24 804 Veiligheidsbeleid Burgerluchtvaart

Nr. 97 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2018

Hierbij informeren wij uw Kamer, mede namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken en Defensie, over de jaarlijkse evaluatie van de uitvoering en werking van het Convenant inzake de deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart.

Aanleiding

Op 30 juni 2016 is het «Convenant inzake de deling van dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart» ondertekend (verder: «het convenant») door Nederlandse overheidspartijen, Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers. De doelstelling van het convenant is het nationaal borgen van het delen van dreigingsinformatie tussen de overheid en Nederlandse luchtvaartmaatschappijen zodat luchtvaartmaatschappijen, mede gebaseerd op deze informatie, een goede risico analyse kunnen maken voor een veilige vluchtuitvoering buiten het Nederlandse luchtruim. Uitgangspunt daarbij is dat de soevereine Staten primair verantwoordelijk zijn voor de veiligheid in hun luchtruim en dat luchtvaartmaatschappijen verantwoordelijk zijn voor hun vluchtuitvoering en de keuze welke route wordt gevlogen door opengesteld luchtruim.

Voorts zijn er in het convenant afspraken vastgelegd over de wijze van informatiedeling, de vertrouwelijkheid van informatie, geheimhouding en de verantwoordelijkheid voor de volledigheid van de informatie en het gebruik daarvan.

In het convenant is bepaald dat de uitvoering en de werking van het convenant jaarlijks wordt geëvalueerd. Bij brief van 6 juli 2017 is uw Kamer over de eerste evaluatie geïnformeerd. Mede namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken en Defensie informeren wij u hierbij over de tweede evaluatie. Deze evaluatie betreft de periode van 30 juni 2017 tot en met 30 juni 2018.

Conclusie

De conclusie is dat het in het convenant beoogde doel nog altijd wordt bereikt. Er bestaat dan ook geen behoefte de inhoud van het convenant te wijzigen. De inzet van Nederland wordt in internationaal overleg gewaardeerd. Alle convenantspartijen onderschrijven het belang om, mede gelet op de ontwikkelingen in EU-verband, binnen de kaders van het convenant zeker te stellen dat over voldoende inzet en middelen kan worden beschikt die nodig zijn om het convenant uit te voeren. Tevens wordt de komende periode aandacht besteed aan het verder borgen van kennis en expertise ten aanzien van vliegen over conflictgebieden.

Convenant

Onder het convenant zijn twee overleggremia ingesteld: de stuurgroep «dreigingsinformatie burgerluchtvaart» en de expertgroep «dreigingsinformatie burgerluchtvaart». Beide gremia staan onder voorzitterschap van de NCTV en vicevoorzitterschap van IenW.

Stuurgroep

De stuurgroep heeft tot taak toe te zien op een goede uitvoering van het convenant en, indien hiertoe aanleiding is, bij te sturen. De stuurgroep, waarin alle partijen die het convenant hebben ondertekend zitting hebben, is in de afgelopen periode twee maal bij elkaar gekomen. De stuurgroep heeft op basis van opgedane ervaringen dit jaar aanleiding gezien nadere werkafspraken te maken over de rollen en taken van de stuurgroepleden. De komende periode zal hier verdere aandacht voor zijn.

Expertgroep

De expertgroep, waarin de overheid en luchtvaartmaatschappijen zitting hebben, heeft tot taak niet-openbare, voor de burgerluchtvaart relevante dreigingsinformatie in een vertrouwelijke setting te delen en te bespreken, zowel in het geval van acute en concrete dreigingsinformatie als in het geval van niet-acute en niet-concrete dreigingsinformatie. Gedurende de evaluatieperiode zijn negen bijeenkomsten van de expertgroep geweest. Tijdens deze overleggen is casuïstiek besproken die werd ingebracht door zowel de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen als de overheidspartijen. Daarnaast is er ingezet op verdere kennisontwikkeling ten aanzien van vliegen over conflictgebieden.

Voorts wordt in de expertgroep de inbreng in en terugkoppeling uit de internationale overleggen over het overvliegen van conflictgebieden besproken en afgestemd (het zogenaamde DG HOME overleg, EASA overleggen en ICAO). De invulling van de expertgroep heeft tot gevolg dat de leden van de expertgroep in Europees verband beter in staat zijn hun verantwoordelijkheid ten aanzien van deze overleggen te nemen.

De ervaring leert dat tot op heden informatie snel genoeg gedeeld kan worden. Door de samenwerking in de expertgroep hebben de overheidspartijen en luchtvaartmaatschappijen beter inzicht in elkaars processen gekregen, hetgeen positieve invloed heeft op de samenwerking. Indien nodig weten de leden van de expertgroep elkaar ook tussen de reguliere overleggen goed te vinden om acute casuïstiek te bespreken. Een voorbeeld hiervan is de militaire interventie in Syrië in april 2018 waarbij veelvuldig contact is geweest tussen de overheid en luchtvaartmaatschappijen over de veranderlijke situatie. De afgelopen periode is geconstateerd dat de werkafspraken die na ondertekening van het convenant in 2016 zijn opgesteld hebben bijgedragen aan het functioneren van de expertgroep.

Doorkijk naar de toekomst

Deze evaluatieperiode is gebleken dat de informatie- en besluitvormingsstructuren van DGHOME en van EASA en tussen deze beide organisaties een steeds belangrijkere rol voor lidstaten en luchtvaartmaatschappijen spelen. Enerzijds is dit het geval omdat er steeds meer dreigingsinformatie wordt gedeeld in het DGHOME-overleg. Anderzijds doet EASA op basis van de uitkomsten van het DGHOME-overleg vaker aanbevelingen over vliegroutes boven conflictgebieden. Voor dit besluitvormingsproces is een juiste beeldvorming van de situatie in en boven conflictgebieden van groot belang, alsmede de aansluiting hiervan bij de behoeften van luchtvaartmaatschappijen. Er zal de komende periode aandacht zijn voor het verder inbedden van de Europese dimensie binnen de expertgroep.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven