Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2015
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën stuur ik u hierbij de uitkomsten van
de specifieke uitvoeringstoets die het kabinet heeft laten uitvoeren met betrekking
tot invoering van de kostendelersnorm in de berekening van de beslagvrije voet. Aanleiding
voor deze specifieke uitvoeringstoets waren de signalen van verschillende partijen
over de toenemende complexiteit en het voornemen van het kabinet om de regels voor
het bepalen van de beslagvrije voet te vereenvoudigen1.
Ten behoeve van de specifieke uitvoeringstoets heb ik de Staatssecretaris van Financiën
gevraagd een uitvoeringstoets te mogen ontvangen naar de invoering van de kostendelersnorm
in de berekening van de beslagvrije voet met ingang van 1 juli 2015. Deze toets heb
ik 21 mei jl. ontvangen. Ook heb ik van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders
(KBvG) een brief van 2 april 2015 ontvangen waarin zij haar bezwaren toelicht tegen
het opnemen van de kostendelersnorm in de berekening van de beslagvrije voet. Daarnaast
heb ik nogmaals notie genomen van de bezwaren die partijen, zoals de Landelijke Organisatie
Sociaal Raadslieden en de Nationale ombudsman reeds eerder hebben geuit.
Op basis van alle informatie die ons thans ter beschikking staat, besluit het kabinet
af te zien van invoering van de kostendelersnorm in de berekening van de beslagvrije
voet met ingang van 1 juli 2015. Een definitief besluit zal worden genomen op het
moment dat duidelijkheid bestaat over de nieuwe regels voor de berekening van de beslagvrije
voet.
Zowel de KBvG als de Belastingdienst constateren dat bij invoering van de kostendelersnorm
de complexiteit in de uitvoering verder zal toenemen. Voor een juiste vaststelling
van de beslagvrije voet is beduidend meer informatie nodig dan waarover gerechtsdeurwaarders
en de Belastingdienst beschikken. Meer specifiek gaat het om informatie over
-
– De woonsituatie van de schuldenaar: is er sprake van een commerciële huurders- of
kostgangersrelatie?
-
– De eventuele medewoner(s): wat is de leeftijd van de medebewoner(s) en zijn zij aan
te merken als personen die aan te merken zijn als personen die onderwijs of een beroepsopleiding
volgen als bedoeld in artikel 22a, vierde lid van de participatiewet?
Deze informatie kan niet, met uitzondering van de leeftijd van de eventuele medebewoner,
ontsloten worden via systemen. De informatie moet dus van de schuldenaar worden verkregen.
De ervaring van de KBvG en de Belastingdienst is dat door schuldenaren op informatieverzoeken
nagenoeg niet (goed) wordt gereageerd met als gevolg dat de beslagvrije voet niet
goed wordt vastgesteld. Dit heeft voor een betrokkene grote gevolgen. De Belastingdienst
heeft in haar uitvoeringstoets berekend dat dit een tot € 350 te laag vastgestelde
beslagvrije voet kan opleveren.
De KBvG trekt de conclusie dat het opnemen van de kostendelersnorm in de berekening
van de beslagvrije voet op grote uitvoeringsproblemen zal gaan stuiten. De Belastingdienst
komt tot de conclusie dat invoering niet uitvoerbaar is, omdat de Belastingdienst
niet kan beschikken over de informatie die nodig is om voor de beslagvrije voet de
kostendelersnorm steeds met juistheid vast te stellen. Zou de invoering worden doorgezet,
dan zal dit wat de Belastingdienst betreft gepaard gaan met een significant aantal
foute toepassingen met ingrijpende gevolgen voor de burger. Daarbij weegt zij mee
dat de Belastingdienst er thans met moeite in slaagt de huidige regeling op bevredigende
wijze uit te voeren. Een verdere complicering waarbij de voor een juiste toepassing
vereiste gegevens niet beschikbaar zijn, is dan ook niet verantwoord.
Ik zal de betrokken organisaties met spoed informeren over het besluit om af te zien
van invoering van de kostendelersnorm in de beslagvrije voet per 1 juli 2015.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma