24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 294 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2014

De extra middelen voor armoede- en schuldenbeleid die gemeenten sinds 2013 ontvangen worden ingezet voor het doel waar ze voor bedoeld zijn. Gemeenten zetten de extra middelen in belangrijke mate in voor armoedebestrijding onder kinderen en preventie, de eerder meegegeven speerpunten. Dit is een van de conclusies uit het onderzoek onder alle gemeenten naar het gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid (zie onderzoek in de bijlage1). Ik ben blij met deze conclusie en het algemene beeld dat uit dit onderzoek naar voren komt, omdat het bevestigt dat gemeenten serieus doende zijn mensen die het financieel moeilijk hebben te ondersteunen.

Met het aanbieden van dit onderzoek geef ik invulling aan mijn toezegging om uw Kamer dit najaar te informeren over de wijze waarop gemeenten hun armoede- en schuldenbeleid sinds juni 2013 hebben versterkt. Tevens geef ik hiermee invulling aan een motie van de heer Kuzu en een motie van mevrouw Hamer2. De moties verzochten de regering om in kaart te brengen welke instrumenten en partners gemeenten ter beschikking hebben bij de bestrijding van armoede onder kinderen en onder werkenden.

Uitkomsten onderzoek gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid

Dit voorjaar zijn gemeenten door middel van een veelal telefonisch afgenomen enquête bevraagd over de wijze waarop zij invulling (gaan) geven aan (versterking van) hun armoede- en schuldenbeleid. Alle gemeenten van Nederland hebben deelgenomen aan dit onderzoek en daarmee geeft het een uniek beeld van het gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid. Terecht merken de onderzoekers op dat het een momentopname betreft en dat een deel van de gemeenten op het moment van afnemen van de enquête het beleid nog niet na de gemeenteraadsverkiezingen van maart jl. had vernieuwd. Dit betekent dat de inzet van de extra middelen nog niet volledig in de uitkomsten van het onderzoek kon worden meegenomen.

Inzet extra middelen

Uit het onderzoek komt naar voren dat de door het kabinet aan de gemeenten beschikbaar gestelde extra middelen armoede- en schuldenbeleid (19 miljoen euro in 2013, 70 miljoen euro in 2014 en vanaf 2015 jaarlijks 90 miljoen euro), grotendeels zijn of zullen worden besteed aan dit doel. De extra middelen van 2013 hebben bij bijna twee derde van de gemeenten geresulteerd in een

intensivering van het armoede- en schuldenbeleid. Bij ruim één derde van de gemeenten was dit (nog) niet het geval. De gemeenten die in 2013 het beleid hebben geïntensiveerd hebben dankzij de extra middelen meer mensen uit de doelgroep bereikt, nieuwe methoden/instrumenten met succes geïmplementeerd en zijn nieuwe samenwerkingsrelaties aangegaan. De gemeenten waar nog geen intensivering van het beleid tot stand gekomen was, gaven als redenen hiervoor dat de middelen in 2013 nog redelijk beperkt waren en dat men door de gemeenteraadsverkiezingen nog bezig was om hier invulling aan te geven.

Vrijwel alle gemeenten die op het moment van het onderzoek het beleid ten aanzien van de inzet van de extra middelen vanaf 2014 hadden bepaald, geven aan de komende jaren de extra middelen aan te wenden voor het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. Naast armoedebestrijding onder kinderen en preventie, worden ook de verruiming van vergoedingen, het ontwikkelen van nieuw beleid en het beter in beeld brengen van doelgroepen als bestedingsdoelen genoemd.

Instrumenten en partners tegengaan armoede onder kinderen en werkenden

In het onderzoek is conform het verzoek van de moties van de heer Kuzu en mevrouw Hamer in kaart gebracht welke instrumenten en partners gemeenten ter beschikking hebben bij de bestrijding van armoede onder kinderen en onder werkenden. Dit blijken er veel te zijn. Als belangrijke samenwerkingspartners om armoede onder kinderen tegen te gaan worden bijvoorbeeld particuliere fondsen (zoals Stichting Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds), het welzijns- en maatschappelijk werk, scholen en centra voor Jeugd en Gezin genoemd. Bij het tegengaan van armoede onder werkenden gaat het om partners als de Gemeentelijke kredietbank, het zelfstandigenloket, het welzijns- en maatschappelijk werk en woningcorporaties. Naast het grote aantal partners dat genoemd wordt, valt op dat lang niet alle gemeenten samenwerken met al deze partners. Daar kunnen goede redenen voor zijn, maar het lijkt ook een teken dat gemeenten nog veel van elkaar kunnen leren. Naast de hiervoor reeds genoemde organisaties zijn er veel maatschappelijke organisaties die het armoede- en schuldenbeleid van de gemeenten kunnen ondersteunen. De afgelopen jaren heb ik vele van deze initiatieven ondersteund om daarmee de inzet van vrijwilligers te stimuleren (o.a. Humanitas en SchuldHulpMaatje).

Bij de inzet van instrumenten zien we een vergelijkbaar beeld. Er is een breed scala aan instrumenten beschikbaar en gemeenten verschillen in de mate waarin ze gebruik maken van deze instrumenten. Gemeenten zetten als het gaat om kinderen uit een gezin met een laag inkomen vooral in op deelname aan sport, zwem- en muzieklessen. Ook stellen veel gemeenten een computer en sommige gemeenten (een tegemoetkoming voor de aanschaf van) een fiets ter beschikking. De onderzoekers merken verder op dat het kindpakket bij gemeenten in opkomst is. Om de armoede onder werkenden te bestrijden gaat het bijvoorbeeld om de inzet van instrumenten als schuldregelingen, Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (BBZ) en budgetcoaching.

Aandachtspunten

Het rapport laat ook zien dat gemeenten zich in het armoede- en schuldenbeleid primair focussen op vier doelgroepen. Dit zijn gezinnen met kinderen, alleenstaande ouders met kinderen, uitkeringsgerechtigden en langdurige armen.

Aandachtspunt is het in beeld krijgen van deze doelgroepen (drie op de tien gemeenten geeft aan hiermee problemen te ondervinden). Dit probleem speelt overigens in grotere mate bij «nieuwere» doelgroepen als werknemers en zzp’ers met schulden, werkende armen en eigen woningbezitters met schulden. De eenmalige koopkrachttegemoetkoming 2014 biedt gemeenten de kans om het zicht op de verschillende doelgroepen te vergroten.

Ook komt uit het rapport naar voren dat ongeveer de helft van de gemeenten beperkt zicht heeft op de effectiviteit van het gevoerde beleid. Gemeenten die aangeven dit zicht wel te hebben maken bijvoorbeeld gebruik van een »armoedemonitor», klanttevredenheidsonderzoeken of van de Minima Effect Rapportage van het Nibud. Andere aandachtspunten zijn het relatief grote aantal gemeenten dat knelpunten ondervindt om binnen het armoede- en schuldenbeleid «integraal» te werken en het beperkt aantal gemeenten dat gebruik maakt van de kennis van ervaringsdeskundigen.

Conclusie

Het onderzoek laat zien dat gemeenten zeer doende zijn om hun armoede- en schuldenbeleid goed vorm te geven en waar mogelijk te intensiveren. Van een groot «weglekeffect» van de ongeoormerkte extra middelen is geen sprake. Ook blijkt uit de resultaten dat gemeenten zeer veel instrumenten en partners tot hun beschikking hebben om armoedeproblematiek onder hun burgers tegen te gaan. Er zijn wel verschillen in de mate waarin gemeenten van dit hele scala gebruik maken. Deze verschillen zijn deels goed verklaarbaar uit de diversiteit die tussen gemeenten bestaat (groot of klein, stad of platteland, etc.), maar het rapport bevat ook duidelijke aanwijzingen dat gemeenten nog veel van elkaar kunnen leren. Zelf heb ik diverse goede voorbeelden in het land mogen aanschouwen (zoals de businesscases preventie en vroegsignalering van Amsterdam, Almere en Tilburg). Daarom ga ik, samen met de VNG en Divosa, komend jaar platformbijeenkomsten voor gemeenten organiseren om tegemoet te komen aan hun ondersteuningsbehoefte. Tijdens deze bijeenkomsten zal aandacht zijn voor goede voorbeelden en relevante lessen van aanpakken en ingezette instrumenten. Gestart zal worden met bijeenkomsten rondom mijn speerpunten en de belangrijke aandachtspunten uit het onderzoek. De eerste platformbijeenkomst zal in het eerste kwartaal van 2015 plaatsvinden.

Tot slot onderstreept het onderzoek het belang van maatschappelijke organisaties bij het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. Ik blijf deze organisaties dan ook van harte ondersteunen. Hiertoe stel ik volgend jaar net als dit jaar € 4 miljoen beschikbaar via de subsidieregeling ter stimulering van activiteiten die een duurzame bijdrage leveren aan het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 24 515, nr. 271 en Kamerstuk 33 750 XV, nr. 37.

Naar boven