25 834 Problematiek rondom asbest

Nr. 184 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2021

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft mij per brief van 16 april 2021 verzocht om een reactie te geven op de brief van RIR Nederland te Eerbeek van 10 februari 2021 over het blootstellingsonderzoek sanering asbestdaken Fase 2, Arcadis. Hierbij reageer ik, mede namens de Minister van SZW, op dit verzoek. Voor de meer gedetailleerde reactie verwijs ik u naar de antwoordbrief aan RIR Nederland die als bijlage bij deze brief is opgenomen1.

Ik wil beginnen met het geven van een reactie op de aangenomen motie van de leden Stoffer en Geurts (Kamerstuk 28 089, nr. 189) die verzoekt om in overleg met betrokken bedrijven, gemeenten en omgevingsdiensten een vervolg te geven aan het blootstellingsonderzoek en op korte termijn een plan van aanpak voor dit vervolgonderzoek aan uw Kamer voor te leggen. Ik heb het programmabureau voor de versnellingsaanpak asbestdakensanering gevraagd het overleg te organiseren met betrokken partijen om snel te komen tot een aanpak. Ik heb voor ogen dat via deze aanpak duidelijk wordt op welke wijze en in welke mate innovatieve werkmethoden kunnen leiden tot een verlaging van de kosten van de asbestdakensanering. Ik zal u na de zomer hier nader over informeren. Uitgangspunt bij genoemde aanpak is overigens dat de betreffende leveranciers hun werkmethode laten valideren en beoordelen om te kunnen komen tot indeling in een lagere risicoklasse, waarvoor het Validatie- en Innovatiepunt (VIP) is opgericht.

Met mijn brief aan de Tweede Kamer van 1 februari 2021 (Kamerstuk 25 834, nr. 176) heb ik u het rapport van Arcadis over het uitgevoerde blootstellingsonderzoek aangeboden en heb ik mede namens de Minister van SZW daarop een beleidsreactie gegeven. RIR stelt dat de conclusies in deze brief niet juist en/of volledig zijn en dat geen uitvoering zou zijn gegeven aan een aantal genoemde moties. Deze stellingen van RIR deel ik niet. De inhoud van de brief is gebaseerd op bevindingen van zowel de wetenschappelijke klankbordgroep als de klankbordgroep bestaande uit stakeholders, die beide hebben aangegeven dat door het te beperkte aantal metingen geen statistisch verantwoorde uitspraken kunnen worden gedaan over een eenvoudiger regime voor de sanering van asbestdaken. Er zijn dan ook geen conclusies getrokken over mogelijkheden voor de vereenvoudiging van saneringen, dus ook geen onjuiste of onvolledige conclusies zoals RIR stelt.

Met het blootstellingsonderzoek is uitvoering gegeven aan de motie van het lid Von Martels met het verzoek te onderzoeken of de sanering van asbestdaken voortaan standaard kan worden ondergebracht in risicoklasse 12. In mijn brief van 1 februari 2021 is daarnaast ingegaan op de motie van de leden Ziengs en Stoffer die oproept om na afronding van dit onderzoek te verkennen hoe bedrijven makkelijker een certificaat voor asbestverwijdering kunnen halen, toegespitst op de verwijdering van daken3. Daarbij is aangegeven dat nog zal worden vastgesteld in hoeverre dit kan bijdragen aan de asbestdakenopgave. De door RIR genoemde motie over een specifieke schuimlaag is eerder afgedaan waarover u door de toenmalige Staatssecretaris van SZW bent geïnformeerd4. RIR stelt dat met het TNO rapport van april 2019 (Fase 1 – onderzoek) sprake zou zijn van validatie van een specifieke schuimlaag. Van de specifieke schuimlaag is met dat onderzoek echter nog niet bevestigd dat de toepassing ervan de blootstelling aan asbestvezels dusdanig minimaliseert dat het gebruik van het product ook een landelijke terugschaling in risicoklasse rechtvaardigt. Daartoe dient door de producent eerst een aanvraag bij het VIP te worden ingediend. De overige drie door RIR genoemde moties hebben geen relatie met het uitgevoerde blootstellingsonderzoek en zijn inmiddels ook afgedaan.

Uiteraard is het teleurstellend dat het uitgevoerde blootstellingsonderzoek niet het gewenste perspectief heeft geboden op de vereenvoudiging van de asbestdakensanering. Zoals hiervoor beschreven, zal ik bij de uitvoering van de motie van de leden Stoffer en Geurts bezien op welke wijze en in welke mate innovatieve werkmethoden, zoals het toepassen van schuim, kunnen leiden tot een verlaging van de kosten van de asbestdakensanering.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 25 834, nr. 161.

X Noot
3

Kamerstuk 34 675 nr. 19.

X Noot
4

Kamerstuk 25 834, nr. 166.

Naar boven