25 657 Persoonsgebonden Budgetten

Nr. 241 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2016

Met deze brief voldoe ik aan het verzoek van uw Kamer d.d. 8 april jl. om een reactie op de gewijzigde motie van de leden Voortman en Keijzer (Kamerstuk 25 657, nr. 240). Deze motie verzoekt de regering alle wettelijke middelen te gebruiken om er voor te zorgen dat gemeenten voldoende budget op de SVB-rekeningen storten om lopende persoonsgebonden budgetten te betalen.

Voorliggende gewijzigde motie vraagt om het, zonder gemeentelijke tussenkomst, verlengen van lopende budgetten om er voor te zorgen dat er voldoende budget bij de SVB is om lopende persoonsgebonden budgetten te betalen. Dit acht ik niet verstandig. Zoals ik in het AO van 23 maart alsmede in mijn brief van 5 april (Kamerstuk 25 657, nr. 238) heb aangegeven dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen pgb’s waarbij na 1 mei nog wel doorbetaling aan de orde is en pgb’s waarbij dat niet het geval is. Indien alle pgb’s waarvoor nu nog geen toekenningsbeschikking verstrekt is door gemeenten zouden worden verlengd, betekent dit ook verlenging van budgetten waarbij bijvoorbeeld:

  • Niet langer een pgb nodig is omdat er geen zorgvraag meer is, waardoor het verlengen van het pgb tot oneigenlijk gebruik kan leiden;

  • Er over is gestapt op zorg in natura, waardoor een dubbele aanspraak zou ontstaan;

  • Een jeugdige met een pgb vanuit de Jeugdwet 18 jaar is geworden waardoor geen zorg vanuit de jeugdwet meer geleverd kan worden;

  • Zorg niet langer vanuit het gemeentelijk domein (Wmo of Jeugdwet) maar vanuit de Wlz wordt geleverd, waardoor een dubbele aanspraak ontstaat.

Voor de budgethouder is verlenging van budgetten in bovenstaande gevallen niet nodig en ook niet wenselijk. Alleen de gemeente en de budgethouder hebben zicht op deze status en de daar achterliggende reden. Daarom ontraadt ik deze motie.

Uiteraard ben ik met de indieners van mening dat daar waar na 30 april nog wél sprake is van zorg via een pgb deze continuïteit ook goed geregeld moet zijn. Ik acht het met de indieners van groot belang dat partijen hierin hun verantwoordelijkheden nemen en zie hier ook op toe.

Daarom heeft de ketenregisseur op 7 april jl. – met oog op de continuïteit van zorg en ondersteuning voor budgethouders – in overleg met betrokken partijen de volgende aanvullende afspraken gemaakt:

  • Er is besloten dat gemeenten, waarvan wordt verwacht dat zij zullen achterblijven met het aanleveren van toekenningsbeschikkingen bij de SVB, telefonisch door de VNG worden benaderd;

  • Indien dit niet tot de gewenste actie door de gemeente leidt zal ketenregisseur de betreffende gemeente(n) hier vanaf eind deze week direct op aanspreken.

Alle acties – waaronder de eerder door mij reeds gememoreerde «einde budgetbrief» – zijn er op gericht de zorg voor de budgethouder, daar waar aan de orde, te continueren.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven