25 422 Opwerking van radioactief materiaal

Nr. 104 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2013

Hierbij stuur ik u het nationale rapport dat aan het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) wordt verzonden conform de afspraken in het Verdrag inzake Nucleaire Veiligheid1. De doelstellingen van het Verdrag inzake Nucleaire Veiligheid zijn het wereldwijd bereiken en handhaven van een hoog niveau van nucleaire veiligheid en een doeltreffende bescherming tegen mogelijke stralingsrisico’s van (nucleaire) reactoren.

Op grond van artikel 5 van het Verdrag behoort iedere Verdragspartij om de drie jaar een rapport in te dienen. Het rapport beschrijft de nucleaire veiligheid en de maatregelen die door de Verdragspartner genomen zijn ter nakoming van de verplichtingen van het Verdrag. De rapportages dienen ter voorbereiding van de toetsingsvergadering, die om de drie jaar wordt gehouden. Van 24 maart tot 3 april 2014 wordt in Wenen de zesde toetsingsconferentie gehouden. Daar worden de verschillende nationale rapporten, waaronder ook het Nederlandse rapport, gepresenteerd en bediscussieerd. Dit rapport is opgesteld ter voorbereiding hiervan.

Met deze brief informeer ik u over een aantal onderwerpen in het rapport. Over deze onderwerpen heb ik u eerder geïnformeerd.

Deze zesde rapportage geeft inzicht in de huidige stand van zaken met betrekking tot de nucleaire veiligheid van de reactoren in Borssele en Petten. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vijfde rapportage (Kamerstuk 25 422, nr. 81) zijn:

  • de wijzigingen in de Nederlandse wet- en regelgeving, in het bijzonder de overdracht van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) naar Economische Zaken (EZ) als coördinerend minister, het opstellen van de Nederlandse nucleaire veiligheidregels, de ontwikkelingen ten aanzien van de wet- en regelgeving voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming en de implementatie van de EURATOM richtlijn voor nucleaire veiligheid. Hierover bent u reeds geïnformeerd door de Kamerbrief van mijn ambtsvoorganger van 1 juni 2012 (Kamerstuk 32 645, nr. 38) en mijn brief van 23 april 2013 (Kamerstuk 32 645, nr. 52). Ook in de antwoorden op diverse Kamervragen is op deze onderwerpen ingegaan.

  • de stand van zaken over de motie van de leden Vos en Leegte over het instellen van een onafhankelijke autoriteit nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Hierover bent u geïnformeerd door mijn brief van 19 april 2013 (Kamerstuk32 645, nr. 51);

  • de afwijkingen bij de reactorvaten in de Belgische kerncentrales Doel en Tihange, die niet zijn aangetroffen in het reactorvat van de kerncentrale Borssele. Hierover bent u geïnformeerd door mijn brief van 16 mei 2013 (Kamerstuk 25 422, nr. 101);

  • de plannen voor de nieuwe onderzoeksreactor in Petten (Pallas project) en de modernisering van Hoger Onderwijs Reactor in Delft (OYSTER project). Hierover bent u geïnformeerd door de Kamerbrief van 20 januari 2012 (Kamerstuk32 645, nr. 33);

  • de maatregelen naar aanleiding van de Europese stresstest van kerncentrales die de kerncentrale Borssele en de Nederlandse overheid hebben genomen. Hierover bent u geïnformeerd door de Kamerbrieven van 25 januari 2012 (Kamerstuk 32 645, nr. 34) en 9 januari 2013 (Kamerstuk 32 645, nr. 44).

Het rapport geeft de volgende reactie op de opmerkingen die bij de vijfde toetsingsconferentie in 2011 over de situatie in Nederland zijn gemaakt.

Naar aanleiding van de opmerking over de verdeling van de taken tussen de EZ projectdirectie Nucleaire Installaties en Veiligheid (NIV) en de Kernfysische Dienst (ILT/KFD) en de coördinatie bij de uitvoering van deze taken geeft het zesde rapport aan dat zowel NIV als ILT/KFD onder de verantwoordelijkheid van de minister van EZ vallen. Verder geeft het rapport aan dat NIV verantwoordelijk is voor vergunningverlening en regelgeving en ILT/KFD voor toezicht en handhaving en dat in de coördinatie tussen NIV en ILT/KFD is voorzien. Ook vermeldt het rapport op welke wijze een onafhankelijke autoriteit nucleaire veiligheid en stralingsbescherming kan worden ingericht.

Naar aanleiding van de opmerking dat voor nieuwe kerncentrales voorzien moet zijn in de kennisoverdracht uit het buitenland voor de beoordeling van het ontwerp en het opstellen van de vergunning voor een nieuwe kerncentrale geeft het zesde rapport aan dat de plannen voor een nieuwe kerncentrale door de initiatiefnemers zijn uitgesteld. Hierover bent u geïnformeerd door de Kamerbrief van 30 januari 2012 (Kamerstuk 32 645, nr. 35).

Naar aanleiding van de opmerking dat voorzien moet zijn in een voldoende bemensing van NIV en KFD geeft het zesde rapport aan dat het aantal medewerkers bij NIV en ILT/KFD is uitgebreid en dat de medewerkers opleiding en training gevolgd hebben of volgen. Verder geeft het rapport aan dat nationale en internationale (advies)organisaties NIV en ILT/KFD ondersteunen bij de uitvoering van de taken.

Ook vermeldt het rapport dat naar een duurzame oplossing voor de financiering van de regulatory body gezocht zal worden. Een deel van de oplossing is het instellen van een onafhankelijke autoriteit nucleaire veiligheid en stralingsbescherming.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven