Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2016
Bij deze kom ik tegemoet aan het verzoek van het lid Krol (50Plus) (Handelingen II
2015/16, nr. 34, item 16), mede namens de groep Kuzu/Özturk (GrKÖ), om per brief te reageren op het rapport
«Geldzaken in de praktijk 2015» van het Nibud. In deze brief ga ik in op het signaal
van het Nibud, geef ik aan wat het kabinet doet om schulden zoveel mogelijk te voorkomen
en verwijs ik naar antwoorden op schriftelijke Kamervragen Aanhangsel Handelingen
II 2015/16, nr. 1349) over dit rapport.
Sinds 2005 doet het Nibud een keer in de drie jaar onderzoek naar de manier waarop
Nederlanders met hun geld omgaan en hun geldzaken organiseren. Het Nibud concludeert
dat in 2015 – net als in 2012 – 45% van de Nederlandse huishoudens soms moeite heeft
met rondkomen. Het kabinet vindt het zorgelijk als mensen herhaaldelijk te maken hebben
met betalingsachterstanden. Het is in dergelijke situaties van groot belang dat inkomsten
en uitgaven zo snel mogelijk weer in evenwicht worden gebracht. Het Nibud-rapport
maakt ook duidelijk dat er positief nieuws is ten aanzien van de financiële zelfredzaamheid
van Nederlandse burgers. Meer Nederlanders (43%) blijken hun financiën in kaart te
brengen. Zij bekijken wekelijks hun banksaldo, werken maandelijks hun administratie
bij en houden minimaal één keer per jaar hun uitgaven bij. In 2012 lag dit cijfer
nog op 33%. Daarnaast komen meer Nederlanders hun betalingsverplichtingen na en passen
hun koopgedrag aan het beschikbare budget aan. In 2012 lag dit cijfer op 54%; nu ligt
het cijfer op 58%.
Het kabinet blijft zich inzetten om de schuldenproblematiek bij mensen in Nederland
zo veel mogelijk te voorkomen. In het Nibud-rapport geven respondenten aan dat zij
hoge vaste lasten (zoals huur) en hoge zorgkosten als belangrijke redenen zien dat zij niet kunnen rondkomen. Het kabinet heeft
de afgelopen jaren extra oog gehad voor burgers in de laagste inkomensgroepen. Voor
hen geldt dat stijgende huur- en zorgkosten grotendeels worden gecompenseerd via een
hogere huur- en zorgtoeslag. Daarnaast houdt het kabinet de koopkracht van mensen,
met name van de lagere inkomens, nauwlettend in de gaten. Zo zijn werkenden met een
laag inkomen er door kabinetsbeleid fors op vooruitgegaan en zijn minima (vooral met
kinderen) zo veel mogelijk ontzien. Dit jaar gaan uitkeringsgerechtigden er in doorsnee
0,7% op vooruit, omdat het kabinet de koopkracht voor deze groepen heeft gerepareerd
via uitstel van de bezuiniging op de huurtoeslag, een verlenging van de tijdelijke
verhoging van de zorgtoeslag en via een hoger kindgebonden budget en kinderbijslag.
In reactie op de schriftelijke Kamervragen van uw leden Bashir en Karabulut1 (beiden SP) is de Minister van Wonen en Rijksdienst, mede namens mij, ingegaan op
berichten dat huurverhogingen leiden tot armoede. In reactie op schriftelijke Kamervragen
van de leden Yücel, Bouwmeester en Otwin van Dijk over het rapport van Nibud, ben
ik recent, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, specifiek
ingegaan op vragen omtrent de relatie met zorgkosten. Ik verwijs u hierbij graag naar
deze antwoorden (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1349).
Tot slot wil ik benadrukken dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor zijn financiële
situatie. Maar als mensen er financieel zelf niet meer uitkomen kunnen zij terecht
bij de gemeente. Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het aanbieden van
schuldhulpverlening aan hun burgers. Hier hoort ook preventie van schulden en het
bieden van maatwerk bij. Uit de praktijk en uit onderzoeken, zoals het onderzoek van
het Nibud en het recent uitgevoerde onderzoek Huishoudens in de rode cijfers 20152, blijkt dat het van groot belang is dat gemeenten deze ondersteuning laagdrempelig
aanbieden. Het kabinet ondersteunt en faciliteert gemeenten hierbij, bijvoorbeeld
door kennisuitwisseling hierover te bevorderen. Ook heeft het kabinet 100 miljoen
euro per jaar extra uitgetrokken voor armoede- en schuldenbeleid, waarvan 90 miljoen
euro voor gemeenten. Zo kunnen gemeenten meer werk maken van het voorkomen, signaleren
en verhelpen van schulden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma