nr. 46
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 januari 2008
Hierbij bied ik u het rapport «Resultaten uitvoering gemeentelijke
asbesttaken 2007» aan waarin de VROM-Inspectie de uitvoering van de
gemeentelijke asbesttaken, die voortvloeien uit het Asbestverwijderingsbesluit
2005 in 39 gemeenten heeft onderzocht.1
Het Asbestverwijderingsbesluit 2005
Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 is in maart 2006 van kracht geworden.
Dit besluit regelt onder meer dat bij gebouwen ouder dan 1994 voorafgaand
aan de sloop eerst een asbestinventarisatie moet plaatsvinden. Het asbest
en de asbesthoudende materialen moeten vóór de sloop uit het
gebouw worden verwijderd. Zowel de inventarisatie van asbest als de daaropvolgende
verwijdering ervan mag uitsluitend door gecertificeerde asbestdeskundige bedrijven
plaatsvinden. Gemeenten behoren deze voorwaarden te controleren bij het afgeven
van een sloopvergunning en bij het toezicht tijdens de sloopwerkzaamheden.
Het onderzoek
In 2007 heeft de VROM-Inspectie bij 39 gemeenten de uitvoering van de
gemeentelijke asbesttaken uitgebreid onderzocht. Voor dit onderzoek zijn gemeenten
geselecteerd die bij gemeenteonderzoeken van de VROM-Inspectie in voorgaande
jaren hun sloopvergunningprocedure niet op orde hadden.
Het onderzoek was erop gericht om na te gaan op welke onderdelen de uitvoering
van de asbestregelgeving door gemeenten tekort schiet, om daaruit lering te
kunnen trekken. Daarnaast was het doel om de uitvoering van de gemeentelijke
asbesttaken bij deze 39 gemeenten te verbeteren.
Resultaten
Uit het onderzoek blijkt dat de procedurele randvoorwaarden vaak niet
op orde zijn. Vijftien gemeenten hebben geen actuele bouwverordening en in
27 gevallen is het aanvraagformulier voor de sloopvergunning niet actueel.
De sloopvergunningen van 22 gemeenten zijn als onvoldoende beoordeeld.
Ook in de uitvoering schieten veel van de onderzochte gemeenten tekort.
Twintig gemeenten toetsen de geldigheid van het certificaat van de asbestdeskundige
niet en in 23 gemeenten vindt geen toezicht op de slooplocatie zelf plaats.
Bij het toezicht letten slechts acht gemeenten op de belangrijkste verplichtingen.
De resultaten van het onderzoek laten zien dat vier van de 39 onderzochte
gemeenten, die in 2006 in de VROM-brede gemeenteonderzoeken hun sloopvergunning
niet op orde hadden, hun asbesttaken inmiddels geheel op orde hebben. In één
gemeente is het niveau bijna adequaat en 34 gemeenten voeren hun asbesttaak
bij de sloopvergunning niet adequaat uit.
Vervolgtraject
De VROM-Inspectie heeft de gemeentebesturen van de 34 achterblijvende
gemeenten in kennis gesteld van de resultaten van het onderzoek en hen verzocht
maatregelen te treffen. In diezelfde periode (vanaf medio 2007) is alle gemeenten
gerichte hulp geboden in de vorm van de handreiking «Uitvoeringsmethodiek
Asbestverwijderingsbesluit 2005» en het toetsingskader dat de VROM-Inspectie
hanteert, «Beschrijving adequaat niveau gemeentelijke asbesttaken». De uitkomsten van het onderzoek worden gebruikt om, in lijn met
mijn brief van 5 december 20071, gemeenten
met gerichte voorlichting en/of opleiding te ondersteunen bij het op peil
brengen van de uitvoering van hun taken met betrekking tot asbest. Indien
gemeenten uiteindelijk hun verantwoordelijkheid niet nemen, zullen wettelijke
bevoegdheden worden ingezet om een adequate uitvoering en handhaving af te
dwingen.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer