25 087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid

Nr. 270 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2021

Inleiding

De vaste commissie voor Financiën heeft gevraagd om een schriftelijke reactie op

de berichtgeving op NOS.nl van 13 januari jl. over belastingontwijking. Ik merk allereerst op dat het bij deze berichtgeving in de media gaat over een individuele belastingplichtige. In het artikel wordt opgemerkt dat het gaat om een belastingstructuur uit het verleden. Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige. Daarom kan ik over de positie van het in deze berichtgeving genoemde bedrijf geen uitspraken doen. In deze brief zal ik in zijn algemeenheid ingaan op de aanpak van belastingontwijking in relatie tot die berichtgeving. Dat structuren waarbij belasting wordt ontweken verdwijnen, past bij het beleid van dit kabinet om belastingontwijking aan te pakken, zoals ik hierna verder zal toelichten. Zo geldt vanaf dit jaar een conditionele bronbelasting op renten en royalty’s, waarmee betalingen naar jurisdicties die geen of te weinig belasting heffen door Nederland worden belast. Zo wordt ook de doorstroom van deze betalingen via ons land tegengegaan.

1. Aanpak belastingontwijking en evenwichtige belastingheffing van multinationals

Al vanaf het begin van deze kabinetsperiode heeft dit kabinet het aanpakken van belastingontwijking tot doel gesteld, zoals ook beschreven in onder meer de Fiscale Beleidsagenda1 en nader uitgewerkt in de brief van mijn ambtsvoorganger van 23 februari 2018.2 De afgelopen jaren heeft het kabinet verschillende maatregelen tegen belastingontwijking genomen die reeds in werking zijn getreden of binnen afzienbare tijd in werking zullen treden. Met de maatregelen tegen belastingontwijking laat het kabinet blijken dat de aanpak van belastingontwijking een voortdurend speerpunt is. In mijn brief van 5 november 2020 naar aanleiding van een artikel in het NRC van 29 oktober 2020 over belastingontwijking ga ik uitgebreider in op de aanpak van belastingontwijking.3

Het kabinet wil de strijd tegen belastingontwijking en -ontduiking voortvarend voortzetten. Uitdagingen die samenhangen met belastingontwijking zijn echter vaak internationaal van aard en kunnen het beste worden aangepakt door middel van internationale afspraken, zowel bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) als in de Europese Unie (EU). In dat kader werkt Nederland in het zogeheten «Inclusive Framework» (IF) constructief en met een positieve grondhouding mee aan het zoeken van oplossingen voor een meer evenwichtige belastingheffing van multinationals. In de hiervoor aangehaalde brief van 5 november 2020 ben ik ook ingegaan op een evenwichtigere belastingheffing van multinationals. Het kabinet wil multinationals eerlijker belasten, rekening houdend met het vestigingsklimaat. Op dit moment kan het gebeuren dat bedrijven die in Nederland winst maken hier geen belasting betalen dankzij verrekening van verliezen of het gebruik van bepaalde aftrekposten. Om dit te veranderen, heeft het kabinet om een advies gevraagd van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals (de Adviescommissie)4. De aanbevelingen van deze commissie bevatten een aantal belangrijke aanknopingspunten voor een robuuster stelsel van belastingheffing van multinationals. Het kabinet heeft daarom meteen in het Belastingplan 2021 (Kamerstuk 35 572) een belangrijke maatregel van de Adviescommissie omgezet in wetgeving. Met deze maatregel wordt – kort gezegd – de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting met ingang van 1 januari 2022 beperkt. De tweede maatregel die het kabinet naar aanleiding van het advies van de Adviescommissie treft betreft een aanpassing in de toepassing van het zogenoemde «arm’s-lengthbeginsel». Binnen een concern moet net zo zakelijk met elkaar worden gehandeld als onafhankelijke partijen dat onder vergelijkbare omstandigheden met elkaar zouden doen. Dat moet op grond van het zakelijkheidbeginsel. Maar doordat landen dat zakelijkheidsbeginsel verschillend of niet toepassen, kunnen in internationale situaties verschillen («mismatches») ontstaan. Dit leidt tot belastingontwijking. Dit wordt daarom aangepast. Hierdoor zal het arm's-lengthbeginsel vanaf 1 januari 2022 effectief niet langer worden toegepast als dit leidt tot een verlaging van de belastbare winst in Nederland wanneer het andere land dat bij de transactie betrokken is, de corresponderende correctie niet of voor een lager bedrag in haar belastinggrondslag betrekt. Met deze maatregel wordt – in lijn met de aanbevelingen van de Adviescommissie – deze vorm van belastingontwijking voorkomen en loopt Nederland internationaal meer in de pas. Om deze mismatches weg te nemen zal het kabinet – in het voorjaar van 2021 – een afzonderlijk wetsvoorstel aan uw Kamer aanbieden.

2. Introductie van bronbelastingen op geldstromen naar laagbelastende jurisdicties

Om te voorkomen dat Nederland nog langer wordt gebruikt als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties en om het risico van belastingontwijking door het verschuiven van de (Nederlandse) belastinggrondslag naar laagbelastende jurisdicties te verkleinen, is vanaf het begin van dit jaar een conditionele bronbelasting op renten en royalty’s in werking getreden. Daarnaast heeft het kabinet aangekondigd per 2024 aanvullende maatregelen te nemen tegen dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties.5 Dit voorjaar zal het kabinet ook voor deze maatregel een afzonderlijk wetsvoorstel indienen bij de Tweede Kamer. Op die manier legt het kabinet ook deze financiële stromen naar laagbelastende jurisdicties, naast renten en royalty’s, zoveel mogelijk aan banden.

Mijn verwachting is dat de betreffende stromen door deze bronheffingen voor een belangrijk deel vanuit Nederland verdwijnen. Uiteraard vind ik het van belang erop toe te zien dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Zoals aangegeven in mijn monitoringsbrief van 29 mei 2020 zullen de effecten van de maatregelen tegen belastingontwijking, waaronder de effecten van de bronbelasting op renten, royalty’s en dividenden worden gemonitord.6 In dat kader worden ook de financiële stromen die via bijzondere financiële instellingen (bfi’s) door Nederland lopen gemonitord. Met DNB is afgesproken dat deze gegevens kunnen worden gebruikt om de effecten van de bronbelasting op renten, royalty’s en dividenden te monitoren. In de tabellen die DNB jaarlijks publiceert over bfi’s zullen voortaan de stromen naar laagbelastende jurisdicties apart worden getoond. Jaarlijks zullen deze gegevens, namelijk de tabellen die DNB zal rapporteren over deze financiële stromen en de gegevens uit de aangiften bronbelasting op renten, royalty’s en dividenden, worden gemonitord en zal hierover aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd. Ook zal ik, zoals reeds aangegeven in de hiervoor aangehaalde brief, in lijn met de motie van de leden Omtzigt (CDA), Van Weyenberg (D66) en Bruins (CU)7 in het kader van de monitoring van de effecten van de bronbelasting vanaf 2023 – het jaar waarin vermoedelijk een eerste effectmeting van de bronbelasting op renten en royalty’s kan worden uitgevoerd – jaarlijks aangeven of Nederland op koers ligt om niet meer voor te komen in de top vijf van doorstroomlanden.

3. Commissie doorstroomvennootschappen

Het kabinet zet de strijd tegen belastingontwijking eveneens voortvarend door middel van een commissie die onderzoek zal doen naar doorstroomvennootschappen en eventuele beleidsopties om het gebruik van dergelijke vennootschappen in ongewenste situaties tegen te gaan. De commissie komt tot stand naar aanleiding van het verzoek daartoe van de Tweede Kamerleden Omtzigt (CDA) en Van Weyenberg (D66), mede als vervolg op de werkzaamheden van de Adviescommissie.

4. Aanscherping van belastingverdragen

Het is van belang om te voorkomen dat belastingverdragen oneigenlijk kunnen worden gebruikt om belasting te ontwijken. Het opnemen van goede maatregelen tegen verdragsmisbruik is dan ook één van de minimumstandaarden uit het BEPS-project van de OESO en is verdragsbeleid van Nederland.8

Om belastingverdragen in lijn te brengen met de minimumstandaard tegen verdragsmisbruik zet Nederland in op de principal purposes test (PPT). De PPT zoekt door middel van een geobjectiveerde analyse aansluiting bij één van de voornaamste redenen van een constructie of transactie. Als aangenomen kan worden dat het verkrijgen van verdragsvoordelen één van de voornaamste redenen is van een constructie of transactie, dan voorkomt de PPT dat een verdragspartner of Nederland zelf ten onrechte wordt beperkt in de heffingsbevoegdheid. Oneigenlijk gebruik van het Nederlandse verdragennetwerk, bijvoorbeeld door «treaty shopping», kan zo effectief worden tegengegaan.

Het is van belang dat het gehele Nederlandse verdragennetwerk (uiteindelijk) voldoet aan de minimumstandaard tegen verdragsmisbruik. Bestaande verdragen worden zoveel mogelijk aangepast door middel van het Multilateraal Verdrag (MLI).9 Dat verdrag is deze kabinetsperiode door Nederland geratificeerd. Niet al onze verdragspartners zijn echter voornemens om het MLI te tekenen of hebben gekozen om het belastingverdrag buiten de reikwijdte van het MLI te houden. Indien dit verdrag niet voldoet aan de minimumstandaard en er tevens mogelijk sprake is van een risico van substantieel verdragsmisbruik, zullen we deze landen benaderen met het verzoek om de minimumstandaard alsnog overeen te komen. Nieuwe verdragen zal Nederland niet sluiten als de verdragspartner niet bereid is te voldoen aan de minimumstandaard tegen verdragsmisbruik.

5. Tot slot

Dit kabinet heeft veel maatregelen genomen om belastingontwijking tegen te gaan. Het kabinet wil de strijd tegen belastingontwijking en -ontduiking voortvarend voortzetten. In internationaal verband steunt Nederland initiatieven om tot een verdere gecoördineerde aanpak van belastingontwijking te komen. Zo draagt Nederland actief bij om tot internationale oplossingen te komen op het gebied van de winstbelasting. Daarnaast draagt dit kabinet ook met de op dit moment bij uw Kamer voorliggende voorstellen bij aan een meer evenwichtige belastingheffing van multinationals.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Kamerstuk 32 140, nr. 33.

X Noot
2

Kamerstuk 25 087, nr. 188.

X Noot
3

Kamerstuk 25 087, nr. 262.

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 623.

X Noot
5

Kamerbrief aankondiging aanvullende maatregelen tegen dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties Kamerstuk 25 087, nr. 255

X Noot
6

Kamerbrief monitoring van de effecten van de aanpak van belastingontwijking Kamerstuk 25 087, nr. 259

X Noot
7

Kamerstuk 35 302, nr. 50.

X Noot
8

Kamerstuk 25 087, nr. 112 en Kamerstuk 25 087, nr. 256

Naar boven