Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2019
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft mij verzocht om een reactie op
een bericht van het Brabants Dagblad van 21 augustus jl. Hierin staat dat één van
de gedetineerden die op 4 mei jl. de dodenherdenking in Vught verstoorde, een financiële
vergoeding heeft gekregen. Met deze brief ga ik in op dit verzoek.
Zoals ik eerder heb aangegeven, vind ik het onacceptabel dat de stilte van de dodenherdenking
in Vught door geschreeuw van gedetineerden is verstoord. De directie van de PI Vught
bekijkt in afstemming met de gemeente Vught hoe dergelijke ordeverstoringen in de
toekomst kunnen worden voorkomen.
Vijf gedetineerden zijn naar aanleiding van deze verstoring gestraft met een verblijf
in de afzonderingscel. Het plaatsen van een gedetineerde in de afzonderingscel als
straf is een zware maatregel, die aan strikte procedures is onderworpen.
Als een gedetineerde bezwaar maakt tegen de aan hem of haar opgelegde disciplinaire
maatregel, bekijkt de commissie van toezicht van de PI of de maatregel terecht en
conform de procedure is opgelegd. Is dat niet het geval, dan kan de commissie besluiten
daar een vergoeding tegenover te zetten.
Bij één van de vijf gedetineerden zijn in de administratieve procedure die bij deze
maatregel hoort tekortkomingen geconstateerd. Deze gedetineerde had op 5 mei jl. een
beschikking moeten krijgen waarin de maatregel aan hem werd aangekondigd. Deze is
te laat uitgereikt. Daarnaast moet ook nog een formele beschikking worden overhandigd,
die door de directeur is ondertekend. In de stukken die in het kader van de bezwaarprocedure
zijn aangeleverd bij de commissie zat echter een beschikking die niet was ondertekend
door de directeur. Per tekortkoming heeft de voorzitter van de commissie een vergoeding
van € 13,50 toegekend, waardoor de totale vergoeding aan de gedetineerde € 27,– bedroeg.
De procedure is in deze casus, in dit individuele geval, onvoldoende zorgvuldig doorlopen.
Hiervoor heb ik aandacht gevraagd bij de directie van de DJI.
Ik vind het van belang om te benadrukken dat de maatregel zelf daadwerkelijk is opgelegd
en volgens de commissie van toezicht ook terecht is opgelegd. Betrokkenen hebben de
consequenties van hun actie ondergaan. Ik hoop dat deze wetenschap enige genoegdoening
biedt aan de mensen die door dit incident geraakt en gekwetst zijn.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker