25 764 Reisdocumenten

Nr. 92 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2015

Op 16 december 2014 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de uitvoering van de motie van de leden Van Toorenburg en Taverne inzake het vergroten van de transparantie bij het vaststellen van de tarieven voor de paspoorten en identiteitskaarten (Kamerstuk 25 764, nr. 80) en de wijze waarop de kosten van het reisdocumentenproces verder beheerst kunnen worden (Kamerstuk 25 764, nr. 87). Daarbij heb ik toegezegd de Tweede Kamer medio 2015 te informeren over de conclusies die ik zal verbinden aan een onderzoek naar de kosten van het reisdocumentenproces bij de G4-gemeenten dat in de afgelopen periode is uitgevoerd. Met deze brief geef ik u de toegezegde informatie.

Medio april 2015 is het onderzoek afgerond1. In het onderzoek zijn de kosten gemeten van het reisdocumentenproces in Utrecht en in twee stadsdelen van de gemeente Amsterdam. Bij deze meting is (anders dan bij de in het verleden uitgevoerde onderzoeken) uitgegaan van de richtlijnen uit de Handreiking kostentoerekening leges en tarieven die in 2010 door mijn ministerie is uitgebracht. Vanwege de beschikbare informatie uit de gemeentelijke financiële administraties moesten op onderdelen aannamen over de omvang van de kosten en de toerekenbaarheid aan de reisdocumenten worden gedaan. Hoewel de resulterende bedragen daardoor niet als exacte metingen beschouwd kunnen worden, kan op basis van dit onderzoek wel aangenomen worden dat de huidige maximumtarieven voor paspoorten en identiteitskaarten voor de onderzochte gemeenten niet toereikend zijn om alle aan de reisdocumenten toegerekende kosten te dekken.

De onderzoekers geven in het rapport aan dat de uitkomst van dit onderzoek niet representatief is voor de G4-gemeenten als geheel, omdat er geen onderzoek is gedaan in Den Haag en Rotterdam. Dat maakt het moeilijk om aan dit onderzoek conclusies ten aanzien van de maximumtarieven te verbinden; die zijn immers op alle gemeenten in Nederland van toepassing. Mijn ministerie zal daarom eerst samen met de gemeenten een vervolgonderzoek starten dat tot een oplossing voor alle gemeenten moet leiden.

Die oplossing is niet noodzakelijkerwijs een tariefsverhoging. Zoals ik in mijn brief van 16 december 2014 al aankondigde, zal ik vooral inzetten op het nemen van maatregelen om de kosten van het reisdocumentenproces te verlagen. Door de onderzoekers is al een aantal suggesties hiervoor gedaan. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om het reisdocumentenproces binnen hun organisaties zo doelmatig mogelijk in te richten. Om gemeenten daarbij te ondersteunen, start ik dit najaar een traject waarin samen met belanghebbende partijen (waaronder gemeenten) en externe deskundigen (bijvoorbeeld wetenschappers) zal worden nagedacht over mogelijke verbeteringen van het reisdocumentenstelsel. Dit traject richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het stelsel. In dit traject zal echter ook worden onderzocht of er maatregelen genomen kunnen worden die tot een verlaging van de kosten van het reisdocumentenproces leiden, zodat de kosten die gemeenten maken en de door mij vast te stellen maximumtarieven ook voor de G4-gemeenten dichter bij elkaar gebracht worden. Over concrete maatregelen zal ik uw Kamer medio 2016 informeren.

Verder kan ik u melden dat ik conform mijn toezegging in de hiervoor genoemde brief alle gemeenten met een brief heb opgeroepen om ter onderbouwing van de tarieven in hun legesverordening een kostenonderbouwing te publiceren (zie bijlage2). Ervan uitgaande dat de gemeenten gehoor geven aan mijn oproep, kunnen de gemeenteraden deze onderbouwing gebruiken om vast te stellen of er door het College van Burgemeester en Wethouders kostendekkende tarieven worden voorgesteld. Ik zal begin 2016 onderzoeken of mijn oproep het gewenste effect heeft gehad en uw Kamer daarover informeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven