat zijn oorsprong of bestemming in andere landen heeft aan» vervangen door: telecommunicatie die zijn oorsprong of bestemming in andere landen heeft, aan.

H

Aan artikel 25a, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Tot het moment van verlening van de toestemming, bedoeld in artikel 25, tweede lid, wordt van de opgenomen telecommunicatie niet verder kennisgenomen.

I

In artikel 26, eerste lid, eerste volzin, wordt «niet kabelgebonden» vervangen door: niet-kabelgebonden.

J

Artikel 30 vervalt.

K

In artikel 37a, eerste lid, wordt «personen of instanties betrokken bij de uitvoering van een publieke taak» vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen personen of instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van een publieke taak.

L

Na artikel 47 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 47a

1. Artikel 45 is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag met betrekking tot persoonsgegevens die zijn verwerkt door of ten behoeve van een dienst ten aanzien van een overleden echtgenoot, geregistreerd partner, kind of ouder van de aanvrager.

2. In de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, worden ten minste de volgende gegevens vermeld:

a. naam en voorletters van de overledene;

b. geboortedatum en geboorteplaats van de overledene;

c. datum van overlijden en plaats van overlijden;

d. de hoedanigheid van de overledene in relatie tot de aanvrager.

3. In de gevallen dat blijkt dat de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op gegevens van een persoon die nog niet is overleden of op gegevens van een overleden persoon die niet de hoedanigheid van echtgenoot, geregistreerd partner, kind of ouder van de aanvrager heeft, wordt de aanvraag niet ontvankelijk verklaard.

M

Na artikel 50 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 50a

Artikel 50 is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag als bedoeld in artikel 47a met dien verstande dat in artikel 50 voor «de aanvrager» wordt gelezen: de overleden persoon.

N

Artikel 51, derde lid, komt te luiden:

3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag als bedoeld in artikel 45 onderscheidenlijk 47a, voor zover een dergelijke aanvraag niet wordt afgewezen ingevolge artikel 50 onderscheidenlijk 50a.

O

In artikel 55, eerste lid, wordt «het hoofd van de directie douane-aangelegenheden» vervangen door: de directeur-generaal van de rijksbelastingdienst.

P

In artikel 55, tweede lid, wordt «de bij of krachtens het eerste lid bedoelde ambtenaren» vervangen door: de in het eerste lid genoemde ambtenaren.

Q

In artikel 57 wordt «van de douane» vervangen door: van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake de douane.

R

In artikel 58, tweede lid, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

S

In artikel 87 wordt «artikel 6, derde lid,» vervangen door «artikel 6, tweede lid, onder d,» en «artikel 6, tweede lid, onder a en c, derde lid,» door: artikel 6, tweede lid, onder a, c en d,.

T

Artikel 95b wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen 3 en 5 vervallen, onder de vernummering van onderdeel 4 tot onderdeel 3.

2. Een nieuw onderdeel 4 wordt toegevoegd luidende:

4. In artikel 13.8 komt de eerste volzin te luiden: Van de verplichtingen die voortvloeien uit dit hoofdstuk kan Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister van Defensie en Onze Minister van Justitie in bijzondere gevallen ontheffing verlenen.

U

Artikel 104 komt te luiden:

Artikel 104

Na de inwerkingtreding van deze wet berust de Aanwijzingsregeling bijzondere dienst Koninklijke marechaussee op artikel 55, tweede lid, van deze wet.

TOELICHTING

Mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Defensie en de Minister van Justitie licht ik deze tweede nota van wijziging als volgt toe.

A

Zoals aangekondigd in de nota naar aanleiding van het nader verslag, paragraaf 1, naar aanleiding van een vraag van de leden van de PvdA-fractie, wordt aan de bepaling over het onderling overleg tussen de betrokken ministers toegevoegd dat dit overleg «regelmatig» zal plaats vinden, conform de wettekst in de huidige Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en in overeenstemming met de huidige en de in de toekomst te verwachten gang van zaken.

B

De formulering van onderdeel c van artikel 4, derde lid, van het ingediende wetsvoorstel wekte ten onrechte de indruk dat de uitvoering van de taken van de diensten behoort tot het takenpakket van de coördinator. De uitvoering van de taken van de afzonderlijke diensten valt echter onder de verantwoordelijkheid van elk der betrokken ministers. De taak van de coördinator heeft uitsluitend betrekking op de coördinatie tussen de diensten. De coördinator kan in het verlengde van die taak voorstellen doen aan de betrokken ministers, maar dan gericht op de coördinatie van de taken tussen de diensten en niet op de uitvoering ervan. De bevoegdheid van de coördinator om aan de betrokken ministers voorstellen te doen betreffende de coördinatie tussen de diensten vloeit echter al voort uit zijn coördinerende taak (artikel 4, derde lid, onderdeel b) en behoeft derhalve geen afzonderlijke wettelijke regeling. Artikel 4, derde lid, onderdeel c, kan derhalve gemist worden.

C, E, en S

In de nota naar aanleiding van het verslag1 en in de toelichting bij de (eerste) nota van wijziging2 heeft de regering zich bij de introductie van het begrip «nationale veiligheid» in de taakstelling van de AIVD op het standpunt gesteld dat het begrip «nationale veiligheid» ruim mag worden uitgelegd en dat de activiteiten van de AIVD in het kader van de nieuwe inlichtingentaak buitenland zonder meer onder dat begrip vallen. Voor zover er niettemin enige twijfel zou kunnen bestaan of het verrichten van onderzoeken die gerelateerd zijn aan vitale economische belangen van Nederland wel onder het begrip«nationale veiligheid» vallen, is destijds besloten die twijfel weg te nemen door te komen tot een explicitering van de vitale economische belangen in de omschrijving van de inlichtingentaak buitenland van de AIVD. Hoewel hiermee dus beoogd werd te komen tot een verduidelijking, bleek deze formulering juist aanleiding te zijn tot veel misverstanden. Zo werd in de media, wellicht mede onder invloed van de berichten over het zgn. «Echelon»-afluistersysteem, verondersteld dat het verrichten van onderzoek ten behoeve van individuele bedrijven beoogd zou zijn. Dat is uiteraard nimmer de bedoeling geweest van het expliciet opnemen van het aandachtsgebied «vitale economische belangen». Ook de Europese Commissie toonde zich in haar uitgebreide gemotiveerde mening (UGM), vermeld in de nota naar aanleiding van het nader verslag, paragraaf 1, kritisch naar aanleiding van dit begrip. De Commissie wijst erop dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen blijkt dat zuiver economische doelstellingen geen rechtvaardiging kunnen vormen voor een belemmering van de fundamentele vrijheden in het EG-verdrag, zoals het vrij verrichten van diensten. Gezien voorts de kritische vragen in het nader verslag naar aanleiding van de introductie van het begrip «vitale economische belangen» in de taakomschrijving van de AIVD, hebben wij besloten dit begrip te schrappen, teneinde tot uitdrukking te brengen dat een onderzoek op basis van louter deze belangen niet is toegestaan. Onderzoek met het oog op vitale economische belangen is uiteraard wel mogelijk indien de nationale veiligheid daarbij in het geding is. Een en ander betekent dat in deze tweede nota van wijziging de eerder in het wetsvoorstel aangebrachte aanpassing in de formulering van de taakopdracht van de AIVD weer wordt teruggedraaid. Er is dus weer sprake van een «d-taak», te weten het verrichten van onderzoek betreffende andere landen ten aanzien van onderwerpen met een overwegend niet-militaire relevantie die daartoe worden aangewezen. De AIVD heeft deze taak, evenals zijn andere taken, in het belang van de nationale veiligheid.

D

De wijziging onder D is van technisch-juridische aard. Voor een goede taakuitvoering van de diensten is het noodzakelijk dat deze zich een oordeel kunnen vormen over de betrouwbaarheid van degenen van wier diensten gebruik gemaakt wordt ter uitvoering of ondersteuning van hun taakopdracht1. Hiermee was al wel rekening gehouden in artikel 13, onderdeel e, waarin wordt vastgelegd dat het verwerken van gegevens omtrent personen door de AIVD (en ingevolge het tweede lid ook door de MIVD) betrekking kan hebben op personen «wier gegevens noodzakelijk zijn ter ondersteuning van een goede taakuitvoering door de dienst», maar een dergelijke formulering ontbrak abusievelijk nog in artikel 17, dat regelt tot wie de diensten zich kunnen wenden voor het verzamelen van gegevens. Deze omissie wordt hersteld door in artikel 17 expliciet de zinsnede «dan wel ter ondersteuning van een goede taakuitvoering» toe te voegen.

F, G, I, P en U

In deze onderdelen worden enige onvolkomenheden van technische en redactionele aard hersteld.

H

Zoals nader toegelicht in paragraaf 3.3.2 van de nota naar aanleiding van het nader verslag naar aanleiding van vragen van de leden van de PvdA-fractie wordt een volzin toegevoegd aan artikel 25a, vierde lid, teneinde te waarborgen dat indien tijdens het searchen de identiteit van een persoon of organisatie wordt achterhaald, pas verder van de betreffende telecommunicatie wordt kennis genomen nadat daartoe op grond van artikel 25, tweede lid, toestemming is verleend. Indien de toestemming niet wordt verleend, mag de ontvangen en opgenomen telecommunicatie niet worden gebruikt, maar dient deze op grond van het vijfde lid van artikel 25a terstond te worden vernietigd.

J

Zoals toegelicht in de nota naar aanleiding van het nader verslag, paragraaf 2.2, naar aanleiding van vragen van de leden van de PvdA-fractie hebben wij besloten artikel 30 te schrappen aangezien dit artikel onvoldoende voldoet aan het uit artikel 8 EVRM voortvloeiende vereiste van voorzienbaarheid. Daarmee wordt tevens tegemoet gekomen aan de Europese Commissie, die in haar UGM wijst op de mogelijke strijdigheid van deze bepaling met de richtlijnen 95/46/EG en 97/66EG.

K

Artikel 37a van het wetsvoorstel bevat de voorgestelde regeling voor de gegevensverstrekking door de diensten aan personen of instanties met een publieke taak. Zoals nader toegelicht in de nota naar aanleiding van het nader verslag, paragraaf 3.2, naar aanleiding van opmerkingen van de kant van leden van de PvdA-fractie, stellen wij voor de kring van personen waaraan verstrekt mag worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nader te definiëren.

L, M en N

Zoals nader toegelicht in paragraaf 4.2 van de nota naar aanleiding van het nader verslag in antwoord op vragen van de leden van de PvdA-fractie, hebben wij besloten voor directe familie een inzagemogelijkheid te creëren. Daartoe wordt voorgesteld om in paragraaf 4.2 (recht op kennisneming van persoonsgegevens) een nieuw artikel 47a op te nemen, waarbij aan echtgenoten, geregistreerde partners, ouders en kinderen het recht wordt toegekend om ten aanzien van een overleden familielid kennis te nemen van (eventueel) bij de diensten verwerkte persoonsgegevens omtrent het betrokken familielid. De regeling betreffende de wijze van kennisneming van gegevens (paragraaf 4.3a), de weigeringsgronden en beperkingen (paragraaf 4.4) alsmede het beroep (paragraaf 4.5) geldt hierbij onverkort. De aanvrager zal in beginsel zelf de juistheid van de door hem of haar in zijn aanvraag vermeldde gegevens dienen aan te tonen of aannemelijk te maken.

O

Als gevolg van een reorganisatie van het directoraat-generaal belastingdienst van het Ministerie van Financiën is onder meer de naamgeving van de verschillende directies gewijzigd. Om reden van wetgevingseconomie wordt er daarom voor gekozen «het hoofd van de directie douane-aangelegenheden» te vervangen door «de directeur-generaal van de rijksbelastingdienst».

Daarbij dient het volgende te worden vermeld. In de memorie van toelichting op dit wetsvoorstel1 worden de in artikel 55 genoemde werkzaamheden van de douane gerelateerd aan de grensbewakingstaak. Ofschoon de douane sinds 1999 niet meer is belast met de grensbewakingstaak, in de zin van een personencontrole, is er gezien de huidige taakstelling van de AIVD en de douane nog steeds een gemeenschappelijk aandachtsveld waarin beide diensten vanuit hun eigen invalshoek werkzaam zijn. De in artikel 55 genoemde werkzaamheden betreffen het verkrijgen van informatie uit de goederen- en geldstromen, voor zover deze informatie van belang kan zijn voor de taakuitvoering van de AIVD.

Q

In artikel 57 wordt het begrip «ambtenaren van de douane» aangepast aan de huidige wettelijke terminologie.

R

Deze wijziging hangt samen met de overgang van het beheer van het Korps landelijke politiediensten van het Ministerie van Justitie naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

T (onderdeel 1)

Het schrappen van «vitale economische belangen» (hiervoor toegelicht bij C, E en S) leidt ook tot het ongedaan maken van de voorgestelde wijziging van de Telecommunicatiewet op dit punt. Om wetstechnische redenen wordt de oorspronkelijke formulering «in het belang van de veiligheid van de staat» weer hersteld. Het begrip «veiligheid van de staat» wordt in de Telecommunicatiewet en andere wetten gebruikt in ruime zin. De taken van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten vallen onder dit begrip.

T (onderdeel 2)

In artikel 13.8 van de Telecommunicatiewet is voorzien in de mogelijkheid om in bijzondere gevallen ontheffing te verlenen van de uit hoofdstuk 13 van die wet (Bevoegd aftappen) voortvloeiende verplichtingen. Deze ontheffing kan worden verleend door de Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie. Nu echter in de nieuwe WIV de bevoegdheid tot het (gericht) aftappen van telecommunicatie ook wordt toegekend aan de MIVD, zal de vereiste overeenstemming ex artikel 13.8 van de Telecommunicatiewet ook dienen te worden bereikt met de Minister van Defensie. De voorgestelde wijziging voorziet daarin.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

Zie Kamerstukken II 1999/2000, 25 877, nr. 8, blz. 18–22.

XNoot
2

Zie Kamerstukken II 1999/2000, 25 877, nr. 9, blz. 14–16.

XNoot
1

Zie Kamerstukken II 1984/85, 17 363, nr. 12, blz. 5.

XNoot
1

Zie Kamerstukken II, 1997/98, 25 877, nr. 3, blz. 74.

Naar boven